Nulmeting monitor macro-economische context Caribisch Nederland
Over deze publicatie
Eind 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland een rapport gepubliceerd waarin zij concluderen dat veel huishoudens in Caribisch Nederland te weinig middelen hebben om rond te komen. Het kabinet heeft meerdere maatregelen genomen om de inkomens te verhogen en de kosten van het levensonderhoud te verlagen.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid willen graag de mogelijke positieve en de eventueel negatieve gevolgen die gepaard (kunnen) gaan met deze maatregelen monitoren. Zij hebben daarom het Centraal Bureau voor de Statistiek gevraagd om een monitor van de macro-economische situatie van Caribisch Nederland op te stellen.
Deze publicatie betreft de nulmeting van deze monitor. In dit rapport worden statistieken rondom meerdere onderwerpen (lonen, inkomens, inflatie, koopkracht, arbeid en bevolking) voor Caribisch Nederland beschreven over de tijd heen.
Samenvatting
Aanleiding
In oktober 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland een rapport gepubliceerd waarin zij concluderen dat veel huishoudens in Caribisch Nederland te weinig middelen hebben om rond te komen.
In een Kamerbrief als reactie op dit rapport zijn meerdere maatregelen aangekondigd om enerzijds de inkomens te verhogen (bijvoorbeeld door het verhogen van het wettelijk minimumloon en van uitkeringen) en anderzijds de kosten van het levensonderhoud te verlagen (bijvoorbeeld door subsidies op nutsvoorzieningen).
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) willen graag de positieve en negatieve gevolgen monitoren die gepaard kunnen gaan met deze maatregelen. Zij hebben daarom het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om een monitor van de macro-economische context van Caribisch Nederland op te stellen.
Onderzoeksopzet
In de zomer en het najaar van 2024 had het CBS nog nauwelijks beschikking over cijfers van 2024. Daarom is besloten eerst een zogenoemde “nulmeting” van de monitor op te stellen waarin vooral de economische context in de periode voor de genomen maatregelen wordt beschreven. Dit is gedaan door beschikbare statistieken op StatLine te beschrijven, aanvullende analyses uit te voeren op bestaande data en nieuwe bronnen van cijfers te verkennen en waar mogelijk op te nemen. Indien beschikbaar zijn de cijfers van 2024 wel opgenomen.
Lonen
De lonen liggen in de bestudeerde periode (2011 tot en met 2022) op Bonaire gemiddeld lager dan op Sint Eustatius en Saba. Het wettelijk minimumloon was in deze periode ook lager op Bonaire. Vanaf juli 2024 bedraagt het wettelijk minimumloon op alle drie de eilanden 1 751 dollar per maand.
Op Bonaire liggen relatief veel lonen in de looncategorie rondom het wettelijk minimumloon. Vooral in de bouw en industrie en in banen die samenhangen met het toerisme (bijvoorbeeld horeca en handel) liggen relatief veel lonen rond dit wettelijk minimum.
Het CBS heeft wel informatie over de lonen die personen in Caribisch Nederland verdienen, maar beschikt niet over administratieve gegevens over hoeveel uur zij hiervoor werken. Het CBS kan daarom niet berekenen hoeveel personen in Caribisch Nederland daadwerkelijk het wettelijk minimumloon verdienen. Uit het laatste Arbeidskrachtenonderzoek (2022) blijkt echter wel dat de meeste werkenden in Caribisch Nederland aangeven voltijd te werken.
Inkomens
Ook de gestandaardiseerde besteedbare inkomens lagen in de bestudeerde periode (2011 tot en met 2022) op Bonaire lager dan op Sint Eustatius en Saba. Dit kan deels komen omdat de lonen hier lager lagen. Voor de meeste huishoudens is inkomen uit arbeid immers de belangrijkste inkomstenbron. Ook verschillende uitkeringen (zoals de onderstand en de Algemene Ouderdomsverzekering) lagen op Bonaire lange tijd lager. Vanaf juli 2024 zijn deze uitkeringen op alle drie de eilanden even hoog.
De inkomensongelijkheid is in de meeste jaren het hoogst op Sint Eustatius en het laagst op Saba. De inkomensongelijkheid is op Bonaire relatief stabiel in de periode 2011-2022. Op Sint Eustatius en Saba lijkt deze iets te zijn afgenomen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het aantal inwoners van Sint Eustatius en Saba relatief laag is. Dit kan invloed hebben op de stabiliteit van de statistieken.
Inflatie
De inflatie op de drie eilanden lag in veel periodes rond de veelgenoemde norm van twee procent. Grote uitzondering is de piek in 2022. Ook in andere landen was op dat moment sprake van hoge inflatiecijfers. Vaak genoemde redenen voor deze wereldwijde piek in inflatie zijn het herstel na de COVID-19-pandemie en de Russische invasie in Oekraïne.
De inflatiecijfers van 2024 in Caribisch Nederland zijn niet uitzonderlijk hoog. Opvallend is wel dat er relatief hoge prijsstijgingen zijn op Bonaire voor hotels en restaurants (ongeveer 10 procent). Dergelijke inflatiecijfers zijn, in vergelijking met eerdere jaren, hoog. Op Sint Eustatius en Saba zijn deze hoge prijsstijgingen in de horeca niet te zien. Of deze prijsstijging wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld de verhogingen van het wettelijk minimumloon, is op basis van deze beschrijvende statistieken niet te zeggen. Wel is bekend dat in de horeca relatief veel personen een loon verdienen rondom het wettelijk minimum.
Wat betreft de communicatiekosten waren er op Bonaire en Sint Eustatius relatief grote prijsdalingen in 2024. Deze daling wordt veroorzaakt door een extra (incidentele) subsidie op internetabonnementen die op 1 januari 2024 is ingegaan. Voor Saba is deze daling niet te zien, omdat in het vierde kwartaal van 2023 de communicatiekosten al lager waren vanwege een eenmalige subsidie die de Eilandraad heeft verstrekt in november 2023.
Koopkracht
In de periode 2012-2020 is de koopkracht in Caribisch Nederland meestal positief geweest. Dit betekent dat de bevolking van de drie eilanden er, wat betreft koopkracht, in de meeste jaren gemiddeld op vooruit is gegaan. In 2022 was er echter wel sprake van een daling van de koopkracht. Dit komt omdat in dat jaar de inflatie hoog was. Dit betekent dat personen met hetzelfde bedrag minder hebben kunnen kopen dan een jaar eerder. Deze daling in koopkracht was ook in andere landen te zien.
Voor zowel Bonaire als Sint Eustatius was in 2020 een duidelijke stijging waar te nemen wat betreft de koopkracht van personen met als voornaamste inkomstenbron een overdrachtsinkomen (bijvoorbeeld een uitkering). Er zijn in die periode meerdere maatregelen genomen om inkomens van deze groep te verhogen. Vanwege de lage aantallen kon voor Saba de koopkrachtonwikkeling van deze groep meestal niet in kaart gebracht worden.
Economie
Het bruto binnenlands product (bbp) op Bonaire is hoger dan op Sint Eustatius en Saba. Dit komt omdat er meer personen op Bonaire wonen. Het bbp per inwoner is doorgaans het hoogst op Sint Eustatius.
Voor Bonaire stijgt het bbp over de tijd heen. Dit komt door de bevolkingsgroei: een dergelijke stijging is niet te zien bij het bbp per inwoner. De ontwikkeling van het bbp voor Saba is relatief constant. Bij Sint Eustatius schommelt het bbp over de tijd heen. Dit komt omdat het bbp op Sint Eustatius sterk wordt beïnvloed door enkele grote bedrijven op het eiland. Deze bedrijven produceren vooral voor de export en zijn afhankelijk van regionale ontwikkelingen in de oliesector. Voor alle drie de eilanden was in 2020 sprake van een (sterke) daling van het bbp. Dit is het gevolg van de coronacrisis. Daarna is op Bonaire en in mindere mate ook op Saba de economie weer gegroeid. Op Sint Eustatius blijft de economie (ook in deze periode) schommelen.
In 2020 is een flinke daling te zien van het aantal toeristen dat de eilanden bezocht. Het toerisme op Bonaire lijkt grotendeels hersteld: er komen na de coronacrisis ongeveer net zo veel toeristen naar het eiland als voor de crisis. Het aantal toeristen op Sint Eustatius en Saba is niet op hetzelfde niveau als voor de coronacrisis.
Arbeid
Over de tijd heen is het werkloosheidspercentage op Saba relatief laag (schommelt rond de drie procent). De werkloosheid op dit eiland is ook relatief stabiel. Op Bonaire is het werkloosheidspercentage afgenomen: aan het begin van de waarneemperiode (2012-2016) was het werkloosheidspercentage ongeveer zes procent en in 2022 was dit drie procent. De fluctuaties wat betreft het werkloosheidspercentage zijn het grootst op Sint Eustatius.
In de periode waarvoor data beschikbaar zijn (2012-2022), is er geen bewijs gevonden voor het op grote schaal ontstaan van zogenoemde “schijnconstructies” door het instellen van een hoger wettelijk minimumloon. Een “schijnconstructie” houdt in dat personen als zelfstandige aan de slag gaan in een baan die zij voorheen als werknemer hadden. Hierdoor behouden zij een inkomen en hoeft de werkgever niet het hogere loon te betalen. In de bestudeerde periode is geen uitzonderlijke stijging te zien wat betreft het aandeel zelfstandigen zonder personeel. De (beleidsmatige) verhogingen van het wettelijk minimumloon waren in de onderzochte periode minder hoog dan in 2024.
De meeste werknemers in Caribisch Nederland geven aan voltijd te werken en hebben een vast contract. Dit is wel afhankelijk van het beroep dat personen hebben. Zo lijken medewerkers in de persoonlijke dienstverlening (bijvoorbeeld reisbegeleiders, koks en barpersoneel) op Bonaire minder vaak voltijd te werken.
Bevolking
Op 1 januari 2024 woonden op Bonaire meer dan 25 duizend personen, op Sint Eustatius 3,2 duizend en op Saba iets meer dan 2 duizend. Vooral op Bonaire is het inwoneraantal gegroeid: op 1 januari 2011 woonden op dit eiland minder dan 16 duizend personen. Dergelijke stijgingen hebben niet plaatsgevonden op Sint Eustatius en Saba. De bevolkingsgroei op deze eilanden kent meer schommelingen. Dit komt ook door administratieve opschoningen van de bevolkingsadministratie.
Migratie is het meest bepalend voor de bevolkingsontwikkeling in Caribisch Nederland. Ongeveer 7 op de 10 inwoners op Bonaire en Sint Eustatius is niet in Caribisch Nederland geboren. Op Saba geldt dit voor meer dan driekwart van de inwoners.
Gegevenshuishouding
Om mogelijke gevolgen van beleid goed te kunnen monitoren is het essentieel dat relevante statistieken beschikbaar zijn. Over veel onderwerpen zijn al cijfers beschikbaar. Er zijn echter ook nog verbetermogelijkheden wat betreft de statistieken over Caribisch Nederland.
Zo is het gemis van administratieve data over het aantal gewerkte uren een belangrijke hiaat. Er worden gesprekken gevoerd om te kijken in hoeverre het mogelijk is om deze informatie beschikbaar te maken. Ook werkt het CBS aan nieuwe statistieken die relevant zijn in het vervolg van de monitoring van de macro-economische context van Caribisch Nederland. Een voorbeeld hiervan is inzicht krijgen in de kosten van de bedrijfsvoering in Caribisch Nederland. Op dit moment verkent het CBS, op verzoek van SZW, of inzicht gegeven kan worden in het aandeel van lonen in de bedrijfslasten en in de winstgevendheid van bedrijven. Ook worden gesprekken gevoerd om te kijken of het mogelijk is om het hebben van problematische schulden in Caribisch Nederland in kaart te brengen.
Om eventuele gevolgen van beleid goed te kunnen monitoren, is het ook belangrijk dat statistieken tijdig beschikbaar komen. Aangezien data verzameld en verwerkt moet worden, duurt het altijd even voordat statistieken gemaakt en gepubliceerd kunnen worden. Het CBS onderzoekt, op verzoek van meerdere ministeries, of bepaalde statistieken versneld beschikbaar gemaakt kunnen worden. Zo is op verzoek van BZK onderzocht of inflatiecijfers versneld gepubliceerd kunnen worden.
Naast de beschikbaarheid van statistieken is een juiste interpretatie van de cijfers ook belangrijk. Daarom heeft het CBS in deze nulmeting beschreven hoe zaken als inflatie, koopkracht en werkloosheid gemeten worden.
Blik vooruit
Het kabinet heeft zowel het wettelijk minimumloon als de uitkeringen (substantieel) verhoogd in 2024. Voor een beperkt aantal terreinen beschikt het CBS op dit moment over cijfers van 2024. Zo lieten recente inflatiecijfers zien dat de inflatie in 2024 niet bijzonder hoog was in Caribisch Nederland (met als opvallende uitzondering de prijsstijgingen op Bonaire voor hotels en restaurants). Ook de beschikbare cijfers over 2024 met betrekking tot de arbeidsmarkt (aantal geregistreerde werkzoekenden op Bonaire en aantal tewerkstellingsvergunningen) laten geen uitzonderlijke ontwikkelingen zien.
Van veel statistieken heeft het CBS op dit moment geen gegevens van 2024. Toekomstige cijfers moeten uitwijzen in welke mate de genomen maatregelen ervoor zorgen dat inwoners in Caribisch Nederland daadwerkelijk meer gaan verdienen, hogere besteedbare inkomens krijgen en hun koopkracht zien stijgen. Ook eventuele gevolgen voor de economie en de arbeidsmarkt kunnen pas op een later moment volledig gemonitord worden.
BZK en SZW zijn daarom voornemens om het CBS te vragen de analyses uit dit rapport in de toekomst (deels) te herhalen. Een optie is om deze in de toekomst weer te geven in een dashboard waarin de resultaten visueel en overzichtelijk weergegeven kunnen worden. Indien mogelijk worden in de toekomst ook cijfers over verblijfsvergunningen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en informatie over de collectieve lastendruk opgenomen.
Overzicht kernindicatoren
In de volgende samenvattende tabellen staan (per eiland) enkele kerncijfers uit het rapport weergegeven.
Kerncijfers Bonaire | Eenheid | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoogte wettelijk minimumloon 1 januari | $ per maand bij 40-urige werkweek | 728 | 771 | 789 | 803 | 815 | 815 | 820 | 825 | 894 | 950 | 950 | 1 045 | 1 236 | 1 5701) |
Verdiende lonen | x 1 000 $ gemiddeld per jaar | 20,85 | 22,15 | 22,6 | 23,48 | 23,64 | 23,61 | 24,25 | 24,23 | 25,03 | 25,4 | 25,64 | 27,03* | - | - |
Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen | x 1 000 $ mediaan per jaar | 15,2 | 15,6 | 16,1 | 16,4 | 16,8 | 17,6 | 17,8 | 17,9 | 18,4 | 18,7 | 19,0 | 19,50* | - | - |
Inkomensongelijkheid | Gini-coëfficiënt | 0,39 | 0,39 | 0,39 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,39 | 0,38 | 0,39 | 0,40* | - | - |
Inflatie | % verandering t.o.v. consumentenprijsindex jaar eerder | 5,3 | 2,9 | 1,7 | 1,5 | -0,9 | 0,5 | 0,6 | 3,4 | 1,3 | -2,5 | 1,7 | 9,7 | 3,8 | 2,52) |
Mediane koopkrachtontwikkeling | % | - | 3,2 | 1,6 | 2 | 4,6 | 2,6 | 1,9 | -0,5 | 3,7 | 5,6 | 1,7 | -4,2* | - | - |
Bruto binnenlands product (reële) | x miljoen $ | - | 443 | 453 | 461 | 476 | 487 | 480 | 499 | 531 | 486 | 543 | 590 | - | - |
Bruto binnenlands product per inwoner (werkelijke prijzen) | x 1 000 $ | - | 24,6 | 24,3 | 24,2 | 24,3 | 25,3 | 24,8 | 25,4 | 27 | 23,7 | 26,3 | 28,4 | - | - |
Werkloosheidspercentage | % | - | 5,8 | - | 6,4 | - | 6,7 | - | 3,2 | - | 4,6 | - | 3,0 | - | - |
Aantal inwoners op 1 januari | x 1 000 | 15,68 | 16,54 | 17,41 | 18,41 | 18,91 | 19,41 | 19,18 | 19,55 | 20,1 | 20,92 | 21,75 | 22,57 | 24,09 | 25,13 |
*Voorlopige cijfers 1) In juli 2024 is dit nog verder verhoogd naar 1 751 dollar per maand. 2) Voor 2024 zijn nog geen jaarcijfers bekend. Dit is het (voorlopige) cijfer van het derde kwartaal van 2024. In het rapport worden overal kwartaalcijfers gebruikt. |
Kerncijfers Sint Eustasius | Eenheid | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoogte wettelijk minimumloon 1 januari | $ per maand bij 40-urige werkweek | 728 | 809 | 848 | 861 | 891 | 922 | 1 005 | 1 056 | 1 120 | 1 149 | 1 149 | 1 265 | 1 446 | 1 5551) |
Verdiende lonen | x 1 000 $ gemiddeld per jaar | 29,6 | 32,89 | 32,76 | 34,31 | 36,27 | 35,94 | 38,07 | 33,86 | 36,32 | 33,68 | 35,01 | 35,32* | - | - |
Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen | x 1 000 $ mediaan per jaar | 15,7 | 17,7 | 18 | 18,5 | 19,6 | 18,8 | 20,6 | 20,2 | 21,1 | 21,4 | 20,8 | 21,20* | - | - |
Inkomensongelijkheid | Gini-coëfficiënt | 0,42 | 0,41 | 0,41 | 0,41 | 0,43 | 0,43 | 0,41 | 0,43 | 0,42 | 0,4 | 0,4 | 0,39* | - | - |
Inflatie | % verandering t.o.v. consumentenprijsindex jaar eerder | 9,9 | 5,3 | 2,3 | 2,6 | -1 | -0,1 | 1,9 | 1,3 | 0,7 | -1,5 | -0,1 | 7,7 | 2,5 | 3,12) |
Mediane koopkrachtontwikkeling | % | - | 4,5 | 2,3 | 1,1 | 4,6 | 2,4 | 4,7 | 3,4 | 6,6 | 2,7 | 1,2 | -3,3* | - | - |
Bruto binnenlands product (reële) | x miljoen $ | - | 139 | 140 | 130 | 135 | 133 | 142 | 125 | 115 | 85 | 103 | 92 | - | - |
Bruto binnenlands product per inwoner (werkelijke prijzen) | x 1 000 $ | - | 34,5 | 34,6 | 33,1 | 37,8 | 40,6 | 43 | 39,5 | 38,4 | 28,2 | 33,4 | 27,3 | - | - |
Werkloosheidspercentage | % | - | 3,2 | - | 8,8 | - | 7,1 | - | 4,3 | - | 2,3 | - | 3,9 | - | - |
Aantal inwoners op 1 januari | x 1 000 | 3,61 | 3,79 | 3,9 | 4,02 | 3,88 | 3,19 | 3,25 | 3,35 | 3,14 | 3,14 | 3,14 | 3,24 | 3,29 | 3,2 |
*Voorlopige cijfers 1) In juli 2024 is dit nog verder verhoogd naar 1 751 dollar per maand. 2) Voor 2024 zijn nog geen jaarcijfers bekend. Dit is het (voorlopige) cijfer van het derde kwartaal van 2024. In het rapport worden overal kwartaalcijfers gebruikt. |
Kerncijfers Saba | Eenheid | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoogte wettelijk minimumloon 1 januari | $ per maand bij 40-urige werkweek | 728 | 777 | 799 | 860 | 882 | 931 | 985 | 985 | 1 076 | 1 134 | 1 134 | 1 246 | 1 433 | 1 6541) |
Verdiende lonen | x 1 000 $ gemiddeld per jaar | 26,59 | 27,05 | 26,87 | 27,24 | 28,38 | 28,51 | 28,32 | 29,02 | 30,35 | 31,28 | 32,21 | 35,49* | - | - |
Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen | x 1 000 $ mediaan per jaar | 15,2 | 17,1 | 17 | 17,7 | 17,8 | 18,2 | 19 | 20 | 21 | 21,6 | 22,3 | 23,80* | - | - |
Inkomensongelijkheid | Gini-coëfficiënt | 0,41 | 0,38 | 0,38 | 0,36 | 0,38 | 0,36 | 0,37 | 0,37 | 0,38 | 0,36 | 0,35 | 0,35* | - | - |
Inflatie | % verandering t.o.v. consumentenprijsindex jaar eerder | 6,4 | 3,7 | 1,2 | 2 | 0,5 | 0,1 | -0,2 | 2,6 | 0,5 | -0,7 | 1,7 | 8,6 | 4 | 2,02) |
Mediane koopkrachtontwikkeling | % | - | 4,6 | 3,3 | 3,1 | 3,1 | 6,3 | 1,7 | 0,3 | 5,5 | 4,7 | 1,2 | -1,6* | - | - |
Bruto binnenlands product (reële) | x miljoen $ | - | 46 | 48 | 48 | 49 | 48 | 48 | 46 | 44 | 41 | 42 | 43 | - | - |
Bruto binnenlands product per inwoner (werkelijke prijzen) | x 1 000 $ | - | 21,6 | 23,8 | 25,4 | 25,1 | 24,5 | 22,9 | 23,5 | 24,3 | 22,8 | 24 | 24,7 | - | - |
Werkloosheidspercentage | % | - | 3,9 | - | 2,5 | - | 3,3 | - | 2,4 | - | 3,1 | - | 2,5 | - | - |
Aantal inwoners op 1 januari | x 1 000 | 1,8 | 1,97 | 1,99 | 1,85 | 1,81 | 1,95 | 2,01 | 2,16 | 1,92 | 1,93 | 1,92 | 1,91 | 2,04 | 2,06 |
*Voorlopige cijfers 1) In juli 2024 is dit nog verder verhoogd naar 1 751 dollar per maand. 2) Voor 2024 zijn nog geen jaarcijfers bekend. Dit is het (voorlopige) cijfer van het derde kwartaal van 2024. In het rapport worden overal kwartaalcijfers gebruikt. |
Summary
Background
In October 2023, the Minimum Income Standard Committee of the Caribbean Netherlands published a report in which it concluded that many households in the Caribbean Netherlands are unable to make ends meet.
In response to this report, the Dutch government announced several measures to boost incomes (e.g. by increasing the statutory minimum wage and benefits) and reduce the cost of living (e.g. by providing allowances to cover utility costs).
The Ministry of the Interior and Kingdom Relations (BZK) and the Ministry of Social Affairs and Employment (SZW) are keen to monitor the positive and negative effects that may be associated with these measures. For this reason, they asked Statistics Netherlands (CBS) to monitor the macroeconomic situation in the Caribbean Netherlands.
Research design
In the summer and autumn of 2024, CBS had hardly any figures available on 2024 yet. The decision was therefore made to conduct a baseline measurement for the monitor first, mainly relating to the economic conditions prior to the measures being taken. This was done by describing the statistics available in StatLine, carrying out some additional analyses on the existing data, and exploring and including new data sources where possible. The 2024 figures are included where available.
Wages
Average wages were lower on Bonaire than on St Eustatius and Saba during the period studied (2011-22). The statutory minimum wage was also lower on Bonaire during this period. Since July 2024, the statutory minimum wage on all three islands has been $1,751 per month.
On Bonaire, the wages of a relatively large number of people are at or close to the statutory minimum. Particularly in the construction sector and manufacturing sector, and in jobs related to tourism (e.g. the accommodation and food services sector and retail), a relatively high proportion of wages are around the statutory minimum.
While CBS has information on the wages earned by individuals in the Caribbean Netherlands, it does not have administrative data on how many hours they work in order to earn those wages. This means that CBS cannot calculate how many people in the Caribbean Netherlands actually earn the statutory minimum wage. However, the latest Labour Force Survey (2022) does show that most working people in the Caribbean Netherlands say they work full-time.
Incomes
Standardised disposable incomes were also lower on Bonaire than on St Eustatius and Saba during the period studied (2011-22). This may be partly because wages were lower on Bonaire. After all, for most households, income derived from work is the main source of income. For a long time, various benefits (such as Social Relief and the General Old Age Pension) were also lower on Bonaire. Since July 2024, these benefits have been equalised across all three islands.
In most years, income inequality is highest on St Eustatius and lowest on Saba. Income inequality was relatively stable on Bonaire from 2011 to 2022, while on St Eustatius and Saba it seems to have decreased slightly. It should be noted, however, that the populations of St Eustatius and Saba are relatively small and this may lead to greater fluctuations in the figures.
Inflation
Inflation on all three islands has generally been around the frequently mentioned standard of two percent. The major exception was the spike in inflation that occurred in 2022. Other countries also experienced high inflation during that period. The reasons cited the most frequently for this global spike in inflation are the post-pandemic economic recovery and Russia’s invasion of Ukraine.
Inflation in the Caribbean Netherlands has not been particularly high in 2024. It is worth noting, however, that there have been relatively large price increases for hotels and restaurants (of around 10 percent) on Bonaire. This is a high rate of inflation compared to previous years. These high price increases are not evident in the same sector on St Eustatius and Saba. It is not possible to say from these descriptive statistics whether these price increases are being caused by the increase in the statutory minimum wage. However, we do know that a relatively high number of workers in the accommodation and food services sector earn wages around the statutory minimum.
Turning to communication costs, Bonaire and St Eustatius saw relatively large price drops in 2024. This was caused by an extra (one-off) allowance for internet connectivity that was introduced on 1 January. No such drop was seen on Saba because communication costs were already lower in Q4 2023 because of a one-off allowance provided by the Island Council in November 2023.
Purchasing power
Between 2012 and 2020, purchasing power in the Caribbean Netherlands moved mainly in a positive direction. This means that the position of the population of the three islands improved on average in most years, with respect to purchasing power. There was a decline in purchasing power in 2022, however. This was because inflation was high that year. This means that individuals were able to buy less with the same amount of money than one year earlier. A similar drop in purchasing power was also seen in other countries.
For both Bonaire and St Eustatius, 2020 saw a marked increase in the purchasing power of individuals whose main source of income is income transfers (such as welfare benefits). Several measures were taken during that period to boost the incomes of this group. For Saba changes in the purchasing power of this group could not usually be measured due to the small numbers of individuals involved.
Economy
The gross domestic product (GDP) of Bonaire is larger than that of St Eustatius and Saba. This is because more people live on Bonaire. On the other hand, GDP per capita is highest on St Eustatius.
Bonaire’s GDP has increased over time. This has been a result of population growth, and there has been no increase in GDP per capita. Saba’s GDP has been relatively constant. St Eustatius’s GDP has fluctuated over time because it has been affected by a few large companies located on the island. Their production is mainly export-oriented and depends on the regional oil sector. All three islands saw a (sharp) drop in GDP in 2020. This was due to the coronavirus pandemic. After that, economic growth resumed in Bonaire and, to a lesser extent, Saba. On St Eustatius, economic output continued to fluctuate.
In 2020, there was a significant drop in the number of tourists visiting the islands. Tourism on Bonaire largely seems to have recovered: about the same number of tourists are visiting the island as did before the coronavirus pandemic. The number of tourists visiting St Eustatius and Saba, on the other hand, has not reached the same level as before the pandemic.
Labour
Historically, Saba’s unemployment rate has been relatively low (at around three percent), and is also relatively stable. Unemployment on Bonaire has dropped: at the beginning of the period studied (2012-2016), the unemployment rate was around 6 percent, and in 2022 it was 3 percent. Fluctuations in unemployment are the largest on St Eustatius.
In the period for which data are available (2012-2022), there was no evidence of the widespread adoption of ‘pseudo’ self-employed status following the introduction of the higher statutory minimum wage. This phenomenon occurs when employees change their official status to self-employed, even though in practice they continue to do the same work as previously. This enables them to continue earning, while their employer can avoid having to pay the higher wage. There was no unusual increase in the share of self-employed persons in the period studied. Increases in the statutory minimum wage during the period studied were lower than they were in 2024.
Most workers in the Caribbean Netherlands report working full-time and have a permanent employment contract. This does depend on what type of work they do, however. Workers on Bonaire providing personal services (e.g. tour guides, cooks and bar staff), for instance, seem to be less likely to work full-time.
Population
On 1 January 2024, there were more than 25 thousand people living on Bonaire, 3.2 thousand on St. Eustatius and just over 2 thousand on Saba. The population of Bonaire has grown, in particular: on 1 January 2011, there were less than 16 thousand people living on the island. No such increase has occurred on St Eustatius and Saba. Population growth on these islands tends to fluctuate more. This is also due to successive administrative corrections to population records.
Migration is the main determinant of population change in the Caribbean Netherlands. Around 7 in 10 residents on Bonaire and St Eustatius were not born in the Caribbean Netherlands. On Saba, more than three-quarters of inhabitants were born outside the Caribbean Netherlands.
Data management
To monitor the potential impact of policies effectively, it is essential that relevant statistics are available. Figures on many subjects are already available. However, there are also opportunities for improvement when it comes to statistics on the Caribbean Netherlands.
There is a significant lack of administrative data on the number of hours worked, for instance. Discussions are underway to ascertain whether it is possible to make this information available. CBS is also working on new statistics that will be relevant to the continued monitoring of the macroeconomic situation in the Caribbean Netherlands. This could include providing a better insight into the cost of doing business in the Caribbean Netherlands. Currently, at the request of the Ministry of Social Affairs and Employment, CBS is exploring whether more insight can be provided into the share of operating expenses that go towards wages, and into the profitability of companies. Discussions are also being held to see whether it is possible to identify problematic debts in the Caribbean Netherlands.
In order to monitor the effectiveness of policies properly, it is also important that statistics are published in a timely manner. This involves collecting and processing data, and so it will always take time before the statistics can be created and published. However, at the request of several ministries, CBS is investigating whether certain statistics can be made available more rapidly. For example, the possibility of publishing inflation figures more quickly was explored at the request of the Ministry of the Interior and Kingdom Relations.
In addition to making statistics available, it is also important that those statistics are interpreted properly. For this reason, in this baseline measurement, CBS has described how phenomena such as inflation, purchasing power and unemployment are measured.
Looking ahead
The cabinet increased both the statutory minimum wage and benefits substantially in 2024. CBS currently only has 2024 figures available in a limited number of areas. For example, recent inflation figures have shown that inflation was not particularly high in the Caribbean Netherlands in 2024 (with the notable exception of price increases for hotels and restaurants on Bonaire). Neither do the figures on the labour market (number of registered job seekers on Bonaire and number of employment permits) that are currently available for 2024 show any exceptional changes.
For many statistics, CBS currently has no data available for 2024. Future figures will need to show to what extent the measures undertaken ensure that residents of the Caribbean Netherlands are actually earning more, enjoying higher disposable incomes and seeing their purchasing power improve. Similarly, the effects on the economy and the labour market can only be fully evaluated at a later date.
The ministries therefore intend to ask CBS to repeat (part of) the analyses in this report in the future. One option will be to display these figures clearly using a dashboard in the future – a single webpage where all relevant results can be consulted easily. If possible, figures on residence permits from the Dutch Immigration and Naturalisation Service (IND) and information on the tax and social security burden will also be included.
Overview of key indicators
The following summary tables show some key figures from the report for each of the islands.
Key figures, Bonaire | Unit | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Level of statutory minimum wage on 1 Jan | $ per month for 40-hour week | 728 | 771 | 789 | 803 | 815 | 815 | 820 | 825 | 894 | 950 | 950 | 1 045 | 1 236 | 1 5701) |
Wages earned | x $1,000, average per year | 20,85 | 22,15 | 22,6 | 23,48 | 23,64 | 23,61 | 24,25 | 24,23 | 25,03 | 25,4 | 25,64 | 27,03* | - | - |
Standardised disposable household income | x $1,000, median per year | 15,2 | 15,6 | 16,1 | 16,4 | 16,8 | 17,6 | 17,8 | 17,9 | 18,4 | 18,7 | 19 | 19,50* | - | - |
Income inequality | Gini coefficient | 0,39 | 0,39 | 0,39 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,39 | 0,38 | 0,39 | 0,40* | - | - |
Inflation | % change in consumer price index, year on year | 5,3 | 2,9 | 1,7 | 1,5 | -0,9 | 0,5 | 0,6 | 3,4 | 1,3 | -2,5 | 1,7 | 9,7 | 3,8 | 2,52) |
Change in median purchasing power | % | - | 3,2 | 1,6 | 2 | 4,6 | 2,6 | 1,9 | -0,5 | 3,7 | 5,6 | 1,7 | -4,2* | - | - |
Gross domestic product (real terms) | x million $ | - | 443 | 453 | 461 | 476 | 487 | 480 | 499 | 531 | 486 | 543 | 590 | - | - |
Gross domestic product per inhabitant (nominal) | x 1,000 $ | - | 24,6 | 24,3 | 24,2 | 24,3 | 25,3 | 24,8 | 25,4 | 27 | 23,7 | 26,3 | 28,4 | - | - |
Unemployment rate | % | - | 5,8 | - | 6,4 | - | 6,7 | - | 3,2 | - | 4,6 | - | 3 | - | - |
Number of inhabitants on 1 January | x 1,000 | 15,68 | 16,54 | 17,41 | 18,41 | 18,91 | 19,41 | 19,18 | 19,55 | 20,1 | 20,92 | 21,75 | 22,57 | 24,09 | 25,13 |
*Provisional figures 1) In July 2024, this was increased further to $1,751 per month 2) No figures available yet for 2024. This is the (provisional) figure for Q3 2024. Quarterly figures are used throughout the report |
Key figures, St. Eustatius | Unit | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Level of statutory minimum wage on 1 Jan | $ per month for 40-hour week | 728 | 809 | 848 | 861 | 891 | 922 | 1 005 | 1 056 | 1 120 | 1 149 | 1 149 | 1 265 | 1 446 | 1 5551) |
Wages earned | x $1,000, average per year | 29,6 | 32,89 | 32,76 | 34,31 | 36,27 | 35,94 | 38,07 | 33,86 | 36,32 | 33,68 | 35,01 | 35,32* | - | - |
Standardised disposable household income | x $1,000, median per year | 15,7 | 17,7 | 18 | 18,5 | 19,6 | 18,8 | 20,6 | 20,2 | 21,1 | 21,4 | 20,8 | 21,20* | - | - |
Income inequality | Gini coefficient | 0,42 | 0,41 | 0,41 | 0,41 | 0,43 | 0,43 | 0,41 | 0,43 | 0,42 | 0,4 | 0,4 | 0,39* | - | - |
Inflation | % change in consumer price index, year on year | 9,9 | 5,3 | 2,3 | 2,6 | -1 | -0,1 | 1,9 | 1,3 | 0,7 | -1,5 | -0,1 | 7,7 | 2,5 | 3,12) |
Change in median purchasing power | % | - | 4,5 | 2,3 | 1,1 | 4,6 | 2,4 | 4,7 | 3,4 | 6,6 | 2,7 | 1,2 | -3,3* | - | - |
Gross domestic product (real terms) | x million $ | - | 139 | 140 | 130 | 135 | 133 | 142 | 125 | 115 | 85 | 103 | 92 | - | - |
Gross domestic product per inhabitant (nominal) | x 1,000 $ | - | 34,5 | 34,6 | 33,1 | 37,8 | 40,6 | 43 | 39,5 | 38,4 | 28,2 | 33,4 | 27,3 | - | - |
Unemployment rate | % | - | 3,2 | - | 8,8 | - | 7,1 | - | 4,3 | - | 2,3 | - | 3,9 | - | - |
Number of inhabitants on 1 January | x 1,000 | 3,61 | 3,79 | 3,9 | 4,02 | 3,88 | 3,19 | 3,25 | 3,35 | 3,14 | 3,14 | 3,14 | 3,24 | 3,29 | 3,2 |
*Provisional figures 1) In July 2024, this was increased further to $1,751 per month 2) No figures available yet for 2024. This is the (provisional) figure for Q3 2024. Quarterly figures are used throughout the report |
Key figures, Saba | Unit | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Level of statutory minimum wage on 1 Jan | $ per month for 40-hour week | 728 | 777 | 799 | 860 | 882 | 931 | 985 | 985 | 1 076 | 1 134 | 1 134 | 1 246 | 1 433 | 1 6541) |
Wages earned | x $1,000, average per year | 26,59 | 27,05 | 26,87 | 27,24 | 28,38 | 28,51 | 28,32 | 29,02 | 30,35 | 31,28 | 32,21 | 35,49* | - | - |
Standardised disposable household income | x $1,000, median per year | 15,2 | 17,1 | 17 | 17,7 | 17,8 | 18,2 | 19 | 20 | 21 | 21,6 | 22,3 | 23,80* | - | - |
Income inequality | Gini coefficient | 0,41 | 0,38 | 0,38 | 0,36 | 0,38 | 0,36 | 0,37 | 0,37 | 0,38 | 0,36 | 0,35 | 0,35* | - | - |
Inflation | % change in consumer price index, year on year | 6,4 | 3,7 | 1,2 | 2 | 0,5 | 0,1 | -0,2 | 2,6 | 0,5 | -0,7 | 1,7 | 8,6 | 4 | 2,02) |
Change in median purchasing power | % | - | 4,6 | 3,3 | 3,1 | 3,1 | 6,3 | 1,7 | 0,3 | 5,5 | 4,7 | 1,2 | -1,6* | - | - |
Gross domestic product (real terms) | x million $ | - | 46 | 48 | 48 | 49 | 48 | 48 | 46 | 44 | 41 | 42 | 43 | - | - |
Gross domestic product per inhabitant (nominal) | x 1,000 $ | - | 21,6 | 23,8 | 25,4 | 25,1 | 24,5 | 22,9 | 23,5 | 24,3 | 22,8 | 24 | 24,7 | - | - |
Unemployment rate | % | - | 3,9 | - | 2,5 | - | 3,3 | - | 2,4 | - | 3,1 | - | 2,5 | - | - |
Number of inhabitants on 1 January | x 1,000 | 1,8 | 1,97 | 1,99 | 1,85 | 1,81 | 1,95 | 2,01 | 2,16 | 1,92 | 1,93 | 1,92 | 1,91 | 2,04 | 2,06 |
*Provisional figures 1) In July 2024, this was increased further to $1,751 per month 2) No figures available yet for 2024. This is the (provisional) figure for Q3 2024. Quarterly figures are used throughout the report |
1. Inleiding
1.1.Aanleiding
Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat sinds 2010 uit de volgende vier landen: Aruba, Curaçao, Nederland en Sint Maarten. Het land Nederland bestaat uit een Europees deel en uit een Caribisch deel. Caribisch Nederland bestaat uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.1) Voor deze drie eilanden wordt ook weleens de term bijzondere gemeenten en de afkorting BES-eilanden gebruikt.
In oktober 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland (hierna: de Commissie) het rapport “Een waardig bestaan: Een sociaal minimum dat voorziet in toenemend perspectief op zelfredzaamheid” gepubliceerd. De opdracht van de Commissie was om aan te geven wat burgers van Bonaire, Sint Eustatius en Saba nodig hebben om rond te komen en om te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. De Commissie concludeert onder andere dat veel huishoudens met minder middelen rond moeten komen dan het in het rapport voorgestelde sociaal minimum. In het rapport worden meerdere aanbevelingen gedaan gericht op het verhogen van de inkomens en het verlagen van de kosten van het levensonderhoud.
In een Kamerbrief (februari 2024) gaven de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties een reactie op dit rapport. Hierin werd onderschreven dat iedereen moet kunnen beschikken over voldoende middelen om rond te komen en om mee te kunnen doen in de samenleving. Ongeacht waar je woont in Nederland. In lijn met het rapport zet het kabinet middelen in om de inkomens in Caribisch Nederland te verhogen en de kosten van levensonderhoud te verlagen. Dit laatste tracht het kabinet te bewerkstelligen door bijvoorbeeld subsidies op nutsvoorzieningen en investeringen in de ontwikkeling van openbaar vervoer. Een belangrijke maatregel om de besteedbare inkomens te verhogen (naast bijvoorbeeld het verhogen van uitkeringen en de kinderbijslag) is het verhogen van het wettelijk minimumloon. Meer specifiek is het wettelijk minimumloon op alle drie de eilanden verhoogd naar 1 751 dollar per maand (door een verhoging in januari 2024 en een verhoging in juli 2024, zie ook het volgende hoofdstuk).2)
1.2.Monitoring macro-economische context Caribisch Nederland
Hoewel het streven is dat met het verhogen van het wettelijk minimumloon het besteedbaar inkomen en daarmee de bestaanszekerheid toeneemt, zouden er ook ongewenste neveneffecten kunnen ontstaan. Denk hierbij aan prijsstijgingen waardoor er bijvoorbeeld geen stijging plaatsvindt van de koopkracht. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wensen daarom zowel de mogelijke positieve als de eventueel negatieve gevolgen die gepaard (kunnen) gaan met het verhogen van het wettelijk minimumloon te monitoren. Ook vanuit de Tweede Kamer is de wens uitgesproken om de genomen maatregelen te monitoren.3)
Een zuivere effectmeting van de verhoging van het wettelijk minimumloon is helaas lastig. Ten eerste is, zoals hierboven beschreven, niet alleen het wettelijk minimumloon verhoogd. Er zijn ook andere maatregelen getroffen om inwoners van Caribisch Nederland met inkomensondersteunende en kostenverlagende maatregelen te ondersteunen. Dit bemoeilijkt een geïsoleerde effectmeting van het verhogen van het wettelijk minimumloon aangezien de uitwerking van deze maatregelen met elkaar samen kunnen hangen. Daarnaast hebben in het verleden vaker verhogingen van het wettelijk minimumloon plaatsgevonden (zie ook hoofdstuk 2).4) Economisch gezien zijn zowel op korte termijn als lange termijn effecten mogelijk van het verhogen van het wettelijk minimumloon (respectievelijk bijvoorbeeld een mogelijke impuls in consumptie vanwege hogere lonen en effecten op de werkgelegenheid). Met andere woorden, effecten van de eerdere verhogingen kunnen doorspelen in de huidige situatie waardoor effecten van de huidige verhogingen lastig geïsoleerd beschreven kunnen worden. Daarnaast zijn op dit moment niet alle benodigde gegevens beschikbaar om eventuele gevolgen die gepaard gaan met het verhogen van het wettelijk minimumloon in 2024 te beschrijven. Van veel van de relevante statistieken is 2022 is het meest recente jaar waarvoor op dit moment gegevens beschikbaar zijn.
Om toch zicht te krijgen en te houden op mogelijke ontwikkelingen die gepaard (kunnen) gaan met de genomen maatregelen, hebben BZK en SZW het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd om een monitor van de macro-economische situatie van Caribisch Nederland op te stellen. Het idee is om eerst een zogenaamde nulmeting uit te voeren waarmee de macro-economische situatie vóór de in de Kamerbrief aangekondigde maatregelen in kaart gebracht wordt en vervolgens deze analyses (deels) periodiek te herhalen zodat eventuele gevolgen van de verhoging(en) gemonitord kunnen worden. Het voorliggende rapport betreft de nulmeting van deze monitor.
