Nulmeting monitor macro-economische context Caribisch Nederland

5. Koopkracht

In hoofdstuk 3 is informatie gegeven over het besteedbaar inkomen op Caribisch Nederland. In hoofdstuk 4 is de inflatie op de BES-eilanden beschreven. In dit hoofdstuk staat de koopkracht centraal: wat kunnen huishoudens met hun inkomen kopen? In de eerste paragraaf staat beschreven wat exact onder koopkracht wordt verstaan en hoe dit berekend wordt door het CBS. In de tweede paragraaf wordt de koopkrachtontwikkeling over de tijd heen beschreven en in de derde paragraaf wordt ingegaan op de koopkrachtontwikkeling van subgroepen op de BES-eilanden.

5.1.Meting koopkrachtontwikkeling

De centrale vraag bij koopkrachtontwikkeling is: wat kunnen huishoudens kopen? Dit is afhankelijk van wat een huishouden te besteden heeft (gestandaardiseerd besteedbaar inkomen) én van het prijsniveau van diensten en goederen (inflatie).

In de eerste plaats wordt dus gekeken naar het besteedbare inkomen van huishoudens (zie ook hoofdstuk 3). Het besteedbare inkomen is gelijk aan het bruto inkomen uit arbeid, eigen onderneming, vermogen, uitkeringen en ontvangen overdrachten, verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies werknemersverzekeringen, premies zorgverzekeringen, en belastingheffing op inkomen en vermogen. Dit besteedbare huishoudinkomen wordt vervolgens gestandaardiseerd. Dit betekent dat het besteedbaar inkomen van een huishouden gecorrigeerd wordt voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Het maakt namelijk uit hoeveel personen in een huishouden van een bepaald inkomen moeten leven én of dit kinderen of volwassenen zijn. Bij dit standaardiseren wordt rekening gehouden met schaalvoordelen die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Immers, een tweepersoonshuishouden heeft geen inkomen nodig dat twee keer zo hoog ligt als van een alleenstaande om dezelfde koopkracht te hebben. Meer specifiek worden met behulp van de OECD-equivalentieschaal alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze worden de welvaartsniveaus van huishoudens dus onderling vergelijkbaar gemaakt. Het resultaat van deze correctie wordt het gestandaardiseerd inkomen of kortweg koopkracht genoemd. Koopkracht kan gezien worden als een maatstaf voor de welvaartspositie van huishoudens en de personen die daartoe behoren.

Bij onderzoek naar koopkracht, wordt vooral gekeken naar veranderingen in de koopkracht: hoeveel kunnen huishoudens dit jaar meer of minder kopen dan een jaar eerder? Met andere woorden, de koopkrachtmutatie staat centraal: de procentuele verandering van de koopkracht tussen twee jaren. Hierbij wordt rekening gehouden met de inflatie die het CBS berekent door middel van de consumentenprijsindex (zie hoofdstuk 4). Het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen wordt dus gedefleerd met behulp van de consumentenprijsindex, waardoor inkomens in de tijd vergelijkbaar worden. Indien het gestandaardiseerd inkomen sterker stijgt dan de prijzen, neemt de koopkracht toe.

Het CBS berekent de dynamische koopkrachtontwikkeling. Dit is de koopkrachtontwikkeling zoals individuen die feitelijk ondergaan. De dynamische koopkracht kan door allerlei oorzaken veranderen. Denk hierbij aan veranderingen in:

  1. het inkomen, bijvoorbeeld door een loonsverhoging, baanwisselingen of pensionering;
  2. de huishoudenssamenstelling, bijvoorbeeld een kind dat het huis uit gaat of partners die uit elkaar gaan;
  3. prijsontwikkelingen.

