Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, editie 2025
Over deze publicatie
De Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, editie 2025, is samengesteld naar aanleiding van een verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om de arbeids- en inkomenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep met actuele cijfers in kaart te brengen.
In de monitor worden personen met betaald werk als kunstenaar of in een ander creatief beroep vergeleken met werkenden op het hoogste beroepsniveau en met de werkzame beroepsbevolking als geheel. De meest recente gegevens hebben betrekking op de periode 2021/2023. De monitor is gebaseerd op gegevens uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) en het Integraal inkomens- en vermogensonderzoek (IIV) van het CBS en op de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van CBS en TNO.
Samenvatting
In deze monitor zijn kenmerken en arbeidsmarktpositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep in kaart gebracht. De monitor is samengesteld door het CBS op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Hierbij is zoveel mogelijk de verslagperiode 2021/2023 aangehouden, een driejaarsgemiddelde van de jaren 2021, 2022 en 2023. Waar mogelijk en relevant is daarnaast een vergelijking gemaakt met eerdere verslagperioden.
1 op de 50 werkenden is kunstenaar
In de periode 2021/2023 waren er in Nederland per jaar gemiddeld 194 duizend kunstenaars en 337 duizend andere werkenden met een creatief beroep. Dat was respectievelijk 2 procent en bijna 4 procent van de werkzame beroepsbevolking. Er wonen relatief veel kunstenaars in Noord-Holland, vooral in de regio Amsterdam. Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep werken het vaakst in de zakelijke dienstverlening, gevolgd door de bedrijfstak cultuur, recreatie en overige diensten.
Relatief veel 25- tot 45-jarigen
Ongeveer de helft van alle kunstenaars en andere creatieven is tussen de 25 en 45 jaar oud. Dat is meer dan onder werkenden in het algemeen. Ze zijn daarnaast iets vaker 65 jaar of ouder en juist minder vaak jonger dan 25 jaar. Ook het percentage mannen is onder kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep iets hoger dan gemiddeld onder werkenden. Verder zijn kunstenaars iets vaker dan gemiddeld in Nederland geboren en ook vaker dan andere werkenden met een creatief beroep.
Grootste deel zonder kunstopleiding
Van de kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep heeft de meerderheid geen kunstopleiding gevolgd. Ruim 4 op de 10 kunstenaars had als hoogst gevolgde opleiding wél een kunstopleiding, van de andere werkenden met een creatief beroep was dat bijna 2 op de 10. Veruit het grootste deel van de kunstenaars en andere creatieven heeft een hbo- of wo-opleiding afgerond. Dat geldt zowel voor de werkenden met als zonder kunstopleiding.
Kunstenaars relatief vaak zzp’er
Ruim de helft van alle kunstenaars werkt als zzp’er. Dat is aanzienlijk meer dan gemiddeld onder werkenden. In mindere mate geldt dat ook voor andere creatieve beroepen, maar bij hen is het aandeel werknemers toch nog groter dan het percentage zzp’ers. Van de kunstenaars in 2021/2023 werkte ruim de helft voltijds in hun grootste werkkring, bij de andere creatieve beroepen was dat bijna 6 op de 10. Dat is vaker dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. Kunstenaars en anderen met een creatief beroep verrichten (een deel van) hun werkzaamheden vaker dan gemiddeld op het eigen woonadres.
Zorgen over baanbehoud
Kunstenaars en andere creatieven die in loondienst werken, maken zich vaker dan gemiddeld zorgen over het behoud van hun baan. Zo maakte 1 op de 5 kunstenaars en 1 op de 7 andere werknemers met een creatief beroep zich in 2021/2023 zorgen. Gemiddeld onder werknemers was dat 1 op de 9. De groep met zorgen over het behoud van hun baan is de laatste jaren wel kleiner geworden.
Daarnaast maken kunstenaars en andere creatieven in loondienst vaker dan gemiddeld promotie binnen hun bedrijf of organisatie. In het algemeen is het aandeel werknemers dat aangeeft gemakkelijk een nieuwe baan of functie bij de huidige werkgever te kunnen krijgen in de afgelopen jaren toegenomen, maar deze toename was onder kunstenaars aanzienlijk minder sterk. Ook vinden kunstenaars vaker dan gemiddeld dat ze kunnen voldoen aan de fysieke eisen die het werk stelt. Bovendien denken kunstenaars en personen met een ander creatief beroep langer lichamelijk en geestelijk in staat te zijn om door te werken dan gemiddeld onder werknemers.
Inkomen kunstenaars relatief laag, vermogenspositie bovengemiddeld
Kunstenaars zijn werkzaam op het hoogste beroepsniveau (niveau 4), in beroepen met zeer complexe gespecialiseerde taken, waarvoor hoger of wetenschappelijk onderwijsniveau is vereist. Zij hebben in doorsnee een relatief laag inkomen, maar wel hoger dan dat van andere creatieven die op beroepsniveau 1, 2 of 3 werken. Creatieven op het hoogste beroepsniveau (anders dan kunstenaars) hebben in doorsnee juist een relatief hoog inkomen, hoewel het lager is dan het doorsnee inkomen van alle werkenden op het hoogste beroepsniveau. Het vermogen van kunstenaars en andere creatieven op het hoogste beroepsniveau is bovengemiddeld, maar minder dan dat van werkenden op het hoogste niveau in het algemeen. Het vermogen van kunstenaars en andere creatieven is in de afgelopen jaren flink gegroeid, vooral doordat eigen woningen in waarde zijn gestegen.
Zelfstandige kunstenaars iets negatiever over financiële situatie
Zowel kunstenaars als andere creatieve beroepen met een eigen bedrijf of praktijk zijn iets negatiever over hun financiële situatie dan gemiddeld. Ook vinden beide groepen de onzekerheid over de (toekomstige) vraag naar producten en diensten, de hoogte van hun inkomen en de toekomstige loopbaan vaker dan gemiddeld vervelend. Toch geven ze in verhouding met alle zelfstandig ondernemers relatief vaak aan dat ze hun huidige werk als zelfstandig ondernemer over vijf jaar nog steeds zouden willen doen.
Tevredenheid met werk en arbeidsomstandigheden
De meeste zelfstandigen die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep zijn tevreden over hun werk en arbeidsomstandigheden. Wel zijn ze hierover minder vaak tevreden dan gemiddeld onder zelfstandigen, vooral als het gaat om hun arbeidsomstandigheden. Ook onder werknemers is het merendeel van de kunstenaars en anderen met een creatief beroep tevreden met hun werk en arbeidsomstandigheden. Wel zijn kunstenaars in loondienst iets minder vaak tevreden met hun werk dan werknemers gemiddeld. Met de arbeidsomstandigheden zijn zowel de kunstenaars als de andere werknemers met een creatief beroep juist iets vaker dan gemiddeld tevreden.
Wanneer wordt gekeken naar de tevredenheid met diverse aspecten van het werk, valt op dat onder werknemers kunstenaars vooral minder tevreden zijn met de vertegenwoordiging van hun belangen door personeelsvertegenwoordiging. In mindere mate geldt dat ook voor de tevredenheid over hun cao en pensioenregeling. Bij zelfstandig ondernemers zijn zowel kunstenaars als anderen met een creatief beroep benedengemiddeld tevreden over hun inkomen en werkzekerheid.
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en doel van onderzoek
Wie zijn de kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep in Nederland? Werken ze uitsluitend in de creatieve industrie of zijn ze ook in andere bedrijfstakken actief? Hoe is hun positie op de arbeidsmarkt en hoe heeft deze positie zich in de afgelopen jaren ontwikkeld? Hebben ze een kunstopleiding gevolgd? Wat verdienen ze? Hoe zit het met hun arbeidsomstandigheden? Zijn ze tevreden met hun werk? Hebben ze te maken met ongewenst gedrag? En in hoeverre verschillen ze van de werkzame beroepsbevolking als geheel? Deze monitor over kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep geeft antwoord op deze en nog veel meer vragen.
De monitor is samengesteld op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om de arbeids- en inkomenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep met actuele cijfers in kaart te brengen. Daarmee maakt deze editie deel uit van een reeks publicaties over dit thema die het CBS op verzoek van het ministerie heeft samengesteld. De nadruk ligt daarbij op de arbeids- en inkomenspositie van personen die aan het werk zijn als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Sinds de vorige editie (zie: Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021 | CBS) bevat de monitor geen analyse meer van afgestudeerden aan creatieve opleidingen.
1.2 Onderzoeksopzet
De doelpopulatie van deze monitor betreft personen die betaald werk hebben als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Of iemand wordt aangemerkt als kunstenaar of een ander creatief beroep heeft, is vastgesteld op basis van enquêtes. De beroepen zijn daarbij ingedeeld volgens de International Standard Classification of Occupations (ISCO). Bijlage B bevat een overzicht van de ISCO-codes die tot kunstenaarsberoepen en andere creatieve beroepen worden gerekend.
In deze monitor is het beroep uitsluitend vastgesteld voor personen met betaald werk. Er is geen informatie beschikbaar over personen zonder betaald werk die wel op zoek zijn naar een baan als kunstenaar of een ander creatief beroep. Informatie over personen die zo’n beroep eerder hebben uitgeoefend maar zich niet meer aanbieden op de arbeidsmarkt, wordt wel verzameld in de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS maar valt buiten de scope van deze editie.
De uitkomsten in deze publicatie betreffen primair twee groepen: alle werkenden met een beroep als kunstenaar en alle andere werkenden met een creatief beroep. Zij worden vergeleken met de totale werkzame beroepsbevolking en, waar relevant, met alle werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4). In aanvulling op deze totalen worden kunstenaars verder onderverdeeld naar beeldende beroepen, ontwerpende beroepen, uitvoerende beroepen en een restgroep met schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen. Bij de werkenden met een ander creatief beroep wordt onderscheid gemaakt tussen werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4), waarbij journalisten waar mogelijk afzonderlijk worden vermeld, en werkenden op een lager beroepsniveau (niveau 1, 2 en 3). Vanwege het steekproefkarakter van de gegevens is het meestal niet mogelijk om resultaten per afzonderlijk ISCO-beroep te publiceren.
De afbakeningen, methoden en definities in deze monitor sluiten zoveel mogelijk aan op de eerdere edities. Zo wordt net als in de vorige editie de gangbare leeftijdsafbakening voor statistieken over de beroepsbevolking gehanteerd, met een bovengrens van 75 jaar. Hierdoor valt ook het toegenomen aantal werkzame 65-plussers binnen de onderzoekspopulatie.
Anders dan in voorgaande edities is in de huidige editie niet uitgesplitst naar migratieachtergrond, maar naar de nieuwe herkomstindeling die het CBS gebruikt1). In de nieuwe indeling is meer bepalend waar iemand zelf geboren is, en minder bepalend waar iemands ouders geboren zijn. De term migratieachtergrond wordt niet meer gebruikt en de hoofdindeling westers/niet-westers is vervangen door een indeling naar geboren in Nederland versus geboren in het buitenland. Waar mogelijk binnen de beperkingen van de publicatierichtlijnen is daarbij nog een onderscheid gemaakt naar geboren in Europa (exclusief Nederland) en geboren buiten Europa. In de tabellenset bij deze monitor is bovendien een onderscheid gemaakt naar enkele herkomstlanden.
In lijn met andere CBS-publicaties worden in deze editie bij detaillering naar onderwijsniveau de termen 'hoog-, middelbaar en laagopgeleid' niet meer gebruikt. In plaats daarvan worden de niveaus in tabellen en figuren benoemd als:
- Basisonderwijs, vmbo, mbo1
- Havo, vwo, mbo2-4
- Hbo, wo
In de hoofdtekst worden deze groepen omschreven als bijvoorbeeld:
- Mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma
- Mensen met een mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar
- Mensen met een hbo- of universitair niveau of daarmee vergelijkbaar
In de tabellen bij deze publicatie (zie daarvoor: Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021/2023 | CBS) is de arbeidsmarkt-, inkomens- en vermogenspositie bepaald voor personen die volgens de Enquête beroepsbevolking (EBB) in hun voornaamste werkkring aan de slag zijn als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Het gaat daarbij om werkzaamheden ongeacht het aantal uren per week. Ook zijn persoonskenmerken en opleidingsachtergrond vastgesteld.
In de vorige editie van de monitor werden voor het eerst aspecten van de arbeidsomstandigheden van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep beschreven. De uitkomsten hiervan zijn in deze editie geactualiseerd met recentere gegevens van CBS en TNO uit respectievelijk de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) voor werknemers en de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) voor zelfstandig ondernemers. In de tabellen bij deze publicatie zijn deze gegevens uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, herkomst en anciënniteit.
1.3 Indeling rapport
In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt kort ingegaan op het aantal en percentage kunstenaars en andere creatieven in de werkzame beroepsbevolking. Verder wordt besproken in welke regio’s zij wonen en in welke bedrijfstakken ze werken. Hoofdstuk 3 gaat over persoonskenmerken, met aandacht voor de leeftijd, het geslacht en de herkomst van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep.