Het doel van (toekomstige updates van) de monitor is enerzijds mogelijke gevolgen monitoren, maar anderzijds ook de macro-economische context van Caribisch Nederland te beschrijven zodat mogelijke gevolgen beter begrepen en gekaderd kunnen worden. Voor de (nulmeting van de) monitor heeft het CBS reeds bestaande statistieken die beschikbaar zijn op StatLine beschreven, heeft het nieuwe analyses uitgevoerd op bestaande data én zijn mogelijke nieuwe relevante indicatoren verkend en waar mogelijk beschreven.
BZK en SZW hebben het CBS voor de monitor gevraagd omdat zij het belangrijk achten dat het uitgevoerde onderzoek onafhankelijk is en ook zo herkend wordt door belanghebbenden en geïnteresseerden. Ook heeft het CBS ruime ervaring met het verzamelen, verwerken en analyseren van data in het algemeen en met relevante statistieken voor Caribisch Nederland in het bijzonder.
De macro-economische context van Caribisch Nederland is een breed thema met een complex samenspel van meerdere factoren. Om tijdens het onderzoek input en inzichten van verschillende relevante partijen mee te kunnen nemen, is voor dit onderzoek een externe Expertgroep ingesteld. Deze Expertgroep is bij aanvang van het onderzoek uitgenodigd, halverwege het onderzoekstraject en om een conceptversie te bespreken.5) Zie bijlage 1 voor de samenstelling van deze Expertgroep.
1.3.Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk, hoofdstuk 2, wordt meer informatie gegeven over de lonen in Caribisch Nederland. Wat verdienen personen in Caribisch Nederland en hoe vaak is dit loon op of rond het wettelijk minimumloon? In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de inkomens in Caribisch Nederland. Personen kunnen immers naast inkomen uit werk ook inkomen ontvangen uit bijvoorbeeld uitkeringen en ook deze zijn de afgelopen jaren verhoogd. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de inflatie in Caribisch Nederland. Prijsstijgingen zijn een vaak genoemd mogelijk gevolg van verhogingen van het wettelijke minimumloon. In het vijfde hoofdstuk wordt de koopkrachtontwikkeling op de BES-eilanden beschreven. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat huishoudens met hun inkomen kunnen kopen en of huishoudens er wat dat betreft op vooruit of achteruitgegaan zijn over de tijd heen. In hoofdstuk 6 wordt informatie gegeven over de economieën van de BES-eilanden. Hierin wordt onder andere gekeken naar het bruto binnenlands product en het aantal toeristen. Hoofdstuk 7 geeft een beschrijving van arbeid in Caribisch Nederland. In dit hoofdstuk wordt op meerdere manieren gekeken naar de vraag en het aanbod van werk. De bevolking(sdynamiek) in Caribisch Nederland wordt beschreven in hoofdstuk 8. Goede, relevante cijfers die tijdig beschikbaar zijn, zijn belangrijk om mogelijke beleidsimplicaties goed te kunnen monitoren. Op dit moment beschikt het CBS reeds over veel cijfers, maar er zijn ook belangrijke hiaten en mogelijke verbeter- en optimalisatietrajecten. Deze worden in het laatste hoofdstuk beschreven.
1) Voor meer informatie over de uitwerking van de transitie van de staatkundige structuur van Caribisch Nederland zie het rapport Vijf jaar verbonden: Bonaire Sint Eustatius Saba en Europees Nederland. De Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is te raadplegen via de volgende link.
2) Sinds 1 januari 2011 is de Amerikaanse dollar het wettig betaalmiddel in Caribisch Nederland.
3) Zie bijvoorbeeld de Motie van het lid Michon-Derkzen c.s. over onderzoeken wat het effect is van de verhoging van het minimumloon op kleine, lokale mkb-ondernemers en op het vestigingsklimaat op de BES en de Motie van het lid White c.s. over voor de drie afzonderlijke eilanden monitoren of de stappen die gezet zijn voldoende zijn om het bestaansminimum te bereiken. Beide moties zijn via deze website te downloaden.
4)De minimumlonen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn tussen 2010 en 2023 met respectievelijk 77, 151 en 131 procent gestegen. In dezelfde periode bedroeg de inflatie 28, 32 en 29 procent.
5) Niet alle leden hebben alle bijeenkomsten bij kunnen wonen.
2. Lonen
In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de lonen in Caribisch Nederland. Het hoofdstuk begint met een overzicht van de hoogte van het wettelijk minimumloon over de tijd heen. Daarna wordt informatie gegeven over de lonen die verdiend worden op de drie eilanden.
2.1 Hoogte wettelijk minimumloon
De hoogte van het wettelijk minimumloon wordt vastgesteld door de minister van SZW. De verhogingen van het wettelijk minimumloon in 2024 zijn de aanleiding geweest voor BZK en SZW voor het opzetten van een monitor van de macro-economische context van Caribisch Nederland. Ook in het verleden hebben echter verhogingen van het wettelijk minimumloon plaatsgevonden. In onderstaande figuur staat de ontwikkeling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (in dollars per maand bij een 40-urige werkweek) beschreven voor de drie eilanden.6)
Tijd | Bonaire ($ per maand bij 40-urige werkweek) | Sint Eustatius ($ per maand bij 40-urige werkweek) | Saba ($ per maand bij 40-urige werkweek) |
---|---|---|---|
2010-10 | 699 | 575 | 607 |
2011 | 728 | 728 | 728 |
2012 | 771 | 809 | 777 |
2013 | 789 | 848 | 799 |
2014 | 803 | 861 | 860 |
2015 | 815 | 891 | 882 |
2016 | 815 | 922 | 931 |
2017 | 820 | 1005 | 985 |
2018 | 825 | 1056 | 985 |
2019 | 894 | 1120 | 1076 |
2020 | 950 | 1149 | 1134 |
2021 | 950 | 1149 | 1134 |
2022 | 1045 | 1265 | 1246 |
2023 | 1236 | 1446 | 1433 |
2024-01 | 1570 | 1555 | 1654 |
2024-07 | 1751 | 1751 | 1751 |
* Voorlopige cijfers |
Het is duidelijk dat vooral de laatste jaren substantiële verhogingen van het wettelijk minimumloon doorgevoerd zijn. Het wettelijk minimumloon op Bonaire is lange tijd lager geweest dan het wettelijk minimumloon op Sint Eustatius en Saba. Vanaf juli 2024 is het wettelijk minimumloon op alle drie de eilanden gelijk: 1 751 dollar per maand.
Een verhoging die in beginsel ieder jaar plaatsvindt, is de inflatiecorrectie. Dit betekent dat wanneer de prijzen stijgen (zie ook hoofdstuk 4) het wettelijk minimumloon meegroeit. Dit vanuit de gedachte dat anders met hetzelfde loon minder gekocht kan worden (dit wordt ook wel koopkrachtontwikkeling genoemd, zie hoofdstuk 5). Naast deze inflatiecorrectie kan de minister van SZW, in het geval van bijzondere omstandigheden, het wettelijk minimumloon nog verder verhogen. Deze verhoging kan bijvoorbeeld worden doorgevoerd vanuit de gedachte dat werk (meer) moet lonen of vanuit de wens om inkomens en hiermee de bestaanszekerheid van personen toe te laten nemen. Dit worden beleidsmatige verhogingen van het wettelijk minimumloon genoemd. In onderstaande tabel staat per eiland weergegeven in welke mate er door de jaren heen sprake was inflatiecorrecties en van beleidsmatige verhogingen.
Bonaire | Bonaire | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Saba | Saba | |
---|---|---|---|---|---|---|
Inflatiecorrectie | Beleidsmatige verhoging | Inflatiecorrectie | Beleidsmatige verhoging | Inflatiecorrectie | Beleidsmatige verhoging | |
2011 | - | 4,2 | - | 26,5 | - | 20 |
2012 | 5,9 | - | 11,2 | - | 6,6 | - |
2013 | 2,3 | - | 4,6 | - | 3 | - |
2014 | 1,8 | - | 1,7 | - | 1,4 | 6,1 |
2015 | 1,5 | - | 3,4 | - | 2,6 | - |
2016 | -0,9 | 0,9 | -0,5 | 4 | -0,9 | 6,5 |
2017 | 0,6 | - | -1 | 10 | 0,2 | 5,4 |
2018 | 0,6 | - | 2,1 | 2,9 | -1,3 | 1,3 |
2019 | 3,5 | 5 | 1,1 | 5 | 4,4 | 5 |
2020 | 1,2 | 5 | 0,7 | 2 | 0,3 | 5 |
2021 | -4,8 | 4,8 | -3,3 | 3,3 | -1,6 | 1,6 |
2022 | 4,3 | 5,7 | 2,4 | 7,6 | 3,2 | 6,8 |
2023 | 12,2 | 6 | 9 | 5,3 | 9,7 | 5,3 |
2024-01 | 1,9 | 25,2 | -1,1 | 7,6 | 2,8 | 12,6 |
2024-07 | - | 11,4 | - | 12,6 | - | 5,9 |
In bovenstaande tabel wordt duidelijk dat aan het begin van de nieuwe staatskundige structuur beleidsmatige verhogingen van het wettelijk minimumloon plaatsgevonden hebben, maar dat in de eerstvolgende jaren erna dergelijke verhogingen niet of nauwelijks doorgevoerd zijn. De beleidsmatige verhogingen die doorgevoerd zijn in 2024 zijn substantieel. Vooral op Bonaire is het wettelijk minimumloon in 2024 substantieel verhoogd als gevolg van een beleidsmatige verhoging (deze was meer dan 25 procent in januari). In 2023 was het wettelijk minimumloon op Bonaire 1 236 dollar per maand. Begin 2024 is dit met meer dan 300 dollar verhoogd naar 1 570 dollar per maand en in juli nog verder verhoogd naar 1 751 dollar per maand.7)
Met de verhogingen van het wettelijk minimumloon wordt getracht het besteedbaar inkomen van werkenden in Caribisch Nederland te verhogen. De mate waarin dat effect heeft, is afhankelijk van de hoogte van de belastingvrije som. Dit is het gedeelte van het inkomen dat niet belast wordt. Indien de belastingvrije som gelijk blijft, gaat een deel van de stijging van de inkomens als gevolg van de verhoging van het wettelijk minimumloon naar de Belastingdienst. De Commissie heeft daarom geadviseerd om een directe koppeling te maken tussen het wettelijk minimumloon en de hoogte van de belastingvrije som. Vanuit de Tweede Kamer is een amendement8) en een motie9) op het Belastingplan BES eilanden 2024 ingediend om de belastingvrije som mee te laten groeien met de minimumloonsverhoging in 2024. Het kabinet heeft in het Belastingplan BES-eilanden 2025 een structurele koppeling tussen de belastingvrije som en de hoogte van het wettelijk minimumloon voorgesteld.10) In november 2024 is een amendement ingediend en aangenomen dat de elementen die samenhangen met de koppeling tussen het wettelijk minimumloon en de belastingvrije som voor de duur van minimaal een jaar uit het Belastingplan BES-eilanden 2025 heeft gehaald. De koppeling tussen het wettelijk minimumloon en de hoogte van de belastingvrije som wordt dus uitgesteld.11)
2.2. Hoogte verdiende lonen
In de vorige paragraaf is beschreven wat het wettelijk minimumloon is. Veel personen hebben echter een hoger uurloon dan het wettelijk minimum. In de komende paragrafen wordt meer informatie gegeven over de lonen die verdiend worden in Caribisch Nederland. Werkgevers in Caribisch Nederland zijn verplicht om loongegevens van werknemers aan de Belastingdienst door te geven. Het CBS ontvangt deze gegevens van de Belastingdienst Caribisch Nederland voor het doen van onderzoek. Het gaat om informatie op baanniveau over loon, loontijdvak en persoons- en bedrijfsgegevens.
In de volgende figuur is de ontwikkeling van het gemiddelde jaarloon weergegeven dat verdiend wordt op de drie eilanden.12) Het CBS publiceert periodiek informatie over banen en lonen op StatLine, de databank van het CBS. Op StatLine staat informatie over Caribisch Nederland voor een groot aantal thema’s. Denk hierbij aan informatie over arbeid, bevolking, gezondheid, inkomens, economie, onderwijs en veiligheid. Deze informatie op StatLine is voor iedereen (gratis) te raadplegen via internet. De gegevens die gebruikt zijn voor onderstaande figuur zijn ook te raadplegen via StatLine - Caribisch Nederland; banen en lonen, economische activiteit (SBI 2008) (cbs.nl).
Bonaire ($) | Sint Eustatius ($) | Saba ($) | |
---|---|---|---|
2011 | 20850 | 29600 | 26590 |
2012 | 22150 | 32890 | 27050 |
2013 | 22600 | 32760 | 26870 |
2014 | 23480 | 34310 | 27240 |
2015 | 23640 | 36270 | 28380 |
2016 | 23610 | 35940 | 28510 |
2017 | 24250 | 38070 | 28320 |
2018 | 24230 | 33860 | 29020 |
2019 | 25030 | 36320 | 30350 |
2020 | 25400 | 33680 | 31280 |
2021 | 25640 | 35010 | 32210 |
2022* | 27030 | 35320 | 35490 |
* Voorlopige cijfers. |
Zoals in bovenstaande figuur te zien is, is er over het algemeen sprake van een stijging van de verdiende lonen. Er zijn meerdere redenen waarom lonen kunnen stijgen. Op individueel niveau kan dit bijvoorbeeld omdat personen meer uren zijn gaan werken of omdat zij promotie gemaakt hebben. Op macroniveau wordt de loonontwikkeling onder andere beïnvloed door de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van krapte op de arbeidsmarkt waardoor er veel vraag is naar arbeid en werkgevers bereid zijn meer te betalen. Ook is bekend dat (verwachte) inflatie invloed kan hebben op loonstijgingen. Zoals te zien is in bovenstaande figuur is er in het algemeen sprake van een stijging van het gemiddeld verdiende loon in Caribisch Nederland. Dit is vooral voor Bonaire en Saba het geval. Voor Sint Eustatius is een schommeling te zien wat betreft het gemiddeld verdiende loon. Dit komt omdat er op Sint Eustatius een aantal bedrijven zijn die een grote impact hebben op de economie. Deze bedrijven zijn in sterke mate afhankelijk van regionale ontwikkelingen in de oliesector (zie hoofdstuk 6 voor meer informatie over de omvang van de economieën van de BES-eilanden).13)
In bovenstaande figuur is het gemiddelde loon weergegeven. Aan de hand van dit gemiddelde kan niets gezegd worden over de spreiding in de lonen die verdiend worden. Verdient bijvoorbeeld iedereen min of meer het gemiddelde loon of zijn er veel banen waarin juist meer of minder verdiend wordt? En met hoeveel banen wordt op of rond het minimumloon verdiend? In onderstaande figuur wordt het verdiende loon in categorieën weergegeven zodat meer inzicht verkregen kan worden in welke lonen verdiend worden. Meer specifiek staat in onderstaande figuur met hoeveel procent van de banen 14) een bepaald bruto maandloon 15) verdiend wordt uitgesplitst per eiland. Dit wordt weergegeven voor 2022. Dit zijn op dit moment de meest recente cijfers die beschikbaar zijn over lonen. De gegevens die gebruikt zijn voor deze figuur zijn ook te raadplegen via StatLine - Caribisch Nederland; banen en lonen, economische activiteit (SBI 2008) (cbs.nl). Voor Bonaire heeft het CBS informatie van meer dan 12 duizend banen, voor Sint Eustatius van afgerond 1,5 duizend banen en voor Saba van iets minder dan 900 banen.16)
minder dan 500 dollar (%) | 500 tot 1 000 dollar (%) | 1 000 tot 1 500 dollar (%) | 1 500 tot 2 000 dollar (%) | 2 000 tot 2 500 dollar (%) | 2 500 tot 3 000 dollar (%) | 3 000 tot 3 500 dollar (%) | 3 500 tot 4 000 dollar (%) | 4 000 tot 4 500 dollar (%) | 4 500 tot 5 000 dollar (%) | 5 000 tot 10 000 dollar (%) | 10 000 dollar of meer (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 8,9 | 9,5 | 21,7 | 16,8 | 11,1 | 7,6 | 6,3 | 4,9 | 3,5 | 2,6 | 6,4 | 0,6 |
Sint-Eustatius | 6,6 | 7,9 | 13,2 | 13,8 | 11,2 | 7,9 | 7,2 | 5,9 | 5,3 | 4,6 | 15,1 | 1,3 |
Saba | 8 | 5,7 | 12,6 | 9,2 | 14,9 | 10,3 | 9,2 | 6,9 | 4,6 | 3,4 | 14,9 | |
* Voorlopige cijfers. |
Interessant aan bovenstaande figuur is de piek voor Bonaire wat betreft banen met een maandloon tussen de 1 000 en 1 500 dollar. Het wettelijk minimumloon van 2022 valt in deze categorie (1 045 dollar). Voor meer dan één op de vijf banen op Bonaire (21,7 procent) geldt dat een maandloon in deze categorie verdiend wordt. Ook voor Sint Eustatius en Saba is een piek waar te nemen rondom deze looncategorie, maar die is wel minder groot dan voor Bonaire. Voor Sint Eustatius en Saba valt op dat er relatief veel banen zijn in een hoge looncategorie: banen met een maandloon van 5 tot 10 duizend dollar (afgerond 15 procent voor beide eilanden). Voor Saba is er ook een relatief grote piek bij banen met een loon tussen de 2 en 2,5 duizend dollar (ook 15 procent van de banen).
Om de leesbaarheid van het voorliggende rapport te vergroten is besloten om niet alle informatie weer te geven. Daarom worden alleen voor 2022 de verdiende lonen per looncategorie en per eiland weergeven. Om alle overige jaren (vanaf 2011) te raadplegen, kan gebruik worden gemaakt van de eerder genoemde StatLine-tabel. Daar wordt duidelijk dat ook in eerdere jaren voor Bonaire er een piek is in de looncategorieën rondom het wettelijk minimumloon.
Op StatLine staan de lonen in verschillende categorieën weergegeven. Deze categorieën zijn vrij ruim (bijvoorbeeld 1 000 tot 1 500 dollar). Het is voor de monitor macro-economische context van Caribisch Nederland interessant om de verdiende lonen in nog meer detail te bestuderen. Dit omdat dan nog beter inzichtelijk gemaakt kan worden in welke mate er met banen vaak rond het minimumloon verdiend wordt. Verder is dit ook relevant vanwege zogenaamde spillover-effecten. Dit houdt in dat door een verhoging van het wettelijk minimumloon ook de aangrenzende lonen stijgen. Werkgevers doen dit om werknemers net boven het minimumloon ook tevreden te houden en hun productiviteit niet te laten dalen. Dit zou natuurlijk impact hebben op de totale loonkosten van werkgevers en hiermee ook op mogelijke prijsstijgingen. Door de verdeling van de lonen in meer detail weer te geven, kan in toekomstige updates van de monitor ook inzicht verkregen worden in dergelijke bewegingen. Daarom heeft het CBS voor het huidige onderzoek aanvullende analyses uitgevoerd. In onderstaande figuur staat wederom het percentage banen met een bepaald maandloon, maar in deze analyse zijn meer gedetailleerde inkomenscategorieën gebruikt.
Minder dan 400 dollar (%) | 400 tot 600 dollar (%) | 600 tot 800 dollar (%) | 800 tot 1 000 dollar (%) | 1 000 tot 1 200 dollar (%) | 1 200 tot 1 400 dollar (%) | 1 400 tot 1 600 dollar (%) | 1 600 tot 1 800 dollar (%) | 1 800 tot 2 000 dollar (%) | 2 000 tot 2 500 dollar (%) | 2 500 tot 3 000 dollar (%) | 3 000 tot 4 000 dollar (%) | 4 000 tot 5 000 dollar (%) | Meer dan 5 000 dollar (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 7,4 | 3,4 | 3,7 | 4 | 8,1 | 10,1 | 7,1 | 7,6 | 5,6 | 11,1 | 7,6 | 11,2 | 6,3 | 7 |
Sint Eustatius | 5,2 | 2,6 | 3,3 | 3,3 | 3,3 | 7,8 | 5,2 | 5,9 | 5,2 | 11,1 | 7,8 | 13,1 | 9,8 | 16,3 |
Saba | 7 | 2,3 | 1,2 | 3,5 | 3,5 | 7 | 3,5 | 2,3 | 4,7 | 15,1 | 10,5 | 15,1 | 8,1 | 16,3 |
* Voorlopige cijfers. |
Voor Saba en Sint Eustatius is er een duidelijke piek waar te nemen voor de categorie waarin het wettelijk minimumloon valt. Zoals hierboven beschreven was het wettelijk minimumloon in 2022 op Sint Eustatius 1 265 dollar per maand en op Saba 1 246 dollar per maand. Met tussen de zeven en acht procent van de banen op deze eilanden wordt een loon verdiend tussen de 1 200 en 1 400 dollar per maand. De piek voor banen met dit loon is voor deze twee eilanden echter kleiner dan de piek voor hogere lonen.
Voor Bonaire is het mogelijk om de lonen in nog meer detail te bestuderen. Voor Sint Eustatius en Saba is dit vanwege de geringe aantallen niet mogelijk. In onderstaande grafiek wordt in meer detail gekeken naar de banen waarmee op Bonaire een loon tussen de 1 000 en 1 500 dollar per maand verdiend wordt. Dit wordt gedaan in categorieën van 50 dollar.
Bruto maandloon in dollars | Percentage banen (%) |
---|---|
1 000 tot 1 050 dollar | 9,8 |
1 050 tot 1 100 dollar | 7,6 |
1 100 tot 1 150 dollar | 7,2 |
1 150 tot 1 200 dollar | 12,5 |
1 200 tot 1 250 dollar | 13,6 |
1 250 tot 1 300 dollar | 12,9 |
1 300 tot 1 350 dollar | 11,7 |
1 350 tot 1 400 dollar | 8,3 |
1 400 tot 1 450 dollar | 9,1 |
1 450 tot 1 500 dollar | 7,2 |
* Voorlopige cijfers. |
Zoals eerder aangegeven was in 2022 het wettelijk minimumloon op Bonaire 1 045 dollar per maand. Met afgerond ongeveer 10 procent van de banen in de categorie tussen 1 000 en 1500 op Bonaire wordt een loon verdiend waar dit minimumloon in valt (hiermee wordt tussen de 1 000 en 1 050 dollar per maand verdiend). De meeste lonen liggen echter hoger. Indien gekeken wordt naar met hoeveel procent van de banen op Bonaire een maandloon verdiend wordt tussen de 1 000 en 1 050 dollar ten opzichte van het totaal aantal banen op Bonaire is dit met iets meer dan 1,5 procent van de banen. Het aandeel banen met een loon op het wettelijk minimumloon lijkt dus relatief beperkt. 17) Wel zijn er relatief veel banen met een loon waarin iets meer dan het wettelijk minimumloon verdiend wordt. De verhoging van het wettelijk minimumloon kan vanwege de eerder genoemde spillover-effecten ook deze lonen beïnvloeden.
2.3. Lonen per bedrijfstak
In deze paragraaf wordt meer inzicht gegeven in de verdiende lonen op de BES-eilanden. Meer specifiek wordt naar bedrijfstak gekeken. Om eventuele gevolgen die gepaard gaan met de genomen maatregelen te kunnen begrijpen en kaderen, is het namelijk ook goed om meer inzicht te hebben in de samenstelling van de economie van de drie eilanden. Om dit te kunnen doen heeft het CBS de gegevens van de Belastingdienst gekoppeld met bedrijfsgegevens die bij de Kamer van Koophandel (KvK) aanwezig zijn. Het CBS hanteert voor de indeling van bedrijven naar hoofdactiviteit (ook wel bedrijfstak of branches genoemd) de zogenoemde Standaard Bedrijfsindeling.18)
Voordat inzicht wordt gegeven in de verdiende lonen per bedrijfstak, wordt in de volgende figuur getoond hoe groot de bedrijfstakken zijn op de BES-eilanden. Meer specifiek toont Figuur 2.3.1 hoeveel procent van het totaal aantal banen op een eiland in een bepaalde bedrijfstak valt (in 2022).
Bonaire (%) | Sint-Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
Bouwnijverheid | 8,5 | 10 | 8 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 7,1 | 6 | 5,7 |
Energie, water, afvalbeheer | 2,4 | ||
Financiële dienstverlening | 1,9 | ||
Gezondheids- en welzijnszorg | 12,6 | 12,7 | 13,6 |
Handel | 11,5 | 8 | 8 |
Horeca | 14 | 4,7 | 5,7 |
Industrie | 2,2 | ||
Landbouw, bosbouw en visserij | 0,2 | ||
Onderwijs | 5,3 | 7,3 | 18,2 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 12,2 | 17,3 | 30,7 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 3,3 | 4,7 | |
Vervoer, informatie en communicatie | 4,6 | 11,3 | 3,4 |
Zakelijke dienstverlening | 13,9 | 13,3 | 1,1 |
* Voorlopige cijfers. |
Op Bonaire zijn relatief de meeste banen in de horeca en in de zakelijke dienstverlening (hieronder vallen ook de reisbranche en schoonmaakbedrijven): beide afgerond 14 procent van de banen. Ook in de bedrijfstak handel zijn er relatief veel banen op Bonaire: afgerond 12 procent van de banen. Hieronder vallen ook banen in de detailhandel (denk hierbij aan winkels en de markt). Deze bedrijfstakken vallen dus (deels) samen met het toerisme op Bonaire. Verder zijn er op Bonaire ook relatief veel banen in de gezondheids- en welzijnszorg en in de bedrijfstak openbaar bestuur en overheidsdiensten: beide afgerond 12 procent. In de laatste bedrijfstak zitten ook de meeste banen op Sint Eustatius (afgerond 17 procent) en op Saba (meer dan 30 procent). Vooral op Saba is er dus sprake van een sterke concentratie van de banen in deze bedrijfstak. Er zijn op Saba ook relatief veel banen in het onderwijs (afgerond 18 procent). Dit heeft te maken met de medische universiteit die op Saba is gevestigd: de Saba University School of Medicine. Als gekeken wordt naar alle banen in de (semi-)publieke sector samen (Gezondheids- en welzijnszorg, Onderwijs en Openbaar bestuur en overheidsdiensten) dan vallen op Saba meer dan 6 op de 10 banen in deze sector (62,5 procent). Dit is beduidend meer dan op Bonaire en Sint Eustatius (respectievelijk 30,1 en 37,3 procent).
In onderstaande grafiek staat, per eiland, weergegeven wat het gemiddelde jaarloon in de verschillende bedrijfstakken was in 2022.
Bonaire ($) | Sint Eustatius ($) | Saba ($) | |
---|---|---|---|
Bouwnijverheid | 21380 | 31100 | 29110 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 23140 | 23790 | 21580 |
Energie, water, afvalbeheer | 42560 | ||
Financiële dienstverlening | 45000 | ||
Gezondheids- en welzijnszorg | 33190 | 31850 | 38270 |
Handel | 20440 | 24340 | 21250 |
Horeca | 19160 | 16870 | 17250 |
Industrie | 20290 | ||
Landbouw, bosbouw en visserij | 21410 | ||
Onderwijs | 40700 | 47080 | 50910 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 41250 | 43280 | 38900 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 24020 | 26870 | |
Vervoer, informatie en communicatie | 26440 | 58510 | 29730 |
Zakelijke dienstverlening | 18770 | 26810 | 20180 |
* Voorlopige cijfers. |
Zoals in bovenstaande figuur te zien is, zijn voor Bonaire de lonen het laagst in de omvangrijke bedrijfstakken horeca en zakelijke dienstverlening (minder dan 20 duizend dollar per jaar).19) Voor Sint Eustatius en Saba geldt dat de lonen het hoogst zijn in de omvangrijke bedrijfstakken openbaar bestuur en overheidsdiensten, onderwijs en de gezondheids- en welzijnszorg.
Hieronder wordt weergegeven met hoeveel procent van de banen in een bepaalde bedrijfstak een loon verdiend wordt tussen de 1 000 en 1 500 dollar per maand (de categorie waarin het wettelijk minimumloon viel in 2022). Dit wordt voor Bonaire (Figuur 2.3.3) apart gedaan aangezien voor dit eiland van meerdere bedrijfstakken de resultaten weergegeven konden worden (omdat er voldoende banen in deze categorie vallen). In Figuur 2.3.4 staan de resultaten voor de bedrijfstakken die voor Sint Eustatius en Saba weergegeven konden worden.
Sector | Banen met maandloon 1 000 - 1 500 dollar (%) |
---|---|
Alle economische activiteiten | 21,7 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 4,0 |
Onderwijs | 6,3 |
Financiële dienstverlening | 8,7 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 15,0 |
Vervoer, informatie en communicatie | 16,1 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 25,0 |
Horeca | 26,5 |
Zakelijke dienstverlening | 26,6 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 27,9 |
Bouwnijverheid | 30,8 |
Handel | 35,7 |
Industrie | 37,0 |
* Voorlopige cijfers. |
Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|
Alle economische activiteiten | 13,3 | 12,5 |
Bouwnijverheid | 6,7 | 14,3 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 22,2 | 20 |
Handel | 33,3 | 28,6 |
Horeca | 42,9 | 40 |
* Voorlopige cijfers. |
Op Bonaire wordt met meer dan een kwart van alle banen in de bedrijfstakken ‘Verhuur en handel van onroerend goed’, ‘Horeca’, ‘Zakelijke dienstverlening’, ‘Cultuur, recreatie, overige diensten’ en ‘Bouwnijverheid’ een loon verdiend in de categorie 1 000 tot 1 500 dollar per maand. Bij de bedrijfstakken Handel en Industrie is dit bij meer dan een derde van de banen. Op Sint Eustatius en Saba vallen vooral in de bedrijfstakken ‘Horeca’ en ‘Handel’ relatief veel banen in deze looncategorie.
2.4. Lonen en demografische kenmerken
Bij het onderzoek naar eventuele maatschappelijke gevolgen van de genomen maatregelen is het ook nuttig om te kijken hoe demografische kenmerken en lonen met elkaar samenhangen. Met andere woorden, welke groepen in de maatschappij (bijvoorbeeld naar geslacht, leeftijd of huishoudenskenmerken) verdienen relatief veel en welke groepen hebben een relatief laag loon?
Op StatLine, StatLine - Caribisch Nederland; banen en lonen, geslacht, leeftijd (cbs.nl), staat weergegeven hoe geslacht en leeftijd samenhangen met verdiende lonen. Om deze tabel samen te kunnen stellen heeft het CBS de gegevens van de Belastingdienst gekoppeld aan de persoonsgegevens vanuit de bevolkingsadministratie (PIVA: Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba 20)).
In Figuur 2.4.1 wordt per eiland weergegeven bij hoeveel procent van de banen de werknemer een man is en bij hoeveel procent van de banen de werknemer een vrouw is.
Mannen (%) | Vrouwen (%) | |
---|---|---|
Bonaire | 49,4 | 50,5 |
Sint Eustatius | 49,3 | 51,3 |
Saba | 48,9 | 51,1 |
* Voorlopige cijfers. |
Uit bovenstaande figuur wordt duidelijk dat indien naar het geslacht van werknemers gekeken wordt er ongeveer evenveel banen een mannelijke werknemer hebben als een vrouwelijke werknemer. Anders geformuleerd: het is in Caribisch Nederland niet zo dat mannen sterk oververtegenwoordigd zijn indien naar banen gekeken wordt.
In de volgende figuren wordt meer informatie gegeven over lonen en de samenhang met geslacht. In Figuur 2.4.2 wordt per eiland het gemiddelde jaarloon voor mannen en vrouwen weergegeven en in Figuur 2.4.3 wordt gekeken hoeveel procent van de banen waarin een maandloon tussen de 1 000 en 1 500 dollar verdiend wordt (dit is dus de categorie waar het wettelijk minimumloon in valt, zie paragraaf 2.1) een mannelijke of vrouwelijke werknemer heeft.
Mannen ($) | Vrouwen ($) | |
---|---|---|
Bonaire | 27530 | 26530 |
Sint-Eustatius | 38980 | 31770 |
Saba | 36190 | 34820 |
* Voorlopige cijfers. |
Mannen (%) | Vrouwen (%) | |
---|---|---|
Bonaire | 48,9 | 51,5 |
Sint Eustatius | 40 | 60 |
Saba | 54,5 | 45,5 |
* Voorlopige cijfers. |
Het gemiddelde jaarloon van mannelijke werknemers ligt hoger dan bij vrouwelijke werknemers. De verschillen zijn echter, zeker voor Bonaire en Saba, relatief klein (minder dan 5 procent).21) Ook is er een lichte oververtegenwoordiging te zien van vrouwen in banen met een maandloon tussen de 1000 en 1500 dollar. De verschillen in loon tussen mannen en vrouwen zijn op Sint Eustatius groter. Dit geldt zowel voor het gemiddelde jaarloon als voor de specifieke looncategorie met het wettelijk minimumloon.
In de eerder genoemde StatLine-Tabel staat ook informatie over de samenhang tussen leeftijd en lonen. Deze informatie wordt in dit rapport met behulp van twee figuren weergegeven. In Figuur 2.4.4 staat weergegeven hoeveel procent van de banen een werknemer van een bepaalde leeftijd heeft. Uiteraard uitgesplitst per eiland. In Figuur 2.4.5 staat het gemiddelde jaarloon voor de verschillende leeftijdscategorieën weergegeven. Er wordt voor leeftijd geen uitsplitsing gemaakt naar de verdeling binnen de categorie waarin het minimumloon valt. Dit omdat de aantallen voor Sint Eustatius en Saba te klein zijn.
15 tot 25 jaar (%) | 25 tot 35 jaar (%) | 35 tot 45 jaar (%) | 45 tot 55 jaar (%) | 55 tot 65 jaar (%) | 65 tot 75 jaar (%) | 75 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 11,7 | 23,2 | 22 | 19,8 | 17,7 | 3 | 0,8 |
Sint Eustatius | 6,7 | 19,3 | 24,7 | 23,3 | 21,3 | 4,7 | |
Saba | 5,7 | 22,7 | 21,6 | 23,9 | 17 | 5,7 | 1,1 |
* Voorlopige cijfers. |
15 tot 25 jaar ($) | 25 tot 35 jaar ($) | 35 tot 45 jaar ($) | 45 tot 55 jaar ($) | 55 tot 65 jaar ($) | 65 tot 75 jaar ($) | 75 jaar of ouder ($) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 14210 | 25070 | 29560 | 31730 | 30790 | 20840 | 13220 |
Sint Eustatius | 16440 | 29860 | 35060 | 41810 | 39670 | 38320 | |
Saba | 15650 | 32000 | 38980 | 40450 | 38280 | 34830 | 14380 |
* Voorlopige cijfers. |
Wat betreft leeftijd is te zien dat er op Bonaire relatief meer jongere werknemers zijn dan op Sint Eustatius en Saba. Verder toont bovenstaande figuur dat de verdiende lonen toenemen met leeftijd om vervolgens richting pensioen weer af te nemen.22)
De relatie tussen lonen enerzijds en de demografische kenmerken geslacht en leeftijd anderzijds wordt door het CBS periodiek gepubliceerd op StatLine. Speciaal voor het huidige onderzoek is ook de relatie tussen lonen en huishoudsamenstelling in kaart gebracht. De Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland heeft in het eerder genoemde rapport benadrukt dat vooral (alleenstaande) huishoudens met kinderen geld tekortkomen. Daarom heeft het CBS op verzoek van BZK en SZW aanvullende analyses uitgevoerd om de samenhang tussen lonen en huishoudsamenstelling in kaart te kunnen brengen.
Eenouderhuishouden ($) | Eenpersoonshuishouden ($) | Paar met kinderen ($) | Paar zonder kinderen ($) | Overige huishoudens ($) | |
---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 1980 | 2180 | 2100 | 2410 | 2250 |
Sint Eustatius | 2700 | 2910 | 3170 | 3130 | 2480 |
Saba | 2540 | 3300 | 2820 | 2760 | 3120 |
* Voorlopige cijfers. |
Op Bonaire zijn de lonen gemiddeld het hoogst voor paren zonder kinderen. Ook op Sint Eustatius zijn de lonen gemiddeld relatief hoog voor paren (al dan niet met kinderen). Op Saba zijn de verdiende lonen gemiddeld genomen relatief hoog voor eenpersoonshuishoudens. Op alle drie de eilanden is het gemiddelde maandloon relatief laag voor eenouderhuishoudens.
2.5. Conclusie en kanttekeningen
In dit hoofdstuk is inzicht gegeven in de lonen die verdiend worden in Caribisch Nederland. Zeker op Bonaire is er een piek in de categorie rondom het wettelijk minimumloon. Hier dient echter een belangrijke kanttekening bij geplaatst te worden. Het CBS weet niet hoeveel uur er voor een bepaald loon gewerkt is. Het is dus mogelijk dat het loon verdiend is met een voltijdsbaan (en dan dus inderdaad het minimumloon is), maar het is ook mogelijk dat dit loon verdiend wordt met een deeltijdsbaan. In dat geval zou de betreffende persoon dus een loon hebben boven het wettelijk minimumloon (ondanks dat het verdiende maandloon rondom het minimumloon is). Kortom, een belangrijke hiaat is dat het CBS niet over arbeidsduur beschikt in de registraties (zie ook hoofdstuk 9). Daarom kan het CBS op dit moment niet berekenen hoeveel personen het wettelijk minimumloon verdienen in Caribisch Nederland.
Er zijn een aantal manieren waarop toch informatie verkregen kan worden over de arbeidsduur in Caribisch Nederland. Door middel van het Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) bevraagt het CBS periodiek de inwoners van Caribisch Nederland over hun arbeidsmarktsituatie. Uit dit onderzoek, voor het laatst uitgevoerd in 2022, komt naar voren dat de meeste personen aangeven voltijd te werken (zie ook deze StatLine-tabel). Op alle drie de eilanden geven meer dan 8 op de 10 werkzame personen aan voltijds te werken (zie ook hoofdstuk 7).
Een andere manier waarop een indicatie verkregen kan worden over de arbeidsduur is door te onderzoeken hoeveel personen meerdere banen hebben. Immers, indien personen meerdere banen hebben is de kans groot dat het hier deeltijdbanen betreft (want voltijdbanen zijn moeilijker te combineren). Daarom heeft het CBS voor deze monitor in kaart gebracht hoeveel personen meerdere banen combineren. Analyses op basis van loongegevens van de Belastingdienst Caribisch Nederland toonden aan dat een grote meerderheid van de personen één baan heeft. In Caribisch Nederland heeft minder dan 10 procent van de werknemers twee of meer banen. Het betreft hier banen waarvoor loonaangifte is gedaan bij de Belastingdienst. Het is niet uit te sluiten dat sommige personen “zwart”/informeel werk hebben, maar hier heeft het CBS geen informatie over. Ook indien mensen ernaar gevraagd worden in het AKO geeft een grote meerderheid aan één werkkring te hebben.
Het CBS heeft ook onderzoek gedaan naar de inkomensverdeling ten opzichte van het wettelijk minimum. Meer specifiek is hiervoor gekeken naar het primair inkomen 23) van personen van 21 jaar (de leeftijd waarop het vaste volledige minimumloon verdiend wordt) tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Voor deze analyses zijn inkomens uit meerdere banen, indien van toepassing, gecombineerd. Hieruit blijkt dat de groep personen met het laagste kwintiel van primaire inkomens in 2022 (voorlopige cijfers) gemiddeld een inkomen onder het wettelijk minimumloon had. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat zelfstandigen ook in deze groep kunnen zitten (en die hebben een negatief inkomen indien zij verlies lijden). En hoewel voor deze analyses inkomensgegevens van meerdere banen gecombineerd zijn, blijft onbekend hoeveel uur de personen voor het betreffende inkomen gewerkt hebben.
Om een idee te krijgen van de mogelijke impact van maatregelen als het verhogen van het wettelijk minimumloon op de economie en de bestaanszekerheid is het relevant om te weten hoe vaak het minimumloon überhaupt verdiend wordt. Dit weet het CBS dus helaas niet aangezien informatie over het aantal gewerkte uren ontbreekt in de beschikbare registraties. Op basis van de informatie die wel beschikbaar is, lijken lonen rondom het wettelijk minimumloon relatief vaak voor te komen op Bonaire: er is voor Bonaire een duidelijke piek te zien in lonen rondom het wettelijk minimumloon, de meeste werkenden geven aan voltijds te werken en de meeste personen hebben één baan.
6) SZW heeft voor dit onderzoek de gegevens over de ontwikkeling van de hoogte van het wettelijk minimumloon en de mate waarin er inflatiecorrecties en/of beleidsmatige verhogingen plaats hebben gevonden aan het CBS geleverd. Informatie over verhogingen is ook openbaar beschikbaar via de Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden, zie bijvoorbeeld: Staatscourant 2024, 10975 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).
7) Voor informatie over het wettelijk minimumloon in Europees Nederland, zie Minimumloon | Rijksoverheid.nl.
8) Een amendement is een voorstel van één of meer Tweede Kamerleden tot wijziging van een wetsvoorstel. Voor meer informatie zie: https://www.parlement.com/id/vh8lnhrogvuo/recht_van_amendement. Voor het specifieke amendement zie: 36 419, nr. 8 Grinwis c.s..
9) Zie: 36 418, nr. 86 Grinwis c.s..
10) Belastingplanstukken | Prinsjesdag: Belastingplan 2025 | Rijksoverheid.nl
11) Zie: 36 604 nr. 11 Grinwis c.s.
12) Het loon waar naar gekeken wordt, zijn alle betalingen in geld of natura aan werknemers met uitzondering van het loon bij ziekte, de ontslagvergoedingen en de tegemoetkomingen in de ziektekosten. Voor 2022 is er sprake van voorlopige cijfers. Dit betekent dat door nagezonden informatie de cijfers nog kunnen veranderen. Dit geldt ook voor andere statistieken in dit rapport waarbij voorlopige cijfers gebruikt zijn.
13) Voor informatie over verdiende lonen in Europees Nederland zie StatLine - Werkgelegenheid; banen, lonen, arbeidsduur, SBI2008; kerncijfers (cbs.nl).
14) Een overeenkomst waarbij een persoon tegen een financiële vergoeding arbeid verricht voor een bedrijf of instelling. In dit hoofdstuk gaat het om werknemersbanen en niet om de banen van zelfstandigen. Het gaat daarbij om banen van werknemers die onder de loonheffing van Caribisch Nederland vallen. Er wordt naar banen gekeken en niet naar personen, omdat bij een dergelijke aggregatie informatie verloren zou gaan.
15) Loonklassen zijn gebaseerd op het totaal betaald brutoloon, inclusief loon in natura en bijtelling van auto van de zaak. Het gaat om loon uit arbeid die verricht is gedurende het jaar, dat door de werkgever aan de werknemer wordt betaald.
16) De cijfers die gebruikt zijn voor dit hoofdstuk zijn afgerond op tientallen. Hierdoor kan het voorkomen dat de som van de detailgegevens afwijkt van het totaal. Ook bij overige analyses in dit rapport kan dit voorkomen.
17) Ook in Europees Nederland zijn er relatief weinig banen waarin het wettelijk minimumloon verdiend wordt: StatLine - Werkgelegenheid en minimumloon; kenmerken baan, cao-sector (cbs.nl).