In de dynamische koopkrachtontwikkeling zijn al deze veranderingen verdisconteerd.56)

De gepresenteerde koopkrachtontwikkeling is de middelste van de naar grootte gerangschikte koopkrachtmutaties. Er wordt dus gekeken naar de mediane koopkrachtontwikkeling. Dit betekent dat bij precies de helft van de populatie de koopkrachtmutatie lager of gelijk is. Door naar de mediaan te kijken wordt bereikt dat positieve en negatieve uitschieters geen invloed hebben op de resultaten (zoals wel het geval kan zijn indien de naar de gemiddelde koopkracht gekeken wordt). Voor meer informatie over (het meten van de) koopkracht, zie: Meten van koopkrachtontwikkeling | CBS.

5.2.Trend koopkracht

In de volgende figuur wordt de mediane koopkrachtontwikkeling over de tijd heen weergegeven voor de drie BES-eilanden. De gegevens die gebruikt zijn voor onderstaande figuur zijn te raadplegen via StatLine - Caribisch NL; koopkrachtontwikkeling personen in particuliere huishoudens (cbs.nl). Op het moment dat voorliggend rapport geschreven werd, waren gegevens over koopkracht bekend tot en met 2022 (voorlopige cijfers). Nieuwe cijfers zullen in de toekomst ook te raadplegen zijn via bovenstaande link.

5.2.1 Mediane koopkrachtontwikkeling
 Bonaire (%)Sint Eustatius (%)Saba (%)
20123,24,54,6
20131,62,33,3
201421,13,1
20154,64,63,1
20162,62,46,3
20171,94,71,7
2018-0,53,40,3
20193,76,65,5
20205,62,74,7
20211,71,21,2
2022*-4,2-3,3-1,6
* Voorlopige cijfers

Bovenstaande figuur toont aan dat er meestal sprake was van een positieve koopkrachtontwikkeling. Dit betekent dat de bevolking van de drie eilanden er in de meeste jaren gemiddeld op vooruit is gegaan. In 2022 was er sprake van een daling van de koopkracht. Het kabinet heeft meerdere maatregelen genomen om de bestaanszekerheid op de drie eilanden te verbeteren.57) Toch laten de (voorlopige) cijfers van 2022 een daling van de koopkracht zien. Dit komt mede door de hoge inflatie op de BES-eilanden (zie het vorige hoofdstuk). Deze hoge inflatie en daarmee samenhangend daling in koopkracht was overigens niet uniek voor Caribisch Nederland, maar was ook te zien in Europees Nederland.58)

5.3.Trend koopkracht voor verschillende groepen.

In de vorige paragraaf was te zien dat er in 2022 sprake was van een daling van de koopkracht. Dit betekent echter niet dat in dat jaar alle personen op de BES-eilanden erop achteruit zijn gegaan. In de volgende figuur wordt het percentage personen weergegeven dat te maken heeft gehad met een koopkrachtdaling over de tijd heen.

5.3.1 Percentage personen met koopkrachtdaling
 Bonaire (%)Sint Eustatius (%)Saba (%)
2012424136
2013454138
2014434838
2015363734
2016434230
2017433941
2018513849
2019393530
2020354432
2021444045
2022*605856
* Voorlopige cijfers

Gemiddeld genomen heeft jaarlijks ongeveer rond de 40 procent van de personen te maken met een daling wat betreft de koopkracht. Dit betekent uiteraard ook dat gemiddeld genomen voor ongeveer 60 procent van de personen sprake was van een stijging van de koopkracht. Figuur 5.3.1 laat zien dat het percentage personen met een koopkrachtdaling in 2022 relatief hoog lag. Voor alle drie de eilanden was voor de meerderheid van de personen sprake van een koopkrachtdaling. Dit is in lijn met Figuur 5.2.1 waarin te zien was dat er in 2022 -in tegenstelling tot de meeste andere jaren- duidelijk sprake was van een koopkrachtdaling.