In hoofdstuk 4 staan opleiding en ontwikkeling centraal: de opleiding die men heeft gevolgd, en ook of men momenteel nog een cursus of opleiding volgt. In hoofdstuk 5 komen de arbeidskenmerken van kunstenaars en andere creatieven ter sprake, waaronder of zij als zelfstandige (voor eigen rekening of risico) of als werknemer (in loondienst) werken, hoeveel uur zij per week werken, of zij meerdere werkkringen hebben en, zo ja, waarom. In hoofdstuk 6 gaat het over de loopbaan, zoals tot welke leeftijd kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep willen doorwerken en onder welke voorwaarden.
In hoofdstuk 7 wordt de situatie van zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep nader belicht. Er wordt ingegaan op het aantal opdrachtgevers dat zij hebben en de financiële situatie van hun bedrijf of praktijk. De inkomens- en vermogenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep staat centraal in hoofdstuk 8. In het hoofdstuk 9 gaat het over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Hierbij komen onderwerpen als werksfeer, werkzekerheid en beloning aan bod. Ook het lidmaatschap van belangenorganisaties en vakbonden komt ter sprake. Als laatste wordt de tevredenheid met het werk en de arbeidsomstandigheden beschreven.
2. Positie op de arbeidsmarkt
- In de periode 2021/2023 vormden kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep respectievelijk 2 en bijna 4 procent van de werkzame beroepsbevolking.
- Er wonen relatief veel kunstenaars in Noord-Holland, vooral in de regio Amsterdam.
- Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep werken het vaakst in de zakelijke dienstverlening, gevolgd door de bedrijfstak cultuur, recreatie en overige diensten.
- Kunstenaars zijn relatief vaak langer aan de slag bij hun huidige werk dan gemiddeld voor alle werkenden.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal en percentage kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep in de werkzame beroepsbevolking. Verder wordt besproken in welke regio’s zij vooral wonen, in welke bedrijfstakken ze werken en hoe lang ze al in hun huidige werk actief zijn. De cijfers in dit hoofdstuk hebben betrekking op de totale werkzame beroepsbevolking, oftewel werknemers én zelfstandigen.
2.1 Werkzame beroepsbevolking
In 2021/2023 werkten 194 duizend mensen als kunstenaar en 337 duizend in een ander creatief beroep. Zij vormden daarmee, respectievelijk 2 en bijna 4 procent van de werkzame beroepsbevolking. In 2021/2023 bestond de werkzame beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar gemiddeld uit 9,5 miljoen mensen. In 2013/2015, na de economische crisis, was de werkzame beroepsbevolking nog aanzienlijk kleiner: 8,4 miljoen.
Het aantal kunstenaars en andere creatieven is sinds 2013/2015 meegegroeid met de omvang van de totale werkzame beroepsbevolking. De toename tussen 2017/2019 en 2021/2023 kan echter niet exact worden bepaald. Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête beroepsbevolking (EBB), waarmee het aantal kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep wordt gemeten, zijn de cijfers over 2021/2023 namelijk niet een-op-een vergelijkbaar met de cijfers tot en met 2017/2019. Ook hebben er in 2021 veranderingen plaatsgevonden bij het coderen van de beroepen. Zo worden mensen die zichzelf omschrijven als content manager sinds 2021 gerekend tot grafisch- en multimedia-ontwerpers, terwijl zij daarvoor onder journalisten vielen. In deze rapportage worden de uitkomsten van de Enquête beroepsbevolking daarom niet in de tijd vergeleken. In de tabellen zijn wel de cijfers over 2013/2015 en 2017/2019 opgenomen om de ontwikkeling vóór 2021 in beeld te brengen.
Voor vergelijkingen van kunstenaars met andere werkenden wordt in deze monitor ook gekeken naar het beroepsniveau. Kunstenaars zijn ingedeeld op het hoogste beroepsniveau (niveau 4). Bij het hoogste beroepsniveau gaat het om beroepen waarin zeer complexe, gespecialiseerde taken worden verricht. In termen van het Nederlandse onderwijssysteem komt dit niveau overeen met beroepen waarvoor voornamelijk hbo en deels wo onderwijsniveau gevolgd is. Het grootste deel (69 procent in 2021/2023) van de andere creatieve beroepen in deze monitor is ook op het hoogste beroepsniveau ingedeeld. Van de totale werkzame beroepsbevolking werkte 35 procent op het hoogste beroepsniveau.
2013/2015 (x 1 000) | 2017/2019 (x 1 000) | 2021/2023 (x 1 000) | 2013/2015 (%) | 2017/2019 (%) | 2021/2023 (%) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | Totaal | 145 | 161 | 194 | 2 | 2 | 2 |
Kunstenaars | Beeldende beroepen | 15 | 13 | 16 | 0 | 0 | 0 |
Kunstenaars | Ontwerpende beroepen | 67 | 78 | 105 | 1 | 1 | 1 |
Kunstenaars | Uitvoerende beroepen | 39 | 47 | 46 | 0 | 1 | 0 |
Kunstenaars | Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | 23 | 23 | 28 | 0 | 0 | 0 |
Overige creatieve beroepen | Totaal | 233 | 264 | 337 | 3 | 3 | 4 |
Overige creatieve beroepen | Beroepsniveau 4 | 146 | 169 | 232 | 2 | 2 | 2 |
Overige creatieve beroepen | Beroepsniveau 1, 2, 3 | 88 | 95 | 94 | 1 | 1 | 1 |
Totale werkzame beroepsbevolking, beroepsniveau 4 | 2 445 | 2 670 | 3 362 | 29 | 30 | 35 | |
Totale werkzame beroepsbevolking | 8 424 | 8 934 | 9 513 | 100 | 100 | 100 | |
Bron: EBB |
2.2 Beroepsgroep
De beroepen van kunstenaars zijn in deze monitor onderverdeeld in vier groepen. De grootste groep bestaat uit ontwerpende beroepen, met 105 duizend personen in 2021/2023. Hiertoe behoren onder andere grafisch ontwerpers, multimedia-ontwerpers en architecten. Tot de groep uitvoerende beroepen behoorden 46 duizend musici, zangers, componisten, dansers, regisseurs en acteurs. Beeldend kunstenaars vormden met 16 duizend de kleinste groep. De groep met schrijvers, vertalers en overige beroepen omvat alle kunstenaars van wie het beroep niet onder een van de andere groepen valt. In 2021/2023 ging dat om 28 duizend personen.
2013/2015 (x 1 000) | 2017/2019 (x 1 000) | 2021/2023 (x 1 000) | 2013/2015 (%) | 2017/2019 (%) | 2021/2023 (%) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars totaal | 145 | 161 | 194 | 100 | 100 | 100 | |
Beeldende beroepen - beeldend kunstenaars | 15 | 13 | 16 | 11 | 8 | 8 | |
Ontwerpende beroepen | Totaal | 67 | 78 | 105 | 46 | 48 | 54 |
Ontwerpende beroepen | Grafisch ontwerpers en multimedia-ontwerpers | 34 | 39 | 53 | 24 | 25 | 27 |
Ontwerpende beroepen | Architecten van gebouwen | 15 | 18 | 24 | 10 | 11 | 12 |
Ontwerpende beroepen | Product- en kledingontwerpers | 14 | 17 | 22 | 10 | 11 | 12 |
Ontwerpende beroepen | Landschapsarchitecten | 3 | 3 | 4 | 2 | 2 | 2 |
Ontwerpende beroepen | Architecten, planologen, landmeetkundigen en ontwerpers | 1 | 0 | 1 | 1 | 0 | 0 |
Uitvoerende beroepen | Totaal | 39 | 47 | 46 | 27 | 29 | 24 |
Uitvoerende beroepen | Musici, zangers en componisten | 14 | 21 | 22 | 10 | 13 | 11 |
Uitvoerende beroepen | Regisseurs en producenten voor film en theater e.d. | 19 | 18 | 15 | 13 | 11 | 8 |
Uitvoerende beroepen | Acteurs | 5 | 6 | 8 | 3 | 4 | 4 |
Uitvoerende beroepen | Dansers en choreografen | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | Totaal | 23 | 23 | 28 | 16 | 14 | 14 |
Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | Auteurs e.d. | 21 | 19 | 24 | 14 | 12 | 12 |
Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | Scheppende en uitvoerende kunstenaars niet elders geclassificeerd | 3 | 4 | 4 | 2 | 2 | 2 |
Bron: EBB |
De grootste beroepsgroep onder andere werkenden met een creatief beroep zijn de specialisten op het gebied van reclame en marketing. In 2021/2023 ging dat om 132 duizend personen. Op het vierde en hoogste beroepsniveau betreft het daarnaast journalisten, stedenbouwkundigen, verkeersplanologen, vertalers, tolken en andere taalkundigen. Op niveau 1, 2 en 3 gaat het onder meer om radio- en televisietechnici, fotografen, chef-koks en meubelmakers.
2013/2015 (x 1 000) | 2017/2019 (x 1 000) | 2021/2023 (x 1 000) | 2013/2015 (%) | 2017/2019 (%) | 2021/2023 (%) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Andere werkenden met een creatief beroep totaal | 233 | 264 | 337 | 100 | 100 | 100 | |
Beroepsniveau 4 | Totaal | 146 | 169 | 232 | 62 | 64 | 69 |
Beroepsniveau 4 | Specialisten op het gebied van reclame en marketing | 70 | 87 | 132 | 30 | 33 | 39 |
Beroepsniveau 4 | Journalisten | 26 | 31 | 28 | 11 | 12 | 8 |
Beroepsniveau 4 | Stedenbouwkundigen en verkeersplanologen | 15 | 16 | 31 | 6 | 6 | 9 |
Beroepsniveau 4 | Vertalers, tolken en andere taalkundigen | 13 | 15 | 17 | 6 | 6 | 5 |
Beroepsniveau 1, 2, 3 | Totaal | 88 | 95 | 105 | 38 | 36 | 31 |
Beroepsniveau 1, 2, 3 | Radio- en televisietechnici en audiovisueel technici | 11 | 16 | 22 | 5 | 6 | 7 |
Beroepsniveau 1, 2, 3 | Fotografen | 13 | 12 | 16 | 6 | 5 | 5 |
Beroepsniveau 1, 2, 3 | Chef-koks | 12 | 13 | 16 | 5 | 5 | 5 |
Beroepsniveau 1, 2, 3 | Meubelmakers e.d. | 13 | 15 | 10 | 6 | 6 | 3 |
Bron: EBB |
2.3 Regio
Kunstenaars en ook anderen met een creatief beroep zijn oververtegenwoordigd in Noord-Holland. In 2021/2023 woonde 28 procent van alle kunstenaars en 25 procent van alle andere werkenden met een creatief beroep in die provincie. Van de totale werkzame beroepsbevolking was dat 17 procent. Vooral in COROP-gebied Groot-Amsterdam wonen veel kunstenaars: 19 procent van het totaal.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Anderen met een creatief beroep - beroepsniveau 4 (%) | Anderen met een creatief beroep - beroepsniveau 1, 2, 3 (%) | Werkenden - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werkenden (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Groningen | 3 | 2 | 2 | 3 | 3 | 3 |
Fryslân | 3 | 2 | 2 | 3 | 3 | 4 |
Drenthe | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | 3 |
Overijssel | 5 | 5 | 5 | 6 | 6 | 7 |
Flevoland | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | 3 |
Gelderland | 11 | 12 | 11 | 14 | 11 | 12 |
Utrecht | 9 | 10 | 11 | 8 | 10 | 8 |
Noord-Holland | 28 | 25 | 25 | 25 | 20 | 17 |
Zuid-Holland | 21 | 21 | 22 | 19 | 22 | 21 |
Zeeland | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 2 |
Noord-Brabant | 13 | 14 | 14 | 12 | 14 | 15 |
Limburg | 4 | 4 | 4 | 4 | 5 | 6 |
Bron: EBB |
2.4 Bedrijfstak
Kunstenaars en anderen met een creatief beroep waren vooral oververtegenwoordigd in de zakelijke dienstverlening (respectievelijk 35 en 25 procent). Kunstenaars werkten ook vaak in de bedrijfstak cultuur, recreatie en overige diensten (25 procent). Andere creatieven werkten daarnaast vaak in de handel, vervoer en horeca (18 procent). Op de derde plek stond bij zowel kunstenaars als andere creatieven de ICT (15 en 13 procent). Ter vergelijking: van de totale werkzame beroepsbevolking werkte 5 procent in cultuur, recreatie en overige diensten, 13 procent in de zakelijke dienstverlening en 4 procent in de ICT.