18) Meer specifiek wordt de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008) gebruikt. De SBI-indeling voor Caribisch Nederland is omgerekend vanuit de ISIC-indeling die de Kamers van Koophandel op de eilanden hanteren. De ISIC-indeling is een bedrijfstakindeling van de Verenigde Naties. 'Bedrijfstak' of 'branche' zijn gangbare termen voor groepen van bedrijven met dezelfde hoofdactiviteit. Bedrijven in een bedrijfstak of branche kunnen naast deze activiteit ook andere activiteiten (nevenactiviteiten) uitoefenen.
19) Ook op Sint Eustatius en Saba zijn de gemiddelde lonen relatief laag in de horeca. Ook in Europees Nederland zijn de gemiddelde lonen in de horeca relatief laag: https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-arbeidsmarkt/ontwikkeling-cao-lonen/jaarloon-werknemers-per-bedrijfstak.
20) https://www.rvig.nl/persoonsinformatievoorziening-nederlandse-antillen-en-aruba-piva
21) Voor loonverschillen tussen mannen en vrouwen in Europees Nederland, zie Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen, 2022 | CBS.
22) Dat de lonen voor personen in de eerste leeftijdscategorie (15 tot 25 jaar) relatief laag liggen, kan deels komen doordat het wettelijk minimumloon afhankelijk is van leeftijd (lagere bedragen onder de 21 jaar): Verdere stijging minimumloon en uitkeringen in Caribisch Nederland vanaf 1 juli 2024 | Nieuwsbericht | Rijksdienst Caribisch Nederland. Een mogelijke verklaring voor gemiddeld lagere jaarlonen bij de oudere leeftijdscategorieën is dat personen naarmate zij ouder worden minder gaan werken. Voor meer informatie over arbeidsduur en leeftijd zie https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83165NED/table?dl=AD1C5.
23) Het persoonlijk primair inkomen omvat inkomen uit arbeid en inkomen uit eigen onderneming exclusief de premies voor sociale voorzieningen ten laste van de werkgever.
3. Inkomen
In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de lonen in Caribisch Nederland. In dit hoofdstuk wordt niet alleen naar inkomsten vanuit werk gekeken, maar naar het bredere inkomen. Naast inkomen uit werk kunnen personen bijvoorbeeld ook inkomsten krijgen door middel van uitkeringen en kan er inkomen gegenereerd worden met vermogen.24)
In het eerste deel van dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de sociale zekerheid in Caribisch Nederland. In het tweede deel van het hoofdstuk staat informatie over het besteedbaar inkomen van huishoudens in Caribisch Nederland. Tot slot wordt ingegaan op de inkomensongelijkheid in Caribisch Nederland.
3.1.Sociale zekerheid
Ook in Caribisch Nederland is er een stelsel van sociale zekerheid. Burgers kunnen een beroep doen op inkomensondersteuning bij de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van SZW: de Rijksdienst Caribisch Nederland-unit SZW (RCN-unit SZW). Een belangrijke uitkering is de onderstand. In Europees Nederland is deze uitkering bekend als de bijstand. De onderstand is bedoeld voor burgers die geen inkomen uit werk hebben en minimaal vijf jaar woonachtig zijn in het Caribisch deel van Nederland. Om in aanmerking te komen voor een onderstandsuitkering geldt een vermogensgrens. Bij het ontvangen van een onderstandsuitkering is het in Caribisch Nederland mogelijk om tot aan het niveau van het wettelijk minimumloon bij te verdienen. Het doel van de onderstand is om inwoners die (tijdelijk) niet in eigen onderhoud kunnen voorzien, te helpen met rondkomen. Tegelijkertijd is het uitgangspunt van het kabinet, in lijn met het advies van de Commissie, dat werk moet lonen. In het rapport noemt de Commissie een (tijdelijke) verhouding tussen de onderstand voor een alleenstaande en het wettelijk minimumloon van 85:100 zodat voldoende beloning resteert voor werken ten opzichte van het ontvangen van een onderstandsuitkering. In bijlage 2 staat weergeven wat de hoogte is van de onderstand over de tijd heen en in welke mate inflatiecorrecties en beleidsmatige verhogingen doorgevoerd zijn. Hierin wordt duidelijk dat in het verleden substantiële verhogingen van de onderstand doorgevoerd zijn. Zo was er in 2017 en 2019 op alle drie de eilanden een substantiële beleidsmatige verhoging (respectievelijk meer dan 50 procent en 25 procent). Ook de laatste jaren hebben beleidsmatige verhogingen plaatsgevonden. Vanaf juli 2024 is de onderstand voor een alleenstaande voor alle drie de eilanden 1 488 dollar per maand.
Naast de Algemene onderstand is er ook een Bijzondere onderstand. Hier kunnen mensen met weinig inkomen voor in aanmerking komen als zij onverwacht grote uitgaven hebben.25) Onverwacht grote uitgaven waaraan de RCN-unit SZW kan bijdragen zijn bijvoorbeeld kosten voor het vullen van een waterreservoir, het vervangen van een koelkast, schoolbenodigdheden voor kinderen en begrafeniskosten. Om een idee te krijgen van de omvang: op Bonaire is een dergelijke onderstand afgerond 50 keer uitgekeerd in de eerste vier maanden van 2024 en op Sint Eustatius ongeveer 20 keer. RCN-unit SZW heeft geen cijfers voor Saba aangezien op dit eiland het openbaar lichaam de bijzondere onderstand zelf uitvoert.
Een andere belangrijke uitkering is de Algemene ouderdomsverzekering (AOV). Dit is een basispensioen voor mensen die 65 jaar of ouder zijn. In Europees Nederland wordt dit de Algemene Ouderdomsverzekering (AOW) genoemd. De AOV is bedoeld voor pensioengerechtigden die één of meer jaren op Bonaire, Sint Eustatius of Saba hebben gewoond of gewerkt. AOV-gerechtigden krijgen een AOV-uitkering die afhankelijk is van het aantal jaren dat zij woonachtig of werkzaam zijn geweest in Caribisch Nederland. Aangezien het recht op AOV enkel wordt opgebouwd over de jaren dat men in het Caribisch deel van Nederland heeft gewoond of gewerkt, zijn er personen die een onvolledig AOV ontvangen. In bijlage 2 staat de ontwikkeling van de hoogte van de AOV beschreven inclusief de mate waarin inflatiecorrecties en beleidsmatige verhogingen plaatsgevonden hebben. Hier wordt duidelijk dat, zeker de laatste jaren, substantiële verhogingen plaatsgevonden hebben.26)
Daarnaast bestaat in Caribisch Nederland ook de kinderbijslag. Iedereen met kinderen kan hier een beroep op doen. De cijfers over de hoogte van de kinderbijslag en de inflatiecorrecties en beleidsmatige verhogingen staan ook in bijlage 2. Ook hier is duidelijk dat er substantiële verhogingen doorgevoerd zijn. Vooral in 2024 heeft er een substantiële beleidsmatige verhoging plaatsgevonden. Zo was de beleidsmatige verhoging van de kinderbijslag in 2024 op Bonaire 64,4 procent, op Sint Eustatius 71,7 procent en op Saba 67,9 procent. Op alle drie de eilanden is de kinderbijslag nu meer dan 200 dollar per kind per maand.
De kinderbijslag is niet inkomensafhankelijk en niet afhankelijk van de leeftijd van het kind. Dit laatste is in Europees Nederland wel het geval.27) In tegenstelling tot Europees Nederland is er in Caribisch Nederland geen kindgebonden budget dat ouders met lage inkomens aan kunnen vragen.28) Een ander belangrijk verschil tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland is de aanwezigheid van een Werkloosheidsuitkering (WW-uitkering). In Europees Nederland kunnen personen die geheel of gedeeltelijk werkloos worden een WW-uitkering aanvragen. De WW is een tijdelijke uitkering om het verlies aan inkomen tussen twee banen op te vangen. Op dit moment wordt de mogelijkheid van een werkloosheidsvoorziening voor de BES-eilanden verkend, evenals een verkenning naar een inkomensafhankelijkekindregeling. Een centraal aandachtspunt hierbij is de uitvoering. Zo is er bijvoorbeeld nog geen polisadministratie in Caribisch Nederland, terwijl die in Europees Nederland de basis vormt om het arbeidsverleden van de werknemer vast te stellen.
3.2.Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen
3.2.1 Trend
In deze paragraaf wordt informatie gegeven over het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens29) in Caribisch Nederland. Het inkomen waarnaar gekeken wordt is het inkomen uit arbeid, eigen onderneming, vermogen, uitkeringen en ontvangen overdrachten, verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies werknemersverzekeringen, premies zorgverzekeringen, en belastingheffing op inkomen en vermogen. Dit wordt het besteedbaar inkomen genoemd. Het inkomen van een huishouden is gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.30) Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Dit gecorrigeerde inkomen wordt aangeduid met de term gestandaardiseerd huishoudinkomen.
De inkomens zijn samengesteld op basis van de aangifteregistratie, loonbelastinggegevens, en vastgoedbelastinggegevens van Belastingdienst Caribisch Nederland, uitkeringsgegevens van SZW, en studiefinancieringsgegevens van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).31)
In de volgende figuur wordt het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen over de tijd heen weergegeven per eiland. De gegevens die gebruikt zijn voor deze figuur zijn te vinden op: StatLine - Caribisch NL; inkomen van particuliere huishoudens (cbs.nl).32) Hoge huishoudinkomens kunnen zwaar wegen in het gemiddeld huishoudinkomen, daarom berekent het CBS ook het mediane huishoudinkomen. Dit is het middelste inkomen als alle huishoudens op een rij worden gezet van een laag naar hoog huishoudinkomen. In andere woorden: 50 procent van de huishoudens heeft een lager inkomen dan dit mediane huishoudinkomen en 50 procent van de huishoudens heeft een hoger inkomen. Figuur 3.2.1.1 toont zowel het gemiddelde als de mediaan van het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen.
Bonaire - gemiddelde ($) | Bonaire - mediaan ($) | Sint Eustatius - gemiddelde ($) | Sint Eustatius - mediaan ($) | Saba - gemiddelde ($) | Saba - mediaan ($) | |
---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 19000 | 15200 | 20500 | 15700 | 19400 | 15200 |
2012 | 19600 | 15600 | 21900 | 17700 | 21000 | 17100 |
2013 | 19800 | 16100 | 22300 | 18000 | 21000 | 17000 |
2014 | 20600 | 16400 | 23000 | 18500 | 21300 | 17700 |
2015 | 21000 | 16800 | 24900 | 19600 | 21800 | 17800 |
2016 | 21800 | 17600 | 23900 | 18800 | 22200 | 18200 |
2017 | 22300 | 17800 | 25900 | 20600 | 22800 | 19000 |
2018 | 22400 | 17900 | 26400 | 20200 | 23900 | 20000 |
2019 | 23300 | 18400 | 27300 | 21100 | 25200 | 21000 |
2020 | 23500 | 18700 | 27100 | 21400 | 26100 | 21600 |
2021 | 23900 | 19000 | 26400 | 20800 | 26700 | 22300 |
2022* | 24500 | 19500 | 27100 | 21200 | 27900 | 23800 |
* Voorlopige cijfers. |
In het algemeen is er sprake van een stijging van de huishoudinkomens over de tijd heen. Dit komt bijvoorbeeld omdat lonen en uitkeringen stijgen (zie respectievelijk paragraaf 2.1 en 3.1). Zoals duidelijk wordt in bovenstaande figuur liggen de gemiddelde huishoudinkomens hoger dan de mediane huishoudensinkomens. Dit is logisch aangezien zogenoemde uitschieters, hele hoge inkomens, dit gemiddelde inkomen (sterk) kunnen beïnvloeden. De gestandaardiseerde besteedbare huishoudinkomens op Bonaire zijn het laagst (zowel het gemiddelde huishoudinkomen als het mediane huishoudinkomen). In het vorige hoofdstuk is ook beschreven dat de lonen op Bonaire lager waren dan op de andere twee eilanden. Arbeid is een belangrijke, en voor de meeste huishoudens de belangrijkste, bron van inkomen (zie ook paragraaf 3.2.4). Daarnaast waren de bedragen voor de onderstand en de AOV in 2022 ook lager op Bonaire dan op Sint Eustatius en Saba (zie paragraaf 3.1. en bijlage 2).
3.2.2. Huishoudinkomen en leeftijd hoofdkostwinner
In deze paragraaf wordt meer inzicht gegeven in de (mediane gestandaardiseerde besteedbare) huishoudinkomens door te kijken naar de huishoudinkomens uitgesplitst naar de leeftijd van de hoofdkostwinner.33) De hoofdkostwinner is de persoon in het huishouden met de belangrijkste sociaaleconomische positie. Bevolkingsgegevens zijn ontleend aan de bevolkingsadministratie (PIVA: Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba). Dit is interessant voor de monitor omdat huishoudinkomens afhankelijk kunnen zijn van kenmerken van de huishoudleden zoals de leeftijd. Dergelijke statistieken geven meer inzicht in hoe de huishoudinkomens samenhangen met bepaalde kenmerken, maar kunnen mogelijk ook inzicht geven in oorzaken van bestaande (inkomens)verschillen tussen de BES-eilanden.
Figuur 3.2.2.1 toont hoeveel procent van alle particuliere huishoudens op de drie eilanden een hoofdkostwinner heeft jonger dan 40 jaar, hoeveel procent een hoofdkostwinner heeft tussen de 40 en de 60 jaar en hoeveel procent van de huishoudens een hoofdkostwinner heeft van 60 jaar of ouder. In de figuur daarna, Figuur 3.2.2.2, staat het mediane gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen weergegeven uitgesplitst naar de leeftijd van de hoofdkostwinner (per eiland).
tot 40 jaar (%) | 40 tot 60 jaar (%) | 60 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|
Bonaire | 30,6 | 39,8 | 29,6 |
Sint Eustatius | 25 | 46,4 | 28,6 |
Saba | 25 | 43,8 | 31,3 |
* Voorlopige cijfers. |
tot 40 jaar ($) | 40 tot 60 jaar ($) | 60 jaar of ouder ($) | |
---|---|---|---|
Bonaire | 17400 | 21300 | 19700 |
Sint Eustatius | 17700 | 25300 | 19500 |
Saba | 20800 | 26900 | 22000 |
* Voorlopige cijfers. |
Figuur 3.2.2.2 laat zien dat het (mediane gestandaardiseerd besteedbaar) huishoudinkomen het hoogst is bij de middelste leeftijdsgroep: de huishoudinkomens zijn hoger indien de hoofdkostwinner tussen de 40 en de 60 jaar oud is dan wanneer deze jonger of ouder is.34) Verder laat Figuur 3.2.2.1 zien dat het aandeel huishoudens met een jonge(re) hoofdkostwinner op Bonaire hoger is dan op de andere twee BES-eilanden (30,6 procent op Bonaire en een kwart op Sint Eustatius en Saba).
3.2.3 Huishoudinkomen en huishoudsamenstelling
In deze paragraaf worden huishoudinkomens van verschillende huishoudtypes in Caribisch Nederland beschreven. De huishoudenssamenstelling is ontleend aan de huishoudensstatistiek. In de eerder genoemde StatLine-tabel worden de huishoudinkomens voor veel verschillende huishoudsamenstellingen weergegeven. In deze paragraaf wordt gefocust op de hoofdcategorieën: eenpersoonshuishoudens, eenoudergezinnen, paren (al dan niet met kinderen) en overige meerpersoonshuishoudens.35) In de eerste figuur staat het aandeel huishoudens per huishoudsamenstelling beschreven en in de figuur daarna worden de (mediane gestandaardiseerde besteedbare) huishoudinkomens per huishoudtype weergegeven.
Eenpersoonshuishouden (%) | Eenoudergezin (%) | Paar, zonder kind (%) | Paar, met kind(eren) (%) | Overig meerpersoonshuishouden (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 38,3 | 12,8 | 17,9 | 19,4 | 11,7 |
Sint Eustatius | 44,4 | 18,5 | 11,1 | 14,8 | 11,1 |
Saba | 41,2 | 11,8 | 17,6 | 17,6 | 11,8 |
* Voorlopige cijfers. |
Eenpersoonshuishouden ($) | Eenoudergezin ($) | Paar, zonder kind ($) | Paar, met kind(eren) ($) | Overig meerpersoonshuishouden ($) | |
---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 16200 | 16300 | 24100 | 22900 | 23500 |
Sint Eustatius | 19400 | 17400 | 29300 | 28000 | 23800 |
Saba | 21300 | 17800 | 26000 | 28500 | |
* Voorlopige cijfers. |
Wat betreft huishoudsamenstelling zijn de grootste verschillen tussen de drie eilanden dat eenoudergezinnen en eenpersoonshuishoudens relatief vaak voorkomen op Sint Eustatius en paren relatief minder vaak. De (mediane gestandaardiseerde besteedbare) huishoudinkomens zijn doorgaans het hoogst bij paren en het laagst bij eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen.36)
Zoals eerder aangegeven zijn op StatLine meer gedetailleerde gegevens te vinden. Zo kan het onderscheid gemaakt worden tussen eenoudergezinnen waar alle kinderen jonger dan 18 jaar zijn en eenoudergezinnen waarin minimaal één kind ouder is dan 18 jaar. De mediaan van het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen van de eerste groep huishoudens (eenoudergezinnen met enkel minderjarige kinderen) is lager dan het huishoudinkomen van de tweede groep (eenoudergezinnen waar niet alle kinderen minderjarig zijn). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat volwassen kinderen ook een inkomen kunnen verdienen.
3.2.4 Huishoudinkomen en belangrijkste inkomstenbron
In deze paragraaf wordt weer gekeken naar (de mediaan van) het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen, maar wordt dit uitgesplitst naar de voornaamste inkomstenbron van huishoudens.37) Meer specifiek wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende twee categorieën huishoudens:
- Huishoudens waarvoor inkomen als werk/zelfstandige de belangrijkste inkomstenbron is.
- Huishoudens waarvoor een overdrachtsinkomen de voornaamste inkomstenbron is. Dit zijn huishoudens waarvoor een uitkering, pensioen of studiefinanciering de voornaamste inkomensbron vormt.
Dit kan interessant zijn om te monitoren vanuit de gedachte dat “werken moet lonen”. Zoals eerder aangegeven heeft de Commissie in haar rapport aangegeven dit een belangrijk uitgangspunt te vinden en heeft vanuit die gedachte voorgesteld om het wettelijk minimumloon te verhogen.
Ook deze informatie is te raadplegen via de eerder genoemde StatLine-tabel. Van alle huishoudens is bij ongeveer 85 tot 90 procent inkomen uit arbeid de belangrijkste inkomstenbron en bij ongeveer 10 tot 15 procent van de huishoudens is een overdrachtsinkomen de voornaamste inkomstenbron. Dit geldt voor alle drie de eilanden en er zijn geen duidelijke trends over de tijd heen.
In de volgende figuur staat het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen (mediaan) weergegeven uitgesplitst per voornaamste inkomstenbron en per eiland voor 2022 (voorlopige cijfers).
Inkomen als werk/zelfstandige ($) | Overdrachtsinkomen ($) | |
---|---|---|
Bonaire | 21400 | 9700 |
Sint Eustatius | 24200 | 10900 |
Saba | 26400 | 12600 |
* Voorlopige cijfers. |
De inkomens van huishoudens die arbeid als voornaamste inkomstenbron hebben, zijn ongeveer twee keer zo hoog als de inkomens van huishoudens die een overdrachtsinkomen als voornaamste inkomstenbron hebben.
3.3.Inkomensongelijkheid
Tot slot wordt in dit hoofdstuk informatie gegeven over de mate van inkomensongelijkheid in Caribisch Nederland. Hierbij wordt gekeken of alle huishoudens min of meer hetzelfde inkomen hebben of dat er grote verschillen bestaan waarbij sommige huishoudens een heel hoog inkomen hebben en andere huishoudens een heel laag inkomen.
Om inkomensverschillen in kaart te brengen bestaan verschillende ongelijkheidsmaten.38) Dergelijke maten hebben als doel de inkomensongelijkheid in één getal samen te vatten. Elke maat kent daarbij zijn eigen interpretatie en heeft zowel voor- als nadelen. Bij het beschrijven van inkomensongelijkheid is het daarom belangrijk diverse maten naast elkaar te zetten om daarmee een zo compleet mogelijk beeld van de ongelijkheid te krijgen. Voor Caribisch Nederland berekent het CBS de Ratio 80/20 en de Gini-coëfficiënt.39) In de berekeningen van deze ongelijkheidmaten wordt het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen gebruikt.
De 80/20 ratio is een eenvoudige en daarom frequent voorkomende manier om inkomensongelijkheid te meten. Eerst worden de huishoudinkomens gerangschikt in oplopende volgorde, waarna deze worden verdeeld in vijf gelijke groepen (iedere groep representeert 20% van de inkomens). De ratio 80/20 geeft vervolgens de verhouding van het totale inkomen van de hoogste inkomensgroep en het totale inkomen van de laagste inkomensgroep. In een gelijke inkomensverdeling is de ratio 80/20 gelijk aan 1. Hoe hoger de ratio 80/20 hoe hoger de ongelijkheid.
De ratio 80/20 beperkt zich tot de staarten van de verdeling (de hoogste en de laagste inkomens) en zegt niets over de tussenliggende inkomens. Hierdoor is de ratio 80/20 gevoeliger voor extreme inkomens dan maatstaven die de gehele inkomensverdeling meenemen. In tegenstelling tot de ratio 80/20 neemt de Gini-coëfficiënt alle afzonderlijke inkomens mee. De Gini-coëfficiënt wordt berekend als de helft van het gemiddeld verschil in inkomen tussen huishoudens gedeeld door het gemiddeld inkomen. De waarde van de Gini-coëfficiënt varieert tussen 0 (iedereen heeft een gelijk inkomen) en 1 (één huishouden beschikt over alle inkomens, de rest heeft niets). De Gini-coëfficiënt is de meest gebruikte maat voor inkomensongelijkheid.
Figuur 3.3.1 toont de ratio 80/20 voor alle drie de eilanden voor de periode 2011-2022. In Figuur 3.3.2 wordt voor dezelfde periode de Gini-coëfficiënt getoond. Alle cijfers die gebruikt zijn voor deze figuren staan op: StatLine - Caribisch NL; inkomensongelijkheid bij particuliere huishoudens (cbs.nl).
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
2011 | 8,42 | 10,73 | 9,55 |
2012 | 8,84 | 10,45 | 7,66 |
2013 | 8,96 | 11,09 | 8,09 |
2014 | 9,38 | 10,87 | 7,54 |
2015 | 9,35 | 11,99 | 8,13 |
2016 | 8,86 | 12,01 | 7,29 |
2017 | 9,24 | 10,57 | 7,55 |
2018 | 9,18 | 11,34 | 7,66 |
2019 | 8,88 | 11,58 | 8,21 |
2020 | 7,88 | 9,35 | 6,83 |
2021 | 8,8 | 9,34 | 6,33 |
2022* | 9,11 | 8,45 | 6,95 |
* Voorlopige cijfers. |
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
2011 | 0,39 | 0,42 | 0,41 |
2012 | 0,39 | 0,41 | 0,38 |
2013 | 0,39 | 0,41 | 0,38 |
2014 | 0,4 | 0,41 | 0,36 |
2015 | 0,4 | 0,43 | 0,38 |
2016 | 0,4 | 0,43 | 0,36 |
2017 | 0,4 | 0,41 | 0,37 |
2018 | 0,4 | 0,43 | 0,37 |
2019 | 0,39 | 0,42 | 0,38 |
2020 | 0,38 | 0,4 | 0,36 |
2021 | 0,39 | 0,4 | 0,35 |
2022* | 0,4 | 0,39 | 0,35 |
* Voorlopige cijfers. |
Beide maten laten zien dat de inkomensongelijkheid op Bonaire redelijk stabiel is. Voor Saba en Sint Eustatius laten beide maten zien dat de inkomensongelijkheid af lijkt te nemen: zowel de ratio 80/20 als de Gini-coëfficiënt waren in 2011 hoger dan in 2022 (voorlopige cijfers). Verder is de inkomensongelijkheid op Saba doorgaans het kleinst. Bonaire neemt in de meeste jaren de middenpositie in wat betreft inkomensongelijkheid.40)
3.4.Conclusie en kanttekeningen
In dit hoofdstuk zijn de inkomens in Caribisch Nederland beschreven. Hierbij is niet enkel gekeken naar inkomen uit arbeid, maar ook naar inkomsten door middel van uitkeringen of vermogen. Er zijn in Caribisch Nederland meerdere uitkeringen zoals de onderstand en het ouderdomspensioen. In tegenstelling tot Europees Nederland is er in Caribisch Nederland op dit moment geen werkloosheidsvoorziening en geen inkomensafhankelijkekindregeling. In lijn met de aanbevelingen van de Commissie wordt de haalbaarheid hiervan momenteel wel verkend.
De huishoudinkomens waren op Bonaire lager dan op Sint Eustatius en Saba. In het vorige hoofdstuk was reeds te zien dat de lonen gemiddeld lager waren op Bonaire en in dit hoofdstuk is beschreven dat uitkeringen ook lager waren. Vanaf juli 2024 zijn de onderstand en de AOV voor de drie eilanden gelijkgetrokken.
Verder zijn in dit hoofdstuk verschillen in inkomens tussen groepen beschreven. Zo zijn huishoudinkomens hoger indien de hoofdkostwinner tussen de 40 en de 60 jaar is dan bij jongere en oudere hoofdkostwinners en hebben paren de hoogste besteedbare gestandaardiseerde huishoudinkomens. Verder zijn inkomens van huishoudens die arbeid als belangrijkste inkomstenbron hebben ongeveer twee keer zo hoog dan van huishoudens die een overdrachtsinkomen als belangrijkste inkomstenbron hebben. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat werk moet lonen.
Tot slot is in dit hoofdstuk de inkomensongelijkheid in Caribisch Nederland beschreven. De inkomensongelijkheid is het laagst op Saba, gevolgd door Bonaire en vervolgens Sint Eustatius. Vooral voor Bonaire is de inkomensongelijkheid redelijk stabiel. Voor Saba en Sint Eustatius is de inkomensongelijkheid in 2022 lager dan in 2011.
Een belangrijk aandachtspunt is dat in bovenstaande analyses enkel (personen in) particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen zijn meegenomen. Niet voor iedereen is een inkomen waargenomen (bekend in de beschikbare registraties). Het is niet uit te sluiten dat sommige personen een “zwart” inkomen/informeel werk hebben. Het CBS heeft hier geen informatie over. Het kan ook mogelijk zijn dat personen bijvoorbeeld verhuizingen (nog) niet doorgegeven hebben in de bevolkingsregistratie. In dat geval zit een persoon wel in de basispopulatie, maar kan het inkomen niet gekoppeld worden.
24) Voor meer informatie over inkomen zie: Inkomen van huishoudens - Materiële welvaart in Nederland 2022 | CBS (gebaseerd op cijfers van Europees Nederland).
25) Bijzondere onderstand bij onverwachtse grote uitgaven | Nieuwsbericht | Rijksdienst Caribisch Nederland (rijksdienstcn.com). Meer specifiek geldt dit indien het inkomen minder is dan 120 procent van het wettelijk minimumloon (zie ook wetten.nl - Regeling - Beleidsregels toepassing Besluit onderstand BES 2019 - BWBR0041881).
26) Naast de onderstand en de AOV is er in Caribisch Nederland de Algemene Weduwe- en Wezenverzekering (AWW) om nabestaanden te verzekeren van een basisinkomen (vergelijkbaar met de Algemene nabestaandenwet in Europees Nederland). Gezien de relatief beperkte aantallen wordt deze uitkering niet afzonderlijk beschreven in dit rapport.
27) https://www.svb.nl/nl/kinderbijslag/bedragen-betaaldagen/bedragen-kinderbijslag.
28) https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/kindgebonden-budget/kindgebonden-budget.
29) Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
30) Met behulp van de OECD-equivalentieschaal worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden.
31) Voor personen die ook in de Nederlandse registraties voorkomen, zijn gegevens zo nodig aangevuld uit deze registraties. De brongegevens konden niet in alle gevallen worden gekoppeld. Een gedeelte van de gegevens kon hierdoor niet benut worden. In de analyse zijn alleen (personen in) particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen meegenomen. Een deel van de inkomensbestanddelen wordt alleen waargenomen in de aangifteregistratie. Voor personen die geen aangifte inkomstenbelasting (hoeven) doen ontbreekt hierdoor de waarneming van deze bestanddelen. Met name het inkomen uit vermogen en alimentatie worden hierdoor onderschat, vooral bij de lagere inkomens.
32) Gepubliceerde bedragen zijn op minimaal 100 waarnemingen gebaseerd. Aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. Hierdoor kan het voorkomen dat de som van de detailgegevens afwijkt van het totaal.
33)De leeftijd van de hoofdkostwinner is bepaald per ultimo van het onderzoeksjaar. In dit geval 2022 (het meest recente jaar waarvoor er inkomensgegevens beschikbaar zijn).
34) De Nationale Ombudsman publiceerde eerder onderzoeken naar armoede bij jongvolwassenen en ouderen in Caribisch Nederland.
35) In deze paragraaf worden de huishoudsamenstellingen voor de hoofdcategorieën voor 2022 weergegeven. Dit omdat vervolgens ook de huishoudinkomens gekoppeld worden aan de huishoudsamenstellingen. Meer recentere én gedetailleerde informatie over huishoudsamenstellingen kan geraadpleegd worden op: Huishoudens Caribisch Nederland, 1 januari 2023 | CBS. Voor informatie over huishoudenssamenstelling in Europees Nederland zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/71486NED.
36) Geïnteresseerde lezers in armoede gerelateerde problematiek van alleenstaande ouders en hun kinderen in Caribisch Nederland kunnen hierover lezen in een onderzoek dat de Nationale Ombudsman publiceerde in 2022.
37) De voornaamste inkomensbron van het huishouden is vastgesteld door de inkomensbestanddelen van alle leden van het huishouden per inkomensbron samen te tellen. Vervolgens is op basis van het hoogste bedrag bepaald welke bron voor het huishouden het belangrijkst is. Bij het bepalen van de voornaamste inkomensbron is daarbij prioriteit toegekend aan inkomen uit eigen onderneming boven andere inkomensbronnen, omdat het resultaat uit onderneming soms laag of zelfs negatief is, ofschoon het huishouden hiervoor vele uren per week actief kan zijn.
39) In de volgende publicatie kan meer achtergrondinformatie gevonden worden over het meten van inkomensongelijkheid: Meten van inkomen en inkomensongelijkheid | CBS.
30) De onderzoekspopulatie bestaat uit de bevolking in particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. Peildatum is 31 december van het verslagjaar.
40) Voor alle drie de eilanden geldt dat de inkomensongelijkheid groter is dan in het Europese deel van Nederland: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/84476NED/table?ts=1724054287381.
4. Inflatie
Eén manier waarop bedrijven om zouden kunnen gaan met hogere loonkosten als gevolg van een verhoging van het wettelijk minimumloon is door de hogere kosten door te berekenen aan de consument. Met andere woorden, door de prijzen (voor de geleverde goederen en diensten) te verhogen. Hierdoor zou er inflatie kunnen ontstaan: een stijging van prijzen van goederen en diensten waardoor mensen met hetzelfde geld minder kunnen kopen. In dit hoofdstuk wordt meer informatie gegeven over de inflatie in Caribisch Nederland. Het hoofdstuk begint met een korte uitleg over hoe inflatie door het CBS gemeten wordt en vervolgens wordt beschreven hoe de inflatie in Caribisch Nederland zich ontwikkelt over de tijd heen.
4.1. Meting inflatie
Om prijsveranderingen te kunnen berekenen, maakt het CBS gebruik van de ConsumentenPrijsIndex (CPI). De CPI geeft de kosten weer van een pakket goederen en diensten dat een gemiddeld huishouden aanschaft. Tabel 4.1.1 geeft weer naar welke goederen en diensten in Caribisch Nederland wordt gekeken voor het bepalen van de CPI.
Goederengroep | Bevat onder meer (geen uitputtende opsomming) |
---|---|
Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken | Brood en graanproducten, vlees, vis, zuivel, fruit, groenten, suiker, snoepgoed, kruiden en kant- en klaarmaaltijden. Koffie, thee, mineraalwater, frisdrank, vruchten- en groentesappen. |
Alcoholhoudende dranken en tabak | Gedestilleerde dranken, likeur, wijn en bier. Sigaretten, sigaren en shag. |
Kleding en schoenen | Herenkleding, dameskleding, kinder- en babykleding, kledingartikelen en toebehoren, wasserijen en stomerijen. Herenschoenen, damesschoenen, kinderschoenen en reparatie van schoenen. |
Huisvesting, water en energie | Doe-het-zelf-materialen, watervoorziening, elektriciteit en gas. |
Stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks woningonderhoud | Meubelen en stoffering, vloerbedekking, huishoudtextiel, huishoudelijke apparaten, serviesgoed, gereedschap voor huis en tuin, schoonmaak- en onderhoudsproducten. |
Gezondheid | Medicijnen, brillen en lenzen, diensten van artsen en tandartsen. |
Vervoer | Auto's, motorfietsen, scooters, fietsen, brandstoffen, onderdelen en onderhoud van vervoermiddelen, taxi, personenvervoer per boot of vliegtuig. |
Communicatie | Post- en pakketdiensten, telefonie en internet. |
Recreatie en cultuur | Audio- en videoapparatuur, foto- en filmtoestellen, computers, gegevensdragers zoals cd's en usb-sticks, spellen, speelgoed en hobby's, sport- en kampeerartikelen, dierenarts, TV-abonnement, kranten, boeken en schrijfwaren. |
Onderwijs | Regulier onderwijs en volwasseneneducatie. |
Hotels en restaurants | Restaurants, cafés en accommodaties. |
Diverse goederen en diensten | Persoonlijke verzorging, sieraden, klokken en horloges, kinderopvang, verzekeringen en notarisdiensten. |
Om de CPI te kunnen berekenen wordt naar twee aspecten gekeken. Ten eerste wordt in kaart gebracht waar bewoners van de drie eilanden hun geld aan uit geven. Elk goed en elke dienst in dit (uitgaven)pakket krijgt een gewicht dat aangeeft hoe belangrijk dit is in het consumptiepatroon van de bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Met andere woorden, er wordt gekeken naar hoeveel geld personen uitgeven aan een bepaald goed of bepaalde dienst. Om de wegingsfactoren van de verschillende goederen en diensten te bepalen, is gebruik gemaakt van het Budgetonderzoek waarin bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitgebreid bevraagd zijn naar hun bestedingspatroon. Alle drie de eilanden hebben een apart (uitgaven)pakket en aparte gewichten. Deze gewichten staan in de volgende tabel weergegeven.
Bestedingscategorie | Bonaire | Sint Eustatius | Saba |
---|---|---|---|
Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken | 16 436 | 20 241 | 22 633 |
Alcoholhoudende dranken en tabak | 1 324 | 1 261 | 1 391 |
Kleding en schoenen | 4 346 | 3 811 | 3 588 |
Huisvesting, water en energie | 24 714 | 24 008 | 22 662 |
Stoffering, huishoudelijke apparaten | 5 118 | 5 042 | 4 911 |
Gezondheid | 1 923 | 1 334 | 1 419 |
Vervoer | 15 956 | 13 133 | 12 063 |
Communicatie | 7 617 | 9 123 | 7 194 |
Recreatie en cultuur | 3 224 | 4 506 | 2 686 |
Onderwijs | 529 | 1 319 | 2 057 |
Hotels en restaurants | 6 177 | 7 317 | 6 335 |
Diverse goederen en diensten | 12 636 | 8 905 | 13 061 |
Bovenstaande tabel toont dat in Caribisch Nederland huishoudens gemiddeld het meeste geld kwijt zijn aan voedingsmiddelen, huisvesting/water/energie en vervoer.41) Uitgangspunt bij de berekening van de CPI zijn dus de uitgaven die huishoudens doen. De uitgaven van huishoudens kunnen in de loop van de tijd veranderen, bijvoorbeeld doordat er nieuwe producten op de markt komen of omdat de samenstelling van de bevolking anders wordt. Om deze veranderingen zo goed mogelijk te volgen, wordt het wegingsschema van CPI periodiek aangepast.42)
Ten tweede wordt gekeken naar de kosten van de goederen en diensten die bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kopen. Een deel van de prijzen wordt genoteerd door interviewers die langs winkels gaan. Daarnaast maakt het CBS gebruik van schriftelijke enquêtes, internetwaarneming en externe registraties. Op Bonaire worden van ongeveer 600 verschillende goederen en diensten bij ongeveer 125 berichtgevers de prijzen waargenomen. Op Saba en Sint Eustatius worden van ongeveer 350 goederen en diensten bij ongeveer 70 berichtgevers prijzen waargenomen. De nauwkeurigheid en representativiteit van de CPI worden gewaarborgd door van een groot en divers aantal producten maandelijks de prijs waar te nemen bij verschillende verkoopkanalen op alle drie de eilanden. Meer informatie over de CPI voor Caribisch Nederland is te vinden via: ConsumentenprijsindexBonaire, Sint Eustatius en Saba | CBS.
De CPI wordt dus berekend door te kijken naar wat bewoners van de BES-eilanden gemiddeld kopen én hoe duur deze producten zijn. De prijsverandering wordt vervolgens berekend door de CPI in een bepaalde periode te vergelijken met de CPI in een eerdere periode. Het is goed om te realiseren dat inflatie gaat over hoe prijzen veranderen over de tijd heen en niet over hoe hoog de prijzen zijn. Het is bekend dat het prijsniveau op de drie eilanden relatief hoog is. Het kleinschalige en insulaire karakter van Caribisch Nederland zorgt er bijvoorbeeld voor dat veel goederen geïmporteerd moeten worden. Indien de eilanden onderling met elkaar vergeleken worden, is het prijsniveau het hoogst op Saba: de consumentenprijzen op Saba zijn 18 procent hoger dan op Bonaire en op Sint Eustatius 11 procent hoger dan op Bonaire. Dit komt vooral omdat de prijzen van water en gas relatief hoog zijn op Saba en Sint Eustatius.43)
4.2.Trend allebestedingen
Er zijn verschillende manieren om de prijsveranderingen over de tijd heen te bekijken. De eerste manier is door de prijsontwikkeling te bekijken ten opzichte van een referentiejaar. In onderstaande figuur is het prijsniveau over de tijd heen weergegeven voor de drie eilanden afzonderlijk. Het jaar 2017 is hierbij het referentiejaar.44) Het indexcijfer voor dit jaar is daarom 100. Indien het prijsniveau in een bepaald jaar lager is dan in 2017 is het indexcijfer voor dat jaar lager dan 100 en indien het prijsniveau in een bepaald jaar hoger is dan in 2017 dan is het indexcijfer voor dat jaar hoger dan 100.
Jaar | Kwartaal | Bonaire (2017 = 100) | Sint Eustatius (2017 = 100) | Saba (2017 = 100) |
---|---|---|---|---|
2010 | 1e kwartaal | 88,75 | 81,2 | 86,88 |
2010 | 2e kwartaal | 89,06 | 81,68 | 87,19 |
2010 | 3e kwartaal | 89,44 | 81,46 | 87,84 |
2010 | 4e kwartaal | 89,67 | 82,15 | 88,17 |
2011 | 1e kwartaal | 92,45 | 86,9 | 90,96 |
2011 | 2e kwartaal | 93,52 | 90,26 | 93,18 |
2011 | 3e kwartaal | 94,6 | 90,6 | 93,65 |
2011 | 4e kwartaal | 95,36 | 91,06 | 94,73 |
2012 | 1e kwartaal | 95,8 | 92,65 | 96,1 |
2012 | 2e kwartaal | 96,29 | 94,96 | 96,79 |
2012 | 3e kwartaal | 96,81 | 94,78 | 96,51 |
2012 | 4e kwartaal | 97,95 | 95,56 | 97,02 |
2013 | 1e kwartaal | 98,17 | 96,26 | 97,28 |
2013 | 2e kwartaal | 97,75 | 96,62 | 97,75 |
2013 | 3e kwartaal | 98,5 | 96,35 | 97,89 |
2013 | 4e kwartaal | 99,13 | 97,56 | 98,16 |
2014 | 1e kwartaal | 99,45 | 98,64 | 98,64 |
2014 | 2e kwartaal | 99,87 | 99,38 | 99,7 |
2014 | 3e kwartaal | 100,01 | 99,65 | 100,4 |
2014 | 4e kwartaal | 99,98 | 99,08 | 100,19 |
2015 | 1e kwartaal | 98,82 | 97,59 | 100,12 |
2015 | 2e kwartaal | 98,92 | 97,66 | 100,56 |
2015 | 3e kwartaal | 99,08 | 99,18 | 99,98 |
2015 | 4e kwartaal | 98,77 | 98,43 | 100,05 |
2016 | 1e kwartaal | 99,35 | 97,98 | 100,41 |
2016 | 2e kwartaal | 99,33 | 97,59 | 100,59 |
2016 | 3e kwartaal | 99,71 | 98,27 | 100,17 |
2016 | 4e kwartaal | 99,31 | 98,68 | 99,76 |
2017 | 1e kwartaal | 99,45 | 99,01 | 99,39 |
2017 | 2e kwartaal | 99,77 | 100,13 | 99,57 |
2017 | 3e kwartaal | 100,37 | 100,4 | 98,89 |
2017 | 4e kwartaal | 100,4 | 100,46 | 102,14 |
2018 | 1e kwartaal | 103,28 | 101,01 | 102,28 |
2018 | 2e kwartaal | 102,79 | 101,35 | 102,76 |
2018 | 3e kwartaal | 103,87 | 101,48 | 103,28 |
2018 | 4e kwartaal | 103,83 | 101,57 | 102,18 |
2019 | 1e kwartaal | 103,96 | 101,75 | 102,88 |
2019 | 2e kwartaal | 103,94 | 101,75 | 103,23 |
2019 | 3e kwartaal | 105,11 | 102,2 | 103,58 |
2019 | 4e kwartaal | 106,1 | 102,59 | 102,99 |
2020 | 1e kwartaal | 104,99 | 103 | 103,3 |
2020 | 2e kwartaal | 102,92 | 100,9 | 102,39 |
2020 | 3e kwartaal | 100,07 | 98,82 | 101,93 |
2020 | 4e kwartaal | 100,55 | 99,34 | 102,16 |
2021 | 1e kwartaal | 101,59 | 98,73 | 101,96 |
2021 | 2e kwartaal | 103,28 | 99,64 | 103,45 |
2021 | 3e kwartaal | 104,4 | 101,21 | 105,22 |
2021 | 4e kwartaal | 106,33 | 102,03 | 106,23 |
2022 | 1e kwartaal | 110,96 | 103,56 | 108,79 |
2022 | 2e kwartaal | 112,94 | 107,28 | 111,89 |
2022 | 3e kwartaal | 117,17 | 110,34 | 115,46 |
2022 | 4e kwartaal | 114,96 | 111,32 | 116,52 |
2023 | 1e kwartaal | 115,95 | 111,81 | 116,45 |
2023 | 2e kwartaal | 118,15 | 110,86 | 117,69 |
2023 | 3e kwartaal | 119,44 | 110,3 | 118,67 |
2023 | 4e kwartaal | 119,68 | 110,23 | 117,91 |
2024 | 1e kwartaal | 119,91 | 111,36 | 118,66 |
2024 | 2e kwartaal | 121,16 | 113,6 | 120,09 |
2024 | 3e kwartaal* | 122,45 | 113,74 | 121,09 |
Zoals bovenstaande figuur laat zien, is er over de tijd heen sprake van een stijging van de CPI. Dit betekent dat goederen en diensten over de tijd heen duurder zijn geworden. De meeste economen zijn het erover eens dat een lichte stijging van de prijzen/inflatie gewenst is. De Europese Centrale Bank (ECB) streeft bijvoorbeeld naar een inflatie van twee procent.45) Indien prijzen zouden dalen (er wordt dan gesproken over deflatie), zouden personen en bedrijven namelijk mogelijk wachten met het doen van aankopen wat een negatieve invloed kan hebben op de economie.
