De volkstelling: spiegel van de samenleving
De opeenvolgende volks-, beroeps- en woningtellingen brachten de veranderingen in de samenleving in beeld. Ze legden de vinger op de zere plekken – de woningellende rond de eeuwwisseling, de woningnood na de Eerste Wereldoorlog (1919, 1930), de zorgen over het onderwijs in de jaren zestig – en evalueerden de ontwikkelingen op een aantal grote thema’s, zoals de wijzigingen in het kerkelijke landschap.
Volkstellingen zijn onze oudste officiële statistieken. Ze verschaffen de basisinformatie voor de statistische beschrijving van de bevolking. Ze bieden een schat aan detailinformatie over een aantal thema’s, zoals de leeftijdsopbouw, de gezinsgrootte, het beroep, de godsdienst, burgerlijke staat en nationaliteit. In de twintigste eeuw is ook gevraagd naar bijzondere onderwerpen, zoals lichamelijke handicaps, huwelijksvruchtbaarheid, onderwijs (academische graad), woon-werkverkeer en sociale welstand. Met deze wisselende vraagstellingen hoopten de statistici te laten zien wat de omvang en de ernst was van actuele vraagstukken waarop beleid dringend gewenst was.
Personen, beroepen, bedrijven
Volkstellingen zijn gehouden vanaf 1795, op onregelmatige tijden en meestal voor specifieke administratieve doelen, zoals het vaststellen van de belastingen en de afbakening van militiedistricten. Vanaf 1829 vonden de tellingen elke tien jaar plaats. De volkstellingen waren georganiseerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken, vanaf 1899 was dat de verantwoordelijkheid van het CBS. De veertiende volkstelling van 1971 was, onverwacht, de laatste.
Proeftuin voor innovatie
Na afloop van een telling moesten vele honderdduizenden formulieren worden geteld. De verwer-king van de formulieren was dan ook een dankbare proeftuin voor een tijd en arbeid besparende mechanische bewerking. Tot 1920 zijn de formulieren nog allemaal met de hand verwerkt, daarna gebeurde dat met de zogeheten classicompteur, een tafelmodel telmachine met 60 toetsen, met onder elke toets een telwerk. Na elke druk op een toets werd het telwerk met 1 verhoogd. In 1930 is het CBS overgegaan op het gebruik van ponskaarten en verwerking met Hollerith-machines. Zowel het tellen van de formulieren als de controles op fouten en onwaarschijnlijkheden gingen veel sneller, er konden bovendien meer en extra tabellen worden samengesteld. Vanaf 1960 zijn de volkstellingsgegevens verwerkt en gecontroleerd met de computer.
En wat levert dat allemaal op?
Voor de eerste telling in 1899 had het CBS twaalf vragen geformuleerd. Ze pasten op één velletje, een blauwe voor mannen, een roze voor vrouwen. De officiële teldatum was 31 december 1899. Om alle formulieren te verwerken, kreeg het bureau er – tijdelijk – honderd man personeel bij. Koortsachtig gewerkt is er, in dag- en nachtploegen. Na nog geen tien maanden rekenen konden de tabellen met de gegevens van de elf provincies aan de minister van Binnenlandse Zaken worden aangeboden. Na nog eens nauwelijks een jaar verscheen een samenvattend deel met de uitkomsten voor het hele land. Later volgden nog de uitkomsten van de beroepstelling en de woningstatistiek, alles bij elkaar een kleine 10 duizend pagina’s tabellen met toelichtende teksten. Vanaf dat moment weten we dat Nederland 5 104 137 inwoners had op 31 december 1899, van wie 3 151 536 ongetrouwd, 1 678 851 duizend getrouwd (inclusief 3 129 inwoners die gescheiden waren van tafel en bed), 267 798 inwoners verweduwd en 5 871 gescheiden. Hemmen (Gelderland) was de kleinste gemeente met 214 inwoners, Amsterdam de grootste (510,8 duizend inwoners, 10 procent van de totale bevolking). In negen van de 1 121 gemeenten woonde geen enkele 80-plusser.