2013/2015 | 2013/2015 | 2017/2019 | 2017/2019 | 2021/2023 | 2021/2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | |
Alle bedrijfstakken | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
A Landbouw, bosbouw en visserij | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
B-E Nijverheid (geen bouw) en energie | 7 | 12 | 8 | 11 | 6 | 8 |
F Bouwnijverheid | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 |
G-I Handel, vervoer en horeca | 7 | 19 | 7 | 17 | 7 | 18 |
J Informatie en communicatie | 12 | 12 | 12 | 13 | 13 | 15 |
K Financiële dienstverlening | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 4 |
L Verhuur en handel van onroerend goed | 0 | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
M-N Zakelijke dienstverlening | 33 | 24 | 31 | 25 | 35 | 25 |
O-Q Overheid en zorg | 6 | 12 | 6 | 11 | 9 | 12 |
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten | 28 | 12 | 27 | 12 | 25 | 12 |
Onbekend | 4 | 4 | 7 | 5 | 2 | 3 |
Werkzaam in de creatieve industrie | 60 | 33 | 61 | 34 | 62 | 33 |
Bron: EBB |
2.5 Anciënniteit
Kunstenaars blijven relatief vaak langer in hun huidige werk dan de totale werkzame beroepsbevolking. In 2021/2023 was minder dan de helft van alle werkenden (46 procent) vijf jaar of langer geleden begonnen. Bij kunstenaars was dat 53 procent. Vooral zelfstandige kunstenaars zijn minder vaak recent begonnen. Kunstenaars die als werknemer werken, zijn juist vaker dan het gemiddelde van alle werkenden in de afgelopen vijf jaar begonnen.
3. Persoonskenmerken
- In 2021/2023 was ongeveer de helft van de kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep tussen de 25 tot 45 jaar oud. Bij alle werkenden was dat 4 op de 10.
- Het percentage mannen onder kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep was iets hoger dan gemiddeld in de totale werkzame beroepsbevolking. Het percentage mannen was het hoogst onder kunstenaars met een uitvoerend (60 procent) en ontwerpend beroep (57 procent).
- Van alle kunstenaars in 2021/2023 was 6 procent geboren in een land buiten Europa, tegenover 9 procent van de totale werkzame beroepsbevolking.
- Kunstenaars behoren relatief vaak tot een huishouden zonder thuiswonende kinderen. In 2021/2023 vormde 25 procent een eenpersoonshuishouden en 30 procent een paar zonder kinderen. Bij alle werkenden was dat respectievelijk 20 procent en 24 procent.
Hoofdstuk 3 gaat over persoonskenmerken. Er wordt ingegaan op de leeftijd, het geslacht, de herkomst en de positie in het huishouden van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep. De cijfers in dit hoofdstuk hebben betrekking op het totaal van werknemers en zelfstandigen.
3.1 Leeftijd en geslacht
De leeftijdsopbouw van kunstenaars in Nederland is anders dan gemiddeld voor alle werkenden. In 2021/2023 was bijna de helft van alle kunstenaars 25 tot 45 jaar, tegenover 40 procent van de totale werkzame beroepsbevolking. Ook zijn kunstenaars iets vaker 65 jaar of ouder (5 procent) dan gemiddeld (3 procent). Kunstenaars zijn vooral minder vaak jonger dan 25 jaar (10 procent tegenover 17 procent gemiddeld onder alle werkenden) en 55 tot 65 jaar (15 procent tegenover 19 procent van de totale werkzame beroepsbevolking).
Voor andere werkenden met een creatief beroep geldt vrijwel hetzelfde als voor kunstenaars. Jongeren onder de 25 jaar zijn wel iets minder ondervertegenwoordigd (12 procent) en 65-plussers iets minder oververtegenwoordigd (4 procent) dan bij kunstenaars.
jaar | 15 tot 25 jaar (%) | 25 tot 35 jaar (%) | 35 tot 45 jaar (%) | 45 tot 55 jaar (%) | 55 tot 65 jaar (%) | 65 tot 75 jaar (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | ||||||
2021/2023 | 10 | 27 | 22 | 21 | 15 | 5 |
2017/2019 | 10 | 27 | 24 | 22 | 13 | 4 |
2013/2015 | 9 | 26 | 23 | 23 | 16 | 4 |
Anderen met een creatief beroep | ||||||
2021/2023 | 12 | 28 | 22 | 20 | 15 | 4 |
2017/2019 | 10 | 30 | 21 | 21 | 15 | 3 |
2013/2015 | 11 | 26 | 24 | 23 | 14 | 2 |
Werkenden - beroepsniveau 4 | ||||||
2021/2023 | 7 | 27 | 24 | 23 | 17 | 3 |
2017/2019 | 5 | 26 | 24 | 25 | 18 | 2 |
2013/2015 | 5 | 24 | 26 | 26 | 17 | 2 |
Totaal werkenden | ||||||
2021/2023 | 17 | 21 | 19 | 21 | 19 | 3 |
2017/2019 | 17 | 21 | 19 | 23 | 17 | 2 |
2013/2015 | 16 | 20 | 22 | 24 | 15 | 2 |
Bron: EBB |
Het percentage mannen onder kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep was in 2021/2023 iets hoger dan gemiddeld onder alle werkenden. Het percentage mannen was het hoogst onder kunstenaars met een uitvoerend (60 procent) of ontwerpend beroep (57 procent). Bij beeldende beroepen (41 procent) en schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen (42 procent) waren er juist minder mannen dan vrouwen. Bij overige creatieve beroepen op het vierde en hoogste beroepsniveau, bijvoorbeeld bij journalisten, zijn er ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Bij de overige creatieve beroepen op niveau 1,2 en 3 waren vrouwen met 37 procent ondervertegenwoordigd.
Mannen (%) | Vrouwen (%) | |
---|---|---|
Totaal kunstenaars | 54 | 46 |
Beeldende beroepen | 41 | 59 |
Ontwerpende beroepen | 57 | 43 |
Uitvoerende beroepen | 60 | 40 |
Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | 42 | 58 |
Anderen met een creatief beroep | 55 | 45 |
Bron: EBB |
3.2 Herkomst
Kunstenaars zijn iets vaker in Nederland geboren dan andere werkenden met een creatief beroep en dan werkenden in het algemeen. Vooral schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen zijn relatief vaak in Nederland geboren. Kunstenaars waren vooral minder vaak geboren in een land buiten Europa, 6 procent tegenover 9 procent van de totale werkzame beroepsbevolking in 2021/2023. Eveneens was 6 procent van de kunstenaars in een ander Europees land dan Nederland geboren, terwijl dat met 5 procent juist iets minder vaak voorkwam onder de totale werkzame beroepsbevolking.
Andere werkenden met een creatief beroep hebben qua herkomst meer overeenkomsten met de totale werkende bevolking. In 2021/2023 was 8 procent van hen geboren in een land buiten Europa en 6 procent in een ander land dan Nederland binnen Europa. Journalisten zijn hierop een uitzondering: van hen was slechts 5 procent in het buitenland geboren.
jaar | Geboren in Nederland (%) | Geboren in Europa (excl. Nederland) (%) | Geboren buiten Europa (%) |
---|---|---|---|
Kunstenaars | |||
2021/2023 | 88 | 6 | 6 |
2017/2019 | 87 | 8 | 5 |
2013/2015 | 89 | 6 | 4 |
Anderen met een creatief beroep | |||
2021/2023 | 86 | 6 | 8 |
2017/2019 | 88 | 5 | 6 |
2013/2015 | 88 | 6 | 6 |
Werkenden - beroepsniveau 4 | |||
2021/2023 | 87 | 6 | 7 |
2017/2019 | 89 | 5 | 6 |
2013/2015 | 91 | 4 | 5 |
Totaal werkenden | |||
2021/2023 | 86 | 5 | 9 |
2017/2019 | 88 | 4 | 8 |
2013/2015 | 89 | 4 | 7 |
Bron: EBB |
3.3 Positie in huishouden
Kunstenaars maken relatief vaak deel uit van een huishouden zonder thuiswonende kinderen. In 2021/2023 vormde 25 procent een eenpersoonshuishouden en 30 procent maakte deel uit van een paar zonder kinderen. Bij alle werkenden was dat respectievelijk 20 procent en 24 procent. Daarentegen zijn kunstenaars minder vaak lid van een paar met thuiswonende kinderen (32 procent tegenover 36 procent) of zelf een (minder- of meerderjarig) kind binnen het huishouden (8 procent tegenover 15 procent).
Ook andere werkenden met een creatief beroep vormen, vergeleken met de totale werkzame beroepsbevolking, relatief vaak een eenpersoonshuishouden (25 procent) of maken deel uit van een paar zonder kinderen (26 procent). Daarnaast zijn ook zij minder vaak dan gemiddeld een kind binnen het huishouden (9 procent).
Eenpersoonshuishouden (%) | Alleenstaande ouder (%) | Lid van een ouderpaar (%) | Lid van een paar (geen ouder) (%) | Minderjarig kind (%) | Meerderjarig kind (%) | Overig lid van huishouden (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 25 | 3 | 32 | 30 | 0 | 8 | 2 |
Anderen met een creatief beroep | 25 | 3 | 35 | 26 | 1 | 8 | 2 |
Totaal werkenden | 20 | 3 | 36 | 24 | 4 | 11 | 2 |
Bron: EBB |
4. Opleiding en ontwikkeling
- Ruim 4 op de 10 kunstenaars in 2021/2023 gaf aan als hoogst gevolgde opleiding een kunstopleiding te hebben gevolgd, in de meeste gevallen op hbo- of wo-niveau.
- Bijna 1 op de 5 andere werkenden met een creatief beroep had een kunstopleiding gevolgd.
- Kunstenaars volgden vaker dan andere werkenden naast hun werk een opleiding om de kans op werk in de toekomst te vergroten.
- Kunstenaars die werken als zelfstandig ondernemer, gaven vaker aan dat ze leren van hun taken of de mensen op hun werk dan gemiddeld het geval is voor alle zelfstandig ondernemers.
In hoofdstuk 4 staan opleiding en ontwikkeling centraal: de opleiding die men heeft gevolgd en of men momenteel nog een cursus of opleiding volgt. De cijfers in paragraaf 4.1 hebben betrekking op alle kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep. In de paragrafen 4.2 en 4.3 worden cijfers gepresenteerd over werknemers en zelfstandig ondernemers afzonderlijk.
4.1 Gevolgde kunstopleiding
Ruim 4 op de 10 van de 194 duizend kunstenaars in 2021/2023 gaven aan als hoogste opleiding een kunstopleiding te hebben gevolgd, in de meeste gevallen op hbo- of wo-niveau (81 procent). Bijna 3 op de 10 kunstenaars met hbo of wo volgden een opleiding in audiovisuele techniek en mediaproductie. Daarna volgden beeldende kunst en kunstgeschiedenis of muziek en theater, beide goed voor 2 op de 10 kunstenaars. Mbo’ers volgden voor het grootste deel (73 procent) een opleiding in audiovisuele techniek en mediaproductie.
Van de 337 duizend andere werkenden met een creatief beroep had 18 procent als hoogste opleiding een kunstopleiding gevolgd. Daarvan was driekwart een hbo- of wo-opleiding. Net als kunstenaars kozen zij het vaakst voor een opleiding in audiovisuele techniek en mediaproductie. Daarnaast volgde 7 procent een opleiding in textiel-, kleding-, schoenen-, en leervervaardiging, wat hoger is dan bij kunstenaars (4 procent). Deze opleiding wordt vooral op mbo-niveau gevolgd. Ook de lerarenopleiding kwam met 10 procent vaker voor dan bij kunstenaars (6 procent) en werd op hbo- of wo-niveau gevolgd. Kunstenaars volgden vaker een opleiding in de beeldende kunst en kunstgeschiedenis of muziek en theater.
Lerarenopleiding algemene en beroepsgerichte vakken (%) | Audiovisuele techniek en mediaproductie (%) | Mode-, interieur- en industriële vormgeving (%) | Beeldende kunst, kunstgeschiedenis (%) | Kunstnijverheid (%) | Muziek en theater (%) | Textiel-, kleding-, schoenen-, en leervervaardiging (%) | Architectuur en stedebouwkunde (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 6 | 37 | 7 | 17 | 0 | 17 | 4 | 11 |
Andere werkenden met een creatief beroep | 10 | 41 | 3 | 12 | 2 | 14 | 7 | 12 |
Bijna 60 procent van de kunstenaars had geen kunstopleiding gevolgd. Veruit het grootste deel van hen volgde een andere hbo- of wo-opleiding, een kleiner deel mbo 2, 3 of 4 (respectievelijk 77 procent en 13 procent). Van de andere werkenden met een creatief beroep had 82 procent geen kunstopleiding gevolgd. Ook van hen volgde het grootste deel een hbo- of wo-opleiding (71 procent), een kleiner deel (18 procent) mbo 2, 3 of 4.