Over het algemeen is voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba sprake van een vrij geleidelijke stijging van de prijzen over de tijd heen. Dit is ook wenselijk aangezien prijsontwikkelingen dan voor iedereen relatief voorspelbaar zijn. Een grote uitzondering is het jaar 2022. In dit jaar is er sprake van een piek wat betreft prijsstijgingen. Hierin zijn de BES-eilanden geen uitzondering: ook in andere landen was in dat jaar sprake van hoge inflatie.46) Vaak genoemde redenen voor deze wereldwijde piek in inflatie zijn het herstel na de COVID-19-pandemie en de Russische invasie in Oekraïne. Tot slot wordt duidelijk uit Figuur 4.2.1 dat de prijsstijging voor de drie eilanden min of meer of een verglijkbaar patroon heeft over de tijd.
Een tweede veel gebruikte manier om naar prijsontwikkelingen te kijken, is door middel van jaarmutaties. Dit betekent dat naar de CPI in een bepaalde periode gekeken wordt en deze vervolgens vergeleken wordt met de CPI in exact dezelfde periode een jaar eerder. Onderstaande figuur toont de CPI-jaarmutaties voor de drie BES-eilanden.
Jaartal | Kwartaal | Bonaire (% verandering van de CPI t.o.v. jaar eerder) | Sint Eustatius (% verandering van de CPI t.o.v. jaar eerder) | Saba (% verandering van de CPI t.o.v. jaar eerder) |
---|---|---|---|---|
2011 | 1e kwartaal | 4,2 | 7 | 4,7 |
2011 | 2e kwartaal | 5 | 10,5 | 6,9 |
2011 | 3e kwartaal | 5,8 | 11,2 | 6,6 |
2011 | 4e kwartaal | 6,3 | 10,8 | 7,4 |
2012 | 1e kwartaal | 3,6 | 6,6 | 5,7 |
2012 | 2e kwartaal | 3 | 5,2 | 3,9 |
2012 | 3e kwartaal | 2,3 | 4,6 | 3,1 |
2012 | 4e kwartaal | 2,7 | 4,9 | 2,4 |
2013 | 1e kwartaal | 2,5 | 3,9 | 1,2 |
2013 | 2e kwartaal | 1,5 | 1,7 | 1 |
2013 | 3e kwartaal | 1,7 | 1,7 | 1,4 |
2013 | 4e kwartaal | 1,2 | 2,1 | 1,2 |
2014 | 1e kwartaal | 1,3 | 2,5 | 1,4 |
2014 | 2e kwartaal | 2,2 | 2,9 | 2 |
2014 | 3e kwartaal | 1,5 | 3,4 | 2,6 |
2014 | 4e kwartaal | 0,9 | 1,6 | 2,1 |
2015 | 1e kwartaal | -0,6 | -1,1 | 1,5 |
2015 | 2e kwartaal | -1 | -1,7 | 0,9 |
2015 | 3e kwartaal | -0,9 | -0,5 | -0,4 |
2015 | 4e kwartaal | -1,2 | -0,7 | -0,1 |
2016 | 1e kwartaal | 0,5 | 0,4 | 0,3 |
2016 | 2e kwartaal | 0,4 | -0,1 | 0 |
2016 | 3e kwartaal | 0,6 | -0,9 | 0,2 |
2016 | 4e kwartaal | 0,5 | 0,3 | -0,3 |
2017 | 1e kwartaal | 0,1 | 1,1 | -1 |
2017 | 2e kwartaal | 0,4 | 2,6 | -1 |
2017 | 3e kwartaal | 0,7 | 2,2 | -1,3 |
2017 | 4e kwartaal | 1,1 | 1,8 | 2,4 |
2018 | 1e kwartaal | 3,9 | 2 | 2,9 |
2018 | 2e kwartaal | 3 | 1,2 | 3,2 |
2018 | 3e kwartaal | 3,5 | 1,1 | 4,4 |
2018 | 4e kwartaal | 3,4 | 1,1 | 0 |
2019 | 1e kwartaal | 0,7 | 0,7 | 0,6 |
2019 | 2e kwartaal | 1,1 | 0,4 | 0,5 |
2019 | 3e kwartaal | 1,2 | 0,7 | 0,3 |
2019 | 4e kwartaal | 2,2 | 1 | 0,8 |
2020 | 1e kwartaal | 1 | 1,2 | 0,4 |
2020 | 2e kwartaal | -1 | -0,8 | -0,8 |
2020 | 3e kwartaal | -4,8 | -3,3 | -1,6 |
2020 | 4e kwartaal | -5,2 | -3,2 | -0,8 |
2021 | 1e kwartaal | -3,2 | -4,1 | -1,3 |
2021 | 2e kwartaal | 0,3 | -1,2 | 1 |
2021 | 3e kwartaal | 4,3 | 2,4 | 3,2 |
2021 | 4e kwartaal | 5,7 | 2,7 | 4 |
2022 | 1e kwartaal | 9,2 | 4,9 | 6,7 |
2022 | 2e kwartaal | 9,4 | 7,7 | 8,2 |
2022 | 3e kwartaal | 12,2 | 9 | 9,7 |
2022 | 4e kwartaal | 8,1 | 9,1 | 9,7 |
2023 | 1e kwartaal | 4,5 | 8 | 7 |
2023 | 2e kwartaal | 4,6 | 3,3 | 5,2 |
2023 | 3e kwartaal | 1,9 | 0 | 2,8 |
2023 | 4e kwartaal | 4,1 | -1 | 1,2 |
2024 | 1e kwartaal | 3,4 | -0,4 | 1,9 |
2024 | 2e kwartaal | 2,5 | 2,5 | 2 |
2024 | 3e kwartaal* | 2,5 | 3,1 | 2 |
Zoals eerder beschreven, wordt een lichte inflatie (2 procent) over het algemeen als gunstig beschouwd. Zoals in bovenstaande figuur te zien, is in veel periodes sprake van een lichte inflatie. Grote uitzonderingen zijn de eerder beschreven piek in 2022 en een periode van deflatie tijdens de COVID-19-pandemie.47)
In het huidige onderzoek zijn vooral de meest recente inflatiecijfers interessant. Zoals in paragraaf 2.1 beschreven, is het wettelijk minimumloon in januari 2024 én in juli 2024 verhoogd. Figuur 4.2.2 laat zien dat de inflatie in het eerste kwartaal van 2024 op Bonaire 3,4 procent was, op Sint Eustatius -0,4 procent en op Saba 1,9 procent. Het inflatiecijfer op Bonaire was in het eerste kwartaal van 2024 dus het hoogst van de BES-eilanden. Dit inflatiecijfer ligt echter lager dan het inflatiecijfer in het laatste kwartaal van 2023, want toen was het inflatiecijfer 4,1 procent. Ook in het tweede en derde kwartaal van 2024 is de inflatie in Caribisch Nederland niet uitzonderlijk hoog: op Bonaire ligt het in beide kwartalen op 2,5 procent, op Sint Eustatius op respectievelijk 2,5 en 3,1 procent en op Saba in beide kwartalen op 2 procent.
Om actuele ontwikkelingen in kaart te brengen, is het interessant om naar kwartaalmutaties te kijken (in plaats van naar jaarmutaties). Hierbij wordt de CPI in een kwartaal vergeleken met de CPI een kwartaal eerder. In Figuur 4.2.3 worden de kwartaalmutaties van de CPI voor de BES-eilanden getoond.
Jaar | Kwartaal | Bonaire (% verandering van de CPI t.o.v. kwartaal eerder) | Sint Eustatius (% verandering van de CPI t.o.v. kwartaal eerder) | Saba (% verandering van de CPI t.o.v. kwartaal eerder) |
---|---|---|---|---|
2010 | 2e kwartaal | 0,3 | 0,6 | 0,4 |
2010 | 3e kwartaal | 0,4 | -0,3 | 0,7 |
2010 | 4e kwartaal | 0,3 | 0,8 | 0,4 |
2011 | 1e kwartaal | 3,1 | 5,8 | 3,2 |
2011 | 2e kwartaal | 1,2 | 3,9 | 2,4 |
2011 | 3e kwartaal | 1,2 | 0,4 | 0,5 |
2011 | 4e kwartaal | 0,8 | 0,5 | 1,2 |
2012 | 1e kwartaal | 0,5 | 1,7 | 1,4 |
2012 | 2e kwartaal | 0,5 | 2,5 | 0,7 |
2012 | 3e kwartaal | 0,5 | -0,2 | -0,3 |
2012 | 4e kwartaal | 1,2 | 0,8 | 0,5 |
2013 | 1e kwartaal | 0,2 | 0,7 | 0,3 |
2013 | 2e kwartaal | -0,4 | 0,4 | 0,5 |
2013 | 3e kwartaal | 0,8 | -0,3 | 0,1 |
2013 | 4e kwartaal | 0,6 | 1,3 | 0,3 |
2014 | 1e kwartaal | 0,3 | 1,1 | 0,5 |
2014 | 2e kwartaal | 0,4 | 0,8 | 1,1 |
2014 | 3e kwartaal | 0,1 | 0,3 | 0,7 |
2014 | 4e kwartaal | 0 | -0,6 | -0,2 |
2015 | 1e kwartaal | -1,2 | -1,5 | -0,1 |
2015 | 2e kwartaal | 0,1 | 0,1 | 0,4 |
2015 | 3e kwartaal | 0,2 | 1,6 | -0,6 |
2015 | 4e kwartaal | -0,3 | -0,8 | 0,1 |
2016 | 1e kwartaal | 0,6 | -0,5 | 0,4 |
2016 | 2e kwartaal | 0 | -0,4 | 0,2 |
2016 | 3e kwartaal | 0,4 | 0,7 | -0,4 |
2016 | 4e kwartaal | -0,4 | 0,4 | -0,4 |
2017 | 1e kwartaal | 0,1 | 0,3 | -0,4 |
2017 | 2e kwartaal | 0,3 | 1,1 | 0,2 |
2017 | 3e kwartaal | 0,6 | 0,3 | -0,7 |
2017 | 4e kwartaal | 0 | 0,1 | 3,3 |
2018 | 1e kwartaal | 2,9 | 0,5 | 0,1 |
2018 | 2e kwartaal | -0,5 | 0,3 | 0,5 |
2018 | 3e kwartaal | 1,1 | 0,1 | 0,5 |
2018 | 4e kwartaal | 0 | 0,1 | -1,1 |
2019 | 1e kwartaal | 0,1 | 0,2 | 0,7 |
2019 | 2e kwartaal | 0 | 0 | 0,3 |
2019 | 3e kwartaal | 1,1 | 0,4 | 0,3 |
2019 | 4e kwartaal | 0,9 | 0,4 | -0,6 |
2020 | 1e kwartaal | -1 | 0,4 | 0,3 |
2020 | 2e kwartaal | -2 | -2 | -0,9 |
2020 | 3e kwartaal | -2,8 | -2,1 | -0,4 |
2020 | 4e kwartaal | 0,5 | 0,5 | 0,2 |
2021 | 1e kwartaal | 1 | -0,6 | -0,2 |
2021 | 2e kwartaal | 1,7 | 0,9 | 1,5 |
2021 | 3e kwartaal | 1,1 | 1,6 | 1,7 |
2021 | 4e kwartaal | 1,8 | 0,8 | 1 |
2022 | 1e kwartaal | 4,4 | 1,5 | 2,4 |
2022 | 2e kwartaal | 1,8 | 3,6 | 2,8 |
2022 | 3e kwartaal | 3,7 | 2,9 | 3,2 |
2022 | 4e kwartaal | -1,9 | 0,9 | 0,9 |
2023 | 1e kwartaal | 0,9 | 0,4 | -0,1 |
2023 | 2e kwartaal | 1,9 | -0,8 | 1,1 |
2023 | 3e kwartaal | 1,1 | -0,5 | 0,8 |
2023 | 4e kwartaal | 0,2 | -0,1 | -0,6 |
2024 | 1e kwartaal | 0,2 | 1 | 0,6 |
2024 | 2e kwartaal | 1 | 2 | 1,2 |
2024 | 3e kwartaal* | 1,1 | 0,1 | 0,8 |
De meest recente cijfers zijn ook hier het meest interessant omdat de recente verhoging van het wettelijk minimumloon de aanleiding was om het huidige onderzoek te starten. Voor alle drie de eilanden geldt dat de prijsstijgingen voor alle drie de kwartalen in 2024 onder de twee procent liggen.
4.3.Per bestedingscategorie
Voor de berekening van bovenstaande inflatiecijfers is gekeken naar alle bestedingen samen. Deze cijfers laten geen uitzonderlijk hoge inflatiecijfers zien. Het is interessant om de inflatie in meer detail te bestuderen door naar de prijsontwikkelingen in afzonderlijke bestedingscategorieën te kijken. Het is mogelijk dat er bijvoorbeeld vooral sprake is van inflatie in sectoren waar relatief veel werknemers rond het wettelijk minimumloon betaald krijgen (zie hoofdstuk 2 voor meer informatie over lonen en bedrijfstakken).48) Ook andere beleidsmaatregelen (bijvoorbeeld subsidies op nutsvoorzieningen) kunnen inflatiecijfers van specifieke bestedingscategorieën beïnvloeden.49) In deze paragraaf wordt daarom meer inzicht gegeven in de prijsontwikkeling per bestedingscategorie.50) Aangezien de verhogingen van het wettelijk minimumloon de aanleiding zijn geweest voor dit onderzoek wordt nu gefocust op de cijfers van 2024 (kwartaal 1, kwartaal 2 en kwartaal 3). De volledige reeks van CPI-mutaties per bestedingscategorie vanaf 2010 is te vinden op StatLine.
In de volgende tabellen staan voor Bonaire (Tabel 4.3.1), Sint Eustatius (Tabel 4.3.2) en Saba (Tabel 4.3.3) zowel de jaarmutaties als de kwartaalmutaties voor de eerste drie kwartalen van 2024 weergegeven per bestedingscategorie.
Kwartaalmutatie | Kwartaalmutatie | Kwartaalmutatie | Jaarmutatie | Jaarmutatie | Jaarmutatie | |
---|---|---|---|---|---|---|
1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal* | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal* | |
Alle bestedingen | 0,2 | 1 | 1,1 | 3,4 | 2,5 | 2,5 |
Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken | 1,6 | 0,9 | 0,9 | 5,6 | 5,5 | 5,3 |
Alcoholhoudende dranken en tabak | 1,9 | 2,5 | 0,8 | 7,8 | 9,4 | 6,5 |
Kleding en schoenen | 0,6 | 1,8 | -0,3 | 7 | 6,9 | 3,8 |
Huisvesting, water en energie | 0,3 | 0,9 | 0,7 | -0,2 | -0,9 | 1,6 |
Stoffering, huishoudelijke apparaten | 2,1 | 1,4 | 1,5 | 7,9 | 8 | 5,5 |
Gezondheid | 5,4 | 5,1 | 1,8 | 14 | 19,2 | 20,3 |
Vervoer | -0,7 | 0,6 | 2,4 | 5,6 | 1,7 | 0 |
Communicatie | -14,1 | -0,2 | -0,6 | -14,1 | -14,4 | -14,9 |
Recreatie en cultuur | 0,6 | -0,5 | 2,8 | -0,5 | -0,2 | 1,2 |
Onderwijs | 0 | -0,1 | 19,4 | -1,6 | -1,7 | 17,4 |
Hotels en restaurants | 5,8 | 1,6 | 0,6 | 10,3 | 10,1 | 9,4 |
Diverse goederen en diensten | 0,3 | 1,3 | 0 | 5,3 | 4,3 | 2,5 |
Kwartaalmutatie | Kwartaalmutatie | Kwartaalmutatie | Jaarmutatie | Jaarmutatie | Jaarmutatie | |
---|---|---|---|---|---|---|
1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal* | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal* | |
Alle bestedingen | 1 | 2 | 0,1 | -0,4 | 2,5 | 3,1 |
Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken | 1,7 | 0,4 | 0 | 3,6 | 3,1 | 2,8 |
Alcoholhoudende dranken en tabak | 1,9 | 0,8 | 0 | 3 | 3,3 | 2,7 |
Kleding en schoenen | -3,4 | 2,5 | -1,1 | 7,6 | 5,8 | -4,3 |
Huisvesting, water en energie | 2 | 0,8 | -0,4 | 0,3 | 1,9 | 1,8 |
Stoffering, huishoudelijke apparaten | 1,5 | 0,2 | -2,5 | -8,4 | -4,8 | -3,2 |
Gezondheid | 0,3 | -1,2 | 0,1 | 0,7 | -0,8 | 0,5 |
Vervoer | 4,1 | 8,3 | 2,1 | -4,7 | 8,4 | 16,2 |
Communicatie | -9,4 | 2,6 | 0 | -9,4 | -7,1 | -7,1 |
Recreatie en cultuur | 1,4 | -0,4 | -0,4 | -3,1 | -1,3 | 0,4 |
Onderwijs | 3,1 | 0,5 | 4,3 | 7,2 | 8,2 | 7,4 |
Hotels en restaurants | 0 | 1 | 0 | 1,2 | 2,1 | 1,3 |
Diverse goederen en diensten | 0,3 | 2,3 | -0,1 | 1,2 | 3,1 | 2,6 |
Kwartaalmutatie | Kwartaalmutatie | Kwartaalmutatie | Jaarmutatie | Jaarmutatie | Jaarmutatie | |
---|---|---|---|---|---|---|
1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal* | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal* | |
Alle bestedingen | 0,6 | 1,2 | 0,8 | 1,9 | 2 | 2 |
Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken | 1,5 | 1,2 | 0,8 | 4 | 4 | 4 |
Alcoholhoudende dranken en tabak | 0,2 | 1,9 | 3 | 3,8 | 5 | 7,8 |
Kleding en schoenen | -3,2 | 2,2 | -0,9 | 4,8 | 3 | -4,2 |
Huisvesting, water en energie | -0,4 | 0,2 | 1,4 | -5,3 | -3,3 | 0,2 |
Stoffering, huishoudelijke apparaten | 1,5 | 0,9 | -0,9 | -3,5 | -0,2 | -1,3 |
Gezondheid | 1,1 | -3,7 | -0,2 | 2 | -3,1 | -2,3 |
Vervoer | -0,6 | 1,7 | 0,6 | 15,8 | 9,3 | 3,7 |
Communicatie | 10,4 | 1,3 | 0 | -3,4 | -2,1 | -2,1 |
Recreatie en cultuur | 1,5 | 0,4 | -0,3 | -3,4 | 0,4 | 2,5 |
Onderwijs | 3,1 | 0,5 | 4,3 | 7,2 | 8,2 | 6,9 |
Hotels en restaurants | 0,2 | 1,1 | 3,7 | 2 | 1,2 | 5,1 |
Diverse goederen en diensten | -0,6 | 3 | -0,4 | 1,2 | 2,6 | 1,7 |
Bovenstaande tabellen laten zien dat er grote verschillen zijn tussen de productgroepen wat betreft veranderingen in de prijzen. Zo zijn er voor het eerste kwartaal bij de productgroep communicatie vrij forse prijsdalingen. Dit geldt voor Bonaire en Sint Eustatius voor zowel de kwartaalmutaties als de jaarmutaties. Deze daling wordt veroorzaakt door een extra (incidentele) subsidie op internetabonnementen die op 1 januari 2024 is ingegaan. Voor Saba is deze daling niet te zien. Hier werd communicatie in het eerste kwartaal van 2024 10,4 procent duurder. Dit komt omdat in het vierde kwartaal van 2023 de communicatiekosten lager waren vanwege een eenmalige subsidie die de Eilandraad van Saba heeft verstrekt in november 2023.
Voor sommige productgroepen zijn er forse prijsstijgingen. Voorbeelden hiervan zijn de jaarmutaties van de bestedingscategorie gezondheid op Bonaire. Dit komt omdat zelfzorggeneesmiddelen hier in prijs gestegen zijn. Op Sint Eustatius zijn prijsstijgingen te zien voor vervoer. Dit komt onder andere doordat vliegtickets sterk in prijs gestegen zijn. Ook op Saba zijn er prijsstijgingen van vervoer. Verder zijn de prijzen van verschillende opleidingen op de BES-eilanden sterk in prijs gestegen.
Interessant in het kader van het voorliggende onderzoek zijn de prijsstijgingen voor hotels en restaurants op Bonaire. De prijzen liggen hier in 2024 afgerond 10 procent hoger dan in 2023: in het eerste kwartaal van 2024 was de inflatie voor deze bestedingscategorie 10,3 procent, in het tweede kwartaal 10,1 procent en in het derde kwartaal 9,4 procent. Dergelijke inflatiecijfers op Bonaire voor hotels en restaurants zijn in vergelijking met eerdere jaren vrij hoog.51) Op Sint Eustatius en Saba zijn dergelijk hoge prijsstijgingen in de horeca niet te zien. In hoofdstuk 2 is beschreven dat er veel banen zijn op Bonaire in de horeca én dat de lonen in de sector relatief laag zijn. In hoofdstuk 2 is ook beschreven dat het wettelijk minimumloon op Bonaire substantieel verhoogd is (de beleidsmatige verhoging was hier groter dan op Sint Eustatius en Saba). Mogelijk hebben de prijsstijgingen wat betreft hotels en restaurants te maken met de stijging van het wettelijk minimumloon. Dit is op basis van dergelijke beschrijvende analyses echter niet met zekerheid vast te stellen. Een deel van deze kosten (bijvoorbeeld duurdere hotelovernachtingen) zal naar verwachting overigens betaald worden door toeristen die het eiland bezoeken.
4.4.Conclusie en kanttekeningen
Op het eerste gezicht lijkt er geen sprake te zijn van een uitzonderlijk hoge inflatie na verhogingen van het wettelijk minimumloon in 2024. Dit is in lijn met meerdere wetenschappelijke onderzoeken waaruit naar voren komt dat het gevolg van verhogingen van het minimumloon op inflatie relatief beperkt is.52) Er dient echter een aantal kanttekeningen gemaakt te worden.
Ten eerste is op basis van dit onderzoek niet te zeggen wat de inflatie geweest zou zijn indien het wettelijk minimumloon niet verhoogd was. Of en zo ja wat de gevolgen zijn (geweest) van het verhogen van het wettelijk minimumloon is op basis van deze beschrijvende statistieken niet te zeggen. Daar komt bij dat niet alleen het wettelijk minimumloon is verhoogd, maar dat het kabinet een pakket aan maatregelen heeft doorgevoerd in 2024 met als doel het verhogen van het besteedbaar inkomen en het verlagen van de kosten van het levensonderhoud. Denk hierbij aan eerder genoemde maatregelen wat betreft het verlagen van de kosten van internet. Dergelijke maatregelen hebben een directe invloed op de prijzen. Verder zijn er ook lastenverlichtingen voor werkgevers doorgevoerd (door de werkgeverpremies te verlagen). Ook hierdoor kunnen eventuele gevolgen van de verhoging van het wettelijk minimumloon zijn afgezwakt.
Verder dient opgemerkt te worden dat de (substantiële) verhogingen van het wettelijk minimumloon recent plaats hebben gevonden: in januari en juli 2024. Het is mogelijk dat prijzen niet direct verhoogd worden, maar pas op lange(re) termijn doorberekend worden. Er zijn echter meerdere wetenschappelijke studies die concluderen dat verhogingen van prijzen, als ze plaatsvinden, meestal relatief snel volgen op verhogingen van het minimumlonen.53) Op basis hiervan zou de verwachting zijn dat toekomstige cijfers geen substantieel ander beeld laten zien. Het CBS publiceert de CPI-cijfers voor Caribisch Nederland per kwartaal. De volgende cijfers, die voor het laatste kwartaal van 2024, worden naar verwachting in januari 2025 gepubliceerd (en deze zullen voor iedereen vrij toegankelijk te raadplegen zijn op StatLine).
Ook dient gerealiseerd te worden dat de inflatiecijfers op basis van de CPI het prijsverloop weergeeft van een pakket goederen en diensten dat een gemiddeld huishouden van het betreffende eiland aanschaft. Het is noodzakelijk om naar het gemiddelde te kijken om een algemeen CPI-cijfer te kunnen berekenen. Uiteraard verschillen uitgavenpatronen tussen personen. Zo zijn er personen die niets of weinig uitgeven aan alcoholhoudende dranken en tabak en personen die hier relatief veel geld aan uitgeven. Met andere woorden de mate waarin de prijzen van aangeschafte goederen en diensten per persoon stijgen is afhankelijk van wat deze persoon exact koopt en gebruikt.
Tot slot is het goed om te realiseren dat de waargenomen inflatie niet per definitie overeen hoeft te komen met de inflatie die personen ervaren. Zo blijkt uit consumentenenquêtes dat mensen vaker het gevoel hebben dat de inflatie hoger is dan uit werkelijke prijzen lijkt. Dit wordt ook wel aangeduid met de term ‘gevoelsinflatie.’54) Hier zijn meerdere redenen voor. Zo vallen hogere prijzen en prijsstijgingen meer op dan prijzen die hetzelfde blijven of dalen. Deze ‘negativity bias’ is een bekend fenomeen in de wetenschappelijk literatuur.55) Een andere reden is dat voor het berekenen van inflatiecijfers de prijzen vergeleken worden met een jaar eerder (of een kwartaal eerder). Personen kunnen echter de neiging hebben om bij het vergelijken van prijzen langer terug te gaan in de tijd. Zoals in dit hoofdstuk beschreven zijn, ook bij gematigde jaarlijkse inflatiecijfers, de prijsverschillen over een langere periode groter.
41) Regioplan heeft ook onderzoek gedaan naar de kosten van het levensonderhoud in Caribisch Nederland. Ook in dat onderzoek kwam naar voren dat woonlasten, eten en drinken en vervoer de hoogste kostenposten zijn voor huishoudens. Zij hebben in dit onderzoek enkel gekeken naar noodzakelijke uitgaven en bijvoorbeeld niet naar luxeartikelen. Zie ook de minimumvoorbeeldbegrotingen die het Nibud opgesteld heeft voor het commissierapport.
40) Voor het bepalen van de wegingsfactoren van de verschillende goederen en diensten in de CPI is bij aanvang (in 2010) gebruikgemaakt van de consumptieve bestedingen uit het budgetonderzoek van de Nederlandse Antillen van 2004/2005. Vanaf 2014 zijn de wegingen gebaseerd op het budgetonderzoek dat in 2013 heeft plaatsgevonden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In 2018 zijn nieuwe wegingen vastgesteld voor de reeks 2017=100. Hiervoor zijn de gemiddelde consumptieve uitgaven van huishoudens in 2013 omgerekend naar het prijsniveau van 2017. De gewichten zijn per eiland verschillend. Recent is het budgetonderzoek opnieuw uitgevoerd in Caribisch Nederland. Op basis hiervan zullen de gewichten opnieuw bepaald zullen worden.
43) Zie de volgende publicatie voor meer informatie: Prijsniveaumeting Caribisch Nederland 2023 | CBS.
44) Dit is het referentiejaar omdat in 2018 de wegingen voor de producten opnieuw zijn vastgesteld.
45) Inflatie │De Nederlandsche Bank (dnb.nl)
46) Via deze link kunnen cijfers van de Wereldbank geraadpleegd worden.
47) Voor een onderzoek naar de prijsstijgingen in de jaren na de staatskundige transitie zie: Onderzoek naar prijzen in Caribisch Nederland.
48) Voor een beschrijving van enkele wetenschappelijke onderzoeken van verhogingen van het wettelijk minimumloon op prijzen zie ZBW discussion paper The effect of the minimim wage on prices.pdf (cbsp.nl)
49) Zie voor een voorbeeld hiervan het onderzoek waarbij de inflatie berekend is zonder de COVID-19 toeslagen: CPI Caribisch Nederland exclusief COVID-19 toeslagen | CBS.
50) Deze zijn ingedeeld volgens de Classification of Individual Consumption according to Purpose (COICOP). Dit is een classificatie van consumptieve uitgaven die wordt beheerd door de Verenigde Naties.
51) https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/84046NED/table?dl=AB1D2
52) Zie bijvoorbeeld The Effect of the Minimum Wage on Prices (econstor.eu).
53) ZBW discussion paper The effect of the minimim wage on prices.pdf
54) Zie bijvoorbeeld dit beschrijvende stuk van de Europese Centrale Bank.
55) Zie bijvoorbeeld: Rozin, P., & Royzman, E. B. (2001). Negativity bias, negativity dominance, and contagion. Personality and social psychology review, 5(4), 296-320.
5. Koopkracht
In hoofdstuk 3 is informatie gegeven over het besteedbaar inkomen op Caribisch Nederland. In hoofdstuk 4 is de inflatie op de BES-eilanden beschreven. In dit hoofdstuk staat de koopkracht centraal: wat kunnen huishoudens met hun inkomen kopen? In de eerste paragraaf staat beschreven wat exact onder koopkracht wordt verstaan en hoe dit berekend wordt door het CBS. In de tweede paragraaf wordt de koopkrachtontwikkeling over de tijd heen beschreven en in de derde paragraaf wordt ingegaan op de koopkrachtontwikkeling van subgroepen op de BES-eilanden.
5.1.Meting koopkrachtontwikkeling
De centrale vraag bij koopkrachtontwikkeling is: wat kunnen huishoudens kopen? Dit is afhankelijk van wat een huishouden te besteden heeft (gestandaardiseerd besteedbaar inkomen) én van het prijsniveau van diensten en goederen (inflatie).
In de eerste plaats wordt dus gekeken naar het besteedbare inkomen van huishoudens (zie ook hoofdstuk 3). Het besteedbare inkomen is gelijk aan het bruto inkomen uit arbeid, eigen onderneming, vermogen, uitkeringen en ontvangen overdrachten, verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies werknemersverzekeringen, premies zorgverzekeringen, en belastingheffing op inkomen en vermogen. Dit besteedbare huishoudinkomen wordt vervolgens gestandaardiseerd. Dit betekent dat het besteedbaar inkomen van een huishouden gecorrigeerd wordt voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Het maakt namelijk uit hoeveel personen in een huishouden van een bepaald inkomen moeten leven én of dit kinderen of volwassenen zijn. Bij dit standaardiseren wordt rekening gehouden met schaalvoordelen die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Immers, een tweepersoonshuishouden heeft geen inkomen nodig dat twee keer zo hoog ligt als van een alleenstaande om dezelfde koopkracht te hebben. Meer specifiek worden met behulp van de OECD-equivalentieschaal alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze worden de welvaartsniveaus van huishoudens dus onderling vergelijkbaar gemaakt. Het resultaat van deze correctie wordt het gestandaardiseerd inkomen of kortweg koopkracht genoemd. Koopkracht kan gezien worden als een maatstaf voor de welvaartspositie van huishoudens en de personen die daartoe behoren.
Bij onderzoek naar koopkracht, wordt vooral gekeken naar veranderingen in de koopkracht: hoeveel kunnen huishoudens dit jaar meer of minder kopen dan een jaar eerder? Met andere woorden, de koopkrachtmutatie staat centraal: de procentuele verandering van de koopkracht tussen twee jaren. Hierbij wordt rekening gehouden met de inflatie die het CBS berekent door middel van de consumentenprijsindex (zie hoofdstuk 4). Het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen wordt dus gedefleerd met behulp van de consumentenprijsindex, waardoor inkomens in de tijd vergelijkbaar worden. Indien het gestandaardiseerd inkomen sterker stijgt dan de prijzen, neemt de koopkracht toe.
Het CBS berekent de dynamische koopkrachtontwikkeling. Dit is de koopkrachtontwikkeling zoals individuen die feitelijk ondergaan. De dynamische koopkracht kan door allerlei oorzaken veranderen. Denk hierbij aan veranderingen in:
- het inkomen, bijvoorbeeld door een loonsverhoging, baanwisselingen of pensionering;
- de huishoudenssamenstelling, bijvoorbeeld een kind dat het huis uit gaat of partners die uit elkaar gaan;
- prijsontwikkelingen.
In de dynamische koopkrachtontwikkeling zijn al deze veranderingen verdisconteerd.56)
De gepresenteerde koopkrachtontwikkeling is de middelste van de naar grootte gerangschikte koopkrachtmutaties. Er wordt dus gekeken naar de mediane koopkrachtontwikkeling. Dit betekent dat bij precies de helft van de populatie de koopkrachtmutatie lager of gelijk is. Door naar de mediaan te kijken wordt bereikt dat positieve en negatieve uitschieters geen invloed hebben op de resultaten (zoals wel het geval kan zijn indien de naar de gemiddelde koopkracht gekeken wordt). Voor meer informatie over (het meten van de) koopkracht, zie: Meten van koopkrachtontwikkeling | CBS.
5.2.Trend koopkracht
In de volgende figuur wordt de mediane koopkrachtontwikkeling over de tijd heen weergegeven voor de drie BES-eilanden. De gegevens die gebruikt zijn voor onderstaande figuur zijn te raadplegen via StatLine - Caribisch NL; koopkrachtontwikkeling personen in particuliere huishoudens (cbs.nl). Op het moment dat voorliggend rapport geschreven werd, waren gegevens over koopkracht bekend tot en met 2022 (voorlopige cijfers). Nieuwe cijfers zullen in de toekomst ook te raadplegen zijn via bovenstaande link.
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 3,2 | 4,5 | 4,6 |
2013 | 1,6 | 2,3 | 3,3 |
2014 | 2 | 1,1 | 3,1 |
2015 | 4,6 | 4,6 | 3,1 |
2016 | 2,6 | 2,4 | 6,3 |
2017 | 1,9 | 4,7 | 1,7 |
2018 | -0,5 | 3,4 | 0,3 |
2019 | 3,7 | 6,6 | 5,5 |
2020 | 5,6 | 2,7 | 4,7 |
2021 | 1,7 | 1,2 | 1,2 |
2022* | -4,2 | -3,3 | -1,6 |
* Voorlopige cijfers |
Bovenstaande figuur toont aan dat er meestal sprake was van een positieve koopkrachtontwikkeling. Dit betekent dat de bevolking van de drie eilanden er in de meeste jaren gemiddeld op vooruit is gegaan. In 2022 was er sprake van een daling van de koopkracht. Het kabinet heeft meerdere maatregelen genomen om de bestaanszekerheid op de drie eilanden te verbeteren.57) Toch laten de (voorlopige) cijfers van 2022 een daling van de koopkracht zien. Dit komt mede door de hoge inflatie op de BES-eilanden (zie het vorige hoofdstuk). Deze hoge inflatie en daarmee samenhangend daling in koopkracht was overigens niet uniek voor Caribisch Nederland, maar was ook te zien in Europees Nederland.58)
5.3.Trend koopkracht voor verschillende groepen.
In de vorige paragraaf was te zien dat er in 2022 sprake was van een daling van de koopkracht. Dit betekent echter niet dat in dat jaar alle personen op de BES-eilanden erop achteruit zijn gegaan. In de volgende figuur wordt het percentage personen weergegeven dat te maken heeft gehad met een koopkrachtdaling over de tijd heen.
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 42 | 41 | 36 |
2013 | 45 | 41 | 38 |
2014 | 43 | 48 | 38 |
2015 | 36 | 37 | 34 |
2016 | 43 | 42 | 30 |
2017 | 43 | 39 | 41 |
2018 | 51 | 38 | 49 |
2019 | 39 | 35 | 30 |
2020 | 35 | 44 | 32 |
2021 | 44 | 40 | 45 |
2022* | 60 | 58 | 56 |
* Voorlopige cijfers |
Gemiddeld genomen heeft jaarlijks ongeveer rond de 40 procent van de personen te maken met een daling wat betreft de koopkracht. Dit betekent uiteraard ook dat gemiddeld genomen voor ongeveer 60 procent van de personen sprake was van een stijging van de koopkracht. Figuur 5.3.1 laat zien dat het percentage personen met een koopkrachtdaling in 2022 relatief hoog lag. Voor alle drie de eilanden was voor de meerderheid van de personen sprake van een koopkrachtdaling. Dit is in lijn met Figuur 5.2.1 waarin te zien was dat er in 2022 -in tegenstelling tot de meeste andere jaren- duidelijk sprake was van een koopkrachtdaling.
In de volgende paragrafen zal meer inzicht worden gegeven in voor wie er wel en voor wie er geen sprake was van een koopkrachtdaling. Dit geeft meer zicht op maatschappelijke ontwikkelingen wat betreft koopkracht. Het gaat hier dus niet om verschillen tussen groepen wat betreft de hoogte van het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen (zie hiervoor hoofdstuk 3), maar over verschillen in de ontwikkeling van dit inkomen rekening houdend met het prijsniveau van goederen en diensten (dus de koopkrachtontwikkeling). Er wordt gekeken naar het gemiddelde gestandaardiseerde besteedbare inkomen van een groep, bijvoorbeeld alle alleenstaanden, in een bepaald jaar. Vervolgens wordt een jaar later gekeken naar het inkomen van alle alleenstaanden in dat jaar. Let op: deze groepen hoeven niet exact hetzelfde te zijn in beide jaren. Iemand kan bijvoorbeeld in het eerste jaar wel alleenstaand zijn en in het tweede jaar niet. Stel dat in 2022 de koopkracht van alleenstaanden -1 is. De correcte interpretatie van dat cijfer is dat de gemiddelde koopkracht van alleenstaanden in 2022 ten opzichte van die van alleenstaanden een jaar eerder verslechterd is. Alleenstaanden hadden in 2022 dus één procent minder te besteden dan alleenstaanden een jaar eerder.
5.3.1.Koopkrachtontwikkeling en leeftijd hoofdkostwinner
Eerst wordt beschreven hoe de koopkracht van verschillende leeftijdsgroepen zich ontwikkeld heeft over de tijd heen. Hiervoor worden, net als in hoofdstuk 3, drie leeftijdscategorieën onderscheiden op basis van de leeftijd van de hoofdkostwinner van het huishouden: tot 40 jaar, 40 tot 60 jaar en 60 jaar en ouder. In de volgende drie figuren wordt deze koopkrachtontwikkeling voor elk van de drie BES-eilanden weergegeven.
tot 40 jaar (%) | 40 tot 60 jaar (%) | 60 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 4,6 | 3,5 | 2,9 |
2013 | 3,2 | 1,8 | 0,4 |
2014 | 4 | 2,9 | 0,3 |
2015 | 7,3 | 5,3 | 2,5 |
2016 | 4,3 | 3,1 | 0,1 |
2017 | 3,2 | 3,1 | 0,1 |
2018 | 1,3 | 0,3 | -2,8 |
2019 | 6 | 5,1 | 0,4 |
2020 | 6,2 | 4,9 | 6,1 |
2021 | 3,4 | 3 | -0,9 |
2022* | -3,7 | -4,8 | -3,8 |
* Voorlopige cijfers |
tot 40 jaar (%) | 40 tot 60 jaar (%) | 60 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 6 | 3,6 | 5,6 |
2013 | 4,9 | 1,6 | 2,2 |
2014 | 2,6 | 0,7 | -0,8 |
2015 | 7,4 | 4,1 | 4,5 |
2016 | 2,6 | 0,8 | 6,9 |
2017 | 6,3 | 4 | 5,4 |
2018 | 3,5 | 3,9 | 3,3 |
2019 | 9,1 | 7,2 | 2,1 |
2020 | 5,1 | 0,8 | 3,4 |
2021 | 3,5 | 1 | 0,7 |
2022* | -2,5 | -3,7 | -2,2 |
* Voorlopige cijfers |
tot 40 jaar (%) | 40 tot 60 jaar (%) | 60 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 4,5 | 7,8 | 2,8 |
2013 | 5 | 4,4 | 1,8 |
2014 | 3,6 | 3,8 | 2,2 |
2015 | 5,1 | 3,3 | 2,2 |
2016 | 6,8 | 7,5 | 4,4 |
2017 | 1,8 | 1,5 | 1,9 |
2018 | 2,1 | 1,2 | -2,5 |
2019 | 8,9 | 5,3 | 3,7 |
2020 | 5,8 | 4 | 5 |
2021 | 3,4 | 2 | -1,5 |
2022* | -0,6 | -1,3 | -2,5 |
* Voorlopige cijfers |
Zoals in bovenstaande figuren duidelijk wordt, volgt de koopkrachtontwikkeling van de drie leeftijdsgroepen grotendeels een vergelijkbaar patroon.
5.3.2.Koopkrachtontwikkeling en huishoudsamenstelling
Op de eerder genoemde StatLine-pagina, StatLine - Caribisch NL; koopkrachtontwikkeling personen in particuliere huishoudens (cbs.nl), staat ook de koopkrachtontwikkeling uitgesplitst naar huishoudsamenstelling. Net als in eerdere hoofdstukken wordt in dit hoofdstuk enkel gekeken naar de hoofdcategorieën. Figuur 5.3.2.1 tot en met Figuur 5.3.2.3 laten de mediane koopkrachtontwikkeling zien naar huishoudsamenstelling voor elk van de drie BES-eilanden.