In de volgende paragrafen zal meer inzicht worden gegeven in voor wie er wel en voor wie er geen sprake was van een koopkrachtdaling. Dit geeft meer zicht op maatschappelijke ontwikkelingen wat betreft koopkracht. Het gaat hier dus niet om verschillen tussen groepen wat betreft de hoogte van het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen (zie hiervoor hoofdstuk 3), maar over verschillen in de ontwikkeling van dit inkomen rekening houdend met het prijsniveau van goederen en diensten (dus de koopkrachtontwikkeling). Er wordt gekeken naar het gemiddelde gestandaardiseerde besteedbare inkomen van een groep, bijvoorbeeld alle alleenstaanden, in een bepaald jaar. Vervolgens wordt een jaar later gekeken naar het inkomen van alle alleenstaanden in dat jaar. Let op: deze groepen hoeven niet exact hetzelfde te zijn in beide jaren. Iemand kan bijvoorbeeld in het eerste jaar wel alleenstaand zijn en in het tweede jaar niet. Stel dat in 2022 de koopkracht van alleenstaanden -1 is. De correcte interpretatie van dat cijfer is dat de gemiddelde koopkracht van alleenstaanden in 2022 ten opzichte van die van alleenstaanden een jaar eerder verslechterd is. Alleenstaanden hadden in 2022 dus één procent minder te besteden dan alleenstaanden een jaar eerder.

5.3.1.Koopkrachtontwikkeling en leeftijd hoofdkostwinner

Eerst wordt beschreven hoe de koopkracht van verschillende leeftijdsgroepen zich ontwikkeld heeft over de tijd heen. Hiervoor worden, net als in hoofdstuk 3, drie leeftijdscategorieën onderscheiden op basis van de leeftijd van de hoofdkostwinner van het huishouden: tot 40 jaar, 40 tot 60 jaar en 60 jaar en ouder. In de volgende drie figuren wordt deze koopkrachtontwikkeling voor elk van de drie BES-eilanden weergegeven.

5.3.1.1 Mediane koopkrachtontwikkeling naar leeftijd hoofdkostwinner Bonaire
 tot 40 jaar (%)40 tot 60 jaar (%)60 jaar of ouder (%)
20124,63,52,9
20133,21,80,4
201442,90,3
20157,35,32,5
20164,33,10,1
20173,23,10,1
20181,30,3-2,8
201965,10,4
20206,24,96,1
20213,43-0,9
2022*-3,7-4,8-3,8
* Voorlopige cijfers

5.3.1.2 Mediane koopkrachtontwikkeling naar leeftijd hoofdkostwinner Sint Eustatius
 tot 40 jaar (%)40 tot 60 jaar (%)60 jaar of ouder (%)
201263,65,6
20134,91,62,2
20142,60,7-0,8
20157,44,14,5
20162,60,86,9
20176,345,4
20183,53,93,3
20199,17,22,1
20205,10,83,4
20213,510,7
2022*-2,5-3,7-2,2
* Voorlopige cijfers

5.3.1.3 Mediane koopkrachtontwikkeling naar leeftijd hoofdkostwinner Saba
 tot 40 jaar (%)40 tot 60 jaar (%)60 jaar of ouder (%)
20124,57,82,8
201354,41,8
20143,63,82,2
20155,13,32,2
20166,87,54,4
20171,81,51,9
20182,11,2-2,5
20198,95,33,7
20205,845
20213,42-1,5
2022*-0,6-1,3-2,5
* Voorlopige cijfers

Zoals in bovenstaande figuren duidelijk wordt, volgt de koopkrachtontwikkeling van de drie leeftijdsgroepen grotendeels een vergelijkbaar patroon.

5.3.2.Koopkrachtontwikkeling en huishoudsamenstelling

Op de eerder genoemde StatLine-pagina, StatLine - Caribisch NL; koopkrachtontwikkeling personen in particuliere huishoudens (cbs.nl), staat ook de koopkrachtontwikkeling uitgesplitst naar huishoudsamenstelling. Net als in eerdere hoofdstukken wordt in dit hoofdstuk enkel gekeken naar de hoofdcategorieën. Figuur 5.3.2.1 tot en met Figuur 5.3.2.3 laten de mediane koopkrachtontwikkeling zien naar huishoudsamenstelling voor elk van de drie BES-eilanden.