4.2 Volgen van een cursus of opleiding
Kunstenaars met betaald werk zijn minder vaak onderwijsvolgend dan gemiddeld. In 2021/2023 volgde 19 procent van alle werkenden formeel onderwijs. Tot het formele onderwijs wordt alle onderwijs gerekend dat door de overheid wordt bekostigd alsmede particulier onderwijs voor zover dit leidt tot een in Nederland erkend diploma. Van de kunstenaars was dat 13 procent. Ook waren er iets minder kunstenaars die zeiden in de afgelopen vier weken een korte opleiding of cursus te hebben gevolgd (16 procent tegenover 17 procent van alle werkenden).
Van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep die in loondienst werken en die in de afgelopen twee jaar naast hun werk een cursus of opleiding hebben gevolgd, is bekend wat hun belangrijkste doel daarvan was. In2021/2023 gaf gemiddeld 58 procent van de kunstenaars en 60 procent van de andere creatieve beroepen aan dat het belangrijkste doel was om het huidige werk beter te kunnen doen. Daarnaast noemde 20 procent van de kunstenaars en 22 procent van de andere werkenden met een creatief beroep het omgaan met toekomstige veranderingen in de huidige baan als belangrijkste doel. Voor 22 procent van de kunstenaars en 17 procent van de andere creatieven was het om de kansen op werk in de toekomst te vergroten. Bij werknemers in het algemeen was het aandeel dat een cursus of opleiding volgde om het huidige werk beter te kunnen doen iets hoger (64 procent) en het aandeel dat de kansen op werk in de toekomst wilde vergroten iets lager (15 procent).
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werknemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werknemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Mijn huidige werk beter kunnen doen | 58 | 60 | 64 | 64 |
Om kunnen gaan met toekomstige veranderingen in mijn huidige baan | 20 | 22 | 22 | 21 |
Mijn kansen op werk in de toekomst vergroten | 22 | 17 | 15 | 15 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
Er zijn ook werknemers die geen behoefte hebben aan een cursus of opleiding, bij kunstenaars komt dat minder vaak voor dan gemiddeld. Van de kunstenaars die in 2021/2023 in de afgelopen twee jaar geen cursus of opleiding volgden, gaf 44 procent aan daar geen behoefte aan te hebben. Dat is aanzienlijk minder dan het aandeel onder werknemers in het algemeen (58 procent).
Kunstenaars in loondienst hebben dus relatief vaak behoefte aan cursussen en opleidingen. Zij hebben daarvoor verschillende redenen. Zo had 28 procent van alle kunstenaars behoefte aan een cursus of opleiding om de kansen op werk in de toekomst te vergroten (tegenover 20 procent van alle werknemers), 23 procent om de toekomstige veranderingen in het werk aan te kunnen (tegenover 16 procent van alle werknemers) en 22 procent om het huidige werk beter te kunnen doen (tegenover 17 procent van alle werknemers).
Ook onder zelfstandig ondernemers hebben kunstenaars en anderen met een creatief beroep minder vaak dan gemiddeld geen behoefte aan een cursus of opleiding. Van de zelfstandig kunstenaars had in de periode 2019/2023 gemiddeld 56 procent geen behoefte aan een cursus of opleiding, tegenover 65 procent van alle zelfstandig ondernemers.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werkenden - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werkenden (%) | |
---|---|---|---|---|
Werknemers (2021/2023) | ||||
Nee | 44 | 47 | 48 | 58 |
Ja, om mijn huidige werk beter te kunnen doen | 22 | 21 | 24 | 17 |
Ja, om toekomstige veranderingen in mijn huidige werk aan te kunnen | 23 | 23 | 23 | 16 |
Ja, om mijn kansen op werk in de toekomst te vergroten | 28 | 26 | 23 | 20 |
Zelfstandig ondernemers (2019/2023) | ||||
Nee | 56 | 58 | 53 | 65 |
Ja, om mijn huidige werk beter te kunnen doen | 19 | 17 | 23 | 16 |
Ja, om toekomstige veranderingen in mijn huidige werk aan te kunnen | 15 | 18 | 21 | 15 |
Ja, om mijn kansen op werk in de toekomst te vergroten | 27 | 25 | 24 | 17 |
Bron: NEA, ZEA (CBS/TNO) |
4.3 Kennis en vaardigheden
Van de kunstenaars onder zelfstandig ondernemers vond gemiddeld in de jaren 2019, 2021 en 2023 71 procent dat hun kennis en vaardigheden goed aansluiten bij hun werk. Dat is gelijk aan dat van andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep en iets hoger dan het totaal van alle ondernemers (69 procent). Verder gaf 23 procent van de kunstenaars aan dat ze meer kennis en vaardigheden bezitten dan nodig voor hun werk. Dat aandeel was bij de anderen met een creatief beroep (25 procent) en het totaal van alle zelfstandig ondernemers (27 procent) hoger.
Werknemers vinden minder vaak dan zelfstandig ondernemers dat hun kennis en vaardigheden goed aansluiten bij hun werk. In de periode 2021/2023 vond 69 procent van de kunstenaars onder werknemers dat hun kennis en vaardigheden goed aansluiten. Zij waren hiermee positiever dan andere werknemers met een creatief beroep (64 procent) en het totaal van alle werknemers (62 procent). Van de kunstenaars in loondienst zei 26 procent meer kennis en vaardigheden te hebben dan nodig, tegenover 29 procent van de andere creatieve beroepen en 32 procent van alle werknemers.
In 2021/2023 gaf 82 procent van de kunstenaars onder werknemers aan dat hun leidinggevende de ontwikkeling van hun kennis en vaardigheden in beperkte of grote mate stimuleerde. Dat is even hoog als bij de andere werknemers met een creatief beroep, maar lager dan bij werknemers op het hoogste beroepsniveau (87 procent). Gemiddeld lag dit aandeel onder alle werknemers op 79 procent.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werknemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werknemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Nee | 18 | 19 | 13 | 21 |
Ja, in beperkte mate | 56 | 51 | 49 | 48 |
Ja, in grote mate | 26 | 31 | 38 | 31 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
In de periode 2019/2023 gaf 44 procent van de kunstenaars die als zelfstandig ondernemer werkten aan dat ze het makkelijk vinden om nieuwe dingen te leren voor hun werk. Dat is minder dan bij de andere creatieven (46 procent) en het totaal van zelfstandig ondernemers (47 procent). Verder gaf bijna de helft (49 procent) van de kunstenaars aan dat ze veel leren van de taken die ze op het werk uitvoeren. Dat is even veel als bij anderen met een creatief beroep, maar meer dan bij het totaal van zelfstandig ondernemers (41 procent). Er wordt minder vaak veel geleerd van mensen op het werk, zoals collega’s, opdrachtgevers en klanten. Bij kunstenaars was dat 42 procent, tegenover 38 procent bij andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep en 35 procent bij alle zelfstandig ondernemers.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Vindt het makkelijk om nieuwe dingen te leren voor het werk | 44 | 46 | 49 | 47 |
Leert veel van de taken op het werk | 49 | 49 | 52 | 41 |
Leert veel van mensen op het werk, zoals collegas, opdrachtgevers en klanten | 42 | 38 | 45 | 35 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) |
5. Arbeidskenmerken
- Kunstenaars zijn aanzienlijk vaker werkzaam als zzp’er dan gemiddeld en werken minder vaak in loondienst. Ook bij andere werkenden met een creatief beroep is het aandeel zzp’ers relatief groot.
- Van de kunstenaars werkt ruim de helft voltijds in hun grootste werkkring, van de andere creatieven is dat nog iets meer.
- Kunstenaars hebben vaker dan gemiddeld meer dan één baan.
- Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep werken vaker dan gemiddeld thuis.
In hoofdstuk 5 komen de arbeidskenmerken van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep ter sprake, waaronder of zij zelfstandige of in loondienst zijn, hoeveel uren zij werken, en of zij meerdere werkkringen hebben en zo ja, waarom. De cijfers in paragrafen 5.1, 5.2, 5.4 en 5.5 hebben betrekking op alle kunstenaars en andere creatieven in de werkzame beroepsbevolking (werknemers én zelfstandigen). In paragraaf 5.3 (over het aantal werkkringen) worden cijfers gepresenteerd die alleen betrekking hebben op werknemers.
5.1 Soort arbeidsrelatie
In 2021/2023 telde Nederland 194 duizend werkzame kunstenaars. Het grootste deel hiervan, 59 procent, was werkzaam als zelfstandige. Dit betekent dat zij arbeid verrichten voor eigen rekening of risico. Dat is aanzienlijk hoger dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. De meerderheid (56 procent) van alle kunstenaars werkte als zelfstandige zonder personeel (zzp’er), een klein percentage zelfstandige kunstenaars (3 procent) had wel personeel in dienst. Verder werkte 27 procent van de werkzame kunstenaars in loondienst met een vaste arbeidsrelatie en 14 procent had een flexibele arbeidsrelatie. Dat is voor beide arbeidsrelaties lager dan gemiddeld in de totale werkzame beroepsbevolking. Van alle werkenden had 56 procent een vaste arbeidsrelatie, en bij werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat met 62 procent nog iets hoger.
In 2021/2023 waren er in totaal 337 duizend andere werkenden met een creatief beroep. Anders dan bij de kunstenaars was het aandeel zelfstandigen onder hen (33 procent) kleiner dan het aandeel werknemers (66 procent). Van de andere creatieven was 30 procent zzp’er en 3 procent had personeel in dienst, 45 procent had een vast dienstverband en 21 procent een flexibel dienstverband. Ook die percentages zijn lager dan in de totale werkzame beroepsbevolking.
Kunstenaars | Anderen met een creatief beroep | Werkenden - beroepsniveau 4 | Totaal werkenden | Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werkenden - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werkenden (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 194 | 337 | 3 362 | 9 513 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Werknemer, vast dienstverband | 52 | 152 | 2 074 | 5 321 | 27 | 45 | 62 | 56 |
Werknemer, flexibel dienstverband | 28 | 72 | 643 | 2 669 | 15 | 21 | 19 | 28 |
Zelfstandige zonder personeel - eigen arbeid | 95 | 92 | 461 | 975 | 49 | 27 | 14 | 10 |
Zelfstandige zonder personeel - product | 13 | 9 | 31 | 187 | 7 | 3 | 1 | 2 |
Zelfstandige met personeel | 6 | 11 | 149 | 331 | 3 | 3 | 4 | 3 |
Zelfstandige, meewerkend gezinslid | 0 | 1 | 3 | 31 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bron: EBB |
Alle werknemers met een flexibel dienstverband zijn gevraagd naar de belangrijkste reden waarom ze geen vast dienstverband hebben. Van de kunstenaars met een flexibel dienstverband gaf een relatief groot deel (17 procent) aan dat ze nieuw zijn bij hun huidige werkgever. Van alle flexwerknemers gaf 10 procent dat als reden. Ook hadden kunstenaars naar eigen zeggen iets vaker uitzicht op een vast dienstverband (29 procent versus 25 procent). Minder vaak dan gemiddeld noemden kunstenaars de behoefte aan flexibiliteit (10 procent versus 19 procent).
Flexwerknemers met een ander creatief beroep noemden aanzienlijk vaker (40 procent) dan gemiddeld dat zij flexwerken vanwege uitzicht op een vast dienstverband. Ook zij gaven relatief vaak aan nieuw te zijn in hun baan (15 procent) en minder vaak (10 procent) behoefte te hebben aan flexibiliteit. Daarnaast gaven zij minder vaak dan gemiddeld aan dat het normaal is om geen vast dienstverband te hebben in de sector waar ze werken (13 procent versus 20 procent van alle flexwerknemers).
Kunstenaars en andere werknemers met een creatief beroep hechten iets meer belang aan een vast contract dan gemiddeld. Voor 57 procent van de kunstenaars onder werknemers in de periode 2022/2023 was een vast contract (heel) belangrijk, tegenover 56 procent van de werknemers in andere creatieve beroepen en 53 procent van alle werknemers.
5.2 Meerdere banen
Kunstenaars hebben relatief vaak meer dan één betaalde baan. Van de totale werkzame beroepsbevolking in 2021/2023 had 90 procent één baan, 10 procent combineerde er twee of meer. Van de kunstenaars had 84 procent één baan en 16 procent een combibaan. Van de werkenden met een ander creatief beroep had 11 procent meerdere banen.