Eenpersoonshuishouden (%) | Eenoudergezin (%) | Paar, zonder kind (%) | Paar, met kind(eren) (%) | Overig meerpersoonshuishouden (%) | |
---|---|---|---|---|---|
2012 | 2,9 | 5,6 | 2 | 4,7 | 3,2 |
2013 | 0,7 | 4,4 | 0,6 | 2,8 | 0,8 |
2014 | 0,7 | 5,5 | 0,4 | 4,3 | 0,7 |
2015 | 2,5 | 7,6 | 2,5 | 5,9 | 5,3 |
2016 | 0,6 | 5,6 | 0,2 | 4,1 | 2,6 |
2017 | 0,7 | 3,2 | 0,1 | 3,7 | 0,3 |
2018 | -2,4 | 1,5 | -2,2 | 0,8 | -0,7 |
2019 | 1,3 | 8,8 | 1,1 | 5,6 | 3 |
2020 | 6,1 | 9,2 | 4,4 | 5,4 | 5 |
2021 | 0,4 | 3,9 | 1,2 | 3,3 | 0,1 |
2022* | -2,4 | -1,7 | -5,8 | -4,6 | -4,6 |
* Voorlopige cijfers |
Eenpersoonshuishouden (%) | Eenoudergezin (%) | Paar, zonder kind (%) | Paar, met kind(eren) (%) | Overig meerpersoonshuishouden (%) | |
---|---|---|---|---|---|
2012 | 5,4 | 9,9 | 0,5 | 5,6 | 3,9 |
2013 | 2,1 | 2,2 | 0,1 | 4 | 3,5 |
2014 | -0,9 | 0,7 | -1,1 | 1,6 | 2,3 |
2015 | 4,5 | 3,2 | 4,2 | 8,7 | 3,2 |
2016 | 2 | 5,6 | 0,8 | 1,8 | 3,4 |
2017 | 6,5 | 4,1 | 3,1 | 4,1 | 5,2 |
2018 | 2,4 | 8,6 | 2,9 | 4,8 | 2,7 |
2019 | 3 | 8,9 | 2,3 | 9,1 | 6,8 |
2020 | 3,5 | 5,6 | 2,1 | -0,9 | 0 |
2021 | 0,6 | 3,3 | 0,9 | 1,8 | 1,3 |
2022* | -1,3 | -3,1 | -4,5 | -3 | -5,2 |
* Voorlopige cijfers |
Eenpersoonshuishouden (%) | Eenoudergezin (%) | Paar, zonder kind (%) | Paar, met kind(eren) (%) | Overig meerpersoonshuishouden (%) | |
---|---|---|---|---|---|
2012 | 3,2 | 8,7 | 0,6 | 7,8 | 4 |
2013 | 2,1 | 1,8 | 1,5 | 5,1 | 5 |
2014 | 2 | 3,8 | 1,1 | 3,3 | 5,4 |
2015 | 2,2 | 5,1 | 1,6 | 5,2 | 4,3 |
2016 | 5,3 | 8,8 | 3,1 | 7,8 | 7,8 |
2017 | 2,5 | 1,8 | 0,6 | 1,7 | 1 |
2018 | -1,8 | 1,4 | -2,5 | 0,5 | 6,2 |
2019 | 4,2 | 8,1 | 2,7 | 7,3 | 4,6 |
2020 | 4,2 | 7,7 | 5,2 | 3,5 | 6,6 |
2021 | 0,3 | 1 | -1,7 | 4 | -1,6 |
2022* | -3,5 | -1 | -4,1 | 0,5 | -1,3 |
* Voorlopige cijfers |
Bovenstaande figuren laten zien dat in de meeste jaren de koopkrachtontwikkeling het meest positief was voor huishoudens met kinderen, namelijk voor eenoudergezinnen en voor paren met kinderen. Dit is ook, zeker de laatste jaren, een groep waarop beleidsmatig gefocust is. Zo is de kinderbijslag in Caribisch Nederland de laatste jaren verhoogd (zie bijlage 2).
5.3.3.Koopkrachtontwikkeling en belangrijkste inkomstenbron
In deze paragraaf staat de koopkrachtontwikkeling beschreven uitgesplitst naar belangrijkste inkomstenbron: aan de ene kant arbeid (werknemer of zelfstandige) als belangrijkste inkomstenbron en aan de andere kant een overdrachtsinkomen (bijvoorbeeld een uitkering). In onderstaande figuren wordt voor Bonaire en Sint Eustatius de mediane koopkrachtontwikkeling weergegeven voor deze twee groepen. Voor Saba was het voor de meeste jaren vanwege de lage aantallen (en het daarmee samenhangende onthullingsrisico) niet mogelijk om de koopkrachtonwikkeling in kaart te brengen voor de groep voor wie een overdrachtsinkomen de voornaamste inkomstenbron is. Daarom ontbreekt hier de figuur met cijfers van Saba.
Inkomen als werknemer/zelfstandige (%) | Overdrachtsinkomen (%) | |
---|---|---|
2012 | 3,6 | 2,9 |
2013 | 2 | 0,4 |
2014 | 2,7 | 0,3 |
2015 | 5,5 | 2,5 |
2016 | 3,1 | -0,5 |
2017 | 2,4 | 0,1 |
2018 | 0 | -2,8 |
2019 | 4,5 | -1,3 |
2020 | 5,1 | 18,3 |
2021 | 2,5 | -1 |
2022* | -4,9 | 2,2 |
* Voorlopige cijfers |
Sint Eustatius | Inkomen als werknemer/zelfstandige (%) | Overdrachtsinkomen (%) |
---|---|---|
2012 | 3,9 | 5,7 |
2013 | 3,1 | 2,2 |
2014 | 1,6 | -0,9 |
2015 | 5,4 | 4,5 |
2016 | 1,7 | 8,5 |
2017 | 3,9 | 6,3 |
2018 | 3,5 | 3,4 |
2019 | 7,6 | -0,7 |
2020 | 1,7 | 11 |
2021 | 1,7 | 0,9 |
2022* | -4,1 | 2,5 |
* Voorlopige cijfers |
Figuur 5.3.3.1 toont dat op Bonaire personen met als voornaamste inkomstenbron een inkomen uit arbeid er over het algemeen sterker in koopkracht op vooruit zijn gegaan dan personen voor wie een overdrachtsinkomen de voornaamste inkomstenbron is. Voor Sint Eustatius is dit beeld minder eenduidig (zie Figuur 5.3.3.2). Voor zowel Bonaire als Sint Eustatius is een zeer duidelijke stijging waar te nemen wat betreft de koopkracht in 2020 voor personen van wie de voornaamste inkomstenbron een overdrachtsinkomen is. SZW heeft in die periode de uitkeringen onderstand, AOV en AWW naast de jaarlijkse indexering nog extra verhoogd (zie ook paragraaf 3.1). Bovendien is er een inkomensaanvulling geïntroduceerd voor AOV-gerechtigden met een onvolledige AOV-opbouw en is de onderstand voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten verhoogd. Het meest recente jaar waarvoor de koopkrachtcijfers beschikbaar zijn (2022) laat zien dat personen met als voornaamste inkomstenbron een inkomen uit arbeid een daling hebben in koopkracht. Voor uitkeringsontvangers op Bonaire en Sint Eustatius verbeterde de koopkracht toen wel, onder andere door de stijging van de uitkeringen.
5.3.4.Koopkrachtontwikkeling per inkomenskwartiel
Tot slot wordt in dit hoofdstuk de koopkrachtontwikkeling beschreven voor de vier inkomenskwartielen. De indeling naar inkomenskwartielen houdt in dat alle personen met de 25 procent laagste gestandaardiseerde besteedbare inkomens in het eerste inkomenskwartiel vallen, de volgende 25 procent in het tweede inkomenskwartiel, en zo verder. In onderstaande figuren staat de koopkrachtontwikkeling van de vier groepen visueel weergegeven: in Figuur 5.3.4.1 voor Bonaire, in Figuur 5.3.4.2 voor Sint Eustatius en in Figuur 5.3.4.3 voor Saba. Ook de gegevens voor deze figuren zijn te vinden op de eerder genoemde StatLine-pagina.
1e kwartiel (%) | 2e kwartiel (%) | 3e kwartiel (%) | 4e kwartiel (%) | |
---|---|---|---|---|
2012 | 2,9 | 4,5 | 3,3 | 3,2 |
2013 | 0,4 | 2,4 | 1,5 | 2,3 |
2014 | 0,4 | 1,7 | 2,1 | 3,3 |
2015 | 4 | 3,2 | 5,7 | 4,9 |
2016 | 2,9 | 2,9 | 2,5 | 2,5 |
2017 | 0,1 | 1,9 | 2,2 | 2,6 |
2018 | -2,1 | -0,6 | 0 | 0,1 |
2019 | 1,6 | 3,5 | 4,2 | 4,5 |
2020 | 8,7 | 5,2 | 5,2 | 5,2 |
2021 | -0,9 | 1,5 | 2,4 | 3,4 |
2022* | -1,3 | -4,7 | -4 | -5,4 |
* Voorlopige cijfers |
1e kwartiel (%) | 2e kwartiel (%) | 3e kwartiel (%) | 4e kwartiel (%) | |
---|---|---|---|---|
2012 | 5,6 | 7,1 | 6,4 | 1 |
2013 | 2 | 4,4 | 3,1 | 3,7 |
2014 | -0,8 | 0,9 | 0,1 | 2,1 |
2015 | 4,4 | 1,5 | 4,8 | 9,2 |
2016 | 8,5 | 0,2 | 1,3 | 0,6 |
2017 | 6,5 | 5,3 | 4,5 | 0,3 |
2018 | 3,6 | 3,5 | 2,6 | 2,9 |
2019 | 2,3 | 6,9 | 8,6 | 7,7 |
2020 | 10,9 | 3,2 | 1,8 | -3,7 |
2021 | 1,2 | 0,6 | 0,8 | 2,2 |
2022* | 0,4 | -2,9 | -3,7 | -4,6 |
* Voorlopige cijfers |
1e kwartiel (%) | 2e kwartiel (%) | 3e kwartiel (%) | 4e kwartiel (%) | |
---|---|---|---|---|
2012 | 5,4 | 5,8 | 4,5 | 4,4 |
2013 | 1,8 | 3,2 | 4,2 | 4,5 |
2014 | 5,3 | 2,8 | 4 | 0,3 |
2015 | 2,2 | 1,1 | 4,6 | 5,9 |
2016 | 11,8 | 5,1 | 6,6 | 4,3 |
2017 | 1,5 | 3,3 | 0,3 | 1,9 |
2018 | -0,6 | -1,8 | 2,9 | 0,1 |
2019 | 3 | 8,4 | 3,6 | 6,7 |
2020 | 4,6 | 3,5 | 5,8 | 5,4 |
2021 | -0,9 | 1,6 | 4,9 | 1,1 |
2022* | -0,2 | -1,7 | -0,4 | -4,2 |
* Voorlopige cijfers |
Voor Bonaire is te zien dat de koopkrachtontwikkeling, in ieder geval van de bovenste drie inkomenskwartielen, min of meer vergelijkbaar verloopt. Voor Sint Eustatius en Saba zijn de verschillen tussen de groepen wat betreft koopkrachtontwikkeling wat groter. Doordat de groepen hier kleiner zijn, laten de figuren ook een grilliger verloop zien. Zowel voor Bonaire en Sint Eustatius is een piek te zien in 2020 bij het laagste inkomenskwartiel. Dit hangt samen met maatregelen zoals in de vorige paragraaf beschreven. Voor het meest recente jaar is te zien dat de koopkrachtontwikkeling voor alle drie de eilanden het meest gunstig was voor het laagste inkomenskwartiel.
5.4. Conclusie en kanttekeningen
De koopkracht geeft aan hoeveel huishoudens gemiddeld kunnen kopen. Vooral de ontwikkeling van de koopkracht over de tijd heen is relevant om te monitoren. De centrale vraag is hoe het besteedbaar inkomen ontwikkelt ten opzichte van de inflatie. Als het inkomen sneller stijgt dan de inflatie, stijgt de koopkracht. Beleidsmakers vinden koopkrachtcijfers interessant omdat het in samenvattende cijfers weergeeft of personen erop vooruitgaan of niet.
Op de BES-eilanden is de afgelopen jaren meestal sprake geweest van een stijging van de koopkracht. Anders geformuleerd, personen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn er de afgelopen jaren gemiddeld genomen op vooruitgegaan wat betreft koopkracht. Grote uitzondering was 2022. Voorlopige cijfers laten zien dat in dat jaar op alle drie de eilanden sprake is van een koopkrachtdaling. Dit komt mede door de hoge inflatie in dat jaar. De BES-eilanden zijn hierin niet uniek. Deze ontwikkeling was ook te zien in andere delen van de wereld.
Koopkrachtcijfers worden vaak voor verschillende subgroepen in de samenleving weergegeven. Dit geeft beleidsmakers de kans om maatregelen te treffen om de koopkracht van specifieke doelgroepen te laten stijgen.59) Het CBS publiceert op StatLine periodiek de koopkracht voor verschillende (doel)groepen. De laatste jaren is in Caribisch Nederland de stijging van de koopkracht relatief het grootst geweest bij jonge personen, gezinnen met kinderen, personen in huishoudens met een overdrachtsinkomen als voornaamste inkomstenbron en personen die in het laagste inkomenskwartiel zitten.
De brongegevens konden niet in alle gevallen worden gekoppeld. Een gedeelte van de gegevens kon hierdoor niet benut worden. Een aantal waarnemingen wordt bij het vaststellen van de individuele koopkrachtmutaties buiten beschouwing gelaten. Het gaat hierbij om de koopkrachtmutaties van personen in huishoudens waarvan het besteedbaar inkomen in één van de jaren beneden een drempelwaarde ligt.
56) Dit is anders in het geval van een statistische koopkrachtontwikkeling. Hierbij wordt de ontwikkeling van de koopkracht berekend zoals individuen die zouden ondervinden in de veronderstelling dat hun persoonlijke omstandigheden gelijk zouden blijven. Bij deze berekening zouden dus enkel prijsontwikkelingen en veranderingen in de regelgeving meegenomen worden.
57) Verbeteren bestaanszekerheid | CBS
58) Zie Koopkrachtontwikkeling personen; huishoudenskenmerken | CBS en Koopkrachtontwikkeling - Materiële welvaart in Nederland 2024 | CBS.
59) Economisch Bureau Amsterdam heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd waarin de koopkrachteffecten van bepaalde maatregelen zijn verkend. In deze koopkrachtberekeningen zijn inflatiecorrecties niet meegenomen.
6. Economie
De hoogte van lonen kan op meerdere manieren samenhangen met de omvang van de economie en economische groei. Als de economie groeit, groeit vaak ook (met vertraging) de werkgelegenheid en een hogere vraag naar arbeid kan resulteren in hogere lonen. In discussies over verhogingen van het wettelijk minimumloon wordt ook vaak de angst geuit voor negatieve gevolgen van dergelijke loonsverhogingen voor de economie. Het argument dat dan gegeven wordt is dat werkgevers hogere loonkosten slecht of niet kunnen dragen en dat dit uiteindelijk een negatieve impact heeft op de economie omdat deze bedrijven moeten krimpen of zelfs omvallen.
In dit hoofdstuk wordt meer inzicht gegeven in de omvang van de economie in Caribisch Nederland en in de economische groei over de tijd heen. Voor Bonaire wordt ook gekeken naar het volume en de mutatie van de toegevoegde waarde per bedrijfstak. Het toerisme is een belangrijke bron van inkomsten in Caribisch Nederland. Daarom wordt ook informatie gegeven over het aantal toeristen dat de eilanden bezoekt. Tot slot wordt ingegaan op het aantal bedrijven in Caribisch Nederland.
6.1. Bruto binnenlands product
6.1.1. Meting bbp
Een vaak gehanteerde maat om de omvang van de economie in kaart te brengen is het bruto binnenlands product (bbp). Het bbp is grofweg gelijk aan wat er in een land geproduceerd, verdiend of uitgegeven wordt. Het kan op onderstaande drie manieren worden gemeten.
- Vanuit het oogpunt van de productie. De definitie van het bbp is dan de som van de bruto toegevoegde waarde van alle institutionele sectoren of bedrijfstakken en het saldo van productgebonden belastingen en subsidies (die niet aan sectoren en bedrijfstakken worden toegerekend). Stel bijvoorbeeld dat een bakker meel koopt, hier brood van maakt en vervolgens dit brood verkoopt. De bakker heeft dan waarde toegevoegd aan het meel. Of anders geformuleerd: de toegevoegde waarde is het verschil in de opbrengsten van het brood dat hij verkoopt en de kosten van het meel. Dit is bijvoorbeeld per brood 0,50 dollar. Indien de toegevoegde waarde van alle productieprocessen van goederen en diensten in Caribisch Nederland bij elkaar opgeteld wordt, kan uiteindelijk het bbp berekend worden. Deze methode om het bbp te berekenen, wordt ook weleens de objectieve methode genoemd (goederen en diensten zijn de objecten).
- Vanuit het oogpunt van het inkomen. De definitie van het bbp is dan de som van de bestedingen in de inkomensvormingsrekening van de totale economie (beloning van werknemers, belastingen op productie en invoer exclusief subsidies, bruto-exploitatieoverschot en gemengd inkomen van de totale economie). Hierbij worden dus alle inkomens bij elkaar opgeteld. Dit is alles wat er op een eiland verdiend wordt uit de verkoop van goederen en diensten. Terugkomend op de bakker. Hij verdient in dit voorbeeld 0,50 dollar per brood. Door alle inkomens bij elkaar op te tellen, kan het bbp berekend worden. Dit wordt ook weleens aangeduid als de subjectieve rekenmethode (personen zijn de subjecten).
- Vanuit het oogpunt van de bestedingen. De definitie van het bbp is dan de som van de finale bestedingen aan goederen en diensten door ingezeten institutionele eenheden (consumptie en bruto-investeringen), voorraadmutaties en het saldo van uitvoer en invoer van goederen en diensten. In deze methode wordt dus naar alle bestedingen gekeken. Dus naar alles wat op een eiland uitgegeven wordt. Stel het eerdere genoemde brood kost uiteindelijk één dollar. Dit is de aankoopwaarde van dit brood. Als alle finale bestedingen bij elkaar opgeteld worden en de invoer van goederen en diensten daarvan af wordt getrokken, wordt het bbp volgens de bestedingsmethode berekend.
Bij het CBS is het bbp volgens de productiemethode leidend, omdat de bronnen van de productie volledig en kwalitatief het sterkst zijn. De bronnen van de bestedingenmethode zijn zwakker, maar door de uitkomsten daarvan naast die van de productiemethode te leggen, kan een goede check op de kwaliteit uitgevoerd worden.
Het bbp op Caribisch Nederland wordt opgesteld volgens de internationale richtlijnen van het systeem van Nationale Rekeningen (SNA 2008). Bij de samenstelling van het bbp wordt gebruikgemaakt van een aantal bronnen op uiteenlopende terreinen als productie, finale bestedingen, inkomen en prijzen. Voorbeelden zijn de Nationale Rekeningen enquête Caribisch Nederland, overheidsadministraties, statistieken van de buitenlandse handel, budgetonderzoeken, statistiek banen van werknemers en consumentenprijzen. Voor meer informatie over deze statistiek zie: Bruto binnenlands product Caribisch Nederland | CBS.
6.1.2. Omvang economie
In deze paragraaf wordt de ontwikkeling van het bbp over de tijd heen beschreven voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze ontwikkeling in het bbp wordt doorgaans op twee manieren weergegeven. Op de eerste manier wordt het bbp uitgedrukt in werkelijke prijzen. De bedragen zijn dan uitgedrukt in de prijzen van het verslagjaar. De tweede manier is om de waarde te corrigeren voor prijsveranderingen. Dit wordt aangeduid met de term het reële bbp. De prijzen van goederen en diensten kunnen namelijk schommelen. De bedragen zijn bij deze methode uitgedrukt in prijzen van een basisjaar (constante prijzen). Momenteel is dat 2017. Hiertoe zijn inflatiecorrecties gebruikt (zie hoofdstuk 4 voor meer informatie over inflatie).
In deze paragraaf staat zowel de ontwikkeling van de waarde van het bbp in werkelijke prijzen (Figuur 6.1.2.1) als de ontwikkeling van de waarde van het bbp in constante prijzen (Figuur 6.1.2.2) beschreven.60) De cijfers die gebruikt zijn in de figuren zijn te vinden op StatLine - Caribisch Nederland; bruto binnenlands product (bbp) (cbs.nl). Op het moment dat het voorliggende rapport geschreven werd, waren er cijfers bekend tot en met 2022.
Bonaire (x miljoen $) | Sint Eustatius (x miljoen $) | Saba (x miljoen $) | |
---|---|---|---|
2012 | 417 | 133 | 43 |
2013 | 434 | 137 | 46 |
2014 | 452 | 131 | 47 |
2015 | 466 | 134 | 47 |
2016 | 487 | 131 | 48 |
2017 | 480 | 142 | 48 |
2018 | 505 | 128 | 48 |
2019 | 553 | 120 | 47 |
2020 | 505 | 89 | 44 |
2021 | 583 | 107 | 46 |
2022 | 662 | 89 | 49 |
Bonaire (x miljoen $) | Sint Eustatius (x miljoen $) | Saba (x miljoen $) | |
---|---|---|---|
2012 | 443 | 139 | 46 |
2013 | 453 | 140 | 48 |
2014 | 461 | 130 | 48 |
2015 | 476 | 135 | 49 |
2016 | 487 | 133 | 48 |
2017 | 480 | 142 | 48 |
2018 | 499 | 125 | 46 |
2019 | 531 | 115 | 44 |
2020 | 486 | 85 | 41 |
2021 | 543 | 103 | 42 |
2022 | 590 | 92 | 43 |
Bovenstaande figuren tonen dat het bbp voor Bonaire het grootst is, gevolgd door Sint Eustatius en tot slot Saba. Op Bonaire stijgt het bbp over de tijd heen. 61) Zowel indien gekeken wordt naar de werkelijke prijzen als naar de constante prijzen. De ontwikkeling van het bbp voor Saba is relatief constant (geen uitzonderlijke stijgingen of dalingen). Bij Sint Eustatius zijn er relatief meer schommelingen te zien. Het bbp op Sint Eustatius wordt sterk beïnvloed door enkele grote bedrijven op het eiland. Deze bedrijven produceren vooral voor de export en zijn afhankelijk van regionale ontwikkelingen in de oliesector. Voor alle drie de eilanden was in 2020 sprake van een daling van het bbp. Dit is het gevolg van de coronacrisis. Deze heeft grote impact gehad op het toerisme naar de eilanden en hiermee op de economie.
6.1.3. Economische groei
De verandering van het volume van het bbp in een bepaalde tijdsperiode is een maat voor de groei (of krimp) van de economie. In onderstaande figuren wordt voor de BES-eilanden de waardemutatie (Figuur 6.1.3.1) en volumemutatie (Figuur 6.1.3.2) getoond. Bij volumemutaties is rekening gehouden met de prijsveranderingen. De procentuele verandering is ten opzichte van het voorgaande jaar.
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2013 | 4,1 | 3,1 | 6,9 |
2014 | 4,1 | -4,4 | 1,8 |
2015 | 3 | 2,1 | 1,6 |
2016 | 4,6 | -2,1 | 2,6 |
2017 | -1,4 | 8,6 | -1,8 |
2018 | 5 | -9,8 | 0,5 |
2019 | 9,6 | -6 | -2,2 |
2020 | -8,8 | -26,4 | -6,2 |
2021 | 15,4 | 20,4 | 4,9 |
2022 | 13,6 | -16,4 | 5,9 |
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2013 | 2,4 | 0,8 | 5,5 |
2014 | 1,6 | -6,8 | -0,2 |
2015 | 3,4 | 3,2 | 1,2 |
2016 | 2,2 | -1 | -0,5 |
2017 | -1,3 | 6,6 | -1,4 |
2018 | 3,9 | -11,8 | -2,5 |
2019 | 6,3 | -8,6 | -5,3 |
2020 | -8,4 | -25,9 | -6,3 |
2021 | 11,7 | 21,1 | 3 |
2022 | 8,8 | -11 | 1,5 |
Hoewel de mate van groei afhankelijk is van of er wel of niet gecorrigeerd is voor inflatie, zijn de patronen -zoals te zien in bovenstaande figuren- vergelijkbaar. Beleidsmakers hebben meestal een voorkeur voor de mutatie in volume aangezien hier gecorrigeerd is voor inflatie. Zoals eerder beschreven is er op Bonaire voor de meeste jaren sprake geweest van economische groei. Grote uitzondering is de daling in 2020 als gevolg van de coronacrisis.62) Op Bonaire waren de grenzen vanaf 14 maart 2020 gesloten voor toeristen. Op 2 juli 2020 landde het eerste vliegtuig uit Europa weer op Bonaire. Voor andere landen waren de grenzen nog langer dicht. Vooral Sint Eustatius laat een grillig patroon zien wat betreft economische groei. Zo is voor Sint Eustatius ook in de jaren vóór corona al een daling te zien in het bbp. In 2018 veroorzaakte orkaan Irma grote schade op het eiland en in 2019 had een aantal grote bedrijven last van regionale ontwikkelingen in de oliesector, waardoor de vraag naar olieopslag daalde. In 2021 was voor Sint Eustatius weer een zeer sterke economische groei waar te nemen (meer dan 20 procent). Ook dit werd weer vooral veroorzaakt door enkele grote bedrijven op het eiland. De vraag naar producten en diensten van deze bedrijven daalde in 2020 als gevolg van de coronapandemie en bleef in 2021 op dat lagere niveau. Toch nam de toegevoegde waarde van deze bedrijven toe, omdat ze erin slaagden de bedrijfskosten in 2021 te verlagen. In 2022 was er weer sprake van een sterke krimp van de economie Sint Eustatius (11,0 procent). Ook dit komt doordat de omzet van de enkele grote bedrijven die sterk afhankelijk zijn van de internationale oliemarkt daalde.
6.1.4. Bruto binnenlands product per inwoner
In bovenstaande figuren was te zien dat de omvang van de economie, berekend aan de hand van het bbp, het grootst was op Bonaire. Bonaire is uiteraard ook een groter eiland. Zo wonen op Bonaire veel meer personen dan op Sint Eustatius en Saba (zie ook hoofdstuk 8). Een betere vergelijking is dan ook het bbp per inwoner.63) Dit is een vaak gebruikte maat om de welvaart tussen landen te vergelijken. Het bbp per inwoner werd in onderstaande figuur weergegeven voor alle drie de eilanden. Deze informatie is ook terug te vinden op de volgende StatLine-pagina: StatLine - Caribisch Nederland; bruto binnenlands product (bbp) per inwoner (cbs.nl).64)
Bonaire ($) | Sint Eustatius ($) | Saba ($) | |
---|---|---|---|
2012 | 24600 | 34500 | 21600 |
2013 | 24300 | 34600 | 23800 |
2014 | 24200 | 33100 | 25400 |
2015 | 24300 | 37800 | 25100 |
2016 | 25300 | 40600 | 24500 |
2017 | 24800 | 43000 | 22900 |
2018 | 25400 | 39500 | 23500 |
2019 | 27000 | 38400 | 24300 |
2020 | 23700 | 28200 | 22800 |
2021 | 26300 | 33400 | 24000 |
2022 | 28400 | 27300 | 24700 |
Bovenstaande figuur laat zien dat het bbp per inwoner het hoogst is voor Sint Eustatius. Over de hele periode is het bbp per inwoner gemiddeld 1,5 keer zo hoog voor Sint Eustatius als voor Bonaire en Saba. De eerder beschreven krimp van het bbp op Sint Eustatius zorgt ervoor dat de verschillen minder groot zijn geworden. Het bbp per inwoner is voor Bonaire en Saba min of meer vergelijkbaar.65)
6.2. Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak Bonaire
In hoofdstuk 2 is beschreven dat de lonen verschillen tussen bedrijfstakken. Vooral in bedrijfstakken gerelateerd aan toerisme lijken de lonen relatief laag te liggen.66) Hierdoor bestaat de kans dat verhogingen van het wettelijk minimumloon vooral deze bedrijfstakken beïnvloeden. Het is daarom relevant om in een monitor van de macro-economische context ook de omvang en de groei van verschillende bedrijfstakken te monitoren.
Om dit te doen wordt gekeken naar de bruto toegevoegde waarde van verschillende bedrijfstakken. De toegevoegde waarde staat gelijk aan het verschil tussen de productiewaarde en de waarde van de in het productieproces verbruikte goederen en diensten.67) 'Bedrijfstak' of 'branche' zijn gangbare termen voor groepen van bedrijven met dezelfde hoofdactiviteit. Het CBS hanteert voor de indeling van bedrijven naar hoofdactiviteit de zogenoemde Standaard Bedrijfsindeling (SBI).68) Bedrijven in een bedrijfstak of branche kunnen naast deze activiteit ook andere activiteiten (nevenactiviteiten) uitoefenen.
In onderstaande figuur staat de toegevoegde waarde per bedrijfstak voor Bonaire voor 2022. Dit is het meest recente jaar waarvoor tijdens het schrijven van voorliggende rapportage cijfers beschikbaar waren. De uitsplitsing naar bedrijfstak kan enkel gemaakt worden voor Bonaire. Voor Sint Eustatius en Saba zijn de gegevens niet betrouwbaar genoeg om op dat niveau te publiceren. Tevens is het CBS gebonden aan onthullingsregels waardoor het niet mogelijk is om de cijfers van bepaalde bedrijfstakken op Sint Eustatius en Saba te publiceren. De gegevens die gebruikt zijn voor onderstaande figuur zijn te raadplegen via: StatLine - Caribisch Nederland, Bonaire; bruto toegevoegde waarde, bedrijfstak (cbs.nl).
Handel | Waarde in werkelijke prijzen per bedrijfstak (x miljoen $) |
---|---|
Horeca | 74 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 72 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 67 |
Zakelijke dienstverlening | 60 |
Bouwnijverheid | 52 |
Onderwijs | 41 |
Vervoer, informatie en communicatie | 39 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 35 |
Energie, water, afvalbeheer | 33 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 32 |
Financiële dienstverlening | 30 |
Industrie | 13 |
In hoofdstuk 2 was al te zien dat er relatief veel banen zijn in bedrijfstakken die samenhangen met toerisme: horeca, zakelijke dienstverlening (waaronder schoonmaakbedrijven en bedrijven die auto’s verhuren) en handel (bijvoorbeeld winkels). Zoals bovenstaande figuur laat zien, is het belang van deze bedrijfstakken ook terug te zien indien naar de toegevoegde waarde van bedrijfstakken gekeken wordt. Ook de bouw op Bonaire hangt deels samen met het toerisme vanwege bijvoorbeeld de bouw van vakantiewoningen en -verblijven. Ook de bedrijfstakken Openbaar bestuur en overheidsdiensten en Gezondheids- en welzijnszorg zijn relatief omvangrijk op Bonaire (indien naar de bruto toegevoegde waarde gekeken wordt).
De volumemutatie van de bruto toegevoegde waarde is een maatstaf voor de economische prestatie van een bedrijfstak. Daarom wordt in de volgende tabel getoond wat deze mutatie was in de jaren waarvoor deze beschikbaar is (2018 tot en met 2021). Deze volumemutatie is ten opzichte van het voorgaande jaar. Ook deze gegevens zijn te raadplegen via de eerder genoemde tabel op StatLine.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|
Bouwnijverheid | 13 | 23,3 | 8,5 | 10,2 | -6,9 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 3,6 | 4,1 | -43,1 | 28,1 | 45,8 |
Energie, water, afvalbeheer | -4,9 | 10,8 | -3,2 | 9,8 | 3,2 |
Financiële dienstverlening | 18,8 | 2,9 | -2,1 | 4,8 | -9,6 |
Gezondheids- en welzijnszorg | -4,4 | 3,9 | 2,1 | 5,5 | 3,3 |
Handel | 3,7 | 10,1 | -5,5 | 19 | 5,8 |
Horeca | 19,3 | 11,2 | -53,5 | 47,1 | 45,5 |
Industrie | 7 | -2,3 | -9 | 15,6 | 2,6 |
Onderwijs | 1,1 | 3,2 | 4,8 | 2 | 2,2 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 0,3 | 5,7 | 3,2 | 4,1 | 17,1 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 9,5 | 1,7 | -2,3 | 3,3 | 17,5 |
Vervoer, informatie en communicatie | -15,5 | -3 | -7,5 | 5,5 | -6,5 |
Zakelijke dienstverlening | 12,8 | 6,5 | 0,7 | 17,7 | 2,6 |
Zoals bovenstaande tabel laat zien is er voor sommige bedrijfstakken in de periode 2018 tot en met 2022 enkel sprake geweest van positieve groei. Dit geldt voor het openbaar bestuur en overheidsdiensten, het onderwijs en de zakelijke dienstverlening. Wat vooral opvalt in bovenstaande tabel is de enorme daling van de toegevoegde waarde van de horeca in 2020. De volumemutatie van de toegevoegde waarde daalde in dat jaar meer dan 50 procent. Dit is het gevolg van de coronacrisis en de daarmee samenhangende reisbeperkingen. Na deze grote krimp volgt er een periode van substantiële groei. Als gevolg van het opheffen van de reisbeperkingen steeg de toegevoegde waarde van hotels en restaurants met 47,1 procent in 2021 en met 45,5 procent in 2022. Ook voor de bedrijfstak cultuur en recreatie (bijvoorbeeld casino's en duikscholen) was er na een forse daling in 2020 een substantiële stijging van de toegevoegde waarde (met 28,1 procent in 2021 en 45,8 procent in 2022).
6.3. Toerisme
In de vorige paragraaf werd duidelijk dat het toerisme een belangrijk onderdeel is van de economie op Bonaire. Ook in hoofdstuk 2 was reeds te zien dat er relatief veel banen zijn in bedrijfstakken die samenhangen met het toerisme en dat de lonen in deze bedrijfstakken relatief laag zijn (mogelijk rond het wettelijk minimumloon). Dit zou betekenen dat het verhogen van het wettelijk minimumloon mogelijk invloed kan hebben op deze sectoren. In hoofdstuk 4 is bijvoorbeeld te zien dat de prijzen voor hotels en restaurants in 2024 vrij fors toegenomen zijn (de inflatie is de eerste kwartalen van 2024 meer dan 10 procent voor deze productgroep).69) Aan de ene kant kan beargumenteerd worden dat deze prijsstijgingen deels betaald zullen worden door toeristen en niet door de lokale bevolking. Aan de andere kant heeft dit natuurlijk wel invloed op de lokale bevolking (en de economie) indien toeristen als gevolg van dergelijke prijsstijgingen weg zouden blijven en bijvoorbeeld een ander eiland kiezen als vakantiebestemming. Het is daarom voor een monitor macro-economische context van Caribisch Nederland relevant om ook de toeristenstroom te monitoren.70)
In Caribisch Nederland kunnen bezoekers per boot of per vliegtuig binnenkomen. De meeste bezoekers komen per vliegtuig. Om een idee te krijgen van de orde van grootte: op Bonaire arriveerden in 2021 meer dan 111 duizend bezoekers per vliegtuig, via een cruiseschip afgerond 57 duizend bezoekers en er waren in dat jaar 1,2 duizend jachtpassagiers. Aangezien de omvang van het toerisme via de lucht groter is én er voor deze statistiek meer recentere gegevens beschikbaar zijn, worden deze hieronder beschreven.71) Deze cijfers (en toekomstige updates) zijn te raadplegen via: StatLine - Caribisch Nederland: inkomend toerisme per vliegtuig (cbs.nl). Het aantal toeristen op Bonaire ligt beduidend hoger dan het aantal toeristen op Sint Eustatius en Saba. Om het inkomend toerisme per vliegtuig voor de laatst genoemde eilanden ook zichtbaar te maken wordt de informatie van Bonaire in een aparte figuur getoond.
Jaar | Aantal personen (x duizend personen) |
---|---|
2012 | 127,6 |
2013 | 131 |
2014 | 128,9 |
2015 | 133,4 |
2016 | 135,8 |
2017 | 128,5 |
2018 | 147,8 |
2019 | 157,8 |
2020 | 66 |
2021 | 111,3 |
2022 | 173,2 |
2023* | 171 |
* Voorlopige cijfers. |
Sint Eustatius (x duizend personen) | Saba (x duizend personen) | |
---|---|---|
2012 | 13 | 9,2 |
2013 | 11,2 | 9,7 |
2014 | 11,3 | 10,2 |
2015 | 10,7 | 9,7 |
2016 | 11 | 9,2 |
2017 | 10,3 | 8,2 |
2018 | 10,5 | 8,1 |
2019 | 10,5 | 8,8 |
2020 | 3,4 | 2,7 |
2021 | 3,6 | 4 |
2022 | 5,6 | 4,9 |
2023 * | 5,8 | 5,7 |
* Voorlopige cijfers. |
Wat vooral opvalt in bovenstaande figuren is de enorme dip in het aantal bezoekers in de “corona-jaren”. Waar in de jaren voor en na corona het aantal binnengekomen toeristen per maand op Bonaire rond de 13 en 14 duizend schommelde was het aantal toeristen in het voorjaar van 2020 te verwaarlozen door de reisbeperkingen. Op Sint Eustatius en Saba lijkt het toerisme nog niet volledig hersteld van de “corona-dip”: het aantal toeristen is nog niet op hetzelfde niveau als voor corona.72)
6.4. Faillissementen/aantal bedrijven
Indien gesproken wordt over (substantiële) verhogingen van het minimumloon wordt soms het argument gegeven dat dit resulteert in een (substantiële) stijging van de loonkosten voor werkgevers en dat deze vervolgens mogelijk het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Daarom is voor dit onderzoek ook gekeken naar faillissementen. Het aantal uitgesproken faillissementen blijkt echter te klein om hier statistieken over te maken.
Het CBS heeft via het Algemene Bedrijven Register Caribisch Nederland (ABRCN) wel een overzicht van het aantal bedrijven én gegevens over welke bedrijven belasting(en) betalen.73) Door deze informatie te koppelen kan gesproken worden over “actieve bedrijven”. Het is immers aannemelijk dat een bedrijf actief is indien er belasting betaald wordt. Daarom wordt voor deze monitor weergegeven hoeveel bedrijven uit het ABRCN belasting betalen.74)
Opgemerkt dient te worden dat het ABRCN relatief nieuw is en dat hier nog weinig statistieken op gebaseerd zijn. Eventuele “kinderziekten” zijn hierdoor niet uit te sluiten. De in dit rapport weergegeven cijfers zijn hierdoor enkel een indicatie van het aantal actieve bedrijven.
Het aantal actieve bedrijven kan dalen omdat bedrijven ermee stoppen al dan niet vanwege te hoge (loon)kosten. Er kunnen echter ook vele andere redenen zijn waardoor het aantal bedrijven schommelt, bijvoorbeeld door de start van nieuwe bedrijven, overnames, het opsplitsen van bedrijven etc. Mocht het aantal – op deze manier gedefinieerde – actieve bedrijven dalen, kan niet gezegd worden dat dit komt doordat bedrijven ermee stoppen vanwege te hoge kosten. Wel geeft het een indicatie van de dynamiek in het aantal bedrijven in Caribisch Nederland indien dit over de tijd heen gemonitord wordt. In onderstaande tabel staat het aantal bedrijven uit het ABRCN dat belasting betaalt weergegeven voor de BES-eilanden voor 2022.75)
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
3 380 | 350 | 220 | |
6.5. Bedrijfsgrootte
Als over mogelijke negatieve gevolgen van het verhogen van het wettelijk minimumloon gesproken wordt, wordt vaak gesproken over het midden- en kleinbedrijf (MKB).76) Het idee is dan dat het MKB, in tegenstelling tot grote(re) bedrijven, minder (financiële) spelingsruimte heeft en dat de invloed van dergelijke maatregelen voor deze bedrijven dan ook relatief groot zal zijn. Het CBS beschikt op dit moment niet over statistieken om dit daadwerkelijk te kunnen monitoren (het CBS werkt op dit moment wel aan statistieken over bedrijfskosten, zie hoofdstuk 9).
Wel is gedeeltelijk informatie bekend over het aantal werknemers per bedrijf. Het CBS publiceert deze informatie nu niet periodiek, maar voor dit onderzoek is wel gekeken naar het aantal werkzame personen per bedrijf. Het idee achter het monitoren van de omvang van bedrijven wat betreft het aantal werknemers over de tijd, is dat in kaart gebracht kan worden of er steeds minder kleine bedrijven zijn (wat betreft aantal werknemers) en steeds meer grote(re) bedrijven. Populair geformuleerd: of de angst gegrond is dat grote bedrijven de kleine bedrijven “opeten”.
In onderstaande tabel staan de actieve bedrijven uitgesplitst naar het aantal werkzame personen. Opgemerkt dient te worden dat deze informatie niet voor alle bedrijven beschikbaar is.77) Onderstaande cijfers dienen daarom slechts als indicatie. Vanwege de grotere onzekerheid zijn de percentages afgerond op hele aantallen.
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
1 persoon | 40 | 18 | 43 |
2 personen | 20 | 15 | 17 |
3 tot 10 personen | 28 | 41 | 24 |
10 of meer personen | 12 | 26 | 17 |
Zoals in bovenstaande tabel te zien is, hebben de meeste bedrijven in Caribisch Nederland minder dan 10 werknemers. Dit geldt voor Bonaire bijvoorbeeld voor meer dan 80 procent van de bedrijven. Vaak zijn dit eenmanszaken. Hetzelfde beeld is te zien op Saba. Bij Sint Eustatius is het aantal bedrijven met één werkzaam persoon relatief klein. Op dit eiland zijn er relatief meer grote bedrijven indien naar het aantal werkzame personen gekeken wordt.78)
6.6. Conclusie en kanttekeningen
Het bbp is een veel gebruikte maat om naar de welvaart van landen te kijken. Het bbp geeft een overzicht van hoe goed het economisch gezien met een land gaat en het bbp per inwoner is een makkelijke vergelijking van de welvaart tussen landen. Toch klinkt er de laatste jaren ook kritiek op het bbp als indicator voor hoe een land er voor staat. Het argument is dat er factoren zijn die de kwaliteit van leven bepalen die niet (direct) terug te vinden zijn in het bbp. Denk hierbij aan gezondheid, veiligheid en duurzaamheid.
Het CBS publiceert voor Caribisch Nederland ook de Monitor Brede Welvaart. Brede welvaart betreft de kwaliteit van leven in het hier en nu, en de mate waarin deze ten koste gaat van die van latere generaties, of van die van mensen elders in de wereld. De Sustainable Development Goals, de ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties, zijn een kompas voor deze brede welvaart. De trends in de Brede welvaart ‘hier en nu’ voor Caribisch Nederland laten op de middellange termijn een overwegend constant beeld zien, maar er is ook een aantal voornamelijk positieve ontwikkelingen.
Subjectief welzijn is een belangrijk aspect van brede welvaart omdat het sterk is verweven met de kwaliteit van leven. De tevredenheid met het leven is in 2021 op alle drie de eilanden groot. Vooral op Sint Eustatius (93,1 procent), maar ook op Saba (88,4 procent) en Bonaire (87,5 procent) is de tevredenheid met het leven beduidend groter dan in Europees Nederland. Daar gaf in 2021 namelijk 83,6 procent van de mensen het leven een cijfer van 7 of hoger, wat in Europees verband al een hoog cijfer is. Op Sint Eustatius is de tevredenheid bovendien toegenomen. Meer informatie over welzijn kan naast de bovengenoemde Monitor Brede Welvaart gevonden worden op StatLine - Caribisch Nederland; welzijn, persoonskenmerken (cbs.nl).
Indien gefocust wordt op materiële welvaart, in dit hoofdstuk uitgedrukt in het bbp, is te zien dat de omvang van de economie het grootst is op Bonaire. Dit is echter ook het grootste eiland en er wonen de meeste mensen. Indien gekeken wordt naar het bbp per inwoner dan is deze (doorgaans) het hoogst op Sint Eustatius. De economie van Sint Eustatius kent een vrij grillig verloop. Dit komt door de grote afhankelijkheid van een beperkt aantal grote bedrijven die in sterke mate afhankelijk zijn van regionale ontwikkelingen in de oliesector. Hoewel deze grote bedrijven grote invloed hebben op het bbp van Sint Eustatius, is hun invloed op het nationaal inkomen beperkt.79) De winst van deze bedrijven wordt namelijk niet meegeteld in het nationaal inkomen. Dit komt omdat deze bedrijven in eigendom zijn van buitenlandse aandeelhouders. Ze leveren vooral een bijdrage aan het arbeidsinkomen op het eiland. Tot slot, vinden in een economie naast legale ook illegale activiteiten plaats, zoals de handel in drugs. Het CBS publiceert geen ramingen van dergelijke illegale activiteiten in de nationale rekeningen voor Caribisch Nederland.80)
60) De cijfers over waarde zijn afgerond op miljoenen. Hierdoor kan het voorkomen dat de som van de detailgegevens afwijkt van het totaal. Verder zijn de mutaties berekend met behulp van de niet-afgeronde cijfers.
