Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, editie 2025

8. Inkomen en vermogen

  • Kunstenaars hebben in doorsnee een relatief laag inkomen, maar wel hoger dan andere werkenden met een creatief beroep die op een lager beroepsniveau (dat wil zeggen op niveau 1, 2 of 3) werken. Andere creatieven op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) hebben in doorsnee juist een relatief hoog inkomen, hoewel het lager is dan het doorsnee inkomen van alle werkenden op het hoogste beroepsniveau.
  • De vermogenspositie van kunstenaars en andere creatieven op het hoogste beroepsniveau is bovengemiddeld, maar minder goed dan van werkenden op het hoogste niveau in het algemeen. Ook het vermogen van kunstenaars en andere creatieven is in de afgelopen jaren flink gegroeid, vooral doordat eigen woningen in waarde zijn gestegen.
  • Een klein deel (3 à 4 procent) van alle kunstenaars en anderen met een creatief beroep heeft niet alleen inkomsten uit betaald werk, maar ontvangt daarnaast ook een uitkering.
  • Zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep, hebben relatief vaak geen voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid of pensioen.

In dit hoofdstuk staat de inkomens- en vermogenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep centraal. Ook wordt kort ingegaan op werkenden die daarnaast nog een uitkering ontvangen. Tot slot worden cijfers gepresenteerd over de voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep die een eigen bedrijf of praktijk hebben (zelfstandig ondernemers).

8.1 Persoonlijk bruto-inkomen

Het persoonlijk inkomen van kunstenaars is relatief laag. Zij hadden in 2021/2023 in doorsnee een bruto jaarinkomen van 41 duizend euro, 9 duizend euro minder dan de werkzame beroepsbevolking als geheel. Het doorsnee (of mediane) inkomen is het middelste inkomen als alle inkomens van laag naar hoog worden gerangschikt. Dat betekent dus dat de helft van alle kunstenaars een inkomen had van 41 duizend euro of lager en de andere helft een hoger inkomen. Van de kunstenaars verdienden degenen met een ontwerpend beroep in doorsnee het meest (46 duizend euro) en degenen met een beeldend beroep het minst (16 duizend euro).

Andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) hebben juist een relatief hoog inkomen. Met 61 duizend euro verdienden zij aanzienlijk meer dan werkenden met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 of 3 (35 duizend euro). Hun inkomen was wel lager dan van werkenden op het hoogste beroepsniveau in het algemeen. Met in doorsnee 74 duizend euro hadden die laatsten een relatief hoog inkomen.

Het mediane inkomen van verschillende verslagperioden is met behulp van de consumentenprijsindex (CPI) gecorrigeerd voor prijsstijgingen en uitgedrukt in prijzen van 2023. Vóór de coronapandemie, in de periode 2013/2015 tot 2017/2019, bleef het doorsnee inkomen van werkenden in het algemeen vrij stabiel, maar bij kunstenaars, en in mindere mate ook bij andere werkenden met een creatief beroep, steeg het inkomen. De toename in 2021/2023 ligt in lijn met die van de werkzame beroepsbevolking als geheel. Maar vanwege een methodewijziging in de meting van kunstenaars en hun arbeidspositie kunnen de cijfers vóór en na corona niet zonder meer worden vergeleken. Aan de toename van het inkomen na het uitbreken van de pandemie kunnen daarom geen sterke conclusies worden verbonden.

8.1.1 Mediaan persoonlijk brutojaarinkomen (in prijzen van 2023)
categorie2021/2023¹⁾ (x 1 000 euro)2017/2019 (x 1 000 euro)2013/2015 (x 1 000 euro)
Totaal kunstenaars413933
Beeldende beroepen161715
Uitvoerende beroepen383630
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen393733
Ontwerpende beroepen464643
Totaal anderen met een creatief beroep524745
Beroepsniveau 1,2,3353532
Beroepsniveau 4615957
Totaal werkenden504746
Beroepsniveau 4747473
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek 1) Vanwege methodewijzigingen in de EBB zijn cijfers vanaf 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met cijfers tot en met 2020.

Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 en 3 hebben vaker dan gemiddeld een laag inkomen. Zo had 27 procent van de kunstenaars en 28 procent van andere creatieven op beroepsniveau 1, 2 of 3 in 2021/2023 een persoonlijk bruto jaarinkomen van minder dan 20 duizend euro. Van alle werkenden verdiende 19 procent minder dan 20 duizend euro. Daarentegen hebben relatief weinig werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) een inkomen tot 20 duizend euro. Van alle werkenden op dat niveau gold het voor 8 procent; van de werkenden met een creatief beroep voor 15 procent.

Aan de andere kant van de inkomensverdeling komen hoge inkomens relatief weinig voor bij kunstenaars en bij anderen met een creatief beroep die op beroepsniveau 1, 2 of 3 werken. Van alle kunstenaars in 2021/2023 had 15 procent een inkomen van 80 duizend euro of meer, van de werkenden met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 of 3 was dat 7 procent. Daarentegen verdiende bijna een kwart (23 procent) van alle werkenden 80 duizend euro of meer, op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat 44 procent. Ook van werkenden met een creatief beroep op dat niveau had een relatief groot deel (34 procent) een dergelijk inkomen.

8.1.2 Persoonlijk bruto jaarinkomen, 2021/2023
 Minder dan 20 000 euro (%)20 000 tot 50 000 euro (%)50 000 tot 80 000 euro (%)80 000 euro of meer (%)
Kunstenaars27342315
Anderen met een creatief beroep19292626
Beroepsniveau 415232834
Beroepsniveau 1, 2, 32844227
Totaal werkenden19302723
Beroepsniveau 48173144
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek

8.2 Besteedbaar huishoudensinkomen

Om de materiële welvaartspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep in kaart te brengen, volstaat het niet om enkel het persoonlijk bruto-inkomen in beschouwing te nemen. Ook de omvang en de samenstelling van het huishouden waartoe zij behoren zijn van belang, evenals de inkomsten van andere leden van het huishouden. Zo werd in paragraaf 3.4 geconstateerd dat kunstenaars, en in mindere mate ook andere werkenden met een creatief beroep, relatief vaak een eenpersoonshuishouden vormen of deel uitmaken van een paar zonder kinderen. Om het inkomen van hun huishoudens te kunnen vergelijken met dat van andere werkenden is hiervoor gecorrigeerd door het inkomen te standaardiseren (zie kader).

De inkomenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep wijkt aanzienlijk minder af van die van de werkzame beroepsbevolking als geheel, als rekening wordt gehouden met de huishoudenssamenstelling en de inkomsten van andere leden van het huishouden. In 2021/2023 bedroeg het mediane gestandaardiseerde besteedbare huishoudensinkomen van kunstenaars 41 duizend euro per jaar. Dat was iets minder dan de 43 duizend euro van de werkzame beroepsbevolking als geheel. Met 34 duizend euro hadden de beeldend kunstenaars in doorsnee het laagste inkomen. Andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) hadden een relatief hoog huishoudensinkomen: 47 duizend euro. Dat was 8 duizend euro meer dan degenen met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 of 3.

Tussen 2013/2015 en 2017/2019 nam het doorsnee huishoudensinkomen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep toe met 3 à 4 duizend euro. Dat was vergelijkbaar met de toename van het inkomen van alle werkenden. Afgemeten aan het huishoudensinkomen is de relatieve inkomenspositie van beide groepen ten opzichte van de werkzame beroepsbevolking als geheel in die periode dus niet of nauwelijks veranderd. Ook de toename in 2021/2023 lag in lijn met die van de totale werkzame beroepsbevolking. Vanwege een methodewijziging kunnen aan de omvang van die toename in euro’s verder geen sterke conclusies worden verbonden.