Zowel kunstenaars in loondienst als andere werknemers met een creatief beroep noemen afwisseling in werkzaamheden of contacten en zichzelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden als belangrijkste redenen voor het hebben van meerdere banen. De behoefte aan ontwikkeling leeft bij hen bovendien sterker dan gemiddeld onder werknemers. Daarentegen wordt meer uren kunnen maken om financieel rond te komen wat minder vaak dan gemiddeld genoemd als belangrijkste reden om meerdere banen te hebben.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werknemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werknemers (%) | |
---|---|---|---|---|
De afwisseling in werkzaamheden of contacten | 27 | 23 | 29 | 24 |
Meer uren kunnen maken om financieel rond te kunnen komen | 9 | 9 | 8 | 13 |
Geld verdienen voor iets extra's | 13 | 16 | 12 | 18 |
Mezelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden | 24 | 27 | 26 | 20 |
Op de lange termijn aan het werk kunnen blijven | 4 | 3 | 3 | 3 |
Om de zekerheid van inkomen (uit loondienst) te behouden | 13 | 12 | 9 | 10 |
Anders | 9 | 10 | 12 | 12 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
5.3 Arbeidsduur
In 2021/2023 werkte ruim de helft van de kunstenaars (55 procent) voltijd, dat wil zeggen 35 uur of meer per week, in de eerste werkkring. Dat was iets meer dan het gemiddelde van de werkzame beroepsbevolking waarvan 50 procent voltijd werkte. Werkenden met een ander creatief beroep werken nog iets vaker (59 procent) voltijd in hun eerste werkkring. Met de eerste werkkring wordt de baan bedoeld waarin de meeste uren worden gewerkt. Daarbij gaat het om het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde werkweek werkt en worden overuren en onbetaalde uren niet meegerekend. Van de kunstenaars en anderen met een creatief beroep met een tweede werkkring deden verreweg de meeste dit minder dan 20 uur per week.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werkenden - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werkenden (%) | ||
---|---|---|---|---|---|
Werkzaam - totaal | 100 | 100 | 100 | 100 | |
Arbeidsduur in de eerste werkkring | 0-19 uur | 11 | 12 | 7 | 18 |
Arbeidsduur in de eerste werkkring | 20-34 uur | 34 | 30 | 32 | 33 |
Arbeidsduur in de eerste werkkring | 35 uur en meer | 55 | 59 | 61 | 50 |
Arbeidsduur in de tweede werkkring | 0-19 uur | 13 | 10 | 10 | 9 |
Arbeidsduur in de tweede werkkring | 20-34 uur | 2 | 1 | 1 | 1 |
Arbeidsduur in de tweede werkkring | 35 uur en meer | 1 | 0 | 0 | 0 |
Bron: EBB |
Sommige deeltijders zouden meer uren willen werken en geven aan daarvoor ook direct beschikbaar te zijn. Van alle kunstenaars was 6 procent zo’n ‘onderbenutte’ deeltijder. Dat was evenveel als bij de andere werkenden met een creatief beroep en bij de werkzame beroepsbevolking als geheel. Het aandeel onderbenutte deeltijders was in 2023 aanzienlijk lager dan tien jaar eerder, toen de arbeidsmarkt veel minder krap was.
5.4 Thuiswerken
Een relatief groot deel van alle kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep verricht werkzaamheden op het eigen thuisadres. In 2021/2023 werkte 40 procent van de kunstenaars meestal of altijd thuis, tegenover 17 procent van de totale werkzame beroepsbevolking. Andere werkenden met een creatief beroep werkten met 32 procent minder vaak thuis dan kunstenaars, maar ook nog aanzienlijk vaker dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. Van journalisten werkte zelfs ruim de helft (52 procent) meestal of altijd thuis.
5.5 Arbeidspositie partner
Van de 194 duizend kunstenaars woonden 124 duizend samen met een partner. Van deze partners werkte 89 procent en zij deden dat relatief vaak als zelfstandige. Ruim de helft (52 procent) van de partners van kunstenaars was werkzaam met een vast dienstverband, 12 procent was flexwerknemer en 25 procent zelfstandige. Van de partners van alle werkenden werkte 87 procent, waarvan 58 procent in een vast dienstverband, 14 procent flexibel en 15 procent als zelfstandige.
Van de 339 duizend andere werkenden met een creatief beroep hadden 215 duizend een partner. Van deze partners werkte ook 87 procent, iets vaker met een vast dienstverband (57 procent) of een flexibel dienstverband (15 procent) dan bij kunstenaars. Ze werkten minder vaak als zelfstandige (18 procent). De werkzame partners van andere werkenden met een creatief beroep hadden daarmee meer dan kunstenaars een vergelijkbare verdeling naar arbeidspositie als de totale werkzame beroepsbevolking.
6. Loopbaan
- Kunstenaars en werknemers in andere creatieve beroepen maken vaker promotie in hun bedrijf dan gemiddeld.
- Kunstenaars onder zowel werknemers als zelfstandig ondernemers zeggen relatief gemakkelijk te kunnen voldoen aan de fysieke eisen van hun werk.
- Het aandeel werknemers dat zegt gemakkelijk een nieuwe baan of functie te kunnen krijgen bij hun huidige werkgever is in de afgelopen jaren gegroeid, al bleef deze toename onder kunstenaars achter bij het gemiddelde.
- Kunstenaars in loondienst maken zich vaker dan gemiddeld zorgen over het behoud van hun baan. Die groep is in de afgelopen jaren wel kleiner geworden.
- Onder zelfstandig ondernemers willen met name kunstenaars tot een hogere leeftijd doorwerken dan gemiddeld, tevens denken ze dat ook langer te kunnen.
- Onder werknemers denken kunstenaars en personen met een ander creatief beroep langer lichamelijk en geestelijk in staat te zijn door te werken dan gemiddeld.
In dit hoofdstuk gaat het over de loopbaan van kunstenaars en andere werkenden in een creatief beroep. Hierin staat onder meer tot welke leeftijd ze willen doorwerken en onder welke voorwaarden. De cijfers in paragrafen 6.1 en 6.3 hebben alleen betrekking op werknemers. In paragrafen 6.2 en 6.4 worden naast werknemers ook gegevens over zelfstandig ondernemers gepresenteerd.
6.1 Functiemobiliteit van werknemers
In de periode 2021/2023 veranderde gemiddeld 20 procent van alle werknemers in de laatste twee jaar van functie binnen hun bedrijf. Onder kunstenaars was dat 21 procent, tegenover 26 procent van de andere werknemers met een creatief beroep en 24 procent van de werknemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4). Het percentage werknemers dat van functie veranderde nam ten opzichte van 2014/2016 (18 procent) wat toe. Onder kunstenaars en andere werknemers met een creatief beroep was een vergelijkbare ontwikkeling zichtbaar.
Zowel kunstenaars (24 procent) als andere werknemers met een creatief beroep (26 procent) maakten in 2021/2023 vaker dan gemiddeld (19 procent) promotie binnen hun bedrijf. Ook werd hun functie vaker uitgebreid. In vergelijking met eerdere verslagjaren is met name de groep die promotie maakte toegenomen: in 2014/2016 maakte 14 procent van alle werknemers promotie, onder kunstenaars en bij de andere creatieve beroepen was dat destijds 20 procent.
In 2021/2023 ging 4 procent van alle werknemers in de voorgaande twee jaar bij hun werkgever van een hogere functie terug naar een lagere. Onder kunstenaars (5 procent), andere creatieve beroepen (4 procent) en werknemers op het hoogste beroepsniveau (3 procent) waren die percentages vergelijkbaar. Onder kunstenaars gingen iets meer werknemers terug in functieniveau dan in 2014/2016 (3 procent).
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werknemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werknemers (%) | |
---|---|---|---|---|
In de laatste 2 jaar van functie veranderd | 21 | 26 | 24 | 20 |
In de laatste 2 jaar promotie gemaakt | 24 | 26 | 23 | 19 |
In de laatste 2 jaar functie uitgebreid | 46 | 50 | 48 | 42 |
In de laatste 2 jaar teruggegaan van hogere functie naar lagere | 5 | 4 | 3 | 4 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
6.2 Actuele inzetbaarheid
Onder werknemers vonden kunstenaars en andere creatieve beroepen in de periode 2021/2023 dat ze vaker dan gemiddeld kunnen voldoen aan de fysieke eisen die hun werk stelt (95 tegenover 91 procent). Aan de psychische eisen kunnen kunstenaars wat minder vaak dan gemiddeld voldoen: 88 procent tegenover 90 procent van zowel de andere werknemers met een creatief beroep, werknemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) als het totaal van alle werknemers. Het aandeel kunstenaars dat gemakkelijk aan de psychische eisen kan voldoen is afgenomen, in 2014/2016 was dat nog 91 procent.
Het aandeel werknemers dat aangeeft gemakkelijk een nieuwe baan of functie te kunnen krijgen bij hun huidige werkgever, is tussen 2014/20216 en 2021/2023 toegenomen: van 48 naar 58 procent. Bij de kunstenaars was die toename aanzienlijk minder sterk, van 47 naar 49 procent. Bij de andere werkenden met een creatief beroep nam dat percentage toe van 50 naar 58.
Werknemers waren in de periode 2021/2023 aanzienlijk positiever over hun kansen om gemakkelijk een nieuwe baan of functie te kunnen krijgen bij een andere werkgever dan in 2014/2016. Toen was nog 56 procent het (helemaal) eens met deze stelling, in 2021/2023 was dat toegenomen naar 79 procent. De toename was zichtbaar bij kunstenaars (van 59 naar 75 procent), andere werknemers met een creatief beroep (59 naar 80 procent) en werknemers op het hoogste beroepsniveau (62 naar 84 procent).
Tot slot gaf 78 procent de kunstenaars en 79 procent van de andere werknemers met een creatief beroep aan bij hun huidige werkgever te blijven werken, ook al zouden ze ergens anders hetzelfde werk voor het hetzelfde salaris kunnen gaan doen. Deze percentages zijn hoger dan in de periode 2014/2016, toen het voor beide groepen 73 procent bedroeg. Bij het totaal van alle werknemers was dat 81 procent in 2021/2023, tegenover 77 procent in 2014/2016.
Series 1 | Kunstenaars (% (helemaal) mee eens) | Anderen met een creatief beroep (% (helemaal) mee eens) | Werknemers - beroepsniveau 4 (% (helemaal) mee eens) | Totaal werknemers (% (helemaal) mee eens) |
---|---|---|---|---|
Gemakkelijk voldoen aan fysieke eisen | 95 | 95 | 95 | 91 |
Gemakkelijk voldoen aan psychische eisen | 88 | 90 | 90 | 90 |
Gemakkelijk nieuwe baan/functie bij huidige werkgever | 49 | 58 | 63 | 58 |
Gemakkelijk nieuwe baan/functie bij andere werkgever | 75 | 80 | 84 | 79 |
Bij huidige werkgever blijven werken, ook als ergens anders hetzelfde werk voor hetzelfde salaris | 78 | 79 | 82 | 81 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
Onder zelfstandig ondernemers zeiden zowel kunstenaars als anderen met een creatief beroep vaker dan gemiddeld dat ze gemakkelijk kunnen voldoen aan de fysieke eisen die worden gesteld door het werk. In 2019/2023 was 86 procent van de kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk het daarmee eens. Bij de andere creatieven was dat 85 procent en bij het totaal van alle zelfstandig ondernemers 83 procent. In 2015/2019 was dat aandeel onder kunstenaars (88 procent) nog wat hoger.
Van de kunstenaars zei 84 procent in 2019/2023 aan de psychische eisen van het werk te kunnen voldoen. Dat was iets lager dan in 2015/2019, toen dat 86 procent bedroeg. Onder andere creatieven zei 86 procent aan de psychische eisen te kunnen voldoen, en gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers was dat 85 procent. Dat is vergelijkbaar met eerdere jaren.
Series 1 | Kunstenaars (% (helemaal) mee eens) | Anderen met een creatief beroep (% (helemaal) mee eens) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (% (helemaal) mee eens) | Totaal zelfstandig ondernemers (% (helemaal) mee eens) |
---|---|---|---|---|
Ik kan gemakkelijk voldoen aan de fysieke eisen die mijn werk aan mij stelt | 86 | 85 | 87 | 83 |
Ik kan gemakkelijk voldoen aan de psychische eisen die mijn werk aan mij stelt | 84 | 86 | 86 | 85 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) |
6.3 Baan- en werkonzekerheid
Kunstenaars en andere creatieven die in loondienst werken, maken zich vaker dan gemiddeld zorgen over het behoud van hun baan. Van de kunstenaars in loondienst maakte 20 procent zich in de periode 2021/2023 zorgen over het behoud van hun baan. Bij de andere werknemers met een creatief beroep was dat 15 procent, tegenover 11 procent gemiddeld onder werknemers. Werknemers maakten zich in 2021/2023 wel minder zorgen over het behoud van hun baan dan in 2014/2016, toen 27 procent van alle werknemers dat aangaf. Ook bij kunstenaars en werknemers in andere creatieve beroepen (beide 29 procent) was dat destijds aanzienlijk hoger.
Kunstenaars en anderen met een creatief beroep in loondienst ondernamen vaker daadwerkelijk actie om ander werk te vinden dan gemiddeld onder werknemers. Van de kunstenaars ondernam 34 procent, en van de andere creatieven 33 procent, actie om ander werk te vinden. Gemiddeld bij alle werknemers kwam 25 procent in actie om ander werk te vinden. In vergelijking met de periode 2014/2016 het is aandeel kunstenaars (27 procent) en andere werknemers met een creatief beroep (30 procent) dat daadwerkelijk in actie is gekomen om ander werk te vinden toegenomen.