61) Dit kan deels te maken hebben met de groei van het aantal inwoners op Bonaire (zie paragraaf 8.1).
62)De daling van het volume van het bbp van Bonaire in 2017 komt grotendeels voor rekening van het bedrijfstakcluster handel, vervoer, opslag, informatie en communicatie, met een daling van 15,5 procent. Dit cluster ondervond de gevolgen van de slechte economische omstandigheden in buurland Venezuela.
63) Let op: het bbp per inwoner is in alle jaren berekend met de meest actuele cijfers van het bbp en de bevolkingsomvang. Er is niet gecorrigeerd voor opschoningen van de bevolkingsadministratie (zie hoofdstuk 8).
64) Bij de berekening van het bbp per inwoner zijn de bedragen uitgedrukt in prijzen van de betreffende verslagperiode. Er is dus niet gekeken naar het bbp gecorrigeerd voor inflatie. Het Economisch Bureau Amsterdam heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de verdiencapaciteit van Bonaire waarin onder andere gekeken wordt naar de ontwikkeling van het reële bbp per inwoner.
65) Het bbp per inwoner van de BES-eilanden ligt hiermee lager dan in Europees Nederland. Het bbp in Europees Nederland is vrij hoog in vergelijking met andere landen uit de Europese Unie: Nederlands bbp per inwoner in 2023 op vierde plek in EU | CBS. Hoewel het bbp per inwoner relatief laag is in de provincies Drenthe en Fryslân is het bbp per inwoner in deze provincies hoger dan op de BES-eilanden: StatLine - Regionale kerncijfers; nationale rekeningen (cbs.nl). Het bbp per hoofd van Bonaire ligt iets onder dat van Curaçao, Sint-Maarten en Aruba: Bruto binnenlands product Bonaire 21 duizend dollar per hoofd van de bevolking | CBS.
66) Zoals in hoofdstuk 2 ook beschreven is, beschikt het CBS helaas niet over het aantal gewerkte uren. Het is voor het CBS dan ook niet mogelijk om met de beschikbare gegevens vast te stellen of personen inderdaad het wettelijk minimumloon verdienen. Het is immers mogelijk dat dit maandloon (rondom het wettelijk minimumloon) verdiend wordt met een deeltijdbaan. Op basis van de beschikbare gegevens kan wel vastgesteld worden dat de verdiende jaarlonen in deze bedrijfstakken relatief laag zijn.
67) De output is gewaardeerd tegen basisprijzen, dit is de verkoopprijs exclusief de handels- en vervoersmarge en exclusief de afgedragen productgebonden belastingen en de ontvangen productgebonden subsidies. Het intermediair verbruik is gewaardeerd tegen aankoopwaarde exclusief niet-aftrekbare btw. Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degene die in buitenlandse handen zijn. In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en 'netto' na aftrek van het verbruik van vaste activa.
68) De SBI is de Nederlandse hiërarchische indeling van economische activiteiten die door het CBS wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De SBI 2008 is de versie die vanaf 2008 gebruikt wordt. De SBI 2008 kent meerdere niveaus die aangegeven worden door maximaal vijf cijfers. Het niveau van vier cijfers komt vrijwel overeen met de indeling van de Europese Unie (NACE). De eerste twee cijfers komen overeen met die van de indeling van Verenigde Naties (ISIC).
69)Het is op basis van beschrijvende analyses zoals in dit rapport niet vast te stellen of dergelijke prijsstijgingen het gevolg zijn van verhogingen van het wettelijk minimumloon.
70) Er is op dit moment voor Caribisch Nederland geen Basisregistratie Adressen en Gebouwen zoals voor Europees Nederland. Hierdoor is het moeilijk om adressen en gebouwen te identificeren op basis waarvan een populatie van hotels gemaakt kan worden (wat de basis kan zijn voor het bepalen van aantallen wat betreft gasten en overnachtingen).
71) Lezers geïnteresseerd in cijfers over boottoerisme kunnen de volgende tabellen op StatLine raadplegen: cruisepassagiers Bonaire, jachtpassagiers Bonaire, veerboot passagiers Saba.
72) De meeste toeristen die per vliegtuig Bonaire bezoeken komen uit Europees Nederland, gevolgd door de overige eilanden binnen het Koninkrijk der Nederland (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) en Amerikanen. Toeristen die per vliegtuig Sint Eustatius en Saba bezoeken komen ook overwegend uit deze drie gebieden alleen is de oververtegenwoordiging van de bezoekers uit Europees Nederland relatief minder groot. Deze cijfers kunnen geraadpleegd worden op: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83191NED/line?ts=1724071951474.
73) Voor Europees Nederland bestaat er ook een Algemeen Bedrijven Register: Abr: Algemeen bedrijven register | CBS.
74) Er wordt hiervoor gekeken naar loonbelasting en/of belasting over de toegevoegde waarde. Buitenlandse bedrijven die dergelijke belastingen niet betalen aan de Belastingdienst Caribisch Nederland worden in deze methode om het aantal actieve bedrijven af te leiden niet meegenomen.
75)Er is hiervoor gekeken naar het (ei)land waar een bedrijf gevestigd is. Aantallen zijn afgerond op tientallen. Aangezien het ABRCN relatief nieuw is, worden geen cijfers over de tijd heen getoond. Voor 2021 is wel het aantal (op de in dit hoofdstuk gedefinieerde) actieve bedrijven afgeleid. Het (op tientallen afgeronde) aantal actieve bedrijven in dat jaar was op Bonaire 3 050 op Sint Eustatius 340 en op Saba 210. Op Bonaire is het aantal actieve bedrijven dus gestegen. Dit is in lijn met de groei van de economie zoals in dit hoofdstuk beschreven. Ook op Saba is een lichte toename te zien van het aantal bedrijven wat in lijn is met de economische ontwikkeling zoals in dit hoofdstuk beschreven. Op Sint Eustatius gaat de ontwikkeling van de economie niet hand in hand met het aantal actieve bedrijven. Dit komt omdat de economische ontwikkeling op dat eiland sterk beïnvloed wordt door een beperkt aantal bedrijven.
76) Zie bijvoorbeeld de motie van het Tweede Kamerlid Michon-Derkzen.
77) De verzamelloonstaten is de belangrijkste bron om het aantal werkzame personen te bepalen. Van ongeveer de helft van de bedrijven is deze informatie onbekend. Het is waarschijnlijk dat dit vooral kleinere bedrijven (wat betreft het aantal werkzame personen) betreft.
78) Ook in Europees Nederland hebben de meeste bedrijven minder dan 10 werkzame personen. Voor meer informatie zie: De vraag naar arbeid - De arbeidsmarkt in cijfers 2023 | CBS.
79) Alle inkomens die Nederlandse ingezetenen ontvangen op grond van hun deelname aan een (binnen- of buitenlands) productieproces of vanwege hun vermogensbezit. Deze inkomens bestaan uit de beloning van werknemers, rente, dividenden, belastingen en subsidies op productie en invoer.
80) Voor informatie over de raming voor Europees Nederland, zie: De raming van illegale activiteiten in de nationale rekeningen.
7. Arbeid
In discussies over het verhogen van het wettelijk minimumloon wordt soms de angst geuit dat dit negatieve gevolgen kan hebben voor de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld dat het ten koste zou gaan van de werkgelegenheid omdat werkgevers de inzet van arbeid zouden verminderen om kosten te besparen. In dit hoofdstuk wordt meer informatie gegeven over arbeid in Caribisch Nederland.
Het hoofdstuk begint met een beschrijving van een belangrijke bron van statistieken over arbeid in Caribisch Nederland: het Arbeidskrachtenonderzoek. Vervolgens wordt gekeken naar de vraag en aanbod van werk. In de derde paragraaf wordt de werkende populatie in Caribisch Nederland nader beschreven. Meer specifiek wordt van werkzame personen gekeken in hoeverre zij als zelfstandige werken, naar de arbeidsduur (deeltijd of voltijd) en of zij al dan niet een vast dienstverband hebben. In de vierde paragraaf wordt meer informatie gegeven over de meest voorkomende beroepen. Tot slot wordt in dit hoofdstuk informatie gegeven over lidmaatschap van een vakbond.
7.1. Arbeidskrachtenonderzoek
Om meer zicht te krijgen op de arbeidsmarktsituatie van mensen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voert het CBS het Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) uit. In dit onderzoek worden personen van 15 jaar en ouder die langer dan drie maanden op het betreffende eiland wonen of van plan zijn langer dan drie maanden op dit eiland te blijven bevraagd over hun arbeidsmarktsituatie. AKO is een steekproefonderzoek (waarin dus een deel van de bevolking bevraagd wordt). In 2022 bestond de steekproef uit ongeveer 1 060 adressen op Bonaire, 520 op Sint-Eustatius en 520 op Saba. De waarneming gebeurt via persoonlijke interviews (face-to-face interviews). Tot en met 2012 maakten de interviewers gebruik van papieren vragenlijsten in de talen Nederlands, Engels, Spaans en Papiamentu. De antwoorden van de respondenten werden door de interviewers op de papieren vragenlijsten vastgelegd en later elektronisch verwerkt. Vanaf 2014 is de overstap gemaakt naar elektronische vragenlijsten waarbij de interviewer de antwoorden van de respondenten vastlegt op een tablet. Het onderzoek wordt eens in de twee jaar uitgevoerd in de maanden oktober, november en december. Meer informatie over dit onderzoek, inclusief de vragenlijst die gebruikt wordt, kan gevonden worden op Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) Caribisch Nederland | CBS.
7.2. Vraag en aanbod
Het uitgangspunt voor statistieken over het aanbod van arbeidskrachten en werkloosheid zijn de personen die in Caribisch Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking81)) die tussen de 15 tot 75 jaar oud zijn. Dit deel van de populatie kan vervolgens ingedeeld worden in:
- De werkzame beroepsbevolking. Deze bestaat uit personen die betaald werk hebben.
- De werkloze beroepsbevolking. Degenen die geen betaald werk hebben, maar wel recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn.
- De niet-beroepsbevolking. Deze bestaat uit personen zonder betaald werk die niet recent naar werk hebben gezocht of daarvoor niet direct beschikbaar zijn.
De niet-beroepsbevolking bestaat voor een relatief klein gedeelte uit personen die aangeven wel beschikbaar te zijn voor werk, maar niet (recent) gezocht hebben en uit personen die aangeven wel gezocht te hebben, maar niet direct beschikbaar te zijn. Het grootste gedeelte van de niet-beroepsbevolking bestaat echter uit personen die aangeven geen werk gezocht te hebben én niet beschikbaar te zijn voor werk. Er zijn meerdere redenen waarom personen aangeven niet te kunnen of willen werken. Een belangrijke reden is het hebben van een hoge leeftijd en/of pensionering. Zoals eerder aangegeven wordt bij arbeidsmarktstatistieken altijd (ook in Europees Nederland) gekeken naar de bevolking in de leeftijd van 15 tot 75 jaar oud. Een deel van de niet-beroepsbevolking geeft dus aan “te oud” te zijn om te (willen of kunnen) werken. Andere redenen zijn bijvoorbeeld ziekte of arbeidsongeschiktheid en de zorg voor een gezin of huishouden. Ook het volgen van een opleiding of een studie is een reden die aangegeven wordt om niet te (willen of kunnen) werken. Op Saba is dit percentage relatief hoog. Dit kan samenhangen met de grote universiteit die op Saba gevestigd is. Meer informatie over de niet-beroepsbevolking kan gevonden worden op StatLine - Caribisch Nederland; arbeidsdeelname, binding met de arbeidsmarkt (cbs.nl).
Het percentage van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk wordt de netto arbeidsparticipatie genoemd. Dit is dus het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking).82) In onderstaande figuur staat de netto arbeidsparticipatie voor de BES-eilanden weergegeven over de tijd heen.83) Deze informatie kan ook geraadpleegd worden via StatLine - Caribisch Nederland; arbeidsdeelname, kerncijfers.
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 68,5 | 70,1 | 63,1 |
2014 | 68,9 | 67,8 | 59,3 |
2016 | 69,9 | 66,2 | 61,6 |
2018 | 73,1 | 71,5 | 65,8 |
2020 | 69,8 | 71 | 73,4 |
2022 | 72,5 | 72,9 | 67 |
De netto arbeidsparticipatie in Caribisch Nederland was in 2022 op Bonaire en Sint Eustatius meer dan 72 procent en op Saba 67 procent.84) Zoals eerder aangegeven zijn deze cijfers gebaseerd op het AKO. Dit is een steekproefonderzoek waarbij een deel van de bevolking bevraagd wordt. Als gevolg hiervan zitten er marges op de getoonde cijfers. Hier moet rekening mee gehouden worden indien ontwikkelingen over de tijd heen en verschillen tussen de eilanden geïnterpreteerd worden. Zeker indien de gevonden verschillen relatief klein zijn.85)
Een belangrijke economische indicator is het werkloosheidspercentage. Hiervoor wordt gekeken naar de werkloze beroepsbevolking (personen die de afgelopen vier weken actief gezocht hebben naar werk en binnen twee weken beschikbaar zijn voor werk) als percentage van de totale (werkzame en werkloze) beroepsbevolking. In onderstaande figuur staat het werkloosheidspercentage over de tijd heen voor de BES-eilanden weergegeven. Ook deze informatie is te raadplegen via de eerder genoemde StatLine-tabel over arbeidsdeelname. Hoewel werkloosheid voor alle betrokkenen impactvol kan zijn, zijn de aantallen vanuit statistisch oogpunt relatief beperkt. Zeker bij relatief kleine populaties zoals in Caribisch Nederland. Hierdoor zijn de marges relatief groot. Hier dient rekening mee gehouden te worden bij de interpretatie van de cijfers.
Bonaire (%) | Sint-Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 5,8 | 3,2 | 3,9 |
2014 | 6,4 | 8,8 | 2,5 |
2016 | 6,7 | 7,1 | 3,3 |
2018 | 3,2 | 4,3 | 2,4 |
2020 | 4,6 | 2,3 | 3,1 |
2022 | 3 | 3,9 | 2,5 |
Het werkloosheidspercentage op Saba is redelijk constant en ligt relatief laag: rond de drie procent. Op Bonaire is in de loop van de tijd het werkloosheidspercentage afgenomen. Aan het begin van de waarneemperiode (2012-2016) was het werkloosheidspercentage ongeveer zes procent en in 2022 was dit drie procent. De fluctuaties wat betreft het werkloosheidspercentage zijn het grootst op Sint Eustatius. Zo was op dit eiland het werkloosheidspercentage bijna negen procent in 2014 en iets meer dan twee procent in 2020.86) Zoals in hoofdstuk 6 beschreven, zijn er ook in de economie op dit eiland sterke schommelingen vanwege de grote afhankelijkheid van een beperkt aantal grote bedrijven die in sterke mate afhankelijk zijn van regionale ontwikkelingen in de oliesector.
Bovenstaande werkloosheidscijfers zijn gebaseerd op het AKO. Hierbij wordt (in lijn met de definitie van de International Labour Organization) gekeken naar mensen zonder werk die de afgelopen vier weken actief gezocht hebben naar werk en binnen twee weken beschikbaar zijn voor werk. Een andere manier om het aantal werkzoekenden te monitoren is door te kijken naar registraties.87) Het CBS had bij aanvang van voorliggend onderzoek hier geen gegevens over beschikbaar, maar voor deze monitor zijn bij Plenchi di Trabou gegevens opgevraagd over het aantal aangemelde werkzoekenden op Bonaire. Plenchi di Trabou is een centraal punt waar werkzoekenden en werkgevers op Bonaire terecht kunnen voor informatie en dienstverlening op het gebied van werk. Het openbaar lichaam en het rijk werken samen binnen Plenchi di Trabou. Het voordeel van deze cijfers is dat ze jaarlijks beschikbaar zijn in tegenstelling tot het AKO dat eens in de twee jaar uitgevoerd wordt. Ook worden in deze cijfers werkzoekenden in alle maanden meegenomen terwijl de werkloosheid op basis van het AKO vastgesteld wordt op het moment dat het AKO uitgevoerd wordt (in de maanden oktober, november en december). Onderstaande figuur toont op basis van de cijfers van Plenchi di Trabo het totaal aantal nieuwe aanmeldingen in de periode 2017 tot en met 2023 voor Bonaire.88)
2016 | 282 |
---|---|
2017 | 217 |
2018 | 167 |
2019 | 147 |
2020 | 177 |
2021 | 776 |
2022 | 180 |
2023 | 151 |
Zoals duidelijk wordt in bovenstaande figuur laten de werkloosheidcijfers van het AKO en het aantal aangemelde werkzoekenden op Bonaire grotendeels hetzelfde beeld zien.89) Op basis van het aantal aangemelde nieuwe werkzoekenden is duidelijk te zien dat er sprake is van een piek in 2021. Voor dit jaar zijn er geen werkloosheidscijfers bekend op basis van het AKO. Deze piek kan samenhangen met de beperkingen in het toerisme in 2020 en de eerste maanden van 2021 (zie ook hoofdstuk 6). Indien gekeken wordt naar de beroepen van werkzoekenden in 2021 waren er relatief veel werkzoekenden in beroepen als ‘medewerkers persoonlijke dienstverlening’, ‘hulparbeiders mijnbouw, bouwnijverheid, industrie en vervoer’, ‘huishoudelijke hulpen en schoonmakers’, ‘administratief medewerkers’, ‘klantbedienend personeel’ en ‘verkopers’. Deels hangen deze beroepen samen met het toerisme op Bonaire. Ook opende het kantoor van Plenchi di Trabou in 2021 zijn deuren wat gezorgd kan hebben voor meer (nieuwe) aanmeldingen. Plenchi di Trabou had op het moment dat voorliggende rapportage opgesteld werd cijfers over nieuwe werkzoekenden tot en met het eerste tertaal (januari tot en met april) van 2024. In het eerste tertaal van 2024 hebben 60 nieuwe werkzoekenden zich gemeld bij Plenchi di Trabou. Dit is iets meer dan in het eerste tertaal van 2022 en 2023 waar dit minder dan 50 personen betrof. Dit is echter over de tijd heen geen uitzonderlijk hoog aantal: het gemiddelde aantal nieuwe werkzoekenden in het eerste tertaal van 2016 tot en met 2023 zonder het piekjaar van 2021 is 59.
Bovenstaande cijfers gaan over het aantal personen dat werk zoekt. Om zicht te krijgen op de vraag of er sprake is van minder vraag naar arbeid (al dan niet als gevolg van hogere loonkosten), kan ook gekeken worden naar de werkgeverskant. In hoeverre is er een trend waar te nemen in het aantal ontslagaanvragen? Indien werkgevers werknemers willen ontslaan moeten zij een aanvraag doen bij de RCN-unit SZW. Het CBS heeft voor de voorliggende nulmeting hier cijfers over opgevraagd. De RCN-unit SZW geeft aan dat het aantal ingediende ontslagaanvragen laag is, maar dat er ook signalen zijn dat niet alle werkgevers een ontslagaanvraag indienen. Dit betekent dat de cijfers een onvolledig en hiermee ook een vertekend beeld geven. Besloten is daarom om dergelijke cijfers niet op te nemen in de nulmeting. Hiermee wordt voorkomen dat geconcludeerd wordt dat het aantal ontslagen “wel mee valt”, terwijl het daadwerkelijk aantal ontslagen hoger kan liggen.
Om de vraag naar arbeid vanuit werkgevers te monitoren, kunnen tewerkstellingsvergunningen ook relevant zijn. In principe moeten werkgevers, om de lokale arbeidsmarkt te beschermen, lokaal personeel werven op de BES-eilanden. Mocht dit niet lukken dan kan, onder voorwaarden, een aanvraag ingediend worden om (tijdelijk) buitenlandse werknemers in dienst te nemen. Dit wordt een tewerkstellingsvergunning genoemd. Het CBS heeft voor het huidige onderzoek cijfers hierover opgevraagd bij de RCN-unit SZW. Door aanpassingen in de manier waarop de RCN-unit SZW cijfers intern opstelt en monitort, geven zij aan dat er vanaf 2023 betrouwbare cijfers beschikbaar zijn. Ook moeten interne processen voor de dataverwerking nog geoptimaliseerd worden waardoor de geleverde cijfers een indicatie zijn van het aantal aanvragen. In onderstaande figuur staat het totaal aantal aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor de BES-eilanden weergegeven vanaf 2023.90) Hierbij zijn vier maanden van een jaar samengenomen tot één tertaal. Voor 2023 kunnen de drie tertalen van het jaar getoond worden en voor 2024 is het eerste tertaal beschikbaar.
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
2023 tertaal 1 | 601 | 56 | 55 |
2023 tertaal 2 | 775 | 95 | 53 |
2023 tertaal 3 | 567 | 66 | 39 |
2024 tertaal 1 | 739 | 84 | 61 |
Voor alle drie de eilanden is het aantal aanvragen in het eerste tertaal van 2024 hoger dan in het laatste tertaal van 2023. Vanwege seizoenseffecten is het belangrijk om ook de vergelijking te maken met hetzelfde tertaal een jaar eerder. Ook hier is te zien dat op alle drie de eilanden het aantal aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning in het eerste tertaal van 2024 hoger was dan in het eerste tertaal van 2023. Op basis van deze cijfers lijkt er in 2024 geen structurele afnemende vraag te zijn naar buitenlandse arbeidskrachten.
Op Bonaire worden de meeste aanvragen ingediend voor personen met een Zuid-Amerikaanse nationaliteit. Zo waren er in het eerste tertaal van 2024 relatief veel aanvragen voor personen met een Colombiaanse, Peruaanse en Venezolaanse nationaliteit. Ook zijn er relatief veel personen afkomstig uit het Caribisch gebied (Dominicaanse en Haïtiaanse nationaliteit). Ook op Sint Eustatius en Saba zijn relatief veel aanvragen gedaan voor personen afkomstig uit Zuid-Amerika of Midden-Amerika. Op Saba werden in het eerste tertaal van 2024 ook relatief veel tewerkstellingsvergunningen aangevraagd voor personen met een Filipijnse nationaliteit.
Er zijn verschillende beroepen waarvoor een tewerkstellingsvergunning aangevraagd wordt. In het eerste tertaal van 2024 werden op Bonaire de meeste aanvragen gedaan voor metselaars en voor andere technische beroepen als metaalbewerker, schilder en timmerman. Ook werden er relatief veel aanvragen gedaan voor koks. Op Sint Eustatius werden in dit tertaal de meeste aanvragen gedaan voor lasser. Voor Saba is het aantal aanvragen per beroep te klein (minder dan 10) om betrouwbare uitspraken te kunnen doen.
De RCN-unit SZW geeft aan dat de meerderheid van de aanvragen ingewilligd wordt. Aanvragen worden meestal afgewezen omdat bedrijven administratief de zaken niet volledig op orde hebben (denk hierbij aan het hebben van een Belastingschuld) of omdat het ingediende dossier onjuist of incorrect is.
7.3. Werkzame beroepsbevolking
7.3.1. Zelfstandigen
In deze paragraaf wordt meer informatie gegeven over de werkzame beroepsbevolking (personen met betaald werk). Als eerste wordt informatie gegeven over de positie in de werkkring: of personen werknemer of zelfstandige zijn. De ontwikkeling van het aandeel zelfstandigen is relevant om te monitoren omdat soms de angst geuit wordt dat er “schijnconstructies” van zelfstandigen zullen ontstaan bij het verhogen van het wettelijk minimumloon. Hiermee wordt bedoeld dat personen als zelfstandige aan de slag gaan in dezelfde baan die zij eerst hadden als werknemer. Op deze manier behoudt de werkgever zijn of haar arbeidskracht, maar hoeft de werkgever niet het wettelijk minimumloon te betalen. In onderstaande figuur staat voor de drie BES-eilanden het percentage zelfstandigen weergegeven over de tijd heen.91) Deze informatie is ook te raadplegen via de eerder genoemde StatLine-pagina: StatLine - Caribisch Nederland; arbeidsdeelname, kerncijfers (cbs.nl).
Bonaire (%) | Sint-Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 12,1 | 15,8 | 14,4 |
2014 | 11,2 | 10,5 | 16,7 |
2016 | 13,6 | 14,3 | 12,4 |
2018 | 15,3 | 12,4 | 14,5 |
2020 | 18,5 | 12,8 | 15,9 |
2022 | 18,1 | 14,4 | 13,9 |
Op Bonaire stijgt het percentage zelfstandigen over de tijd heen. In 2012 was ongeveer 12 procent van de werkzame beroepsbevolking actief als zelfstandige. In 2022 is dit percentage opgelopen naar ongeveer 18 procent. Op Sint Eustatius en Saba is het gemiddelde percentage zelfstandigen over de tijd heen respectievelijk 13,3 en 14,6 procent.
Binnen de groep zelfstandigen wordt onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen met personeel en zelfstandigen zonder personeel. Bij eerder genoemde schijnconstructies is het waarschijnlijker dat deze personen actief zijn als zelfstandige zonder personeel dan als zelfstandige met personeel. Ook zijn er personen die in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid werken (meewerkend gezinslid). Aangezien er voor Bonaire een stijging waar te nemen was in het aandeel zelfstandigen wordt voor dit eiland de ontwikkeling in meer detail beschreven. Figuur 7.3.1.2 toont voor Bonaire in welke mate er een stijging is door de tijd heen voor de verschillende soorten zelfstandigen. Hierbij worden absolute aantallen getoond. In Figuur 7.3.1.3 wordt voor Bonaire over de tijd heen getoond hoeveel procent van de zelfstandigen een zelfstandige zonder personeel was, hoeveel procent een zelfstandige met personeel en hoeveel procent een meewerkend gezinslid.
Zelfstandige zonder personeel (zzp) | Zelfstandige met personeel | Meewerkend gezinslid | |
---|---|---|---|
2012 | 670 | 380 | 20 |
2014 | 690 | 370 | 60 |
2016 | 770 | 620 | 70 |
2018 | 970 | 710 | 40 |
2020 | 1240 | 820 | 80 |
2022 | 1200 | 840 | 290 |
Zelfstandige zonder personeel (zzp) (%) | Zelfstandige met personeel (%) | Meewerkend gezinslid (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 62,6 | 35,5 | 1,9 |
2014 | 61,6 | 33,0 | 5,4 |
2016 | 52,7 | 42,5 | 4,8 |
2018 | 56,4 | 41,3 | 2,3 |
2020 | 58,2 | 38,5 | 3,8 |
2022 | 51,5 | 36,1 | 12,4 |
Figuur 7.3.1.2 toont dat het absolute aantal zelfstandigen zonder personeel over de tijd heen is gestegen. Het percentage zelfstandigen zonder personeel is echter niet toegenomen, maar juist afgenomen (zie Figuur 7.3.1.3). Zo was in 2012 afgerond 63 procent van de zelfstandigen op Bonaire een zelfstandige zonder personeel en was dit in 2022 iets meer dan de helft (51,5 procent).92) Het CBS publiceert cijfers over groepen en nooit over individuele gevallen. Het is met deze cijfers niet uit te sluiten dat bovengenoemde schijnconstructies voorkomen. Op basis van deze cijfers is er echter geen reden om aan te nemen dat dit op grote schaal gebeurt. Dit omdat hoewel het wettelijk minimumloon vanaf 2012 gestegen is (zie paragraaf 2.1) deze ontwikkeling niet gepaard gaat met een sterke stijging in het aandeel zelfstandigen zonder personeel.93) Zoals in hoofdstuk 2 beschreven zijn de verhogingen van het wettelijk minimumloon in de periode 2012-2022 echter niet zo hoog geweest als in 2024 en het kan dus zijn dat in toekomstig onderzoek wel een stijging te zien is van het aandeel zelfstandigen zonder personeel.
7.3.2. Arbeidsduur
Zoals in hoofdstuk 2 beschreven, beschikt het CBS helaas niet over registraties van het aantal gewerkte uren (zie ook hoofdstuk 9). Het CBS kan daardoor met de beschikbare gegevens niet vaststellen hoeveel personen in Caribisch Nederland het wettelijk minimumloon verdienen. De enige informatie die het CBS heeft over arbeidsduur komt uit het AKO. Hierin hebben (geïnterviewde) personen aangegeven hoeveel uren zij werken. Indien werkgevers de inzet van arbeid zouden verminderen als gevolg van de hogere loonkosten, zou het kunnen dat het percentage personen dat voltijd werkt afneemt. In de volgende figuur is het percentage personen dat voltijd werkt op de BES-eilanden weergegeven over de tijd. Ook deze figuur is gebaseerd op de cijfers van de eerder genoemde StatLine-pagina: StatLine - Caribisch Nederland; arbeidsdeelname, kerncijfers (cbs.nl).
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 85,7 | 77,0 | 79,8 |
2014 | 85,9 | 87,7 | 78,9 |
2016 | 86,3 | 81,4 | 78,4 |
2018 | 80,2 | 88,7 | 75,2 |
2020 | 83,3 | 87,2 | 74,3 |
2022 | 81,8 | 87,3 | 87,1 |
Bovenstaande figuur toont dat de meeste personen op de BES-eilanden voltijd werken. In 2022 is op alle drie de eilanden meer dan 8 op de 10 personen voltijd aan het werk.94) Er is geen duidelijke afname waar te nemen in het aandeel personen dat voltijd werkt. Van de personen die deeltijd aan het werk zijn, werken de meeste personen meer dan 20 uur (ook deze cijfers zijn te raadplegen via de eerdergenoemde StatLine-tabel). In 2022 werkt van alle personen die deeltijd werken op Bonaire 73,4 procent meer dan 20 uur, op Sint Eustatius is dit 73,9 procent en op Saba 85,7 procent.
Een mogelijke indicator voor het idee dat werkgevers minder arbeid in zouden zetten als gevolg van hogere loonkosten is het aandeel werkenden dat eigenlijk meer uren zou willen werken. In paragraaf 2.1 is beschreven dat het wettelijk minimumloon substantieel gestegen is. Is er ook een ontwikkeling te zien over de tijd heen in het percentage personen dat meer uren wil werken? In onderstaande figuur is voor alle drie de eilanden het percentage personen weergeven dat aangeeft meer uren te willen werken en hiervoor ook beschikbaar is (afgezet tegen de totale werkzame beroepsbevolking). De cijfers die ten grondslag liggen aan deze figuur zijn te raadplegen via StatLine - Caribisch Nederland; arbeidsdeelname, binding met de arbeidsmarkt (cbs.nl). 95)
Bonaire (%) | Sint-Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2016 | 8,8 | 16,8 | 12,4 |
2018 | 12,5 | 10,2 | 14,5 |
2020 | 14,0 | 8,1 | 19,5 |
2022 | 12,7 | 6,1 | 8,9 |
Er is (indien rekening gehouden wordt met de eerder genoemde marges) geen duidelijke trend wat betreft het percentage werknemers dat meer uren zou willen werken en hiervoor beschikbaar is. Uiteraard hebben de meest substantiële verhogingen van het wettelijk minimumloon recent, in 2024, plaatsgevonden. Toekomstige cijfers en analyses moeten dus meer inzicht geven in de relatie tussen arbeidsduur en de hoogte van het wettelijk minimumloon.
7.3.3. Stabiliteit van werk
In het kader van de macro-economische context van Caribisch Nederland is het ook relevant om te monitoren in welke mate werknemers vaste contracten hebben. Verwacht kan worden dat als werkgevers veel onzekerheid ervaren (al dan niet als gevolg van hogere loonkosten) zij minder geneigd zullen zijn om vaste contracten te geven. In de volgende figuur staat, wederom voor de drie eilanden, het percentage werknemers weergegeven dat een vast dienstverband heeft. Ook deze informatie is gebaseerd op StatLine - Caribisch Nederland; arbeidsdeelname, kerncijfers (cbs.nl).
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 81,9 | 81,8 | 80,9 |
2014 | 80,9 | 91,9 | 82,7 |
2016 | 82,1 | 83,3 | 75,3 |
2018 | 80,7 | 84,0 | 74,7 |
2020 | 80,2 | 93,3 | 72,6 |
2022 | 81,6 | 89,0 | 85,1 |
Er is geen sprake van een daling van het percentage werknemers met een vast dienstverband.96) Op Bonaire schommelt dit percentage licht rond de 81 procent. Op Sint Eustatius en Saba schommelt het percentage werknemers met een vast contract over de tijd heen rond de respectievelijk 87,2 procent en 78,5 procent.97)
Om meer zicht te krijgen op de stabiliteit van werk kan het ook relevant zijn om naar de duur waarin een baan “actief” is te kijken. Het CBS heeft hier eerder geen statistieken over gemaakt, maar voor het voorliggende onderzoek kan dit wel relevant zijn. Meer specifiek wordt op basis van de verzamelloonstaten gekeken naar het aantal dagen van de periode waarin een baan actief is gedeeld door het aantal dagen van het betreffende jaar. Stel dat dit één is dan betekent dit dat de baan het hele jaar door “actief” was (bestond). Een lager getal kan duiden op seizoenswerk. Ook wisselingen van werk, bijvoorbeeld omdat een bepaalde baan ophield en personen daarna nieuw werk vinden (dit wordt ook wel frictiewerkloosheid genoemd), kunnen een hiervoor een reden zijn.
Eiland | Gemiddelde baanduur 2022* |
---|---|
Bonaire | 0,72 |
Sint Eustatius | 0,82 |
Saba | 0,85 |
* Voorlopige cijfers. |
Zoals in bovenstaande tabel duidelijk wordt, is de gemiddelde baanduur (het aantal dagen dat een baan bestond in 2022 gedeeld door het totaal aantal dagen in dat jaar) op Bonaire het laagst. Dit kan te maken hebben met de schommeling in het aantal toeristen per maand (zie paragraaf 6.3).
Als laatste indicator wat betreft stabiliteit van werk, wordt weergegeven in welke mate werknemers van baan zouden willen veranderen. Op dit moment worden hier geen statistieken over gemaakt, maar op basis van het AKO heeft het CBS dit voor de nulmeting van de monitor macro-economische context van Caribisch Nederland in kaart gebracht. In onderstaande figuur staat weergegeven hoe het percentage werknemers dat van werkkring zou willen veranderen zich ontwikkelt over de tijd heen.98) De vraag over het al dan niet willen veranderen van werkkring is enkel gesteld aan werknemers die 12 uur of meer werken.
Bonaire (%) | Sint-Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2016 | 10,2 | 16,0 | 8,5 |
2018 | 11,5 | 9,9 | 12,4 |
2020 | 12,2 | 5,4 | 9,9 |
2022 | 12,2 | 7,2 | 10,5 |
*De vraag is enkel gesteld aan werknemers die 12 uur of meer werken |
In 2022 gaf ongeveer 12 procent van de werknemers op Bonaire aan van baan te willen wisselen. Op Saba gold dit in 2022 voor ongeveer 10 procent van de werknemers en op Sint Eustatius voor ongeveer 7 procent van de werknemers. Op Sint Eustatius is het percentage werknemers dat aangeeft te willen wisselen van baan afgenomen door te heen (van 16 procent in 2016 naar 7 procent in 2022).
In het AKO is ook gevraagd (aan personen die aangegeven hebben van werkkring te willen veranderen) wat de belangrijkste reden is dat zij van werkkring willen veranderen. Er worden meerdere redenen voorgelegd aan de respondenten. In onderstaande figuur is weergeven welke redenen vaak genoemd zijn in 2022.
Huidige baan of werk is beneden het opleidingsniveau (%) | Huidige werkomstandigheden zijn te gevaarlijk (%) | Vanwege dreigend ontslag / faillissement (%) | Wil graag een hoger inkomen (%) | Andere reden (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 11,9 | 3,2 | 0,0 | 38,9 | 45,2 |
Sint Eustatius | 18,2 | 0 | 0,0 | 45,5 | 36,4 |
Saba | 0 | 11,1 | 0,0 | 44,4 | 44,4 |
Van de werknemers die aangegeven hebben van werkkring te gaan of willen veranderen, geeft in 2022 ongeveer vier op de tien een hoger inkomen willen hebben als belangrijkste reden. Er is over de tijd heen geen consistente daling of stijging te zien op de BES-eilanden in het percentage dat dit als belangrijkste reden geeft om van werkkring te willen of gaan veranderen. Er zijn ook werknemers die van baan willen wisselen omdat de huidige baan beneden het opleidingsniveau is: op Bonaire was dit in 2022 voor 12 procent de belangrijkste reden en op Sint Eustatius voor 18 procent. Zoals bovenstaande figuur laat zien, is er op alle drie de eilanden ook een substantiële groep die een andere reden heeft om van werkkring te willen wisselen. Er zijn uiteraard veel verschillende redenen waarom personen van baan zouden willen wisselen.99) Mogelijke redenen zouden kunnen zijn: de inhoud van de baan, doorgroeimogelijkheden, sfeer in het team, relatie met de leidinggevende en veranderingen in iemands thuissituatie.
7.4. Beroepssegmenten
7.4.1 Meest voorkomende beroepssegmenten
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van in welke beroepssegmenten personen werkzaam zijn op de BES-Eilanden. In de volgende tabel staan voor alle drie de eilanden de tien beroepssegmenten die het meest voorkomen. De volledige lijst is te vinden via StatLine - Caribisch Nederland; werkzame beroepsbevolking, beroep (cbs.nl).100) Ook deze gegevens zijn gebaseerd op het AKO.
Bonaire | Bonaire | Sint Eustatius | int Eustatius | Saba | Saba | |
---|---|---|---|---|---|---|
Beroepssegment | % | Beroepssegment | % | Beroepssegment | % | |
1 | Bouwarbeiders | 11,5 | Bouwarbeiders | 9,4 | Administratief personeel | 8,9 |
2 | Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 9,8 | Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 8,3 | Docenten | 7,9 |
3 | Administratief personeel | 8,6 | Administratief personeel | 7,7 | Bouwarbeiders | 7,9 |
4 | Schoonmakers en keukenhulpen | 7,3 | Verkopers | 7,2 | Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 6,9 |
5 | Verkopers | 5,8 | Docenten | 6,6 | Bestuurders voertuigen en bedieners mobiele machines | 6,9 |
6 | Docenten | 4,9 | Schoonmakers en keukenhulpen | 6,1 | Beveiligingswerkers | 5,9 |
7 | Beveiligingswerkers | 3,8 | Specialisten bedrijfsbeheer en administratie | 5,5 | Leidsters kinderopvang en onderwijsassistenten | 5,0 |
8 | Bestuurders voertuigen en bedieners mobiele machines | 3,7 | Beveiligingswerkers | 5,5 | Verkopers | 5,0 |
9 | Hulpkrachten transport en logistiek | 3,6 | Vakspecialisten natuur en techniek | 3,9 | Beroepssegment overig | 4,0 |
10 | Leidsters kinderopvang en onderwijsassistenten | 3,4 | Metaalarbeiders, machinemonteurs | 3,9 | Overheidsambtenaren en -bestuurders | 3,0 |
In lijn met de informatie over bedrijfstakken in hoofdstuk 2 werken op Bonaire de meeste mensen als bouwarbeider en als medewerker persoonlijke dienstverlening. Onder medewerkers persoonlijke dienstverlening vallen onder andere reisbegeleiders, koks, kelners en barpersoneel.101) Dit zijn dus banen die voor een groot deel samenvallen met het toerisme. Ook op Sint Eustatius zijn de meeste personen werkzaam als bouwarbeider of als medewerker persoonlijke dienstverlening. Op Saba werken de meeste personen als administratief personeel of als docent. Zoals in hoofdstuk 2 aangeven is de overheid een relatief grote werkgever op dit eiland en is op dit eiland de medische universiteit, de Saba University School of Medicine, gevestigd.
7.4.2 Meest voorkomende beroepssegmenten naar zelfstandigheid en arbeidsduur
Eerder in dit hoofdstuk (paragraaf 7.3) is informatie gegeven over het aandeel zelfstandigen en of personen al dan niet voltijd werken. Deze cijfers betreffen gemiddelden. Het is mogelijk dat er veel variatie is op de BES-eilanden die niet tot uitdrukking komt in het gemiddelde. Zo is het mogelijk dat het aandeel zelfstandigen en/of het aandeel voltijd werkenden sterk varieert tussen beroepen. Daarom wordt in deze paragraaf nogmaals gekeken naar het aandeel zelfstandigen en het aandeel voltijd werkenden, maar wordt dit nu uitgesplitst naar beroepssegmenten. Hiervoor wordt gekeken naar de meest voorkomende beroepssegmenten in Caribisch Nederland. Meer specifiek wordt gekeken naar drie meest voorkomende beroepssegmenten op Bonaire en Sint Eustatius: bouwarbeiders, medewerkers persoonlijke dienstverlening en administratief personeel. Daarnaast wordt ook gekeken naar docenten aangezien dit beroep in de top 3 staat op Saba (en ook op Bonaire en Sint Eustatius in de top 10 staat). In onderstaande tabel staat weergegeven wat het aandeel zelfstandigen is voor deze beroepssegmenten op de BES-eilanden.102) Voor onderstaande cijfers wordt naar specifieke beroepssegmenten gekeken. Hierdoor zijn de aantallen waar de cijfers op gebaseerd zijn in absolute termen laag en daarmee samenhangend de marges relatief groot. Onderstaande cijfers dienen dus gezien te worden als indicatie.
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
Totaal (alle beroepen) | 18 | 14,4 | 13,9 |
Administratief personeel | 6,4 | 0 | 11,1 |
Bouwarbeiders | 18,2 | 17,6 | 25 |
Docenten | 4,8 | 0 | 0 |
Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 23 | 33,3 | 42,9 |
Zoals duidelijk wordt in bovenstaande tabel lijkt er inderdaad veel variatie te zijn wat betreft het aandeel zelfstandigen. Vooral in de categorie ‘medewerkers persoonlijke dienstverlening’ is het aandeel zelfstandigen relatief hoog: op Bonaire werkt iets minder dan een kwart van de personen met dit beroep als zelfstandige, op Sint Eustatius is dit ongeveer een derde en op Saba afgerond 43 procent.
In onderstaande tabel wordt voor dezelfde beroepssegmenten het aandeel dat voltijd werkt weergegeven.
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
Totaal (alle beroepen) | 81,8 | 87,3 | 87,1 |
Administratief personeel | 90,9 | 85,7 | 88,9 |
Bouwarbeiders | 91,2 | 88,2 | 75 |
Docenten | 87,3 | 83,3 | 87,5 |
Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 70,6 | 86,7 | 71,4 |
Wat opvalt in bovenstaande tabel is dat het percentage met een voltijd betrekking relatief laag lijkt op Bonaire voor medewerkers in de persoonlijke dienstverlening (70,6 procent terwijl het totaal 81,8 procent is). In hoofdstuk 2 was te zien dat het gemiddelde loon in bijvoorbeeld de horeca relatief laag was. Deels zou dit kunnen komen doordat relatief veel personen in deze sector niet voltijd werken. Op Bonaire waren de lonen gemiddeld genomen ook relatief laag in de bouw. De kans dat dit komt doordat personen weinig of minder uren werken is minder groot aangezien bovenstaande tabel toont dat het percentage bouwarbeiders dat voltijd werkt relatief hoog is (bijna 92 procent). Op Sint Eustatius is er relatief weinig variatie tussen de beroepssegmenten wat betreft het aandeel dat voltijd werkt. Op Saba is het aandeel dat voltijd werkt relatief laag bij bouwarbeiders en medewerkers in de persoonlijke dienstverlening.