8.2.1 Mediaan (gestandaardiseerd) besteedbaar huishoudensinkomen (in prijzen van 2023)
categorie2021/2023¹⁾ (x 1 000 euro)2017/2019 (x 1 000 euro)2013/2015 (x 1 000 euro)
Totaal kunstenaars413834
Beeldende beroepen342929
Uitvoerende beroepen393732
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen433936
Ontwerpende beroepen434036
Totaal anderen met een creatief beroep444037
Beroepsniveau 1,2,3393632
Beroepsniveau 4474340
Totaal werkenden433936
Beroepsniveau 4484543
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek 1) Vanwege methodewijzigingen in de EBB zijn cijfers vanaf 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met cijfers tot en met 2020.

Kunstenaars maken relatief vaak deel uit van een huishouden met een relatief laag inkomen. Zo leefde 11 procent van alle kunstenaars in 2021/2023 in een huishouden met een gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen van minder dan 20 duizend euro per jaar. Zij hadden een inkomenspositie rond het beleidsmatig minimum, dat in 2023 ruim 16 duizend euro per jaar bedroeg voor een alleenstaande vanaf 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd3). Van alle werkenden had 5 procent een huishoudensinkomen tot 20 duizend euro. Ook werkenden met een ander creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 en 3 hadden relatief vaak een dergelijk inkomen: 8 procent. Van degenen op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat 6 procent, twee keer zo veel als van alle werkenden op dat niveau.

Van alle kunstenaars had 15 procent een huishoudensinkomen van 60 duizend euro per jaar of meer. Dat aandeel was vrijwel gelijk aan dat van de werkzame beroepsbevolking als geheel (16 procent), maar aanzienlijk kleiner dan bij werkenden op het hoogste beroepsniveau (25 procent). Andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste niveau (niveau 4) hadden iets minder vaak (22 procent) een huishoudensinkomen van 60 duizend euro of meer. Hoge huishoudensinkomens komen bij de hier beschreven groepen het minst voor bij werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3 (11 procent).

8.2.2 Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, 2021/2023
 Minder dan 20 000 euro (%)20 000 tot 40 000 euro (%)40 000 tot 60 000 euro (%)60 000 euro en meer (%)
Kunstenaars11373815
Anderen met een creatief beroep7334119
Anderen met een creatief beroep - Beroepsniveau 46284322
Anderen met een creatief beroep - Beroepsniveau 1, 2, 38463511
Totaal werkenden5374116
Werkenden - Beroepsniveau 43254725
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek

8.3 Vermogenspositie

De materiële welvaart van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep hangt niet alleen samen met de hoogte van het huishoudensinkomen, maar ook met hun vermogenspositie. Het vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.

Met respectievelijk 224 duizend en 217 duizend euro in 2021/2023 was het mediane vermogen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep iets hoger dan het doorsnee vermogen van alle werkenden. Vergeleken met de vermogenspositie van werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4), in doorsnee 248 duizend euro, was hun vermogen echter iets lager. Onder kunstenaars hebben de schrijvers en overige kunstenaarsberoepen, en in mindere mate de beeldende beroepen, een relatief groot vermogen. Het mediane vermogen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep is na de vorige economische crisis flink gegroeid, vooral door de waardestijging van eigen woningen. Hiermee volgden zij de ontwikkeling bij werkenden in het algemeen.

8.3.1 Mediaan vermogen (in prijzen van 2023)
categorie2021/2023 ¹⁾ (x 1 000 euro)2017/2019 (x 1 000 euro)2013/2015 (x 1 000 euro)
Totaal kunstenaars2247731
Beeldende beroepen2488485
Uitvoerende beroepen1905222
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen32914441
Ontwerpende beroepen2097924
Totaal anderen met een creatief beroep2177526
Beroepsniveau 1,2,32057128
Beroepsniveau 42227824
Totaal werkenden2087730
Beroepsniveau 424811046
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek 1) Vanwege methodewijzigingen in de EBB zijn cijfers vanaf 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met cijfers tot en met 2020.
 