5.3.2.1 Mediane koopkrachtontwikkeling naar huishoudsamenstelling Bonaire
 Eenpersoonshuishouden (%)Eenoudergezin (%)Paar, zonder kind (%)Paar, met kind(eren) (%)Overig meerpersoonshuishouden (%)
20122,95,624,73,2
20130,74,40,62,80,8
20140,75,50,44,30,7
20152,57,62,55,95,3
20160,65,60,24,12,6
20170,73,20,13,70,3
2018-2,41,5-2,20,8-0,7
20191,38,81,15,63
20206,19,24,45,45
20210,43,91,23,30,1
2022*-2,4-1,7-5,8-4,6-4,6
* Voorlopige cijfers

5.3.2.2 Mediane koopkrachtontwikkeling naar huishoudsamenstelling Sint Eustatius
 Eenpersoonshuishouden (%)Eenoudergezin (%)Paar, zonder kind (%)Paar, met kind(eren) (%)Overig meerpersoonshuishouden (%)
20125,49,90,55,63,9
20132,12,20,143,5
2014-0,90,7-1,11,62,3
20154,53,24,28,73,2
201625,60,81,83,4
20176,54,13,14,15,2
20182,48,62,94,82,7
201938,92,39,16,8
20203,55,62,1-0,90
20210,63,30,91,81,3
2022*-1,3-3,1-4,5-3-5,2
* Voorlopige cijfers

5.3.2.3 Mediane koopkrachtontwikkeling naar huishoudsamenstelling Saba
 Eenpersoonshuishouden (%)Eenoudergezin (%)Paar, zonder kind (%)Paar, met kind(eren) (%)Overig meerpersoonshuishouden (%)
20123,28,70,67,84
20132,11,81,55,15
201423,81,13,35,4
20152,25,11,65,24,3
20165,38,83,17,87,8
20172,51,80,61,71
2018-1,81,4-2,50,56,2
20194,28,12,77,34,6
20204,27,75,23,56,6
20210,31-1,74-1,6
2022*-3,5-1-4,10,5-1,3
* Voorlopige cijfers

Bovenstaande figuren laten zien dat in de meeste jaren de koopkrachtontwikkeling het meest positief was voor huishoudens met kinderen, namelijk voor eenoudergezinnen en voor paren met kinderen. Dit is ook, zeker de laatste jaren, een groep waarop beleidsmatig gefocust is. Zo is de kinderbijslag in Caribisch Nederland de laatste jaren verhoogd (zie bijlage 2).

5.3.3.Koopkrachtontwikkeling en belangrijkste inkomstenbron

In deze paragraaf staat de koopkrachtontwikkeling beschreven uitgesplitst naar belangrijkste inkomstenbron: aan de ene kant arbeid (werknemer of zelfstandige) als belangrijkste inkomstenbron en aan de andere kant een overdrachtsinkomen (bijvoorbeeld een uitkering). In onderstaande figuren wordt voor Bonaire en Sint Eustatius de mediane koopkrachtontwikkeling weergegeven voor deze twee groepen. Voor Saba was het voor de meeste jaren vanwege de lage aantallen (en het daarmee samenhangende onthullingsrisico) niet mogelijk om de koopkrachtonwikkeling in kaart te brengen voor de groep voor wie een overdrachtsinkomen de voornaamste inkomstenbron is. Daarom ontbreekt hier de figuur met cijfers van Saba.