Series 1 | Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werknemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werknemers (%) |
---|---|---|---|---|
Maakt zich zorgen over het behoud van baan | 20 | 15 | 11 | 11 |
In het afgelopen jaar daadwerkelijk iets ondernomen om ander werk te vinden | 34 | 33 | 27 | 25 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
6.4 Langer doorwerken
Zowel werknemers als zelfstandig ondernemers zijn gevraagd tot welke leeftijd ze willen doorgaan met werken. Onder zelfstandig ondernemers willen zowel kunstenaars als anderen met een creatief beroep tot een hogere leeftijd doorwerken dan gemiddeld. In 2019/2023 wilden de kunstenaars onder zelfstandig ondernemers doorgaan met werken tot gemiddeld 70 jaar, tegenover 68 jaar bij de andere creatieven en 66 jaar bij alle zelfstandig ondernemers. Ten opzichte van de periode 2015/2019 zijn deze cijfers niet veranderd. Daarnaast is gevraagd tot welke leeftijd men, lichamelijk en geestelijk, in staat denkt te zijn om het huidige werk voort te zetten. Deze leeftijd bedraagt bij de kunstenaars 71 jaar, bij de zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) 69 jaar, bij de andere creatieven 68 jaar en bij alle zelfstandig ondernemers 67 jaar. Dat is vergelijkbaar met de periode 2015/2019.
Over het algemeen willen werknemers minder lang doorwerken dan zelfstandig ondernemers en denken ze dat ook minder lang te kunnen. Zo wilden kunstenaars en andere werknemers met een creatief beroep in loondienst in de periode 2021/2023 gemiddeld doorwerken tot 63 jaar, gelijk aan het gemiddelde voor alle werknemers. Bij werknemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat gemiddeld tot 64 jaar. Dat is vergelijkbaar met de periode 2015/2019, alleen bij kunstenaars in loondienst (65 jaar) is het iets afgenomen.
De gemiddelde leeftijd tot waarop werknemers in 2021/2023 lichamelijk en geestelijk denken in staat te zijn het huidige werk voort te zetten, bedroeg 65 jaar onder kunstenaars in loondienst, 64 jaar onder andere werknemers met een creatief beroep, 65 jaar onder werknemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) en 63 jaar bij alle werknemers. Ook dat is vergelijkbaar met de periode 2015/2019.
Kunstenaars (gemiddelde leeftijd in jaren) | Anderen met een creatief beroep (gemiddelde leeftijd in jaren) | Werkenden - beroepsniveau 4 (gemiddelde leeftijd in jaren) | Totaal werkenden (gemiddelde leeftijd in jaren) | |
---|---|---|---|---|
Werknemers | ||||
Leeftijd willen doorwerken | 63 | 63 | 64 | 63 |
Leeftijd in staat doorwerken | 65 | 64 | 65 | 63 |
Zelfstandig ondernemers | ||||
Leeftijd willen doorwerken | 70 | 68 | 67 | 66 |
Leeftijd in staat doorwerken | 71 | 68 | 69 | 67 |
Bron: NEA, ZEA (CBS/TNO) 1)Voor werknemers hebben de cijfers alleen betrekking op 2021/2023 |
De voorwaarde die het vaakst genoemd wordt om langer te willen doorwerken is minder werken. Van de kunstenaars onder werknemers zou 60 procent langer willen doorwerken wanneer ze minder uren of minder dagen per week zouden kunnen werken. Bij de andere creatieven was dat 54 procent, tegenover 56 procent bij de werknemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) en 47 procent van alle werknemers. Een andere reden die naar verhouding vaak werd genoemd door kunstenaars en andere creatieven om langer door te willen werken is wanneer stoppen financieel onaantrekkelijker wordt (voor beide groepen 24 procent). Zowel van de kunstenaars als andere creatieven wilde 18 procent hoe dan ook niet langer doorwerken.
Werknemers noemen minder uren of minder dagen per week werken het vaakst als voorwaarde om fysiek en/of psychisch in staat te zijn om tot een hogere leeftijd door te werken. Van de kunstenaars in loondienst gaf 61 procent dit aan, tegenover 58 procent van de andere werknemers met een creatief beroep en 52 procent gemiddeld onder alle werknemers.
7. Zelfstandigen
- Kunstenaars en andere creatieven die werkzaam zijn als zelfstandige, hebben minder klanten dan gemiddeld onder zelfstandigen. Ook zijn hun klanten vaker bedrijven en organisaties en minder vaak particulieren.
- Kunstenaars onder zelfstandig ondernemers werken vaker samen met andere zelfstandigen dan zowel andere creatieve ondernemers als zelfstandigen in het algemeen.
- Bij kunstenaars en andere creatieven met een eigen bedrijf of praktijk was de financiële situatie van het bedrijf naar eigen zeggen minder vaak dan gemiddeld (zeer) goed.
- Zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep, ervaren vaker onzekerheid over hun werk dan gemiddeld. Toch geven ze aanzienlijk vaker aan dat ze hun werk als zelfstandige over vijf jaar ook nog willen doen.
- Kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk rapporteren vaker dan gemiddeld ongewenste seksuele aandacht door klanten, opdrachtgevers of collega’s. Daarentegen hebben ze in mindere mate te maken met intimidatie of bedreiging op hun werk.
In dit hoofdstuk wordt de situatie van zelfstandigen die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep nader belicht. Er wordt onder andere ingegaan op het aantal opdrachtgevers dat zij hebben en de financiële situatie van hun bedrijf of praktijk. Met uitzondering van paragraaf 7.1 betreffen de uitkomsten in dit hoofdstuk niet alle zelfstandigen, maar uitsluitend zelfstandigen die winstaangifte doen, de zogenoemde zelfstandig ondernemers. Zij verrichten arbeid voor eigen rekening of risico in een eigen bedrijf of praktijk en maken het grootste deel uit van de totale groep zelfstandigen. Bij gebrek aan gegevens blijven andere zelfstandigen, zoals directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s), meewerkende gezinsleden en personen met resultaat uit overige werkzaamheden (zoals freelancers) buiten beschouwing in paragraaf 7.2 tot en met 7.8.
7.1 Opdrachtgevers
Kunstenaars en ook andere creatieven die werkzaam zijn als zelfstandige, hebben minder klanten dan alle zelfstandigen gemiddeld. In 2021/2023 had ruim de helft (57 procent) van de kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk minder dan tien klanten. Van de andere zelfstandigen met een creatief beroep was dat 48 procent. Van alle zelfstandigen had 42 procent minder dan tien klanten.
Hoewel kunstenaars minder klanten hebben dan gemiddeld, zijn ze toch minder vaak afhankelijk van één (dominante) klant. Van de kunstenaars had 18 procent één klant of meerdere klanten waarvan één dominante klant; gemiddeld bij zelfstandigen was dat 21 procent. Bij één dominante klant is de zelfstandige voor ten minste driekwart van de inkomsten of omzet in de laatste twaalf maanden afhankelijk van één klant of opdrachtgever. Van de zelfstandigen in andere creatieve beroepen was 20 procent afhankelijk van één of één dominante klant.
Geen klanten (bijv. recent gestart) (%) | Eén klant (%) | 2 tot 10 klanten met 1 dominante klant (%) | 2 tot 10 klanten zonder dominante klant (%) | 10 of meer klanten met 1 dominante klant (%) | 10 of meer klanten zonder dominante klant (%) | Onbekend (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 3 | 4 | 12 | 41 | 2 | 36 | 2 |
Anderen met een creatief beroep | 3 | 5 | 12 | 31 | 3 | 43 | 2 |
Totaal zelfstandigen | 3 | 7 | 11 | 24 | 3 | 48 | 4 |
Bron: EBB |
Opdrachtgevers en klanten van zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep, zijn relatief vaak vooral bedrijven of organisaties. In 2019/2023 was dat bij 59 procent van de kunstenaars het geval. Voor 16 procent waren het vooral particulieren en voor 25 procent was de verdeling tussen bedrijven en particulieren gelijk. Bij de andere creatieve beroepen waren de klanten voor 58 procent vooral bedrijven, voor 25 procent vooral particulieren en bij 18 procent beide evenveel. Bij het totaal van alle zelfstandig ondernemers bedroegen die percentages respectievelijk 47, 35 en 18. Deze cijfers verschillen voor alle groepen niet veel met de periode 2017/2019.
In het algemeen geldt dat zelfstandig ondernemers hun klanten vooral werven via het eigen directe netwerk of via eerdere of huidige klanten. Zelfstandig ondernemers die kunstenaar zijn of een ander creatief beroep hebben, komen relatief vaak op deze manieren aan opdrachtgevers of klanten. Ook het werven van klanten via andere zelfstandigen komt bij deze beroepsgroepen relatief vaak voor.
7.2 Samenwerken en personeel
Kunstenaars onder zelfstandig ondernemers werken relatief vaak samen met andere zelfstandigen, zowel in vergelijking met zelfstandigen in andere creatieve beroepen als met zelfstandig ondernemers in het algemeen. Ten opzichte van de periode 2015/2019 (42 procent) was het samenwerken door kunstenaars in de periode 2019/2023 wel iets lager (39 procent).
Zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar, huren ook iets vaker personeel in dan andere ondernemers. Van de kunstenaars onder zelfstandigen huurde 26 procent in de afgelopen twaalf maanden personeel in, tegenover 24 procent van zowel de andere creatieve beroepen als het totaal van alle zelfstandig ondernemers. Ten opzichte van de periode 2015/2019 is de inhuur van personeel in recente jaren bij alle onderscheiden groepen, met uitzondering van de andere creatieven, licht afgenomen.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Werkt vaak/altijd samen met andere zelfstandigen | 39 | 31 | 35 | 31 |
Heeft de afgelopen 12 maanden personeel ingeleend of ingehuurd | 26 | 24 | 22 | 24 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) |
Aan zelfstandig ondernemers die personeel hebben ingehuurd, is gevraagd wat voor soort personeel dit betrof. Over het algemeen huren zelfstandig ondernemers vooral andere zelfstandigen in via hun eigen netwerk. Dit geldt nog iets meer voor kunstenaars en andere creatieven: in de periode 2019/2023 deed 93 procent van de inhuurders in beide groepen dit. Daarentegen huren zij minder vaak dan gemiddeld uitzendkrachten of personeel van andere bedrijven in.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Uitzendkrachten via uitzendbureau | 1 | 1 | 5 | 13 |
Andere zelfstandigen via intermediair | 1 | 3 | 5 | 4 |
Andere zelfstandigen via eigen netwerk | 93 | 93 | 87 | 80 |
Personeel van andere bedrijven | 6 | 4 | 9 | 13 |
Stagiairs | 17 | 16 | 17 | 13 |
Anders | 4 | 2 | 4 | 5 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk |
Op de vraag aan zelfstandig ondernemers of zij hun onderneming alleen, met een meewerkend gezinslid of met een medeondernemer voerden, antwoordde in 2019/2023 85 procent van de kunstenaars en 81 procent van de andere creatieven dat zij alleen werkten. Dat was vaker dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers, waarbij dat 67 procent bedroeg. Daarentegen werken kunstenaars en andere creatieven juist minder met gezinsleden en medeondernemers dan gemiddeld. Van de kunstenaars voerde 7 procent hun onderneming met gezinsleden en 8 procent met andere ondernemers. Bij de andere creatieve beroepen werkte 11 procent met gezinsleden en 9 procent met andere ondernemers. Onder alle zelfstandig ondernemers lag het gemiddelde op respectievelijk 20 en 14 procent.
7.3 Financiën
In de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van CBS en TNO is aan zelfstandig ondernemers zonder personeel, die eigen arbeid of diensten aanbieden, gevraagd welk uurtarief zij rekenen2). Een aanzienlijk percentage (36 procent in 2019/2023) gaf geen antwoord op deze vraag. De redenen hiervoor zijn niet vastgesteld, maar mogelijk is deze vraag moeilijk te beantwoorden voor ondernemers die geen uurtarief, maar een vaste kostprijs hanteren. Een voorbeeld hiervan is een vaste kostprijs voor een workshop of training. Ook kan het zijn dat men variabele uurtarieven hanteert, waardoor het lastig is om een gemiddeld uurtarief te berekenen.
In 2019/2023 bedroeg het mediane (doorsnee) uurtarief van kunstenaars onder zelfstandig ondernemers 55 euro (exclusief btw). Dat is iets hoger dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers, waarvan het mediane uurtarief 50 euro was. Het mediane uurtarief is gelijk aan het middelste bedrag wanneer de uurtarieven van zelfstandig ondernemers van laag naar hoog worden gerangschikt. Zelfstandig ondernemers in andere creatieve beroepen hadden met 50 euro een iets lager doorsnee uurtarief dan kunstenaars, bij zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat met 75 euro juist hoger.
