Revisie statistieken uitgaven aan gezondheids- en welzijnszorg, 2021-2023

9. Ontwikkeling uitgaven aan gezondheids- en welzijnszorg 2022 en 2023

De uitgaven aan gezondheids- en welzijnszorg in 2022 stijgen met 2,9 procent ten opzichte van 2021; vóór revisie was de groei 2,0 procent. Het zijn vooral de SBI-subklassen die met de revisie zijn toegevoegd die in 2022 relatief snel stijgen, waardoor de groei van de totale zorguitgaven nu hoger uitvalt. In 2023 stijgen de uitgaven met 10 miljard tot 142,8 miljard euro, een groei van 7,5 procent. Het bedrag dat de overheid uitgaf blijft stabiel, de uitgaven betaald via de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg stegen in 2023 met respectievelijk 7,7 en 10,6 procent. De eigen betalingen, incl. eigen risico en eigen bijdragen, stegen met 9,2 procent.

9.1 Financieringsvormen uitgaven gezondheids- en welzijnszorg
JaarOverheid (miljard euro)Wet langdurige zorg (miljard euro)Zorgverzekeringswet (miljard euro)Aanv. verz., eigen betalingen, bedrijven, buitenland (miljard euro)
2021*32,926,749,819,7
2022*31,628,351,221,7
2023*32,631,455,123,8
* voorlopige cijfers

Zowel in 2022 als in 2023 daalden de uitgaven aan preventieve zorg, wat voortkomt uit het wegvallen van een groot deel van de coronakosten, met name de uitgaven voor testen en vaccineren en de zorgbonus. Daar staat tegenover dat de uitgaven aan maatschappelijke opvang in beide jaren fors steeg. Dit komt vooral door de veel hogere kosten van asielzoekersopvang in 2022 en 2023.

9.2 Ontwikkeling uitgaven naar zorgtype
Zorgtype2022* (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)2023* (%-verandering t.o.v. een jaar eerder)
MSZ klinische zorg-1,16,0
MSZ dagbehandeling9,18,0
MSZ poliklinische zorg3,98,0
MSZ overige zorg11,35,6
Geestelijke gezondheidszorg8,68,8
Huisartsenzorg3,411,2
Mondzorg1,48,7
Paramedische zorg8,99,3
Revalidatiezorg-1,79,0
Geboortezorg-4,18,8
Ketenzorg3,911,2
Preventieve zorg-27,3-19,2
Geneesmiddelen5,44,1
Hulpmiddelen-2,84,8
Overige gezondheidszorg12,09,2
Verpleging en verzorging met verblijf1,110,6
Verpleging en verzorging thuis0,06,0
Palliatieve zorg3,38,2
Gehandicaptenzorg4,86,7
Beschermd wonen13,314,9
Maatschappelijke opvang53,951,7
Overige welzijnszorg20,011,5
Jeugdzorg12,97,8
Kinderopvang12,615,5
Opleiding4,89,2
R&D4,77,1
Beleid en beheer2,21,8
* voorlopige cijfers

9.1 Samenstellen van voorlopige cijfers

Bij het samenstellen van de voorlopige cijfers over het afgelopen jaar (hier: 2023) zijn veel brondata die gebruikt worden voor de Zorgrekeningen nog niet of slechts gedeeltelijk beschikbaar: de declaraties Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz) aanvullende verzekeringen, de gegevens uit de Maatschappelijke Jaarverantwoording, de gegevens uit CBS-enquêtes onder zorgaanbieders en fiscale data. De methodes om snelle, voorlopige cijfers te maken verschilt daarom sterk van de methodes die gebruikt worden om de nader voorlopige en definitieve cijfers te maken. 

Voor het Zvw- en Wlz-domein worden de uitgaven per zorgwet en zorgtype bepaald door de 2022-2023 ontwikkeling te gebruiken uit de cijfers van de Zorgcijfersdatabank van het Zorginstituut, die wél tijdig beschikbaar zijn. Voor SBI-subklassen waar vooral onverzekerde zorg een rol speelt, wordt de ontwikkeling van de lonen en salarissen (Polisadministratie van het UWV en de Belastingdienst) gebruikt om totale opbrengsten te schatten. Omdat de zorgsector sterk arbeidsintensief is, wordt aangenomen dat dit een goede benadering is om de ontwikkeling van de opbrengsten te schatten. De eigen betalingen, aanvullende verzekeringen en Jeugdwet- en Wmo-opbrengsten worden geschat op basis van o.a. diverse CBS-gegevens over zorggebruik (gezondheidsenquête, Beleidsinformatie Jeugd, Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein) en tarief- en prijsontwikkelingen.