7.4.3 Meest voorkomende beroepssegmenten en demografische kenmerken
Via de eerder genoemde StatLine-tabel kan ook informatie verkregen worden over onder andere het opleidingsniveau en de leeftijd van de werknemers uitgesplitst naar de beroepssegmenten. Deels kan dit ook inzicht geven in mogelijke loonverschillen tussen de sectoren zoals in hoofdstuk 2 beschreven. In het algemeen nemen lonen bijvoorbeeld toe naarmate de werkervaring toeneemt. Hierdoor kan verwacht worden dat jongeren in het algemeen minder verdienen dan oudere personen. Ook is bekend dat lonen van laagopgeleide personen gemiddeld lager liggen dan de lonen van hoger opgeleide personen. Inzicht in deze kenmerken van werkenden in verschillende beroepen kan daardoor inzicht geven in mogelijke loonverschillen. In onderstaande tabel staat de leeftijdsverdeling weergegeven van de personen werkzaam in de meest voorkomende beroepssegmenten op de BES-eilanden.103) Zoals eerder vermeld zijn onderstaande cijfers gebaseerd op relatief lage aantallen waardoor de cijfers gezien moeten worden als indicatie.
Bonaire | Bonaire | Bonaire | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Saba | Saba | Saba | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
15 tot 25 jaar | 25 tot 45 jaar | 45 tot 75 jaar | 15 tot 25 jaar | 25 tot 45 jaar | 45 tot 75 jaar | 15 tot 25 jaar | 25 tot 45 jaar | 45 tot 75 jaar | |
Totaal (alle beroepen) | 8,4 | 47,1 | 44,6 | 5,5 | 44,2 | 50,3 | 3 | 50,5 | 46,5 |
Administratief personeel | 12,7 | 50 | 37,3 | 0 | 57,1 | 42,9 | 11,1 | 66,7 | 33,3 |
Bouwarbeiders | 4,7 | 46,6 | 48,6 | 5,9 | 35,3 | 58,8 | 12,5 | 50 | 37,5 |
Docenten | 0 | 55,6 | 42,9 | 0 | 33,3 | 66,7 | 0 | 37,5 | 50 |
Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 19,8 | 50,8 | 30,2 | 0 | 53,3 | 46,7 | 0 | 28,6 | 57,1 |
Ook wat betreft leeftijd lijken er verschillen te zijn tussen de beroepssegmenten. Zo zijn op Bonaire het administratief personeel en medewerkers in de persoonlijke dienstverlening relatief jong. Bijna 1 op de 5 medewerkers in de persoonlijke dienstverlening is tussen de 15 en 25 jaar oud. Dit zou een reden kunnen zijn waarom de lonen op Bonaire in bijvoorbeeld de horeca gemiddeld genomen relatief laag zijn (hoofdstuk 2). Docenten zijn relatief vaak ouder wat logisch is gezien de opleiding die zij af moeten ronden. Ook op Sint Eustatius en Saba is dit het geval. Op Sint Eustatius zijn er in alle getoonde beroepen relatief weinig jonge personen werkzaam. Op Saba is, net als op Bonaire, het administratief personeel relatief jong. In tegenstelling tot Bonaire geldt dit ook voor personen die werkzaam zijn in de bouw.
Hieronder wordt inzicht gegeven in het opleidingsniveau van werkenden. Hierbij worden drie categorieën als hoogst behaald onderwijsniveau onderscheiden:
- Een laag opleidingsniveau omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1).
- Een middelbaar opleidingsniveau omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
- Een hoog omvat onderwijs op het niveau van hbo of wo.
Ook hier wordt weer gekeken naar de meest voorkomende beroepssegmenten op de BES-eilanden.
Bonaire | Bonaire | Bonaire | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Saba | Saba | Saba | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
laag | middelbaar | hoog | laag | middelbaar | hoog | laag | middelbaar | hoog | |
Totaal | 46,8 | 30,9 | 21,2 | 57,5 | 23,2 | 17,1 | 36,6 | 31,7 | 27,7 |
Administratief personeel | 29,1 | 49,1 | 21,8 | 35,7 | 35,7 | 28,6 | 22,2 | 55,6 | 22,2 |
Bouwarbeiders | 84,5 | 14,9 | 0,7 | 88,2 | 11,8 | 0,0 | 62,5 | 25,0 | 0,0 |
Docenten | 4,8 | 12,7 | 79,4 | 8,3 | 25,0 | 75,0 | 0,0 | 12,5 | 75,0 |
Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 50,8 | 42,1 | 6,3 | 73,3 | 20,0 | 6,7 | 42,9 | 42,9 | 0,0 |
Op alle drie de eilanden zijn vooral bouwarbeiders laag opgeleid en docenten relatief hoog opgeleid. Het administratief personeel heeft relatief vaak, op alle drie de eilanden, een middelbaar opleidingsniveau als hoogst gevolgde opleiding. Medewerkers in de persoonlijke dienstverlening zijn relatief vaak laag opgeleid. Zeker op Sint Eustatius. Verder valt op dat op Sint Eustatius (indien naar alle beroepen gekeken wordt) relatief veel personen laag opgeleid zijn (57,5 procent). Op Bonaire is bijna de helft van de werkzame personen laag opgeleid. Op Saba is het totaal percentage laagopgeleiden het laagst (36,6 procent).104) Zoals eerder vermeld is op dit eiland een grote universiteit gevestigd.
Tot slot wordt gekeken naar het geboorteland. Gezien de lage aantallen was een uitsplitsing naar geboorteland voor de meest voorkomende beroepssegmenten niet mogelijk voor Saba. Ook voor Bonaire en Sint Eustatius was dit niet voor alle beroepssegmenten mogelijk (in de tabel is dan een punt weergegeven).
Bonaire | Bonaire | Bonaire | Bonaire | Bonaire | Bonaire | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Sint Eustatius | Sint Eustatius | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Caribisch Nederland | Aruba, Curaçao of Sint Maarten | Ander land in Midden- en Zuid-Amerika | Noord-Amerika | Europees Nederland | Elders/geboorteland onbekend | Caribisch Nederland | Aruba, Curaçao of Sint Maarten | Ander land in Midden- en Zuid-Amerika | Noord-Amerika | Europees Nederland | Elders/geboorteland onbekend | |
Totaal (alle beroepen) | 32 | 19 | 28 | 0 | 16 | 4 | 41 | 18 | 32 | 0 | 5 | 3 |
Administratief personeel | 49 | 19 | 20 | 0 | 12 | 0 | . | . | . | . | . | . |
Bouwarbeiders | 19 | 9 | 69 | 0 | 2 | 0 | 42 | 12 | 46 | 0 | 0 | 0 |
Docenten | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . | . |
Medewerkers persoonlijke dienstverlening | 25 | 12 | 37 | 0 | 25 | 1 | 26 | 3 | 57 | 0 | 4 | 10 |
Bovenstaande tabel toont dat er variatie is wat betreft het geboorteland tussen de verschillende beroepssegmenten. Op Bonaire zijn administratief medewerkers relatief vaak geboren in Caribisch Nederland: bijna de helft van alle administratief medewerkers. Bouwarbeiders zijn juist relatief vaak geboren in Midden-Amerika of Zuid-Amerika (alle eilanden binnen het Koninkrijk der Nederlanden buiten beschouwing latend). Ook medewerkers persoonlijke dienstverlening zijn relatief vaak in deze regio geboren. Verder is een kwart van de medewerkers in de persoonlijke dienstverlening op Bonaire in Europees Nederland geboren. Ook bouwarbeiders op Sint Eustatius zijn relatief vaak in Midden-Amerika of Zuid-Amerika geboren (46 procent). Er zijn echter ook relatief veel bouwarbeiders op Sint Eustatius in Caribisch Nederland geboren (42 procent). Net als op Bonaire zijn op Sint Eustatius relatief veel medewerkers in de persoonlijke dienstverlening in Midden-Amerika of Zuid-Amerika geboren. In tegenstelling tot Bonaire zijn op Sint Eustatius niet veel medewerkers in de persoonlijke dienstverlening in Europees Nederland geboren.
7.5. Lidmaatschap vakbond
Tot slot wordt in dit hoofdstuk informatie gegeven over het aandeel personen dat aangeeft lid te zijn van een vakbond. Het doel van vakbonden is om de belangen van werknemers te behartigen. Vakbonden kunnen met werkgevers (waaronder de overheid) onderhandelen over arbeidsvoorwaarden, pensioenen en lonen. Het CBS publiceerde tot nu toe geen cijfers over het percentage werknemers dat aangeeft lid te zijn van een vakbond in Caribisch Nederland. Voor de nulmeting van de monitor macro-economische context is dit wel in kaart gebracht. Deze cijfers zijn gebaseerd op het AKO.
Bonaire (%) | Sint Eustatius (%) | Saba (%) | |
---|---|---|---|
2012 | 14 | 24 | 11 |
2014 | 16 | 21 | 14 |
2016 | 17 | 18 | 16 |
2018 | 15 | 16 | 10 |
2020 | 18 | 22 | 11 |
2022 | 17 | 21 | 22 |
In 2022 gaf iets meer dan 1 op de 5 werknemers op Sint Eustatius en Saba aan lid te zijn van een vakbond. Op Bonaire was dit in 2022 ongeveer 17 procent. Er is geen consistente daling of stijging te zien wat betreft het percentage werknemers dat aangeeft lid te zijn van een vakbond. 105)
7.6. Conclusie en kanttekeningen
In dit hoofdstuk is in detail gekeken naar arbeid in Caribisch Nederland. Zo is in dit hoofdstuk onder andere naar werkloosheid gekeken. Hoewel het wettelijk minimumloon toegenomen is, geldt dit in de periode 2012-2022 niet voor het werkloosheidspercentage. Het wettelijk minimumloon is vooral in 2024 substantieel verhoogd. Het aantal nieuwe werkzoekenden op Bonaire dat zich aangemeld heeft bij Plenchi di Trabou in het eerste tertaal van 2024 is echter niet uitzonderlijk hoog. Ook is er geen substantiële daling wat betreft het aantal aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning.
Verder is gekeken naar het aandeel zelfstandigen in de werkzame populatie. Vooral op Bonaire is een toename te zien wat betreft het aandeel dat als zelfstandige werkt. Nadere analyses tonen dat dit niet overwegend zelfstandigen zonder personeel zijn zoals wel verwacht kan worden indien er “schijnconstructies” ontstaan waarbij werknemers hun baan opzeggen en dan hetzelfde werk gaan doen als zelfstandige (en dan het werk en dus een inkomen behouden, maar de werkgever niet het wettelijk minimumloon hoeft te betalen).
Een grote meerderheid van de werkenden in Caribisch Nederland geeft aan voltijd te werken. Dit geldt voor meer dan 8 op de 10 werkenden. De meeste werkenden in Caribisch Nederland hebben een vast dienstverband. Ook hier gaat het om (meer dan) 8 op de 10 werknemers.
In dit hoofdstuk is ook gekeken naar de meest voorkomende beroepssegmenten in Caribisch Nederland. Op Bonaire en Sint Eustatius zijn dit bouwarbeiders, medewerkers in de persoonlijke dienstverlening en administratief personeel. Op Saba komen deze beroepsgroepen ook vaak voor en werken er daarnaast ook veel personen als docent. Er lijken substantiële verschillen te zijn tussen de beroepssegmenten. Deels zouden deze mogelijk een verklaring kunnen zijn voor de loonverschillen zoals deze gerapporteerd zijn in hoofdstuk 2. Zo werken medewerkers in de persoonlijke dienstverlening (denk hierbij aan barpersoneel) relatief minder vaak voltijd en zijn zij, in ieder geval op Bonaire, relatief vaak jong.
De meeste cijfers die afkomstig zijn uit dit hoofdstuk zijn verkregen door het Arbeidskrachtenonderzoek (AKO). In dit onderzoek worden inwoners van de BES-eilanden bevraagd over hun arbeidsmarktsituatie. Het voordeel van dit onderzoek is dat inwoners bevraagd kunnen worden over bijvoorbeeld hun beschikbaarheid voor werk. Het nadeel is dat deze cijfers slechts eens in de twee jaar worden gepubliceerd. De belangrijkste reden hiervoor is de enquêtedruk: het is onwenselijk om inwoners van Caribisch Nederland te vaak vragenlijsten in te laten vullen. Dit zal de bereidheid om deel te willen nemen aan het onderzoek en daarmee de kwaliteit van de cijfers geen goed doen. Verder dient opgemerkt te worden dat gezien de beperkte bevolkingsomvang (zie ook het volgende hoofdstuk) de aantallen snel te klein worden om gedetailleerde analyses uit te kunnen voeren. Dit is zeker voor Sint Eustatius en Saba het geval.
Op basis van het werkloosheidspercentage, het aantal aanmeldingen van werkzoekenden en het aantal tewerkstellingsvergunningen is er (vooralsnog) geen bewijs dat de verhoging van het wettelijk minimumloon ervoor zorgt dat er minder vraag komt naar arbeid. Het Economisch Bureau Amsterdam en SEO Economisch Onderzoek hebben het onderzoek Sociaal minimum in economisch perspectief ter ondersteuning van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland uitgevoerd. Ook zij concludeerden op basis van de ontwikkeling van de werkloosheid dat in Caribisch Nederland de gevolgen van beperkte verhogingen van wettelijk minimumloon voor de werkgelegenheid naar verwachting klein zijn. Een reden hiervoor is onder andere dat dominante sectoren als de horeca arbeidsintensief zijn (en dat daardoor substitutie minder makkelijk plaats kan vinden). Ook zijn de werkgeverspremies structureel verlaagd. Toekomstige cijfers moeten meer inzicht geven in de mogelijke gevolgen van de (substantiële) verhogingen van het wettelijk minimumloon in 2024 voor de arbeidsmarkt in Caribisch Nederland. Op dit moment wordt het veldwerk voor het AKO van 2024 uitgevoerd. Het CBS verwacht deze cijfers halverwege 2025 te publiceren.
81) Hier is sprake van indien één of meer personen samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra.
82) Een andere indicator is de bruto arbeidsparticipatie: het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Cijfers hierover kunnen geraadpleegd worden via StatLine - Caribisch Nederland; arbeidsdeelname, kerncijfers (cbs.nl).
83) Lijngrafieken worden vaak gebruikt om ontwikkelingen over de tijd heen te visualiseren. Opgemerkt dient te worden dat in dit hoofdstuk geen sprake is van een continue ontwikkeling aangezien het AKO niet jaarlijks maar tweejaarlijks uitgevoerd wordt. Om de uniformiteit en daarmee leesbaarheid van het rapport te vergroten, worden in dit hoofdstuk – net als in andere hoofdstukken- lijngrafieken getoond.
84) In Europees Nederland was deze in 2022 ook rond de 72 procent: https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-arbeidsmarkt/werkenden.
85) Dit hoofdstuk bevat louter een beschrijving van cijfers. Geïnteresseerden die willen checken of bepaalde verschillen significant zijn, kunnen de betrouwbaarheidsmarges gebruiken zoals weergegeven in de volgende publicatie: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/rapportages/2024/arbeidskrachtenonderzoek-caribisch-nederland--ako-cn---onderzoeksbeschrijving.
86) In Europees Nederland was het werkloosheidspercentage ook relatief hoog in 2014 (meer dan acht procent) en relatief laag in 2022 (rond de 3,5 procent). Zie ook Werkloos | CBS.
87) In Europees Nederland wordt bij werkloosheidscijfers onder meer gekeken naar het aantal werkloosheidsuitkeringen: https://www.cbs.nl/nl-nl/reeksen/tijd/werkloosheid. Aangezien deze niet bestaat in Caribisch Nederland is het voor de BES-eilanden niet mogelijk om op deze manier naar (de omvang van) werkloosheid te kijken.
88) Op Bonaire is Plenchi di Trabou opgericht om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bijeen te brengen. Op Sint Eustatius en Saba wordt op andere manieren gewerkt aan het vergroten van baankansen (zie bijvoorbeeld deze voortgangsrapportage rondom het ijkpunt sociaal minimum). Daarom wordt in dit rapport enkel voor Bonaire (de ontwikkeling in) het aantal werkzoekenden in kaart gebracht. Verder wordt in dit hoofdstuk gefocust op nieuwe inschrijvingen. De reden hiervoor is dat een vrij aanzienlijk deel van de (oude) inschrijvingen niet meer actief is. De laatste jaren is wel een eenduidig onderscheid gemaakt tussen actieve en passieve werkzoekenden. Om een idee te krijgen van de orde van grootte: in 2022 was het aantal actieve werkzoekenden 490 en in 2023 was dit 300.
89) Zo is zowel het werkloosheidspercentage als het aantal nieuwe meldingen van werkzoekenden in 2018 lager dan in 2016 en in 2020 hoger dan in 2018. Indien 2022 met 2020 vergeleken wordt laten het werkloosheidcijfer op basis van het AKO en het aantal nieuwe aangemelde werkzoekenden een iets ander beeld zien. Dit kan te maken hebben met het gegeven dat het AKO een momentopname is voor de maanden oktober, november en december. In deze maanden is het aantal aangemelde werkzoekenden relatief laag in 2020 en 2022 in vergelijking met bijvoorbeeld de maand juli. Het is uiteraard ook goed om te realiseren dat hoewel beide bronnen globaal informatie geven over het aanbod van werk beide bronnen wel een andere focus/definitie hebben.
90) Er zijn meerdere soorten aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste aanvraag en een kort verblijf. Dit laatste betekent dat personen van plan zijn minder dan drie maanden op het eiland te blijven (en zich ook niet in hoeven schrijven in het bevolkingsregister). Daarnaast kan verzocht worden eerder ingediende tewerkstellingsvergunningen te verlengen of te wijzigen (in dit geval wordt een aanvraag gedaan voor een andere werkgever).
91) Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.
92) Ook indien de categorie ‘meewerkend gezinslid’ buiten beschouwing gelaten wordt, daalt het relatieve aandeel van zelfstandigen zonder personeel over de tijd heen en stijgt het aantal zelfstandigen met personeel.
93) Hierbij dient opgemerkt te worden dat personen er ook voor kunnen kiezen om een BV op te richten. Een indicatie van het aandeel actieve bedrijven met één werkzaam persoon is te vinden in paragraaf 6.5.
94) Dit is beduidend meer dan in Europees Nederland: Voltijd | CBS. Dit komt vooral doordat de arbeidsduur van vrouwen in Europees Nederland relatief laag is. Het CBS heeft recent, op basis van het AKO, ook in kaart gebracht hoeveel mensen in Caribisch Nederland aangeven meer dan 40 uur per week te werken (Werkzame beroepsbevolking op Caribisch Nederland die meer dan 40 uur werkt | CBS). Dit is onderzocht op verzoek van SZW om een indicatie te krijgen van een zesdaagse werkweek (in plaats van een vijfdaagse werkweek). In Caribisch Nederland heeft ongeveer negen procent van de werkzame beroepsbevolking een werkweek van meer dan 40 uur indien naar de gebruikelijke arbeidsduur per week gekeken wordt. Meer specifiek is dit op Bonaire acht procent en op zowel Sint Eustatius en Saba elf procent.
95) Tot en met 2014 werd aan personen die meer uren zouden willen werken niet gevraagd of ze hiervoor ook direct beschikbaar waren. Deze informatie is wel nodig om underemployment vast te stellen. De AKO-vragenlijst is vanaf 2016 aangepast zodat de respondent deze vraag wel krijgt. Omdat de cijfers van 2012 en 2014 hierdoor niet te vergelijken zijn met die van na 2016 zijn deze niet meegenomen in de betreffende figuur.
96) Idealiter zou ook gekeken worden naar hoeveel procent van alle nieuwe(re) dienstverbanden vast is. Hierover zijn echter geen statistieken beschikbaar.
97) Het percentage werknemers met een tijdelijk contract ligt hiermee lager dan in Europees Nederland. In Europees verband is (Europees) Nederland echter een koploper wat betreft tijdelijke contracten (zie Figuur 3.11 in Het aanbod van arbeid - De arbeidsmarkt in cijfers 2023 | CBS).
98) In 2012 en 2014 is deze vraag niet in de huidige vorm gesteld. Daarom zijn deze jaren niet opgenomen in de figuur.
99) In het AKO is door middel van een open vraag aan respondenten gevraagd wat de “andere” reden is om van werkkring te willen wisselen. Een analyse van deze antwoorden was geen onderdeel van deze nulmeting.
100) Hiervoor is gekeken naar de bevolking van 15 tot 75 jaar (exclusief de institutionele bevolking) met betaald werk en deze is ingedeeld op basis van het beroep (BRC 2014). De Beroepenindeling ROA CBS 2014 is een van de International Standard Classification of Occupations 2008 (ISCO 2008) afgeleide indeling van beroepen bedoeld voor toepassing in analyses en statistieken op nationaal niveau. De BRC 2014 is afgeleid van de 3 en 4 digits beroepencodes uit de ISCO 2008.
101) Meer informatie over welke beroepen in welke categorie vallen, kan gevonden worden op Beroepenindeling ROA-CBS 2014.
102) De cijfers op StatLine zijn afgerond op tientallen (in verband met de onderdrukking-/geheimhoudingsregels). Indien er bijvoorbeeld vier zelfstandigen zijn in een bepaalde beroepsgroep dan wordt dit afgerond naar 0 in de tabel.
103) Op StatLine staan meer gedetailleerde leeftijdscategorieën. Uit oogpunt van overzichtelijkheid zijn deze in dit rapport niet weergegeven, maar deze kunnen wel geraadpleegd worden via StatLine - Caribisch Nederland; werkzame beroepsbevolking, beroep (cbs.nl).
104) In dit hoofdstuk is enkel gekeken naar het opleidingsniveau van werkenden. Informatie over het algemene opleidingsniveau in Caribisch Nederland kan gevonden worden via StatLine - Caribisch Nederland; bevolking hoogstbehaald onderwijsniveau en -richting. Het opleidingsniveau in Caribisch Nederland is lager dan in Europees Nederland, zeker op Bonaire en Sint Eustatius. Cijfers over het opleidingsniveau in Europees Nederland kunnen geraadpleegd worden via de volgende link: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/85525NED/table?dl=AD1E7.
105) In Europees Nederland is de organisatiegraad van werknemers min of meer vergelijkbaar (tussen de 15 en de 20 procent: Percentage vakbondsleden onder werknemers verder gedaald | CBS). In Europees Nederland daalt het aantal personen dat lid is van een vakbond over de tijd heen: Wat kenmerkt vakbondsleden? | CBS. Voor Caribisch Nederland is deze daling niet te zien. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de aantallen waarop de cijfers gebaseerd zijn in Caribisch Nederland relatief laag zijn waardoor het percentage sterker kan schommelen.
8. Bevolking
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bevolking(sontwikkeling) in Caribisch Nederland. Dit is een belangrijk thema voor de monitor macro-economische context omdat de bevolkingsomvang en -ontwikkeling ook een directe invloed kan hebben op de statistieken zoals in eerdere hoofdstukken beschreven. Dit hoofdstuk begint met een overzicht van de ontwikkeling van de bevolkingsomvang van de BES-eilanden. Vervolgens wordt beschreven in welke mate de bevolkingsontwikkeling komt door het aantal geboorten, sterfgevallen, immigranten en emigranten. Daarna wordt informatie gegeven over de huidige samenstelling van de bevolking.
8.1 Ontwikkeling bevolkingsomvang
In deze paragraaf wordt beschreven hoeveel inwoners de BES-eilanden hebben en hoe dit inwoneraantal zich heeft ontwikkeld. In de bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen inbegrepen die zijn opgenomen in het bevolkingsregister van Caribisch Nederland.106) De informatie over de ontwikkeling van de bevolkingsomvang is ook beschikbaar op StatLine - Caribisch Nederland; bevolkingsontwikkeling, geboorte, sterfte en migratie (cbs.nl). Aangezien het inwoneraantal sterk verschilt tussen de eilanden wordt de ontwikkeling in de bevolkingsomvang van de BES-eilanden in drie aparte figuren getoond. In dit rapport wordt enkel gekeken naar cijfers vanaf 2011 (vanaf dat jaar monitort het CBS de bevolkingsontwikkeling op de BES-eilanden). Geïnteresseerden in de bevolkingsontwikkeling over een langere periode worden verwezen naar het rapport Gerichte Groei dat de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen Caribisch Nederland 2050 medio 2024 gepubliceerd heeft.
Jaar | Inwoneraantal |
---|---|
2011 | 15679 |
2012 | 16541 |
2013 | 17408 |
2014 | 18413 |
2015 | 18905 |
2016 | 19408 |
2017 | 19179 |
2018 | 19549 |
2019 | 20104 |
2020 | 20915 |
2021 | 21745 |
2022 | 22573 |
2023 | 24090 |
2024 | 25133 |
Jaar | Inwoneraantal |
---|---|
2011 | 3611 |
2012 | 3792 |
2013 | 3897 |
2014 | 4020 |
2015 | 3877 |
2016 | 3193 |
2017 | 3250 |
2018 | 3348 |
2019 | 3138 |
2020 | 3139 |
2021 | 3142 |
2022 | 3242 |
2023 | 3293 |
2024 | 3204 |
Jaar | Inwoneraantal |
---|---|
2011 | 1797 |
2012 | 1971 |
2013 | 1991 |
2014 | 1846 |
2015 | 1811 |
2016 | 1947 |
2017 | 2010 |
2018 | 2155 |
2019 | 1915 |
2020 | 1933 |
2021 | 1918 |
2022 | 1911 |
2023 | 2035 |
2024 | 2060 |
Op 1 januari 2024 woonden op Bonaire ruim 25 duizend personen, op Sint Eustatius 3,2 duizend en op Saba bijna 2,1 duizend.107) Vooral op Bonaire is het inwoneraantal gegroeid: op 1 januari 2011 woonden op dit eiland minder dan 16 duizend personen (tegen ruim 25 duizend in 2024). Dergelijke consistente stijgingen wat betreft inwonersaantallen hebben niet plaatsgevonden op Sint Eustatius en Saba. Op Sint Eustatius is het inwoneraantal op 1 januari 2024 zelfs lager dan in 2011 en op Saba schommelt het inwoneraantal. In onderstaande figuur wordt de procentuele bevolkingsgroei per jaar getoond.
Caribisch Nederland | Bonaire | Sint Eustatius | Saba |
---|---|---|---|
2011 | 5,5 | 5 | 9,7 |
2012 | 5,2 | 2,8 | 1 |
2013 | 5,8 | 3,2 | -7,3 |
2014 | 2,7 | -3,6 | -1,9 |
2015 | 2,7 | -17,6 | 7,5 |
2016 | -1,2 | 1,8 | 3,2 |
2017 | 1,9 | 3 | 7,2 |
2018 | 2,8 | -6,3 | -11,1 |
2019 | 4 | 0 | 0,9 |
2020 | 4 | 0,1 | -0,8 |
2021 | 3,8 | 3,2 | -0,4 |
2022 | 6,7 | 1,6 | 6,5 |
2023 | 4,3 | -2,7 | 1,2 |
Zoals te zien is in bovenstaande grafiek was de bevolkingsgroei op Bonaire doorgaans positief/groter dan 0. Dit betekent, zoals ook in de vorige figuur te zien was, dat de bevolking op Bonaire gegroeid is. Tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2016 heeft er een opschoning van de bevolkingsadministratie plaatsgevonden op Sint Eustatius. Daarbij zijn ongeveer 600 personen als emigrant aangemerkt. Deze personen stonden in 2015 nog ingeschreven in de bevolkingsadministratie van Sint Eustatius, maar bleken bij controle niet langer op dit eiland te wonen. Ook tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019 heeft er een opschoning van de bevolkingsadministratie plaatsgevonden, nu niet alleen op Sint Eustatius maar ook op Saba. Daarbij zijn op Sint Eustatius ongeveer 200 personen en op Saba ruim 200 personen als emigrant aangemerkt. Deze personen stonden in 2018 nog ingeschreven in de bevolkingsadministratie van Sint Eustatius en Saba, maar bleken bij controle niet langer op deze eilanden te wonen. Deze opschoningen verklaren deels het relatief grillig verloop van de bevolkingsgroei op deze eilanden.
8.2 Geboorteoverschot en migratiesaldo
De ontwikkeling van het aantal inwoners (en hiermee samenhangend de bevolkingsgroei en –krimp) wordt veroorzaakt door het aantal geboorten, het aantal personen dat overlijdt, het aantal personen dat zich vestigt op het eiland (immigranten) en het aantal personen dat vertrekt (emigranten). In onderstaande figuren is, per eiland, de bevolkingsontwikkeling voor 2023 weergegeven, uitgesplitst naar geboorte, sterfte, immigratie en emigratie.
Bevolkingsontwikkeling | Bonaire |
---|---|
Geboorte | 237 |
Sterfte | 139 |
Immigratie | 1 874 |
Emigratie | 933 |
Groei (incl. overige correcties) | 1 043 |
Bevolkingsontwikkeling | Sint Eustatius |
---|---|
Geboorte | 30 |
Sterfte | 17 |
Immigratie | 168 |
Emigratie | 269 |
Groei (incl. overige correcties) | -89 |
Bevolkingsontwikkeling | Saba |
---|---|
Geboorte | 15 |
Sterfte | 13 |
Immigratie | 246 |
Emigratie | 186 |
Groei (incl. overige correcties) | 25 |
In Figuur 8.2.1 is te zien dat er op Bonaire inwoners bij zijn gekomen doordat er 237 baby’s geboren zijn en doordat er 1 874 immigranten naar het eiland toegekomen zijn. Dit betekent dat er in totaal 237 + 1 874 = 2 111 personen aan de bevolking van Bonaire toegevoegd zijn door geboorte en immigratie. Er zijn echter ook mensen die het eiland verlaten: 933 emigranten en er zijn 139 inwoners overleden. In totaal is dit een afname van 1 072 personen. Naast geboorten, sterfgevallen, immigratie en emigratie wordt het inwoneraantal ook bepaald door zogenoemde administratieve correcties. Zo zijn er administratieve opnemingen. Dit is een opneming van een persoon in de bevolkingsregisters van een gemeente op verzoek van de betrokkene. Deze opneming is niet het gevolg van geboorte of vestiging van die persoon vanuit het buitenland. Een administratieve opneming is meestal een hervestiging van een persoon die eerder administratief is afgevoerd en die verklaart niet uit Caribisch Nederland te zijn weggeweest. Daarnaast zijn er ook zogenoemde administratieve afvoeringen. Dit is een verwijdering van een persoon uit de bevolkingsregisters van een gemeente nadat de gemeente heeft vastgesteld dat de verblijfplaats van deze persoon niet bekend is, deze persoon niet bereikbaar is en waarschijnlijk geen inwoner meer is van Caribisch Nederland. Een administratieve afvoering is meestal het gevolg van het vertrek van een persoon naar het buitenland zonder dat deze de gemeente hiervan op de hoogte heeft gesteld. Per saldo (geboorte, sterfte, immigratie, emigratie en administratieve correcties) zijn er op Bonaire in 2023 dus meer personen bijgekomen op het eiland dan dat er zijn weggegaan. Meer specifiek is de bevolking met 1 043 personen gegroeid. Op Sint Eustatius is er in totaal sprake van een daling van het inwoneraantal en op Saba is er sprake van een (lichte) toename van het inwoneraantal.
Hieronder worden de hoofdcomponenten (geboorten, sterfgevallen, immigratie en emigratie) van bevolkingsgroei over de tijd heen beschreven. Het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen is het geboorteoverschot. Dit wordt ook wel aangeduid met de term natuurlijke aanwas. In onderstaande figuur wordt het geboorteschot over de tijd heen getoond voor de drie eilanden. Hierbij wordt gekeken naar het relatieve geboorteoverschot: dat is het geboorteoverschot (aantal geboorten minus het aantal sterfgevallen) per 1 000 inwoners. Dit wordt gedaan omdat anders de absolute omvang van de bevolking directe invloed heeft op de cijfers. In bovenstaande figuren is bijvoorbeeld getoond dat het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen op Bonaire hoger is dan op Sint Eustatius en Saba. Dit is ook logisch aangezien de totale bevolking groter is op Bonaire. Door te kijken naar het geboorteschot per 1 000 inwoners kunnen ontwikkelingen tussen de drie eilanden met elkaar vergeleken worden. Ook deze cijfers zijn gebaseerd op de eerder genoemde StatLine-tabel. 108)
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
2011 | 4,6 | 5,5 | -5,6 |
2012 | 7,3 | 2,4 | 1,0 |
2013 | 6,6 | 8,5 | -1,0 |
2014 | 5,9 | 0,5 | -2,7 |
2015 | 3,1 | 6,4 | 4,4 |
2016 | 6,1 | 5,6 | 3,6 |
2017 | 5,1 | 1,8 | 2,5 |
2018 | 6,8 | 5,1 | 1,9 |
2019 | 5,3 | 4,8 | -1,0 |
2020 | 5,6 | 10,8 | -2,6 |
2021 | 4,3 | 6,4 | -5,7 |
2022 | 3,2 | 1,9 | 2,1 |
2023 | 4,1 | 3,9 | 1,0 |
Het relatieve geboorteoverschot (aantal geboorten minus het aantal sterfgevallen) ligt op Saba doorgaans lager dan op Bonaire en Sint Eustatius. Dit kan onder andere toegeschreven worden aan het lage aantal kinderen dat geboren wordt op Saba. Zoals eerder beschreven is een relatief groot deel van de bevolking op Saba student (aan de Saba University School of Medicine) en zij krijgen gedurende hun verblijf op het eiland minder vaak kinderen. Vooral op Sint Eustatius en Saba schommelt het geboorteoverschot relatief sterk over de tijd heen. Dit komt omdat het aantal geboorten en sterfgevallen op deze eilanden relatief laag is. Zo was in 2023 zowel het aantal geboorten als het aantal sterfgevallen minder dan 20. Deze lage aantallen zorgen ervoor dat de verhouding/het geboorteoverschot relatief snel schommelt. Op Bonaire schommelt het relatieve geboorteoverschot ook in de periode 2011 tot 2020. Daarna is tot 2022 sprake van een daling. Dit komt vooral door een stijging in het aantal sterfgevallen. Deels lijkt dit samen te hangen met de coronapandemie.
Zoals duidelijk wordt in de eerste drie figuren van deze paragraaf is vooral migratie bepalend voor de bevolkingsontwikkeling op de BES-eilanden: het aantal immigranten en emigranten is voor alle drie de eilanden beduidend hoger dan het aantal geboorten en sterfgevallen.109) Hieronder wordt voor de drie eilanden het migratiesaldo over de tijd heen weergegeven. Het migratiesaldo is het verschil tussen het aantal immigranten en het aantal emigranten.110) Ook hier wordt gekeken naar het relatieve migratiesaldo (gestandaardiseerd door te kijken naar het migratiesaldo per 1 000 inwoners) zodat de migratiesaldo’s vergeleken kunnen worden over de tijd heen en tussen de eilanden.
Bonaire | Sint Eustatius | Saba | |
---|---|---|---|
2011 | 44 | 30 | 81 |
2012 | 43 | 34 | 21 |
2013 | 51 | 24 | -76 |
2014 | 22 | -38 | -23 |
2015 | 23 | -182 | 70 |
2016 | -18 | 16 | 30 |
2017 | 13 | 31 | 67 |
2018 | 20 | -64 | -111 |
2019 | 35 | -2 | -6 |
2020 | 34 | -10 | -10 |
2021 | 34 | 20 | 8 |
2022 | 63 | 14 | 60 |
2023 | 39 | -31 | 29 |
Op Bonaire is in de jaren 2011 tot en met 2023 het migratiesaldo in de meeste jaren positief (groter dan 0). Dit betekent dat het aantal personen dat zich vestigt op het eiland groter is dan het aantal personen dat vertrekt. In deze periode nam de bevolking op Bonaire jaarlijks gemiddeld met meer dan 600 personen toe omdat er (in de meeste jaren) meer immigranten waren dan emigranten. Net als het relatieve geboorteoverschot schommelt ook het relatieve migratiesaldo op Sint Eustatius en Saba relatief sterk. Dit komt deels omdat de aantallen rondom migratie hier lager zijn dan op Bonaire. Een (beperkt) aantal extra immigranten of emigranten heeft daardoor een relatief sterke invloed op het migratiesaldo. Zoals eerder beschreven komt dit ook door administratieve correcties. Deze verklaren de dalen in bovenstaande figuur voor Sint Eustatius in 2015 en 2018 en voor Saba in 2018.
8.3 Bevolkingssamenstelling
Bovenstaande ontwikkelingen wat betreft geboorten, sterfgevallen, immigratie en emigratie bepalen de samenstelling van de bevolking op de eilanden. In eerdere figuren was te zien dat er relatief veel immigratie is op de BES-eilanden. Als gevolg daarvan is afgerond 7 op de 10 inwoners op Bonaire en Sint Eustatius niet in Caribisch Nederland geboren. Op Saba is dit nog iets hoger met meer dan driekwart van de inwoners. Dit hangt samen met de relatief grote studentenpopulatie op de Saba University School of Medicine. Immigranten van buiten Caribisch Nederland kunnen ook de Nederlandse nationaliteit hebben.111) Denk bijvoorbeeld aan personen die vanuit Europees Nederland naar Caribisch Nederland immigreren. Op 1 januari 2024 heeft driekwart van de inwoners op Bonaire de Nederlandse nationaliteit. Op Sint Eustatius geldt dit voor 78 procent van de inwoners en op Saba voor ruim de helft van de inwoners.112) In onderstaande figuur staat voor alle drie de eilanden weergegeven wat het geboorteland is van inwoners op 1 januari 2024.113) Onderliggende cijfers kunnen ook geraadpleegd worden via StatLine - Caribisch Nederland; bevolking, geslacht, leeftijd en geboorteland.
Caribisch Nederland | Europees Nederland | Aruba, Curacao, Sint Maarten | Overig Midden- en Zuid-Amerika | Noord-Amerika | Overig | |
---|---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 31,9 | 16,5 | 19,6 | 24,6 | 2,7 | 4,7 |
Sint Eustatius | 34,1 | 5,1 | 23,7 | 29,6 | 2,2 | 5,3 |
Saba | 23,7 | 4,8 | 21 | 26,6 | 11,7 | 12,2 |
Zoals hierboven beschreven is het percentage inwoners op Saba dat in Caribisch Nederland geboren is relatief laag: minder dan een kwart. In vergelijking met Bonaire en Sint Eustatius wonen op Saba relatief veel personen die in Noord-Amerika geboren zijn (op Bonaire en Sint Eustatius is dit minder dan drie procent en op Saba afgerond 12 procent). Dit hangt samen met de grote universiteit op het eiland. Op Bonaire wonen relatief veel personen die in Europees Nederland geboren zijn (16,5 procent), terwijl dit op Sint Eustatius en Saba veel lager ligt (rond de vijf procent).114) In totaal zijn meer dan 6 op de 10 inwoners van Bonaire en Sint Eustatius afkomstig uit het Koninkrijk der Nederlanden (Caribisch Nederland, Europees Nederland en de eilanden Curaçao, Aruba en Sint Maarten). Op Saba geldt dit voor ongeveer de helft van de inwoners.
Tot slot staat in onderstaande figuren de bevolking van de drie BES-eilanden op 1 januari 2024 weergegeven uitgesplitst naar geslacht (Figuur 8.3.2), leeftijd (Figuur 8.3.3) en burgerlijke staat (Figuur 8.3.4). De onderliggende cijfers zijn te raadplegen via StatLine - Caribisch Nederland; bevolking; geslacht, leeftijd, burgerlijke staat (cbs.nl).
Mannen | Vrouwen | |
---|---|---|
Bonaire | 52,1 | 47,9 |
Sint Eustatius | 50,6 | 49,4 |
Saba | 50,0 | 50,0 |
0 tot 10 jaar | 10 tot 20 jaar | 20 tot 30 jaar | 30 tot 40 jaar | 40 tot 50 jaar | 50 tot 60 jaar | 60 tot 70 jaar | 70 tot 80 jaar | 80 jaar of ouder | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 10,0 | 10,6 | 11,2 | 16,6 | 15,0 | 14,9 | 12,8 | 6,4 | 2,5 |
Sint Eustatius | 11,2 | 11,9 | 9,0 | 15,5 | 15,3 | 15,4 | 12,6 | 6,5 | 2,5 |
Saba | 9,3 | 9,8 | 12,6 | 18,9 | 14,6 | 13,3 | 11,1 | 7,4 | 3,3 |
Ongehuwd | Gehuwd | Verweduwd | Gescheiden | |
---|---|---|---|---|
Bonaire | 58,5 | 29,6 | 2,7 | 9,2 |
Sint Eustatius | 61,7 | 25,4 | 2,6 | 10,2 |
Saba | 63,5 | 25,0 | 3,5 | 8,0 |
De figuren laten zien dat de verschillen tussen de drie eilanden wat betreft de kenmerken geslacht, leeftijd en burgerlijke staat relatief klein zijn. Op Sint Eustatius en Saba is ongeveer de helft van de inwoners man en de helft vrouw. Op Bonaire wonen iets meer mannen (52 procent) dan vrouwen (48 procent). Op Saba is het aandeel inwoners in de leeftijdscategorie 20 tot 40 jaar (meer dan 30 procent) iets hoger dan op Bonaire (afgerond 28 procent) en op Sint Eustatius (minder dan een kwart). Verder is de leeftijdsverdeling min of meer vergelijkbaar tussen de drie eilanden. Wat betreft huwelijkse staat is het percentage ongehuwden op Saba (63,5 procent) iets hoger dan op Bonaire (58,5 procent) en Sint Eustatius (61,7 procent).
8.4 Conclusie en kanttekeningen
In dit hoofdstuk is informatie gegeven over de bevolking van de BES-eilanden. Op 1 januari 2024 woonden op Bonaire ongeveer 25 duizend personen. Dit is afgerond acht keer zo veel als het aantal inwoners van Sint Eustatius en meer dan 12 keer zo veel als het aantal inwoners op Saba. Het aantal inwoners op Bonaire is in de periode 2011 tot 2024 met meer dan 9 duizend inwoners gestegen (van minder dan 16 duizend naar meer dan 25 duizend inwoners dus een stijging van meer dan 60 procent). Het inwoneraantal op Sint Eustatius en Saba is in deze periode niet in deze mate gestegen. Op Sint Eustatius was het inwoneraantal op 1 januari 2024 zelfs lager dan in 2011. De bevolkingsgroei op Sint Eustatius en Saba kent een grillig(er) verloop. Dit komt voor een deel door opschoningen van de bevolkingsadministratie.
De bevolkingsontwikkeling op de BES-eilanden wordt vooral bepaald door migratie en minder door natuurlijke aanwas (geboorten min sterfgevallen).115) Als gevolg hiervan is op alle drie de eilanden meer dan 65 procent van de inwoners niet in Caribisch Nederland geboren. De verschillen tussen de drie eilanden wat betreft geslacht, leeftijd en burgerlijke staat zijn relatief beperkt.