Mediaan uurtarief (in euro's) | Geen antwoord (%) | |
---|---|---|
Kunstenaars | 55 | 38 |
Anderen met een creatief beroep | 50 | 36 |
Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 | 75 | 29 |
Totaal zelfstandig ondernemers | 50 | 36 |
Bron: EBB 1) Excl. zelfstandig ondernemers zonder personeel met als belangrijkste doel de verkoop van goederen of grondstoffen. Zelfstandig ondernemers zonder personeel die 0 euro hebben opgegeven zijn buiten beschouwing gelaten. |
Kunstenaars en andere ondernemers met een creatief beroep beoordelen de financiële situatie van hun bedrijf minder positief dan gemiddeld. In de periode 2019/2023 vond 38 procent van de kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk de financiële situatie van hun bedrijf (zeer) goed. Van de zelfstandig ondernemers in andere creatieve beroepen was dat 40 procent. Onder alle zelfstandig ondernemers beoordeelde gemiddeld 51 procent de financiële situatie als (zeer) goed. Ten opzichte van eerdere jaren (2015/2019) is dit percentage bij zelfstandig ondernemers in het algemeen iets toegenomen. Alleen bij andere creatieve beroepen veranderde het aandeel dat de financiële situatie als (zeer) goed ervaarde vrijwel niet.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
(zeer) Goed | 38 | 40 | 54 | 51 |
Redelijk | 31 | 33 | 26 | 28 |
Matig of slecht | 32 | 27 | 19 | 21 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) |
Van alle zelfstandig ondernemers gaf 39 procent in 2019/2023 aan nog een jaar of langer te kunnen rondkomen als het inkomen uit de onderneming volledig weg zou vallen, 19 procent zou in dat geval nog geen drie maanden kunnen rondkomen. Bij kunstenaars waren die percentages vergelijkbaar, bij zelfstandig ondernemers in andere creatieve beroepen was het aandeel dat het minder dan drie maanden zou kunnen volhouden met 22 procent iets groter. Zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) kunnen het langst rondkomen als het inkomen uit de onderneming volledig weg zou vallen. Van hen zei 47 procent het nog een jaar of langer te kunnen uithouden.
7.4 Onzekerheid
Zelfstandig ondernemers is gevraagd in hoeverre ze onzekerheid over bepaalde aspecten van hun werk als vervelend ervaren. Over het algemeen geldt dat kunstenaars en andere creatieven onzekerheid in hun werk vaker als (heel erg) vervelend ervaren dan gemiddeld. Vooral onzekerheid over de (toekomstige) vraag naar hun producten en diensten, de hoogte van hun inkomen en hun toekomstige loopbaan wordt door hen bovengemiddeld vaak als (zeer) vervelend ervaren.
Kunstenaars (% (heel erg) vervelend) | Anderen met een creatief beroep (% (heel erg) vervelend) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (% (heel erg) vervelend) | Totaal zelfstandig ondernemers (% (heel erg) vervelend) | |
---|---|---|---|---|
Onzekerheid over de (toekomstige) vraag naar uw producten/diensten | 43 | 41 | 32 | 33 |
Onzekerheid over de hoogte van uw inkomen | 48 | 46 | 35 | 37 |
Onzekerheid over uw toekomstige loopbaan | 38 | 37 | 27 | 29 |
Geen of weinig collega's om mee te overleggen | 27 | 25 | 21 | 20 |
Niet of slecht betalende klanten | 48 | 46 | 39 | 42 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) |
In vergelijking met een aantal jaren geleden is het percentage dat niet of slecht betalende klanten als (heel erg) vervelend ervaart, aanzienlijk gedaald. In 2015/2019 bedroeg dat onder kunstenaars nog 58 procent en bij de andere creatieve beroepen 55 procent. In de meest recente periode (2019/2023) was dat respectievelijk 48 procent en 46 procent. Ook de mate waarin de onzekerheid over de (toekomstige) vraag naar producten of diensten als vervelend wordt ervaren, is afgenomen. Die daling was onder kunstenaars en andere creatieve beroepen wel minder sterk dan gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers. Dat geldt ook voor de onzekerheid over de hoogte van het inkomen en de onzekerheid over de toekomstige loopbaan.
7.5 Werken als zelfstandige
De meerderheid van de kunstenaars onder de zelfstandig ondernemers, 60 procent in 2019/2023, werkte eerst in loondienst, 35 procent volgde onderwijs voordat men ondernemer werd, en 8 procent was werkloos. Van de zelfstandig ondernemers in andere creatieve beroepen werkte 68 procent daarvoor als werknemer, volgde 28 procent een opleiding en was 9 procent werkloos. In vergelijking met alle zelfstandig ondernemers starten kunstenaars en andere creatieve beroepen minder vaak vanuit werkloosheid en juist vaker vanuit een opleiding.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Ik werkte in loondienst | 60 | 68 | 74 | 73 |
Ik was werkloos | 8 | 9 | 7 | 7 |
Ik had geen betaald werk vanwege zorgtaken | 1 | 2 | 2 | 2 |
Ik had geen betaald werk om gezondheidsredenen | 2 | 1 | 1 | 1 |
Ik was met (pre)pensioen of VUT | 0 | 0 | 1 | 1 |
Ik volgde een opleiding | 35 | 28 | 23 | 18 |
Anders | 9 | 7 | 6 | 8 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk |
Zelfstandig ondernemers zijn ook gevraagd naar de redenen waarom zij als zelfstandige zijn gaan werken. Op die vraag konden zij meerdere antwoorden geven. Kunstenaars en andere creatieve ondernemers noemen aanzienlijk vaker dan gemiddeld dat hun beroep meestal als zelfstandige wordt uitgevoerd. Dat ze zijn ingestapt in het familiebedrijf wordt daarentegen door beide groepen juist veel minder vaak als reden opgegeven dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers. De reden die door kunstenaars en andere creatieven het vaakst wordt aangehaald, is dat ze zelf wilden bepalen hoeveel en wanneer er wordt gewerkt.
7.6 Inschatting eigen prestaties
Over het algemeen zijn zelfstandig ondernemers positief over hun prestaties op het werk en dat geldt ook voor kunstenaars en andere creatieven. Bovendien is die inschatting in de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Zo was 86 procent van alle zelfstandig ondernemers in 2019/2023 het (helemaal) eens met de stelling dat ze alle doelen behalen die bij hun werk horen. Bij zowel de kunstenaars, andere creatieve beroepen en op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat een vergelijkbaar percentage. Daarnaast vond 93 procent van de kunstenaars dat de taken die bij het werk horen ze goed afgaan, tegenover 94 procent van de andere creatieven en zelfstandig ondernemers in het algemeen. Verder vond van de kunstenaars 96 procent dat ze goed presteerden in hun werk, bij de andere creatieve beroepen was dat 95 procent. Ook dat is vergelijkbaar met gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers.
7.7 Toekomst als zelfstandige
Kunstenaars die werken voor eigen rekening of risico, zijn positiever over hun toekomst in het werk dan zelfstandig ondernemers in het algemeen. In 2019/2023 zei 86 procent van alle kunstenaars, en 82 procent van de andere creatieven, het huidige werk als zelfstandige ook over vijf jaar nog te willen doen. Onder alle zelfstandig ondernemers was dat gemiddeld 79 procent. In vergelijking met eerdere jaren is het percentage zelfstandig ondernemers dat over vijf jaar het huidige werk nog zou willen doen gedaald. In 2015/2019 was dit bij de kunstenaars nog 88 procent. Bij de andere creatieve beroepen was de daling relatief sterk: in 2015/2019 was het bij hen nog 87 procent.
Kunstenaars met een eigen onderneming maken zich relatief vaak zorgen over de toekomst van hun bedrijf. In de periode 2019/2023 maakte 63 procent zich soms of vaak zorgen, bij andere creatieve beroepen was dat 58 procent. Dat is hoger dan gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers en bij zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (beide 49 procent). Tussen 2015/2019 en 2019/2023 nam het percentage zelfstandig ondernemers dat zich zorgen maakt om de toekomst van hun bedrijf iets af. Bij kunstenaars en andere creatieve beroepen was die afname geringer.
7.8 Ongewenst gedrag
Zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar, hebben iets vaker dan gemiddeld te maken met ongewenste seksuele aandacht. In de periode 2019/2023 kreeg 7 procent van de kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk in de afgelopen twaalf maanden een enkele keer of vaker te maken met ongewenste seksuele aandacht door klanten, opdrachtgevers of collega’s. Gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers was dat 5 procent en bij de anderen met een creatief beroep 4 procent. Met intimidatie of bedreigingen kregen kunstenaars en andere creatieven minder vaak te maken dan gemiddeld: bij beide groepen was dat 8 procent, tegenover 11 procent gemiddeld onder zelfstandig ondernemers.
Lichamelijk geweld door klanten, opdrachtgevers of collega’s werd minder vaak gerapporteerd dan ongewenste seksuele aandacht en intimidatie of bedreiging. Van de zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep kreeg 1 procent hier in de afgelopen twaalf maanden mee te maken, tegenover 2 procent van alle zelfstandig ondernemers. Pesten werd door 5 procent van de kunstenaars en andere creatieve beroepen ervaren en daarin onderscheidden zij zich niet van ondernemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) en zelfstandig ondernemers in het algemeen. In vergelijking met eerdere jaren is de ervaring met ongewenst gedrag op het werk niet toe- of afgenomen.
Kunstenaars (% een enkele keer of vaker) | Anderen met een creatief beroep (% een enkele keer of vaker) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (% een enkele keer of vaker) | Totaal zelfstandig ondernemers (% een enkele keer of vaker) | |
---|---|---|---|---|
Ongewenste seksuele aandacht | 7 | 4 | 6 | 5 |
Intimidaties of bedreigingen | 8 | 8 | 12 | 11 |
Lichamelijk geweld | 1 | 1 | 2 | 2 |
Pesten | 5 | 5 | 5 | 5 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) |
8. Inkomen en vermogen
- Kunstenaars hebben in doorsnee een relatief laag inkomen, maar wel hoger dan andere werkenden met een creatief beroep die op een lager beroepsniveau (dat wil zeggen op niveau 1, 2 of 3) werken. Andere creatieven op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) hebben in doorsnee juist een relatief hoog inkomen, hoewel het lager is dan het doorsnee inkomen van alle werkenden op het hoogste beroepsniveau.
- De vermogenspositie van kunstenaars en andere creatieven op het hoogste beroepsniveau is bovengemiddeld, maar minder goed dan van werkenden op het hoogste niveau in het algemeen. Ook het vermogen van kunstenaars en andere creatieven is in de afgelopen jaren flink gegroeid, vooral doordat eigen woningen in waarde zijn gestegen.
- Een klein deel (3 à 4 procent) van alle kunstenaars en anderen met een creatief beroep heeft niet alleen inkomsten uit betaald werk, maar ontvangt daarnaast ook een uitkering.
- Zelfstandig ondernemers die werken als kunstenaar of in een ander creatief beroep, hebben relatief vaak geen voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid of pensioen.
In dit hoofdstuk staat de inkomens- en vermogenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep centraal. Ook wordt kort ingegaan op werkenden die daarnaast nog een uitkering ontvangen. Tot slot worden cijfers gepresenteerd over de voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep die een eigen bedrijf of praktijk hebben (zelfstandig ondernemers).
8.1 Persoonlijk bruto-inkomen
Het persoonlijk inkomen van kunstenaars is relatief laag. Zij hadden in 2021/2023 in doorsnee een bruto jaarinkomen van 41 duizend euro, 9 duizend euro minder dan de werkzame beroepsbevolking als geheel. Het doorsnee (of mediane) inkomen is het middelste inkomen als alle inkomens van laag naar hoog worden gerangschikt. Dat betekent dus dat de helft van alle kunstenaars een inkomen had van 41 duizend euro of lager en de andere helft een hoger inkomen. Van de kunstenaars verdienden degenen met een ontwerpend beroep in doorsnee het meest (46 duizend euro) en degenen met een beeldend beroep het minst (16 duizend euro).
Andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) hebben juist een relatief hoog inkomen. Met 61 duizend euro verdienden zij aanzienlijk meer dan werkenden met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 of 3 (35 duizend euro). Hun inkomen was wel lager dan van werkenden op het hoogste beroepsniveau in het algemeen. Met in doorsnee 74 duizend euro hadden die laatsten een relatief hoog inkomen.
