Is Nederland overbevolkt?
Overbevolking definieerde dr. Jan Tinbergen, de schrijver van de brochure, als de situatie waarin de balans tussen bevolking en bestaansmiddelen uit het lood was geraakt. ‘Het gaat om een wedstrijd tusschen die twee’, schreef hij. ‘Het gaat er om dat voldoende bestaansmiddelen per persoon aanwezig blijven, door een stijging der productie die met den bevolkingsgroei gelijken tred houdt.’ Even verderop voegde hij daar nog aan toe dat van overbevolking ook sprake is als de productiemiddelen niet langer een bestaan voor iedereen mogelijk maken, een bestaan dat ‘in overeenstemming is met den heerschende levenstandaard van een volk.’
Maar de rek was er nog lang niet uit, schreef hij. Kapitaal was er genoeg. Die kapitaalgoederen waren echter nog lang niet voldoende gebruikt en dat was een kwestie van (gebrek aan) organisatie. Daar moest nu hard aan worden gewerkt. ‘De ordening van den landbouw, georganiseerde ruil met het buitenland, plannen voor stadsuitbreiding, streek- en nationale plannen, ordening van het verkeer, herscholing van arbeiders, conjunctuurpolitiek – dat is de sfeer, waarin nu wordt gedacht.’ Het was zaak alle productieve krachten ten volle te gebruiken en dat moest gebeuren met de overheid als grote regelaar. De overheid moest ervoor zorgen dat inkomens voldoende konden doorstromen en niet ‘in de kous of de brandkast’ verdwenen. Bijvoorbeeld door de belastingen terug te geven in de vorm van werklozensteun, ambtenarensalarissen en uitgaven voor openbare werken. Want: ‘oppotting brengt werkloosheid, doorstroming voorkomt werkloosheid.’