Het is belangrijk om bij de interpretatie van cijfers uit eerdere hoofdstukken in het achterhoofd te houden dat de bevolkingsaantallen/de aantallen waar deze cijfers op gebaseerd zijn relatief beperkt zijn. Kleine verschuivingen kunnen daardoor een relatief grote invloed hebben. Dit wordt verstrekt door de opschoningen die plaatsgevonden hebben in de bevolkingsadministraties.
Het CBS maakt voor Caribisch Nederland ook een bevolkingsprognose: Bevolkingsprognose Caribisch Nederland 2024-2050 | CBS.116) Vanaf 2011 tot en met nu is het totaal aantal inwoners van Caribisch Nederland gestegen (zoals eerder beschreven komt dit vooral door de groei van het aantal inwoners op Bonaire). Verwacht wordt dat er ook de komende jaren een groei zal plaatsvinden, maar dat hier een geleidelijke vertraging in zal zitten en uiteindelijk tot stilstand zal komen. Vanwege de grote bijdrage van migratie aan de bevolkingsgroei, zal volgens de prognose het aantal buiten Caribisch Nederland geboren inwoners toenemen. De nieuwste prognose voorziet een iets minder sterke vergrijzing van de eilanden dan de eerdere prognose. Volgens de nieuwe prognose zal een groter deel van de immigranten uit Europees Nederland weer vertrekken, waardoor het aandeel ouderen op de eilanden minder sterk zal stijgen. Bevolkingsprognoses zijn altijd omringd met onzekerheid, maar zeker indien de aantallen relatief beperkt zijn zoals in Caribisch Nederland. In het rapport Gerichte groei van de Staatscommissie zijn meerdere scenario’s wat betreft bevolkingsontwikkeling in Caribisch Nederland uitgewerkt.
Er zijn meerdere maatregelen genomen met als doel de inkomens van inwoners van Caribisch Nederland te verhogen. Zo is het wettelijk minimumloon door de tijd heen verhoogd (zie paragraaf 2.1) en zijn verschillende uitkeringen verhoogd (zie bijlage 2). Er wordt soms gevreesd dat maatregelen die de sociale zekerheid verhogen een “aanzuigende werking” zullen hebben.117) Hiermee wordt bedoeld dat dit immigranten aantrekt zodat zij kunnen “profiteren” van deze hoge(re) mate van sociale zekerheid. Het bewijs voor deze aanzuigende werking van de verzorgingsstaat is echter beperkt.118) In het onderzoek Sociaal minimum in economisch perspectief wordt ook de verwachting uitgesproken dat bijvoorbeeld de verhoging van de onderstand in Caribisch Nederland waarschijnlijk niet zal leiden tot grote migratiestromen. Onder andere omdat immigranten in Caribisch Nederland pas na vijf jaar aanspraak kunnen maken op deze uitkering. Bekend is dat economische groei wel samenhangt met immigratie.119) Zoals in dit hoofdstuk beschreven is de bevolking op Bonaire in de periode 2011 tot en met nu gegroeid. In hoofdstuk 6 is beschreven dat de economische ontwikkeling in deze periode op Bonaire ook positief was (met uitzondering van de “corona-periode”). Op dit moment zijn helaas nog geen recente cijfers (2023 en 2024) beschikbaar over de economische groei.
106) In de bevolkingsregisters zijn de op Caribisch Nederland wonende personen waarvoor uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO-militairen) en personen die niet legaal in Caribisch Nederland verblijven niet opgenomen.
107) Bonaire is wat betreft oppervlakte ook een beduidend groter eiland (288 km2) dan Sint Eustatius (21 km2) en Saba (13 km2). Hierdoor wordt soms niet naar het totaal aantal inwoners gekeken, maar naar het aantal inwoners per km2 (dit wordt bevolkingsdichtheid genoemd). Het aantal inwoners per km2 is op Bonaire (87) niet hoger dan op Sint Eustatius (153) en Saba (158). Hiermee is de bevolkingsdichtheid op de BES-eilanden overigens lager dan in (provincies in) Europees Nederland (Dashboard bevolking | CBS). Hierbij dient te worden opgemerkt dat het op deze manier berekenen van de bevolkingsdichtheid (totaal aantal inwoners gedeeld door aantal km2) een globale schatting betreft aangezien bij deze berekening geen rekening gehouden wordt met de bewoonbaarheid van de oppervlakte (sommige delen zijn bijvoorbeeld vanwege het landschap niet bewoonbaar).
108) Voor de analyses in dit hoofdstuk is gekeken naar de omvang van de populatie aan het begin van het jaar. Er kan ook gekeken worden naar de gemiddelde populatie in een jaar indien het relatieve bevolkingsoverschot berekend wordt (zie bijvoorbeeld StatLine - Bevolking; kerncijfers, 1950-2022). Dit heeft geeft invloed op de globale ontwikkelingen zoals getoond en beschreven in dit hoofdstuk.
109) Dit is ook in Europees Nederland het geval: Bevolkingsprognose 2023-2070: minder geboorten, meer migratie | CBS.
110) Dit is inclusief de administratieve correcties (deze worden bij totaal vertrek gerekend).
111) Personen kunnen meerdere nationaliteiten hebben. Om dubbeltellingen te voorkomen wordt in statistische overzichten aan personen die meerdere nationaliteiten hebben, slechts één nationaliteit toegekend. Daartoe worden prioriteringsregels gesteld. Die komen erop neer dat iemand met de Nederlandse nationaliteit in de statistiek steeds Nederlander is. Voor mensen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten, geldt de volgorde: nationaliteit van één van de Benelux-landen, nationaliteit van een staat binnen de Europese Unie, andere Europese nationaliteit, niet-Europese nationaliteit.
112) Onderliggende cijfers kunnen geraadpleegd worden via: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/85855NED/table?ts=1730210126940. Het percentage inwoners met een Nederlandse nationaliteit is op de BES-eilanden beduidend lager dan in Europees Nederland: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/85510NED/table?dl=A6078.
113) Het land waar een persoon geboren is. Om te kunnen bepalen in welke gemeente (eiland) van de voormalig Nederlandse Antillen en Aruba iemand is geboren, is aan de hand van informatie over de geboorteplaats (geboortegemeente) alsnog het eiland bepaald. Het gaat dan om de eilanden Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.
114) Nederlanders uit Europees Nederland hebben in beginsel vrije toegang tot de BES-eilanden tot maximaal 180 dagen per jaar of maximaal 90 dagen indien ze komen om te werken of om stage te lopen. De getoonde cijfers hebben enkel betrekking op het aantal personen dat zichzelf inschrijft in de bevolkingsadministratie. Indien personen zichzelf niet inschrijven, worden zij niet meegenomen in deze cijfers. Het is mogelijk dat bijvoorbeeld stagiairs of personen met een tweede huis in Caribisch Nederland zich niet altijd inschrijven. In dat geval zou het genoemde percentage een onderschatting zijn.
115) Dit is in Europees Nederland ook het geval: StatLine - Bevolking, huishoudens en bevolkingsontwikkeling; vanaf 1899 (cbs.nl).
116) Voor meer achtergrondinformatie over de prognose Caribisch Nederland zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2019/bevolkingsprognose-caribisch-nederland-2019-2050. Ook voor Europees Nederland maakt het CBS periodiek een bevolkingsprognose: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2023/bevolkingsprognose-2023-2070-minder-geboorten-meer-migratie.
117) Een veel aangehaald artikel in dit kader is het onderzoek Immigration and Welfare Magnets van Borjas uit 1999.
118) Zie voor een recente beschrijving van Europees Nederland: Tussen feit en fictie: de invloed van migratie op sociale zekerheid - NIDI.
119) Zie bijvoorbeeld dit artikel over Europees Nederland: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2021/bevolkingsprognose-2020-2070-veronderstellingen-over-immigratie/3-veronderstellingen-toekomstige-immigratie.
9. Gegevenshuishouding
In het huidige rapport is duidelijk geworden dat er reeds veel relevante informatie beschikbaar is over de BES-eilanden. Veel van deze gegevens zijn terug te vinden op StatLine. Hier staan gegevens over verschillende onderwerpen: Arbeid en sociale zekerheid, Bevolking, Bouwen en wonen, Energie en water, Gezondheid en welzijn, Inkomen en bestedingen, Internationale handel, Macro-economie, Onderwijs, Veiligheid en recht, Verkeer en vervoer en Vrije tijd en cultuur. Deze informatie is voor iedereen vrij toegankelijk en wordt waar mogelijk periodiek geüpdatet.
Ook publiceert het CBS periodiek het dashboard Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goals Caribisch Nederland waarin de brede welvaart van Caribisch Nederland in kaart gebracht wordt. Verder brengt het CBS jaarlijks de reeks The Caribbean Netherlands in numbers uit en op de dossierpagina Caribisch Nederland kunnen meer CBS-onderzoeken over Caribisch Nederland gevonden worden. Geïnteresseerden kunnen zich (gratis) abonneren op nieuwsberichten die het CBS uitbrengt over Caribisch Nederland (Abonnementen | CBS).
Op verschillende plekken en door verschillende partijen is echter ook geconstateerd dat de gegevenshuishouding voor Caribisch Nederland niet van hetzelfde niveau is als de gegevenshuishouding van Europees Nederland. Zo heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland in hun rapport geconstateerd dat er een tekortschietend datalandschap is voor Caribisch Nederland. In de Kamerbrief als reactie op het rapport erkent en onderschrijft het kabinet belang van goede data voor de ontwikkeling van beleid. Ook vanuit de Tweede Kamer klinkt er een oproep voor een structuur waarin een goede dataverzameling geborgd wordt op basis waarvan het toekomstig gevormde beleid kan worden bepaald.120) Ook onderzoeksinstituten en maatschappelijke organisaties hebben aangegeven dat niet altijd alle gewenste data beschikbaar is. Zo heeft het Nibud in hun onderzoek Zicht op schulden in Caribisch Nederland aangegeven dat benodigde informatie om beter inzicht te krijgen in de omvang van (problematische) schulden beperkt beschikbaar is. Ook het CBS heeft in het Meerjarenprogramma Caribisch Nederland 2024-2028 als doel gesteld de komende jaren de toegang tot en ontsluiting van data over Caribisch Nederland te verbeteren en de Openbare Lichamen met zijn kennis en ervaring te ondersteunen in het verantwoord gebruik van data.
Het is dus een breed gedragen wens en ambitie om de gegevenshuishouding van Caribisch Nederland verder te verbeteren. In dit hoofdstuk worden meerdere verbetertrajecten rondom statistieken over Caribisch Nederland beschreven. Hierbij wordt gefocust op statistieken die relevant kunnen zijn voor de monitoring van de macro-economische context van Caribisch Nederland.
9.1. Verbetertrajecten
9.1.1. Uurlonen/arbeidsduur
Zoals eerder vermeld (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 2) heeft het CBS op dit moment geen administratieve data over arbeidsduur voor Caribisch Nederland.121) De term arbeidsduur verwijst naar de hoeveelheid tijd die er gedurende een bepaalde periode gewerkt wordt. Met andere woorden, het CBS weet op basis van administratieve bronnen niet hoeveel uur personen werken. Hierdoor kan het CBS bijvoorbeeld op dit moment niet berekenen hoeveel mensen er het wettelijk minimumloon verdienen. Er is wel informatie bekend over de lonen die personen verdienen, maar niet hoeveel uur hiervoor gewerkt is. Indien een persoon op dit moment 1 751 dollar per maand verdient, is dit wel het wettelijk minimumloon indien deze persoon hiervoor 40 uur per maand werkt, maar niet als een persoon hier bijvoorbeeld 20 uur voor werkt. Dit is een groot gebrek in een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van het verhogen van het wettelijk minimumloon. Ook voor andere statistieken en onderzoeken kan dit relevante informatie zijn (bijvoorbeeld om arbeidsproductiviteit in kaart te brengen). De wenselijkheid van deze informatie vanuit onderzoeksoogpunt (en hiermee ook vanuit beleidsmatig oogpunt) is duidelijk. Het aanleveren van administratieve gegevens over het aantal gewerkte uren zou echter wel een extra verplichting betekenen voor bedrijven. Er worden gesprekken gevoerd om te verkennen in hoeverre het mogelijk is dat administratieve data over het aantal gewerkte uren in de toekomst beschikbaar komt.
9.1.2. Aanvullende analyses naar verdiende lonen
In dit rapport is beschreven wat het gemiddeld verdiende loon is in Caribisch Nederland en hoe vaak lonen rondom het wettelijk minimumloon voorkomen. Ook is inzicht gegeven in welke mate er verschillen zijn in verdiende lonen tussen bedrijfstakken en naar de demografische kenmerken geslacht, leeftijd en huishoudsamenstelling. Vanuit de Expertgroep zijn later in het proces nog aanvullende wensen voor uitsplitsingen naar voren gekomen. Gezien de planning, de beschikbare capaciteit en het beschikbare budget waren verdere uitsplitsingen voor deze nulmeting niet mogelijk. Er zijn, in lijn met de suggesties vanuit de Expertgroep, een aantal uitsplitsingen die mogelijk relevant zouden zijn voor vervolgmetingen. Zo is in deze nulmeting beschreven wat het gemiddelde loon is voor de verschillende huishoudtypes. Uit de Expertgroep is gebleken dat het gedetailleerder in kaart brengen van deze statistieken, door bijvoorbeeld te onderzoeken in welke mate bepaalde huishoudtypes (bijvoorbeeld huishoudens met kinderen) een loon verdienen rondom het wettelijk minimumloon, beleidsmakers nuttige inzichten kan bieden voor het maken van toekomstig beleid. Ook kan het interessant zijn om in kaart te brengen in welke mate het opleidingsniveau in Caribisch Nederland samenhangt met de (verdiende) lonen. In het algemeen kan verwacht worden dat hoe hoger het opleidingsniveau is hoe hoger het loon dat verdiend wordt. In welke mate dit in Caribisch Nederland zo is, zou onderzocht kunnen worden in vervolgmetingen. Indien gewenst, zou het CBS kunnen worden verzocht dergelijke aanvullende analyses op te nemen in mogelijke vervolgmetingen van de monitor macro-economische context Caribisch Nederland.
9.1.3. Armoede/sociaal minimum
Er is door SZW enkele jaren gebruikt gemaakt van het beleidsmatige ‘ijkpunt voor het sociaal minimum’.122) Eerder heeft het CBS cijfers gemaakt over hoeveel procent van de personen, huishoudens en kinderen een huishoudinkomen had onder dit ijkpunt sociaal minimum.123) Aangezien de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland in 2023 nieuwe normen voor het sociaal minimum heeft geadviseerd, zijn de ijkpuntstatistieken niet beschreven in de nulmeting van de monitor macro-economische context. Het CBS zou verzocht kunnen worden om dergelijke analyses opnieuw te doen met een nieuwe grens.124) Hierover vinden gesprekken plaats tussen SZW en het CBS. Interessant zou kunnen zijn om ook te kijken welke groepen er dan onder dit sociaal minimum zitten. In hoeverre zijn dit bijvoorbeeld personen met werk als belangrijkste inkomstenbron? Indien dit aandeel werkenden relatief laag is zou dat iets kunnen zeggen over de mogelijke effectiviteit van bijvoorbeeld maatregelen als het verhogen van het wettelijk minimumloon voor het tegengaan van armoede.
9.1.4. Geregistreerde schulden
Een mogelijke indicatie van te weinig middelen hebben om rond te komen, is het hebben van geregistreerde schulden. Voor Europees Nederland publiceert het CBS het dashboard Schuldenproblematiek in beeld. Om geregistreerde problematische schulden in kaart te brengen wordt gekeken naar 13 landelijke schuldregistraties. Denk hierbij aan problematische betalingsachterstanden bij de Belastingdienst, schuldregistraties bij Bureau Krediet Registratie en lange betalingsachterstanden wat betreft de zorgverzekering. Het Nibud heeft in 2023 het rapport Zicht op schulden in Caribisch Nederland gepubliceerd. Hierin werd geconstateerd dat informatie over schulden in Caribisch Nederland slechts zeer beperkt beschikbaar is. Er vinden gesprekken plaats tussen het CBS en SZW om te onderzoeken in hoeverre het voor het CBS mogelijk is om informatie te krijgen en te publiceren over geregistreerde problematische schulden in Caribisch Nederland.
9.1.5. Inflatie
Om de inflatie te meten en te monitoren berekent het CBS op dit moment per kwartaal voor elk eiland een ConsumentenPrijsIndex (CPI, zie hoofdstuk 4). Dit jaar heeft het CBS, op verzoek van BZK, gewerkt aan een vooronderzoek om een beter inzicht te krijgen in de prijsontwikkeling in Caribisch Nederland. De eerste vraag die daarin centraal stond was of het mogelijk is om per maand, in plaats van per kwartaal, inzicht te geven in ontwikkeling van de inflatie voor de drie BES-eilanden. Voor Europees Nederland wordt de ontwikkeling in de CPI ook maandelijks gepubliceerd (zie: StatLine - Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100 (cbs.nl)). De conclusie van dit vooronderzoek was dat een volledige overstap naar een maandelijks CPI voor Caribisch Nederland niet haalbaar is. Een volledige overstap betekent een maandelijkse publicatie voor elk van de drie eilanden en naar het publicatieniveau van de 12 onderscheiden bestedingscategorieën. De marges per bestedingscategorie worden te groot geacht en de enquêtedruk op berichtgevers zou te groot worden indien de benodigde waarnemingen significant uitgebreid zouden worden. De betrouwbaarheid is voor Bonaire groter dan voor Sint Eustatius en vooral groter dan voor Saba. Voor Bonaire was daarom de conclusie van het vooronderzoek dat het wel mogelijk was om per maand een indicatie (raming) van de totale inflatie te kunnen geven. Dat krijgt dan de vorm van een ‘kwartaalflash’ die elke maand wordt gepubliceerd. Dit houdt in dat in de tweede maand van het kwartaal de verwachte mutatie van het kwartaal (kwartaal-op-kwartaal en jaar-op-jaar) gepubliceerd wordt aan de hand van een raming gebaseerd op de eerste maand van het kwartaal. In de derde maand van het kwartaal wordt vervolgens de raming gepubliceerd op basis van de eerste twee maanden. Na het kwartaal wordt de kwartaalindex gepubliceerd zoals dat nu ook het geval is. Deze maandelijkse kwartaalflash krijgt dan dezelfde vorm als de snelle raming voor de Europees Nederlandse CPI. Het CBS past nu, op verzoek van BZK, het productieproces en de capaciteit aan en verwacht vanaf begin 2025 deze maandflashes voor Bonaire te kunnen gaan publiceren.125) Voor Sint Eustatius en Saba is eerst een verdere optimalisatie van de waarneming nodig. Voor deze eilanden zou het op zijn vroegst begin 2026 mogelijk zijn om dergelijke maandflashes te publiceren.126)
Een ander verschil tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland wat betreft de meting van de CPI, naast de frequentie van publicatie, is het aggregatieniveau waarop gepubliceerd wordt. Zoals in hoofdstuk 4 beschreven is, worden er meerdere bestedingscategorieën onderscheiden. Zo is de eerste bestedingscategorie die onderscheiden wordt ‘Voedingsmiddelen en alcoholvrije drank’. Voor Europees Nederland wordt echter niet- zoals voor Caribisch Nederland- enkel de prijsontwikkeling voor deze hoofdcategorie gemonitord, maar ook op het detailniveau van aparte producten (zoals aardappelen, eieren, chocolade, frisdranken, koffie en babyvoeding). Dat de CPI voor Caribisch Nederland in minder detail wordt gepubliceerd komt omdat de economie op elk van de drie eilanden vele malen kleiner is dan de economie van Europees Nederland.127) De tweede vraag van het vooronderzoek was of het toch mogelijk was om meer detail in de CPI aan te brengen. Meer specifiek is onderzocht of het mogelijk is om meer detailcijfers over de prijsontwikkeling van huisvestiging te publiceren. Het gaat dan vooral over de prijsontwikkeling van niet-sociale huren. Deze wordt nu niet apart waargenomen (en dus niet gepubliceerd) voor Caribisch Nederland. De ontwikkeling van (de hoogte van) deze huren is echter wel belangrijk omdat huren doorgaans een flinke impact hebben op de uitgaven van huishouden. Ook beleidsmatig is de prijsontwikkeling van deze huren belangrijk om zo de maatregelen die genomen worden om de huisvestingskosten te verlagen beter te kunnen monitoren (in combinatie met de overige kosten voor huisvesting). De reden dat prijsontwikkeling van de niet-sociale huren op dit moment niet gepubliceerd wordt, is dat het CBS geen geschikte data heeft om deze te kunnen meten. In het vooronderzoek is in kaart gebracht of dit wel mogelijk zou zijn door middel van een speciale enquête onder huurders. De conclusie van het vooronderzoek was dat een enquête onder huurders inderdaad een bruikbaar middel is om huurprijzen (en de ontwikkeling) te achterhalen. Dit betekent dat het CBS in de toekomst de prijsontwikkeling van de huidige categorie ‘Huisvesting, water en energie’ in meer detail weer zal kunnen geven waarin ook een onderscheid gemaakt wordt sociale huren en overige huren. Meer informatie over dit vooronderzoek kan gevonden worden op: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2024/35/haalbaarheidsonderzoek-uitbreiding-cpi-caribisch-nederland.
9.1.6. Bbp versnellen
Van alle statistieken die beschreven zijn in dit rapport, wordt de statistiek rondom het bruto binnenlands product met de meeste vertraging gepubliceerd: in het najaar van 2024 zijn de cijfers over 2022 gepubliceerd. Dit komt omdat bij de samenstelling van het bbp gebruik gemaakt wordt van bronnen op uiteenlopende terreinen zoals productie, finale bestedingen, inkomen en prijzen. Voorbeelden zijn de Nationale Rekeningen enquête Caribisch Nederland, overheidsadministraties, statistieken van de buitenlandse handel, budgetonderzoeken, statistiek banen van werknemers en consumentenprijzen. Er vinden gesprekken plaats of het mogelijk is om de haalbaarheid van een versnelling in kaart te brengen.
9.1.7 Bedrijfskosten
Eerder zijn in een motie in de Tweede Kamer zorgen geuit over het effect van het verhogen van het wettelijk minimumloon op kleine, lokale ondernemers en op het vestigingsklimaat op de BES-eilanden.128) Op dit moment verkent het CBS op verzoek van SZW of het mogelijk is om inzicht te geven in het aandeel van de lonen in de bedrijfslasten en in de winstgevendheid van bedrijven.129) Het CBS onderzoekt op dit moment of de benodigde bronnen over de sociale premies en de afschrijvingen resultaten van voldoende kwaliteit opleveren om te publiceren en of er bronnen beschikbaar zijn om de niet-productgebonden belastingen en subsidies te ramen. Indien dit mogelijk is, zal het CBS de resultaten van dit onderzoek naar verwachting aan het einde van 2024 publiceren.
9.1.8. Collectievelastendruk
Voor Europees Nederland publiceert het CBS informatie over de collectievelastendruk.130) De inkomsten uit belastingen en wettelijke premies ontvangen door de overheid worden de collectieve lasten genoemd. In dit cijfer zitten ook de belastingen en premies betaald door niet-ingezetenen. De collectieve lasten gedeeld door het bbp (zie hoofdstuk 6) wordt de collectievelastendruk genoemd. De collectievelastendruk kan gezien worden als een kerncijfer van een economie. Op dit moment publiceert het CBS geen informatie over de collectievelastendruk in Caribisch Nederland. De reden hiervoor is dat op dit moment niet alle benodigde informatie beschikbaar is bij het CBS. BZK heeft aangegeven graag meer informatie te ontvangen over de collectievelastendruk in Caribisch Nederland. Vanwege de beschikbare capaciteit was het voor het CBS niet mogelijk om voor publicatie van de voorliggende nulmeting van de monitor de volledigheid, kwaliteit en plausibiliteit van de benodigde cijfers te controleren. Indien gewenst zou dit wel verkend kunnen worden voor vervolgmetingen van de monitor macro-economische context van Caribisch Nederland.
9.1.9. Exit-survey
Toerisme speelt een belangrijke rol in Caribisch Nederland. Het CBS publiceert nu reeds meerdere gegevens over toerisme (zie ook paragraaf 6.3). Beleidsmakers en toeristenbureaus hebben aangegeven behoefte te hebben aan aanvullende informatie over toeristen in Caribisch Nederland. Het gaat hierbij om vragen zoals het motief waarmee bezoekers naar de eilanden komen, in welk type accommodatie ze verblijven, wat ze op de eilanden doen, de groep waarmee men reist en vooral de uitgaven die men doet of heeft gedaan om de eilanden te bezoeken. Op dit moment werkt het CBS op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken aan een onderzoek om hier meer inzicht in te geven. Dit wordt gedaan door bezoekers te bevragen op het moment dat ze het eiland verlaten. Dit wordt daarom aangeduid met de term exit-survey. De verwachting is dat de resultaten van dit onderzoek in de tweede helft van 2025 beschikbaar zullen komen.
9.1.10. Arbeidsmigratie
Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, heeft migratie een bepalende invloed op de bevolking in Caribisch Nederland. Het is daarom relevant om de migratie in Caribisch Nederland in de toekomst goed te monitoren. Indien migratie bestudeerd wordt, wordt vaak gesproken over push en pull factoren. Pushfactoren zijn de redenen waarom mensen een land verlaten. Pullfactoren zijn de redenen waarom ze naar een bepaald land verhuizen. Er zijn meerdere belangrijke push- en pullfactoren. Denk hierbij aan sociale factoren, bijvoorbeeld iemand die naar een ander land verhuist vanwege een geliefde. Ook politieke factoren kunnen rol spelen, denk hierbij aan asielmigratie. Ook economische factoren kunnen een belangrijke rol spelen. Economische groei en werkgelegenheid kunnen belangrijke redenen zijn om naar een ander land te verhuizen. Op dit moment maakt het CBS geen statistieken voor Caribisch Nederland over verblijfsdoelen.131) Het zou interessant zijn om in de toekomst te onderzoeken of (afgeleide) migratiedoelen (betrouwbaar) bepaald kunnen worden voor Caribisch Nederland. Indien dit lukt zou meer inzicht verkregen kunnen worden in welke mate er sprake is van gezins-, studie- en arbeidsmigratie. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen Caribisch Nederland 2025 stelt dat arbeidsmigratie nodig zal zijn om het welvaartsniveau op peil te houden en/of te verhogen op de BES-eilanden. Tegelijkertijd brengt dit ook uitdagingen met zich mee (denk hierbij aan een grotere druk op de beschikbare ruimte en voorzieningen). Een betere monitoring van arbeidsmigratie in de toekomst kan daarom relevant zijn. Ook kan het interessant zijn om in de toekomst te bestuderen of de verhouding van de hoogte van het wettelijk minimumloon in Caribisch Nederland ten opzichte van de hoogte van het wettelijk minimumloon in belangrijke herkomstlanden samenhangt met de immigratie uit deze landen.132) Tot slot kan het interessant zijn om in vervolgmetingen van de monitor gegevens van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over verblijfsvergunningen op te nemen. Informatie over het aantal aanvragen en toekenningen, het soort vergunning (bijvoorbeeld voor een vergunning voor bepaalde tijd of een Verklaring van Rechtswege) en de herkomst van de aanvrager kan aanvullende inzichten geven in de migratiestromen in Caribisch Nederland.133)
9.2. Conclusie en blik vooruit
Het CBS publiceert reeds veel statistieken die relevant zijn om de macro-economische context van Caribisch Nederland te kunnen monitoren. Deze staan beschreven in dit rapport. Daarnaast heeft het CBS op verzoek van BZK en SZW in het kader van voorliggende nulmeting aanvullende analyses uitgevoerd op reeds beschikbare data. Zo is in meer detail gekeken naar lonen rondom het wettelijk minimumloon. Ook is verkend of aanvullende bronnen gebruikt kunnen worden. Op basis hiervan zijn bijvoorbeeld de gegevens over geregistreerde werkzoekenden bij Plenchi di Trabou toegevoegd aan de nulmeting.
Zoals in dit hoofdstuk beschreven is, lopen er op dit moment meerdere trajecten om te onderzoeken of de gegevenshuishouding van Caribisch Nederland verder verbeterd kan worden.134) Zo is op verzoek van BZK gewerkt aan een meer gedetailleerde meting van inflatie. Ook wordt verkend of het mogelijk is om nieuwe statistieken te produceren. Denk hierbij aan het vooronderzoek dat momenteel op verzoek van SZW uitgevoerd wordt rondom de kosten van bedrijfsvoering. Tot slot, wordt op dit moment, op verzoek van verschillende ministeries, verkend of statistieken versneld beschikbaar kunnen komen.
Op basis van deze gegevens kunnen in de toekomst updates van de monitor macro-economische context Caribisch Nederland uitgevoerd worden. Dit zodat inzicht gegeven kan worden in mogelijke gevolgen (positief en negatief) die gepaard kunnen gaan met de genomen maatregelen. BZK en SZW zijn voornemens om het CBS in de toekomst te verzoeken dergelijke vervolgmetingen uit te voeren. Een optie is om dit te doen door middel van een dashboard waarin relevante statistieken visueel en overzichtelijk weergegeven kunnen worden. Voor de nulmeting is gekozen voor een rapport zodat de betekenis van de economische begrippen/indicatoren, hoe het CBS deze meet én de historische cijfers beschreven konden worden.
120) Zie bijvoorbeeld de 2024D19716 Motie van het lid White c.s. over samen met de BES-eilanden een structuur voor goede dataverzameling maken op basis waarvan het toekomstig gevormde beleid kan worden bepaald.
121) Deze is voor Europees Nederland wel beschikbaar uit de Polisadministratie: StatLine - Werkgelegenheid; geslacht, dienstverband, kenmerken werknemer, cao-sector (cbs.nl).
122) Zie bijvoorbeeld: Voortgangsrapportage ijkpunt Sociaal Minimum Caribisch Nederland 2023 | Publicatie | Rijksoverheid.nl.
123) https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/85284NED/table?ts=1729671147626.
124) Een optie hierbij is om te verkennen of het mogelijk is om gebruik te maken van een nieuwe berekening van de armoedegrens zoals voor Europees Nederland is gedaan door het CBS, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting en het Sociaal en Cultureel Planbureau.
125) Zo wordt voor sommige producten, zeker voor producten met een hoog gewicht in de CPI, de waarneming waar mogelijk geïntensiveerd door in plaats van per kwartaal maandelijks prijzen van deze producten waar te nemen. In sommige gevallen kan dit (relatief) eenvoudig door middel van internetwaarneming.
126) Het CBS verwacht met de kennis van nu dat dit mogelijk zou zijn. Dit is echter wel afhankelijk van de mate waarin de waarneming inderdaad geoptimaliseerd zou kunnen worden. De optimalisatie wordt vooral bereikt door voor sommige producten meer prijswaarnemingen uit te voeren.
127) Daarnaast ontbreken ook betrouwbare wegingen van deze producten op basis van het Budgetonderzoek of andere bronnen. Ook zou de actualiteit en geldigheid van wegingen op een dergelijk detailniveau snel af kunnen nemen vanwege veranderingen in de samenstelling van de bevolking (zie ook hoofdstuk 8). Tot slot zou ook het risico ontstaan dat met publicatie van prijsontwikkelingen op productniveau de geheimhoudingsregels van het CBS geschonden worden omdat hiermee potentieel gegevens zouden kunnen worden onthuld van een enkele aanbieder of merk in Caribisch Nederland.
128) Motie van het lid Michon-Derkzen c.s. in het Tweeminutendebat Verzameldebat BES (CD 2/4) | Tweede Kamer der Staten-Generaal.
129) PricewaterhouseCoopers heeft eerder een bredere beschrijving gegeven over the cost of doing business op Bonaire.
130) StatLine - Overheidsfinanciën; kerncijfers 1995-2023 (cbs.nl)
131) Voor Europees Nederland is er wel informatie beschikbaar over migratiemotieven. Zie het afgeleide migratiedoel voor immigranten vanuit de EU/EFTA en het migratiedoel van immigranten van buiten de EU/EFTA. Het CBS beschikt momenteel niet over vergelijkbare cijfers voor Caribisch Nederland.
132) Dit was op dit moment helaas niet mogelijk. Reden hiervoor is dat het CBS op dit moment werkt aan het vernieuwen van de StatLine-tabel met historische migratiecijfers. Dit in verband met een nieuwe manier om migratie in te delen naar geboorteland. Als (tijdelijk) alternatief van deze StatLine-tabel heeft het CBS wel de tabel Migratie Caribisch Nederland leeftijd, geslacht en geboorteland, 2011-2022 gepubliceerd. Hierin worden afzonderlijke migratielanden echter niet getoond waardoor een dergelijke analyses op dit moment niet mogelijk is.
133) Het was voor de nulmeting van de monitor niet meer mogelijk om deze informatie te analyseren.
134) Het CBS kan dergelijk onderzoek op verzoek van overheidsorganisaties uitvoeren in het kader van aanvullende statistische diensten. Hiervoor wordt altijd de integrale kostprijs gerekend. Voor meer informatie zie: Aanvullend statistisch onderzoek | CBS.
Bijlage 1. Expertgroep
Persoon | Organisatie |
---|---|
Jeaniro G. Balentien | Kamer van Koophandel & Nijverheid Bonaire |
Marga Buys-Trimp | Matribu BV |
Estelle Huijgens | Ministerie van Economische Zaken |
Tim Muller | Rijksdienst Caribisch Nederland |
Floor Wolters | Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Bijlage 2. Verhogingen onderstand, AOV en kinderbijslag
Onderstand 135)
Bedrag ($) | Inflatiecorrectie (%) | Beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2010 | 212 | n.v.t. | n.v.t. |
2011 | 214 | - | 0,9 |
2012 | 227 | 5,9 | 0 |
2013 | 234 | 2,3 | 0 |
2014 | 238 | 1,8 | 0 |
2015 | 242 | 1,5 | 0 |
2016 | 242 | -0,9 | 0,9 |
2017/01 | 244 | 0,6 | 0 |
2017/03 | 374 | - | 53,3 |
2018 | 377 | 0,6 | 0 |
2019 | 491 | 3,5 | 25,8 |
2020 | 522 | 1,2 | 5,1 |
2021 | 522 | -4,8 | 5 |
2022/01 | 576 | 4,3 | 5,8 |
2022/07 | 654 | - | 13,5 |
2023 | 894 | 12,2 | 21,8 |
2023/10 | 1031 | - | 15,3 |
2024/01 | 1334 | 1,9 | 27 |
2024/07 | 1488 | - | 11,5 |
Bedrag ($) | Inflatiecorrectie (%) | Beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2010 | 212 | n.v.t. | n.v.t. |
2011 | 214 | - | 0,9 |
2012 | 240 | 11,2 | 0 |
2013 | 253 | 4,6 | 0 |
2014 | 255 | 1,7 | 0 |
2015 | 264 | 3,4 | 0 |
2016 | 275 | -0,5 | 4,7 |
2017/01 | 299 | -1 | 9,8 |
2017/03 | 459 | - | 53,5 |
2018 | 481 | 2,1 | 2,6 |
2019 | 615 | 1,1 | 26,5 |
2020 | 632 | 0,7 | 2 |
2021 | 632 | -3,3 | 3,4 |
2022/01 | 695 | 2,4 | 7,4 |
2022/07 | 790 | - | 13,7 |
2023 | 1.055 | 9 | 22,5 |
2023/10 | 1.102 | - | 4,5 |
2024/01 | 1.321 | -1,1 | 21,2 |
2024/07 | 1.488 | - | 12,6 |
Bedrag ($) | Inflatiecorrectie (%) | Beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2010 | 212 | n.v.t. | n.v.t. |
2011 | 214 | - | 0,9 |
2012 | 231 | 6,6 | 0 |
2013 | 236 | 3 | 0 |
2014 | 255 | 1,4 | 6,6 |
2015 | 260 | 2,6 | 0 |
2016 | 277 | -0,9 | 7,5 |
2017/01 | 292 | 0,2 | 5,2 |
2017/03 | 448 | - | 53,4 |
2018 | 448 | -1,3 | 1,3 |
2019 | 591 | 4,4 | 26,4 |
2020 | 624 | 0,3 | 5,3 |
2021 | 624 | -1,6 | 1,6 |
2022/01 | 686 | 3,2 | 6,5 |
2022/07 | 780 | - | 13,7 |
2023 | 1.046 | 9,7 | 22,2 |
2023/10 | 1.172 | - | 12 |
2024/01 | 1.406 | 2,8 | 16,7 |
2024/07 | 1.488 | - | 5,8 |
AOV136)
Bedrag | Inflatiecorrectie (%) | (herleide) beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2010/10 | NAF. 764 | n.v.t. | n.v.t. |
2011 | $ 524 | n.v.t. | n.v.t. |
2012 | $ 555 | 5,9 | 0 |
2013 | $ 567 | 2,3 | 0 |
2014 | $ 577 | 1,8 | 0 |
2015 | $ 586 | 1,5 | 0 |
2016 | $ 586 | -0,9 | 0,9 |
2017 | $ 590 | 0,6 | 0,1 |
2018 | $ 593 | 0,6 | -0,1 |
2019 | $ 644 | 3,5 | 4,9 |
2020 | $ 684 | 1,2 | 5 |
2021 | $ 684 | -4,8 | 5 |
2022 | $ 752 | 4,3 | 5,4 |
2023 | $ 1.047 | 12,2 | 24,1 |
2024/01 | $ 1.335 | 1,9 | 25,1 |
2024/07 | $ 1.488 | - | 11,5 |
Bedrag (inclusief duurtetoeslag) | Inflatiecorrectie (%) | (herleide) beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2010/10 | NAF. 764 | n.v.t. | n.v.t. |
2011 | $ 534 | n.v.t. | n.v.t. |
2012 | $ 594 | 11,2 | 0 |
2013 | $ 621 | 4,6 | 0 |
2014 | $ 631 | 1,7 | 0 |
2015 | $ 653 | 3,4 | 0 |
2016 | $ 704 | -0,5 | 8,4 |
2017 | $ 764 | -1 | 9,6 |
2018 | $ 801 | 2,1 | 2,7 |
2019 | $ 850 | 1,1 | 5 |
2020 | $ 875 | 0,7 | 2,2 |
2021 | $ 875 | -3,3 | 3,4 |
2022 | $ 962 | 2,4 | 7,4 |
2023 | $ 1.113 | 9 | 6,1 |
2024/01 | $ 1.322 | -1,1 | 20,1 |
2024/07 | $ 1.488 | - | 12,6 |
Bedrag (inclusief duurtetoeslag) | Inflatiecorrectie (%) | (herleide) beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2010/10 | NAF. 764 | n.v.t. | n.v.t. |
2011 | $ 566 | n.v.t. | n.v.t. |
2012 | $ 603 | 6,6 | 0 |
2013 | $ 621 | 3 | 0 |
2014 | $ 667 | 1,4 | 5,9 |
2015 | $ 685 | 2,6 | 0 |
2016 | $ 729 | -0,9 | 7,4 |
2017 | $ 766 | 0,2 | 4,9 |
2018 | $ 766 | -1,3 | 1,3 |
2019 | $ 838 | 4,4 | 4,8 |
2020 | $ 883 | 0,3 | 5,1 |
2021 | $ 883 | -1,6 | 1,6 |
2022 | $ 971 | 3,2 | 6,6 |
2023 | $ 1.175 | 9,7 | 10,3 |
2024/01 | $ 1.406 | 2,8 | 16,4 |
2024/07 | $ 1.488 | - | 5,8 |
Kinderbijslag137)
Bedrag ($) | Inflatiecorrectie (%) | Beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2016 | 40 | N.v.t. | N.v.t. |
2017 | 40 | 0,6 | - |
2018 | 40 | 0,6 | - |
2019 | 62 | 3,5 | 50 |
2020 | 83 | 1,2 | 31,9 |
2021 | 85 | -4,8 | 7,2 |
2022/01 | 89 | 4,3 | - |
2022/07 | 99 | - | 11,2 |
2023 | 131 | 12,2 | 18 |
2024 | 225 | 1,9 | 67,4 |
Bedrag ($) | Inflatiecorrectie (%) | Beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2016 | 42 | N.v.t. | N.v.t. |
2017 | 42 | -1 | - |
2018 | 42 | 2,1 | - |
2019 | 64 | 1,1 | 50 |
2020 | 85 | 0,7 | 31 |
2021 | 87 | -3,3 | 5,7 |
2022/01 | 89 | 2,4 | - |
2022/07 | 99 | - | 11,2 |
2023 | 128 | 9 | 18,5 |
2024 | 216 | -1,1 | 71,1 |
Bedrag ($) | Inflatiecorrectie (%) | Beleidsmatige verhoging (%) | |
---|---|---|---|
2016 | 42 | N.v.t. | N.v.t. |
2017 | 42 | 0,2 | - |
2018 | 42 | -1,3 | - |
2019 | 64 | 4,4 | 50 |
2020 | 84 | 0,3 | 31,2 |
2021 | 86 | -1,6 | 4 |
2022/01 | 89 | 3,2 | - |
2022/07 | 99 | - | 11,2 |
2023 | 129 | 9,7 | 18,4 |
2024 | 225 | 2,8 | 67,9 |
135) Het CBS heeft deze informatie van SZW ontvangen ten behoeve van het voorliggende onderzoek. Hier is enkel de situatie van een alleenstaande die zelfstandig woont in beeld gebracht, uiteraard zijn er ook nog ander huishoudtypen in de onderstand. Daarvan verschillen de bedragen. Een uitsplitsing naar beleidsmatige verhoging versus inflatiecorrectie is lastig om in beeld te brengen omdat het per jaar verschilt of dan wel het basisbedrag dan wel de toeslag zelfstandig wonen beleidsmatig is verhoogd (of allebei). Om alsnog een beeld te verschaffen is een herleide beleidsmatige verhoging in beeld gebracht. Dit kan ten opzichte van de percentages in de ministeriële regelingen een (licht) vertekend beeld opleveren vanwege de optelling van basisbedrag plus toeslag.
136) Deze cijfers zijn door SZW voor de nulmeting aan het CBS geleverd. De duurtetoeslag is een bedrag dat bij de staatkundige transitie ingevoerd is voor AOV-gerechtigden op Sint Eustatius en Saba waardoor rekening gehouden wordt met de prijsverschillen tussen de eilanden. Een uitsplitsing naar beleidsmatige verhoging versus inflatiecorrectie is lastig om in beeld te brengen omdat het per jaar verschilt of dan wel het AOV bedrag dan wel de duurtetoeslag beleidsmatig is verhoogd (of allebei). Om alsnog een beeld te verschaffen heeft is een herleide beleidsmatige verhoging in beeld gebracht, maar dat kan op de Bovenwinden dus een (licht) vertekend beeld opleveren ten opzichte van de percentages in de ministeriële regelingen vanwege de optelling van de AOV en de duurtetoeslag.
137) In het geval van een beleidsmatige verhoging bovenop de inflatiecorrectie, wordt eerst de inflatiecorrectie berekend over het bedrag T-1 en vervolgens pas de beleidsmatige verhoging.