Curiosa uit Ce-bu-sta Nieuws (1950)
Van het personeelsblad De Wekker (1941) zijn maar negen afleveringen verschenen. Het verdween na een poging het blad onder de vleugels van het Nederlandsch Arbeidsfront te brengen. Vanaf januari 1946 was er een nieuw personeelsblad, Ce-bu-sta Nieuws. Tijdloos zijn de kortingsacties, de bonte avonden, de voetbaltoernooien, de goede-doelenacties.
Van het personeelsblad De Wekker verschenen slechts negen nummers. Aan het einde van 1941 is in een poging tot nazificering geprobeerd het blad ondergeschikt te maken aan de gemeenschap Vreugde en Arbeid, de ontspanningsafdeling van het Nederlandsche Arbeidsfront. Het was in de oorlog de enige toegestane vakcentrale, maar in de praktijk een vehikel dat de bedrijfsgemeenschap hoopte te winnen voor het nationaal-socialisme. Daarop heeft de redactie het blad geliquideerd.
Ce-bu-sta Nieuws
Na de oorlog pakte de oude redactie van De Wekker de zaken weer op. Het Wekker Comité zou proberen een personeelsvereniging op te richten. Eind december is het personeel over de plannen geïnformeerd. Nog geen maand later hadden zich al 430 collega’s gemeld, genoeg om te starten.
Een gulden per maand kostte het lidmaatschap. Maar daar kreeg het veel voor terug. De verenging, die bestaat tot op de dag van vandaag, bood een keur aan activiteiten aan: recreatief sporten (wandelen, gymnastiek, zwemmen, vissen, tafeltennis, schermen, korfbal); ontspanning (dansen, toneel, zang en muziek, bridge, klaverjassen, dammen, schaken, biljarten); het organiseerde lezingen- en filmavonden. In het personeelsorgaan dat Ce-bu-sta Nieuws (1946) moest gaan heten, zou van deze activiteiten verslag gedaan worden. Maar er was ook ruimte voor reisbeschrijvingen, schaakproblemen, hersengymnastiek, tekeningen, anekdotes, mopjes. De heer B. Bezemer was de onvermoeibare redactiesecretaris.
Verandering van decor
In de jaargang 1950 bleek de redactie vooral een voorkeur te hebben voor vreemde decors. Onder de titel ’Het land waar ik verbleef’ was een serie artikelen opgenomen met de belevenissen van Indonesiëganger Van N, met illustraties van eigen hand. Collega C. Regeer schreef over zijn vakantie in Denemarken. Bezemer vertelde in enkele afleveringen over de weken dat hij op zijn Solex het land had doorkruist. Hilarisch waren de wederwaardigheden van de studiereis die Kees Oomens, chef van de afdeling Conjunctuuronderzoek, ondernam met collega’s Jan van IJzeren, mej. A.H. Pott naar New York en Washington. Ze waren met de boot gegaan, de Noordam, en waren acht dagen onderweg geweest. Oomens was drie dagen zeeziek. Dat hij uit voorzorg alleen maar droge broodjes had gegeten, hielp hem niet. ‘Zelfs de gedachte aan de Nationale Jaarrekeningen kon me niet opkikkeren.’ Met bridgen, tafeltennis en het opgewonden aanschouwen van de laatste Amerikaanse badmode (‘een geel-satijnen badbroekje gedragen door een verder zeer mannelijken man’ en de ’vreemdsoortige bekleding van de dames’, die overigens snel wende) had hij de dagen op de boot stukgeslagen. Pott, chef van de loonstatistieken, was vooral onder de indruk van de ‘nationale drank coca cola die hier kortweg kook heet’; van de ‘negerbediening’ in de hotels, waarbij het haar was opgevallen dat een neger binnen twee minuten je hotelkamer kon doen; en van de betoverende jonge Zweed met honingblonde lokken en hemelsblauwe ogen in de studiegroep.
Ce-bu-sta-zolen en chocoladewikkels
Onder het motto: ‘Geen schoenen zonder Ce-bu-sta-zolen!!!’ bood de personeelsclub een schoenreparatieservice. Iedere maandag om 12.30 nam de schoenmaker bij het trapje in de recreatiezaal de schoenen in, op vrijdag 12.30 konden de schoenen weer worden opgehaald. De chef van de bodedienst N.J.M. Koppers gaf rijlessen. In twaalf lessen werd je voorbereid op het examen. Van de eerste lichting cursisten die Koppers had opgeleid, was iedereen in een keer geslaagd.