5.3.3.1 Mediane koopkrachtontwikkeling naar voornaamste inkomstenbron Bonaire
 Inkomen als werknemer/zelfstandige (%)Overdrachtsinkomen (%)
20123,62,9
201320,4
20142,70,3
20155,52,5
20163,1-0,5
20172,40,1
20180-2,8
20194,5-1,3
20205,118,3
20212,5-1
2022*-4,92,2
* Voorlopige cijfers

5.3.3.2 Mediane koopkrachtontwikkeling naar voornaamste inkomstenbron Sint Eustatius
Sint EustatiusInkomen als werknemer/zelfstandige (%)Overdrachtsinkomen (%)
20123,95,7
20133,12,2
20141,6-0,9
20155,44,5
20161,78,5
20173,96,3
20183,53,4
20197,6-0,7
20201,711
20211,70,9
2022*-4,12,5
* Voorlopige cijfers

Figuur 5.3.3.1 toont dat op Bonaire personen met als voornaamste inkomstenbron een inkomen uit arbeid er over het algemeen sterker in koopkracht op vooruit zijn gegaan dan personen voor wie een overdrachtsinkomen de voornaamste inkomstenbron is. Voor Sint Eustatius is dit beeld minder eenduidig (zie Figuur 5.3.3.2). Voor zowel Bonaire als Sint Eustatius is een zeer duidelijke stijging waar te nemen wat betreft de koopkracht in 2020 voor personen van wie de voornaamste inkomstenbron een overdrachtsinkomen is. SZW heeft in die periode de uitkeringen onderstand, AOV en AWW naast de jaarlijkse indexering nog extra verhoogd (zie ook paragraaf 3.1). Bovendien is er een inkomensaanvulling geïntroduceerd voor AOV-gerechtigden met een onvolledige AOV-opbouw en is de onderstand voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten verhoogd. Het meest recente jaar waarvoor de koopkrachtcijfers beschikbaar zijn (2022) laat zien dat personen met als voornaamste inkomstenbron een inkomen uit arbeid een daling hebben in koopkracht. Voor uitkeringsontvangers op Bonaire en Sint Eustatius verbeterde de koopkracht toen wel, onder andere door de stijging van de uitkeringen.

5.3.4.Koopkrachtontwikkeling per inkomenskwartiel

Tot slot wordt in dit hoofdstuk de koopkrachtontwikkeling beschreven voor de vier inkomenskwartielen. De indeling naar inkomenskwartielen houdt in dat alle personen met de 25 procent laagste gestandaardiseerde besteedbare inkomens in het eerste inkomenskwartiel vallen, de volgende 25 procent in het tweede inkomenskwartiel, en zo verder. In onderstaande figuren staat de koopkrachtontwikkeling van de vier groepen visueel weergegeven: in Figuur 5.3.4.1 voor Bonaire, in Figuur 5.3.4.2 voor Sint Eustatius en in Figuur 5.3.4.3 voor Saba. Ook de gegevens voor deze figuren zijn te vinden op de eerder genoemde StatLine-pagina.

5.3.4.1 Mediane koopkrachtontwikkeling naar inkomenskwartiel
 1e kwartiel (%)2e kwartiel (%)3e kwartiel (%)4e kwartiel (%)
20122,94,53,33,2
20130,42,41,52,3
20140,41,72,13,3
201543,25,74,9
20162,92,92,52,5
20170,11,92,22,6
2018-2,1-0,600,1
20191,63,54,24,5
20208,75,25,25,2
2021-0,91,52,43,4
2022*-1,3-4,7-4-5,4
* Voorlopige cijfers

5.3.4.2 Mediane koopkrachtontwikkeling naar inkomenskwartiel Sint Eustatius
 1e kwartiel (%)2e kwartiel (%)3e kwartiel (%)4e kwartiel (%)
20125,67,16,41
201324,43,13,7
2014-0,80,90,12,1
20154,41,54,89,2
20168,50,21,30,6
20176,55,34,50,3
20183,63,52,62,9
20192,36,98,67,7
202010,93,21,8-3,7
20211,20,60,82,2
2022*0,4-2,9-3,7-4,6
* Voorlopige cijfers

5.3.4.3 Mediane koopkrachtontwikkeling naar inkomenskwartiel Saba
 1e kwartiel (%)2e kwartiel (%)3e kwartiel (%)4e kwartiel (%)
20125,45,84,54,4
20131,83,24,24,5
20145,32,840,3
20152,21,14,65,9
201611,85,16,64,3
20171,53,30,31,9
2018-0,6-1,82,90,1
201938,43,66,7
20204,63,55,85,4
2021-0,91,64,91,1
2022*-0,2-1,7-0,4-4,2
* Voorlopige cijfers