Virtueel tellen
Voor de volkstellingen van 1981 en 1991 zijn de gewenste gegevens opgehaald uit bevolkingsregis-ters en aangevuld met resultaten van steeproefonderzoek. Volledig consistent en vergelijkbaar met de oudste tellingen is de moderne telling dus niet. In 2004 (Volkstelling 2001) en 2014 (Volkstelling 2011) zijn opnieuw volkstellingtabellen gepubliceerd. Bureauwerk was het volkstellen inmiddels geworden, dankzij het registergebruik: er ging geen teller meer de straat op, er hoefde geen burger meer te worden lastig gevallen en geen postzegel meer te worden geplakt. Personen waren onherkenbaar, de non-response nul en de cijfers – als altijd – onverdacht.
De virtuele volkstelling van 2001 is gemaakt met registerdata en steekproefgegevens. De bulk van de data komt uit de Gemeentelijke basisadministratie van 1 januari 2001. Daaraan toegevoegd zijn gegevens uit het Sociaal Statistisch Bestand, de Enquête beroepsbevolking, het Woningregister en het Woningbehoefte-onderzoek, en de Enquête werkgelegenheid en lonen. In 2011 kon de volkstelling al bijna volledig worden samengesteld uit officiële registers. De telling was evengoed een gigantische operatie: er moesten aan opdrachtgever Eurostat, het statistiekbureau van de Europese Unie in Luxemburg, meer dan 10 duizend tabellen worden geleverd met 10 miljoen cellen. In ruim vier jaar hebben vijftien mensen eraan gewerkt. Kosten: 1,4 miljoen euro.
Slechts weinig statistische bureaus waren zover als het CBS. Alleen in Denemarken en Finland werd de telling op dezelfde manier gedaan, met een registercensus. Uniek voor Nederland was het bijschatten van in registers ontbrekende gegevens met survey-onderzoek. Duitsland telde de bevolking nog traditioneel met een micro-census, een steekproef van 10 procent van de bevolking. Frankrijk gebruikte een zogeheten rolling census: elk jaar werd een klein stukje van het land geteld, tot na vijf jaar het hele land in kaart gebracht was. In die vijf jaar zijn natuurlijk veel mensen verhuisd. Om die reden ontbreken veel Fransen in de rolling census, en zitten in de totaaltelling veel dubbeltellingen. Voor dat probleem hebben de Fransen nog steeds geen goede oplossing. Het kon ook nog traditioneler: op het platteland van Albanië gingen de tellers op de rug van een ezel met formulieren langs de boerderijen om hun informatie op te halen.
Zelfs daklozen
Het gebruik van registers geeft geen informatieverlies. Het CBS heeft nagenoeg alle groepen in de samenleving in beeld gekregen. Zelfs de dak- en thuislozen, het klassieke voorbeeld van vergeten groepen. Ook die zijn tegenwoordig in registers te volgen, zoals de lijsten van personen die verblijven in dag- en nachtopvang-voorzieningen (bron: Federatie Opvang), de dakloze verslaafden uit het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem, en degenen zonder vaste verblijfsplaats volgens het Besluit Adreslozen van de Wet Werk en Bijstand. Uiteraard met inachtneming van de privacyregels.
Digitalisering
Bij zijn eeuwfeest in 1999 besloot het CBS om alle volkstellingen 1795–1971 te digitaliseren. Dat is gedaan in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI), en met geld van het CBS en de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De 193 banden met ruim 42 duizend bladzijden tabellen en toelichtingen zijn allemaal verwerkt. In november 2004 ging de website www.volkstellingen.nl de lucht in. Onderzoekers kunnen vanaf dat moment de volkstellingstabellen achter hun bureau raadplegen.