De vermogensverdeling loopt tussen de onderscheiden beroepsgroepen enigszins uiteen. Zo had 11 procent van alle kunstenaars en 13 procent van andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) een negatief vermogen; hun schulden waren groter dan hun bezittingen. Dat was iets meer dan bij de werkzame beroepsbevolking als geheel en bij werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3. Die laatsten hadden wel wat vaker een (positief) vermogen tot 50 duizend euro dan kunstenaars en werkenden met een creatief beroep op het hoogste niveau.

Van alle kunstenaars had 25 procent een vermogen van 500 duizend euro of meer en van de anderen met een creatief beroep was dat 23 procent. Dat was meer dan in de werkzame beroepsbevolking als geheel (20 procent) en vergelijkbaar met werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4).

8.3.2 Vermogen, 2021/2023
 Negatief vermogen (%)0 tot 50 000 euro (%)50 000 tot 200 000 euro (%)200 000 tot 500 000 euro (%)500 000 euro en meer (%)
Kunstenaars1116202825
Anderen met een creatief beroep1215203023
Beroepsniveau 41314203023
Beroepsniveau 1, 2, 31018222922
Totaal werkenden1016223120
Beroepsniveau 41012213224
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek

8.4 Werken met daarnaast een uitkering

Het persoonlijk bruto-inkomen bestaat niet alleen uit inkomen uit arbeid of eigen onderneming, maar ook uit een eventuele uitkering inkomensverzekeringen of sociale voorzieningen (behalve kinderbijslag en kindgebonden budget). De doelpopulatie van deze monitor betreft personen die betaald werk verrichten als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Zij hebben inkomen uit arbeid of hun onderneming. Sommigen van hen ontvangen daarnaast inkomen uit een uitkering. Op basis van de gegevens die voor deze monitor zijn verzameld, kan niet worden bepaald hoeveel niet-werkenden voorheen werkzaam waren als kunstenaar of in een ander creatief beroep en een uitkering ontvingen4)

Een klein deel van de kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep ontvangt naast de inkomsten uit betaald werk een uitkering. In 2021/2023 ging het om 3 à 4 procent, die een WW-uitkering, een arbeidsongeschiktheidsuitkering of bijstand ontving. Onder kunstenaars hebben degenen met een beeldend beroep relatief vaak een bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Vergeleken met werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) kwam een uitkering naast het werk iets vaker voor bij kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3.

8.5 Zelfstandig ondernemers: voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen

Bij werknemers worden arbeidsongeschiktheids- en pensioenpremies ingehouden, maar zelfstandigen moeten zelf voorzieningen treffen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen. In 2021/2023 betaalde 19 procent van alle zelfstandigen in de werkzame beroepsbevolking een premie voor een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dat is bijna twee keer zo veel als kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep. Premies voor een lijfrente werden betaald door 12 procent van alle zelfstandigen. Bij kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep was dat percentage iets lager. Dat komt vooral doordat relatief weinig zelfstandigen met een creatief beroep die op het beroepsniveau 1, 2 of 3 werkzaam zijn, premies voor een lijfrente betalen.

Van de zelfstandig ondernemers die geen verzekering hebben tegen arbeidsongeschiktheid, gaf in 2019/2021 bijna de helft van de kunstenaars (47 procent) en van anderen met een creatief beroep (44 procent) aan dat de baten hiervan niet opwegen tegen de kosten. Eveneens bijna de helft (respectievelijk 45 procent en 46 procent) kon het naar eigen zeggen niet betalen. In vergelijking met alle zelfstandig ondernemers was de groep die aangaf het niet te kunnen betalen onder kunstenaars en anderen met een creatief beroep relatief groot.