De intellectuelen onder het personeel konden profiteren van de aanbieding van de tweedelige (kleine) Winkler Prins Encyclopedie voor 45 gulden. De organisator van de actie was P.J. van Deudekom. Hij was het ook die de muziek- en leesavonden in de recreatiezaal van de Oostduinlaan organiseerde. Het koffiemeisje Thea van ’t Walderveen organiseerde op het bureau de zilveractie: de inzameling van zilverpapier. In het zilverpapier in de wikkels van repen, melkdoppen e.d. zat een kleine hoeveelheid dun gewalst tin, dat kon worden teruggewonnen. Het was dus geld waard. Tot eind jaren vijftig was de inzameling van zilverpapier een veel gebezigde spaarvorm, o.a. voor de missie. Van ’t Walderveen spaarde voor een invalidewagen voor een bevriende, verlamde kennis. ‘Wanneer U de laatste sigaret uit Uw pakje hebt opgestoken of het laatste stukje chocolade van Uw reep hebt opgegeten, bewaar het zilverpapier dan en gooi het niet achteloos weg.’
Het dilettantenorkest
In september 1948 was een zanggezelschap bij elkaar gebracht ter gelegenheid van de onthulling van de gedenksteen met de namen van de oorlogsslachtoffers. Het gezelschap was blijven zingen en was in de loop van 1950 inmiddels zestien man sterk. Het stond onder leiding van de heer Swaap en trad op de jaarlijkse bonte avond op. Collega’s konden er van elkaar genieten. Het Ce-bu-sta Amusementsorkest (de ‘band’) onder leiding van W. Plasmeyer speelde en er was een optreden van de cabaretgroep Cap Klinkenberg, bestaande uit Klinkenberg zelf en zijn begeleidster Jos Tieman. Het cabaret was: moppen tappen, met tot besluit een lied. Verder was er een concert van het accordeonduo Van Someren en Van Gameren jr. De extra attractie was het optreden van de muzikale clown Fantasio. Het optreden werd aangekondigd als ‘een prima variéténummer, dat bij de liefhebbers van dit genre humor ongetwijfeld in de smaak zal vallen.’
Collega’s konden zich ook opgeven voor het interdepartementale dilettanten symfonieorkest. Kunnen spelen was geen voorwaarde, vaardigheidseisen waren er niet. Doel van het orkest was om ‘zelf musiceren onder dilettanten te bevorderen en in goede banen te leiden.’ Het motto was: ‘Na ’t zwoegen op minuut of staat/op nota of beschikking/biedt ons orchest aan d’ ambtenaar/verpozing en verkwikking.’
Deinende marva’s en matrozen
Het interdepartementale Beel-beker voetbaltoernooi op Hemelvaartsdag was goed bezocht geweest. Zestien elftallen hadden zich ingeschreven, waaronder een CBS-elftal dat met winst tegen de elftallen van Justitie en Verkeer en Waterstaat de halve finale wist te bereiken. ’s Avonds werd feest gevierd. Er was een zogeheten ‘om-en-om programma’ georganiseerd: eerst iets op toneel, gevolgd door dansen in de zaal. Het Ce-bu-sta Amusementsorkest trad op vanuit de orkestbak, de Pen Pushers, het dansorkest van Economische Zaken, stond achter in de zaal. Alle departementen lieten zich zien. Directeur-generaal van de Rijksluchtvaartdienst W.J. Backer had de zaal verrast met een optreden als goochelaar. Het koor van Oorlog zong een dramatisch zangspel, begeleid door het Ce-bu-sta Amusementsorkest. Als Les Deux Matelots traden Van Someren en Van Gameren op met een potpourri van zeemansliedjes. Ze waren omringd geweest door een stel deinende marva’s en matrozen.
Commotie onder de kerstboom
De kerstdrive van de bridgeclub had commotie gegeven. Het was misgegaan met de prijzen die mevrouw Snoep had geregeld. Onder de kerstboom in de recreatiezaal hadden die prijzen klaargelegen: 28 gevilde konijnen en 4 dode kippen. Enkele collega’s hadden zich gestoord aan de slachtpartij onder de dieren: ‘De levenden zullen zegevieren en de doden zullen – via de braadpan – hun kerstviering verlevendigen, omdat ze, zij het niet in een bridgespel, kwetsbaar gebleken zijn.’ Bezemer vond het allemaal wat overdreven. Hij genoot van deze avonden: ‘Het elementaire beginsel van de vereniging wordt op deze avonden zo niet verwezenlijkt, dan toch heel dicht benaderd.’ Hij bedankte collega Lodewijk Buitenhuis van de expeditieafdeling nog apart voor zijn aandeel in de avond. Hij had zich verdienstelijk gemaakt door tien konijnen gedurende drie weken asiel te verlenen in zijn werkplaats, waar de beestjes zich tegoed hadden gedaan aan de broodkorsten van collega’s.