Voor Bonaire is te zien dat de koopkrachtontwikkeling, in ieder geval van de bovenste drie inkomenskwartielen, min of meer vergelijkbaar verloopt. Voor Sint Eustatius en Saba zijn de verschillen tussen de groepen wat betreft koopkrachtontwikkeling wat groter. Doordat de groepen hier kleiner zijn, laten de figuren ook een grilliger verloop zien. Zowel voor Bonaire en Sint Eustatius is een piek te zien in 2020 bij het laagste inkomenskwartiel. Dit hangt samen met maatregelen zoals in de vorige paragraaf beschreven. Voor het meest recente jaar is te zien dat de koopkrachtontwikkeling voor alle drie de eilanden het meest gunstig was voor het laagste inkomenskwartiel.

5.4. Conclusie en kanttekeningen

De koopkracht geeft aan hoeveel huishoudens gemiddeld kunnen kopen. Vooral de ontwikkeling van de koopkracht over de tijd heen is relevant om te monitoren. De centrale vraag is hoe het besteedbaar inkomen ontwikkelt ten opzichte van de inflatie. Als het inkomen sneller stijgt dan de inflatie, stijgt de koopkracht. Beleidsmakers vinden koopkrachtcijfers interessant omdat het in samenvattende cijfers weergeeft of personen erop vooruitgaan of niet.

Op de BES-eilanden is de afgelopen jaren meestal sprake geweest van een stijging van de koopkracht. Anders geformuleerd, personen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn er de afgelopen jaren gemiddeld genomen op vooruitgegaan wat betreft koopkracht. Grote uitzondering was 2022. Voorlopige cijfers laten zien dat in dat jaar op alle drie de eilanden sprake is van een koopkrachtdaling. Dit komt mede door de hoge inflatie in dat jaar. De BES-eilanden zijn hierin niet uniek. Deze ontwikkeling was ook te zien in andere delen van de wereld.

Koopkrachtcijfers worden vaak voor verschillende subgroepen in de samenleving weergegeven. Dit geeft beleidsmakers de kans om maatregelen te treffen om de koopkracht van specifieke doelgroepen te laten stijgen.59) Het CBS publiceert op StatLine periodiek de koopkracht voor verschillende (doel)groepen. De laatste jaren is in Caribisch Nederland de stijging van de koopkracht relatief het grootst geweest bij jonge personen, gezinnen met kinderen, personen in huishoudens met een overdrachtsinkomen als voornaamste inkomstenbron en personen die in het laagste inkomenskwartiel zitten.

De brongegevens konden niet in alle gevallen worden gekoppeld. Een gedeelte van de gegevens kon hierdoor niet benut worden. Een aantal waarnemingen wordt bij het vaststellen van de individuele koopkrachtmutaties buiten beschouwing gelaten. Het gaat hierbij om de koopkrachtmutaties van personen in huishoudens waarvan het besteedbaar inkomen in één van de jaren beneden een drempelwaarde ligt.

56) Dit is anders in het geval van een statistische koopkrachtontwikkeling. Hierbij wordt de ontwikkeling van de koopkracht berekend zoals individuen die zouden ondervinden in de veronderstelling dat hun persoonlijke omstandigheden gelijk zouden blijven. Bij deze berekening zouden dus enkel prijsontwikkelingen en veranderingen in de regelgeving meegenomen worden.

57) Verbeteren bestaanszekerheid | CBS

58) Zie Koopkrachtontwikkeling personen; huishoudenskenmerken | CBS en Koopkrachtontwikkeling - Materiële welvaart in Nederland 2024 | CBS.

59) Economisch Bureau Amsterdam heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd waarin de koopkrachteffecten van bepaalde maatregelen zijn verkend. In deze koopkrachtberekeningen zijn inflatiecorrecties niet meegenomen.