Zelfstandigen kunnen ook andere voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen treffen dan een particuliere inkomensverzekering, zoals bijvoorbeeld spaargeld en beleggingen, de waarde van het eigen bedrijf, de eigen woning, of via huidige of vroegere werkzaamheden in loondienst. Zo gaf 36 procent van alle kunstenaars die in 2019/2023 werkzaam waren als zelfstandig ondernemer, aan spaargeld of beleggingen te hebben als voorziening voor als men arbeidsongeschikt zou worden. Van de andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep was dat 37 procent. Deze percentages zijn lager dan van de totale groep zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (42 procent), maar iets hoger dan dat van alle ondernemers (33 procent). Kunstenaars en andere creatieven met een eigen bedrijf of praktijk hadden wel vaker dan gemiddeld geen enkele voorziening voor arbeidsongeschiktheid.

8.5.1 Voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid van zelfstandig ondernemers, 2019/20231)
 Kunstenaars (%)Anderen met een creatief beroep (%)Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%)Totaal zelfstandig ondernemers (%)
Arbeidsongeschiktheidsverzekering als zelfstandig ondernemer12142625
Arbeidsongeschiktheidsverzekering via mijn werk in loondienst7676
Een verzekering via het UWV2123
Broodfonds8765
Spaargeld / beleggingen36374233
De waarde van mijn bedrijf dekt het risico af2347
De waarde van mijn eigen woning dekt het risico af10111211
Iets anders6676
Ik heb geen voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid42433236
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk

Zelfstandig ondernemers hebben vaker voorzieningen voor hun pensioen dan voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid. Vrijwel de helft van de kunstenaars en andere creatieven met een eigen bedrijf of praktijk had in 2019/2023 een pensioenvoorziening in de vorm van spaargeld of beleggingen. En ongeveer 40 procent had een pensioen opgebouwd via huidige of vroegere werkzaamheden in loondienst. Dat is wel minder dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4). Ook hadden zij wat minder vaak een (fiscale) oudedagsreserve, lijfrente, bankspaarregeling of de waarde van de eigen woning als voorziening achter de hand. Van alle zelfstandig ondernemers die werkzaam zijn als kunstenaar of in een ander creatief beroep, had ruim 20 procent geen enkele voorziening voor het pensioen. Dat is meer dan in de totale groep zelfstandig ondernemers.

8.5.2 Voorzieningen voor pensioen van zelfstandig ondernemers, 2019/20231)
 Kunstenaars (%)Anderen met een creatief beroep (%)Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%)Totaal zelfstandig ondernemers (%)
Een pensioenfonds via mijn werk in loondienst (nu of vroeger)40425142
Een pensioenfonds via mijn werk als zelfstandig ondernemer55139
Een oudedagsreserve (FOR) / lijfrente / bankspaarregeling17192723
Spaargeld / beleggingen45505548
De waarde van mijn bedrijf is mijn pensioen7101121
De waarde van mijn eigen woning is mijn pensioen32313635
Iets anders8687
Ik heb geen voorzieningen voor mijn pensioen23221316
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk

Als redenen voor het niet hebben van voorzieningen voor het pensioen zei in 2017/20215) zo’n 55 procent van de kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk en 58 procent van de andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep dat ze het niet konden betalen. Dat was iets hoger dan gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers (52 procent). Daarnaast gaf een aanzienlijke groep kunstenaars (35 procent) en andere creatieven (30 procent) aan er nog niet aan te zijn toegekomen. Respectievelijk 23 en 27 procent gaf als reden dat het pensioen nog ver weg is. Dat was wat vaker dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers.

3) Volgens de nieuwe methode om armoede te meten van CBS, Nibud en SCP lag de armoedegrens voor een alleenstaande in 2023 gemiddeld op ruim 18 duizend euro. Zie: De nieuwe methode om armoede in Nederland te meten | CBS.
4) Om de uitkeringsafhankelijkheid van deze groepen in kaart te brengen zou kunnen worden gebruikgemaakt van gegevens over geregistreerde werkzoekenden bij UWV of van gegevens over afgestudeerden aan creatieve opleidingen. Een dergelijk onderzoek viel buiten het kader van deze monitor.
5) De redenen waarom men geen pensioenvoorziening heeft, zijn in 2017, 2019 en 2021 uitgevraagd (maar niet in 2023).