Het mediane inkomen van verschillende verslagperioden is met behulp van de consumentenprijsindex (CPI) gecorrigeerd voor prijsstijgingen en uitgedrukt in prijzen van 2023. Vóór de coronapandemie, in de periode 2013/2015 tot 2017/2019, bleef het doorsnee inkomen van werkenden in het algemeen vrij stabiel, maar bij kunstenaars, en in mindere mate ook bij andere werkenden met een creatief beroep, steeg het inkomen. De toename in 2021/2023 ligt in lijn met die van de werkzame beroepsbevolking als geheel. Maar vanwege een methodewijziging in de meting van kunstenaars en hun arbeidspositie kunnen de cijfers vóór en na corona niet zonder meer worden vergeleken. Aan de toename van het inkomen na het uitbreken van de pandemie kunnen daarom geen sterke conclusies worden verbonden.
categorie | 2021/2023¹⁾ (x 1 000 euro) | 2017/2019 (x 1 000 euro) | 2013/2015 (x 1 000 euro) |
---|---|---|---|
Totaal kunstenaars | 41 | 39 | 33 |
Beeldende beroepen | 16 | 17 | 15 |
Uitvoerende beroepen | 38 | 36 | 30 |
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen | 39 | 37 | 33 |
Ontwerpende beroepen | 46 | 46 | 43 |
Totaal anderen met een creatief beroep | 52 | 47 | 45 |
Beroepsniveau 1,2,3 | 35 | 35 | 32 |
Beroepsniveau 4 | 61 | 59 | 57 |
Totaal werkenden | 50 | 47 | 46 |
Beroepsniveau 4 | 74 | 74 | 73 |
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek 1) Vanwege methodewijzigingen in de EBB zijn cijfers vanaf 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met cijfers tot en met 2020. |
Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 en 3 hebben vaker dan gemiddeld een laag inkomen. Zo had 27 procent van de kunstenaars en 28 procent van andere creatieven op beroepsniveau 1, 2 of 3 in 2021/2023 een persoonlijk bruto jaarinkomen van minder dan 20 duizend euro. Van alle werkenden verdiende 19 procent minder dan 20 duizend euro. Daarentegen hebben relatief weinig werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) een inkomen tot 20 duizend euro. Van alle werkenden op dat niveau gold het voor 8 procent; van de werkenden met een creatief beroep voor 15 procent.
Aan de andere kant van de inkomensverdeling komen hoge inkomens relatief weinig voor bij kunstenaars en bij anderen met een creatief beroep die op beroepsniveau 1, 2 of 3 werken. Van alle kunstenaars in 2021/2023 had 15 procent een inkomen van 80 duizend euro of meer, van de werkenden met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 of 3 was dat 7 procent. Daarentegen verdiende bijna een kwart (23 procent) van alle werkenden 80 duizend euro of meer, op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat 44 procent. Ook van werkenden met een creatief beroep op dat niveau had een relatief groot deel (34 procent) een dergelijk inkomen.
Minder dan 20 000 euro (%) | 20 000 tot 50 000 euro (%) | 50 000 tot 80 000 euro (%) | 80 000 euro of meer (%) | |
---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 27 | 34 | 23 | 15 |
Anderen met een creatief beroep | 19 | 29 | 26 | 26 |
Beroepsniveau 4 | 15 | 23 | 28 | 34 |
Beroepsniveau 1, 2, 3 | 28 | 44 | 22 | 7 |
Totaal werkenden | 19 | 30 | 27 | 23 |
Beroepsniveau 4 | 8 | 17 | 31 | 44 |
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek |
8.2 Besteedbaar huishoudensinkomen
Om de materiële welvaartspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep in kaart te brengen, volstaat het niet om enkel het persoonlijk bruto-inkomen in beschouwing te nemen. Ook de omvang en de samenstelling van het huishouden waartoe zij behoren zijn van belang, evenals de inkomsten van andere leden van het huishouden. Zo werd in paragraaf 3.4 geconstateerd dat kunstenaars, en in mindere mate ook andere werkenden met een creatief beroep, relatief vaak een eenpersoonshuishouden vormen of deel uitmaken van een paar zonder kinderen. Om het inkomen van hun huishoudens te kunnen vergelijken met dat van andere werkenden is hiervoor gecorrigeerd door het inkomen te standaardiseren (zie kader).
De inkomenspositie van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep wijkt aanzienlijk minder af van die van de werkzame beroepsbevolking als geheel, als rekening wordt gehouden met de huishoudenssamenstelling en de inkomsten van andere leden van het huishouden. In 2021/2023 bedroeg het mediane gestandaardiseerde besteedbare huishoudensinkomen van kunstenaars 41 duizend euro per jaar. Dat was iets minder dan de 43 duizend euro van de werkzame beroepsbevolking als geheel. Met 34 duizend euro hadden de beeldend kunstenaars in doorsnee het laagste inkomen. Andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) hadden een relatief hoog huishoudensinkomen: 47 duizend euro. Dat was 8 duizend euro meer dan degenen met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 of 3.
Tussen 2013/2015 en 2017/2019 nam het doorsnee huishoudensinkomen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep toe met 3 à 4 duizend euro. Dat was vergelijkbaar met de toename van het inkomen van alle werkenden. Afgemeten aan het huishoudensinkomen is de relatieve inkomenspositie van beide groepen ten opzichte van de werkzame beroepsbevolking als geheel in die periode dus niet of nauwelijks veranderd. Ook de toename in 2021/2023 lag in lijn met die van de totale werkzame beroepsbevolking. Vanwege een methodewijziging kunnen aan de omvang van die toename in euro’s verder geen sterke conclusies worden verbonden.
categorie | 2021/2023¹⁾ (x 1 000 euro) | 2017/2019 (x 1 000 euro) | 2013/2015 (x 1 000 euro) |
---|---|---|---|
Totaal kunstenaars | 41 | 38 | 34 |
Beeldende beroepen | 34 | 29 | 29 |
Uitvoerende beroepen | 39 | 37 | 32 |
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen | 43 | 39 | 36 |
Ontwerpende beroepen | 43 | 40 | 36 |
Totaal anderen met een creatief beroep | 44 | 40 | 37 |
Beroepsniveau 1,2,3 | 39 | 36 | 32 |
Beroepsniveau 4 | 47 | 43 | 40 |
Totaal werkenden | 43 | 39 | 36 |
Beroepsniveau 4 | 48 | 45 | 43 |
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek 1) Vanwege methodewijzigingen in de EBB zijn cijfers vanaf 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met cijfers tot en met 2020. |
Kunstenaars maken relatief vaak deel uit van een huishouden met een relatief laag inkomen. Zo leefde 11 procent van alle kunstenaars in 2021/2023 in een huishouden met een gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen van minder dan 20 duizend euro per jaar. Zij hadden een inkomenspositie rond het beleidsmatig minimum, dat in 2023 ruim 16 duizend euro per jaar bedroeg voor een alleenstaande vanaf 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd3). Van alle werkenden had 5 procent een huishoudensinkomen tot 20 duizend euro. Ook werkenden met een ander creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 en 3 hadden relatief vaak een dergelijk inkomen: 8 procent. Van degenen op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat 6 procent, twee keer zo veel als van alle werkenden op dat niveau.
Van alle kunstenaars had 15 procent een huishoudensinkomen van 60 duizend euro per jaar of meer. Dat aandeel was vrijwel gelijk aan dat van de werkzame beroepsbevolking als geheel (16 procent), maar aanzienlijk kleiner dan bij werkenden op het hoogste beroepsniveau (25 procent). Andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste niveau (niveau 4) hadden iets minder vaak (22 procent) een huishoudensinkomen van 60 duizend euro of meer. Hoge huishoudensinkomens komen bij de hier beschreven groepen het minst voor bij werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3 (11 procent).
Minder dan 20 000 euro (%) | 20 000 tot 40 000 euro (%) | 40 000 tot 60 000 euro (%) | 60 000 euro en meer (%) | |
---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 11 | 37 | 38 | 15 |
Anderen met een creatief beroep | 7 | 33 | 41 | 19 |
Anderen met een creatief beroep - Beroepsniveau 4 | 6 | 28 | 43 | 22 |
Anderen met een creatief beroep - Beroepsniveau 1, 2, 3 | 8 | 46 | 35 | 11 |
Totaal werkenden | 5 | 37 | 41 | 16 |
Werkenden - Beroepsniveau 4 | 3 | 25 | 47 | 25 |
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek |
8.3 Vermogenspositie
De materiële welvaart van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep hangt niet alleen samen met de hoogte van het huishoudensinkomen, maar ook met hun vermogenspositie. Het vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.
Met respectievelijk 224 duizend en 217 duizend euro in 2021/2023 was het mediane vermogen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep iets hoger dan het doorsnee vermogen van alle werkenden. Vergeleken met de vermogenspositie van werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4), in doorsnee 248 duizend euro, was hun vermogen echter iets lager. Onder kunstenaars hebben de schrijvers en overige kunstenaarsberoepen, en in mindere mate de beeldende beroepen, een relatief groot vermogen. Het mediane vermogen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep is na de vorige economische crisis flink gegroeid, vooral door de waardestijging van eigen woningen. Hiermee volgden zij de ontwikkeling bij werkenden in het algemeen.
categorie | 2021/2023 ¹⁾ (x 1 000 euro) | 2017/2019 (x 1 000 euro) | 2013/2015 (x 1 000 euro) |
---|---|---|---|
Totaal kunstenaars | 224 | 77 | 31 |
Beeldende beroepen | 248 | 84 | 85 |
Uitvoerende beroepen | 190 | 52 | 22 |
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen | 329 | 144 | 41 |
Ontwerpende beroepen | 209 | 79 | 24 |
Totaal anderen met een creatief beroep | 217 | 75 | 26 |
Beroepsniveau 1,2,3 | 205 | 71 | 28 |
Beroepsniveau 4 | 222 | 78 | 24 |
Totaal werkenden | 208 | 77 | 30 |
Beroepsniveau 4 | 248 | 110 | 46 |
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek 1) Vanwege methodewijzigingen in de EBB zijn cijfers vanaf 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met cijfers tot en met 2020. |
De vermogensverdeling loopt tussen de onderscheiden beroepsgroepen enigszins uiteen. Zo had 11 procent van alle kunstenaars en 13 procent van andere werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) een negatief vermogen; hun schulden waren groter dan hun bezittingen. Dat was iets meer dan bij de werkzame beroepsbevolking als geheel en bij werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3. Die laatsten hadden wel wat vaker een (positief) vermogen tot 50 duizend euro dan kunstenaars en werkenden met een creatief beroep op het hoogste niveau.
Van alle kunstenaars had 25 procent een vermogen van 500 duizend euro of meer en van de anderen met een creatief beroep was dat 23 procent. Dat was meer dan in de werkzame beroepsbevolking als geheel (20 procent) en vergelijkbaar met werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4).
Negatief vermogen (%) | 0 tot 50 000 euro (%) | 50 000 tot 200 000 euro (%) | 200 000 tot 500 000 euro (%) | 500 000 euro en meer (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 11 | 16 | 20 | 28 | 25 |
Anderen met een creatief beroep | 12 | 15 | 20 | 30 | 23 |
Beroepsniveau 4 | 13 | 14 | 20 | 30 | 23 |
Beroepsniveau 1, 2, 3 | 10 | 18 | 22 | 29 | 22 |
Totaal werkenden | 10 | 16 | 22 | 31 | 20 |
Beroepsniveau 4 | 10 | 12 | 21 | 32 | 24 |
Bron: EBB en Integraal inkomens- en vermogensonderzoek |
8.4 Werken met daarnaast een uitkering
Het persoonlijk bruto-inkomen bestaat niet alleen uit inkomen uit arbeid of eigen onderneming, maar ook uit een eventuele uitkering inkomensverzekeringen of sociale voorzieningen (behalve kinderbijslag en kindgebonden budget). De doelpopulatie van deze monitor betreft personen die betaald werk verrichten als kunstenaar of in een ander creatief beroep. Zij hebben inkomen uit arbeid of hun onderneming. Sommigen van hen ontvangen daarnaast inkomen uit een uitkering. Op basis van de gegevens die voor deze monitor zijn verzameld, kan niet worden bepaald hoeveel niet-werkenden voorheen werkzaam waren als kunstenaar of in een ander creatief beroep en een uitkering ontvingen4).
Een klein deel van de kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep ontvangt naast de inkomsten uit betaald werk een uitkering. In 2021/2023 ging het om 3 à 4 procent, die een WW-uitkering, een arbeidsongeschiktheidsuitkering of bijstand ontving. Onder kunstenaars hebben degenen met een beeldend beroep relatief vaak een bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Vergeleken met werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) kwam een uitkering naast het werk iets vaker voor bij kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3.
8.5 Zelfstandig ondernemers: voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen
Bij werknemers worden arbeidsongeschiktheids- en pensioenpremies ingehouden, maar zelfstandigen moeten zelf voorzieningen treffen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen. In 2021/2023 betaalde 19 procent van alle zelfstandigen in de werkzame beroepsbevolking een premie voor een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dat is bijna twee keer zo veel als kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep. Premies voor een lijfrente werden betaald door 12 procent van alle zelfstandigen. Bij kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep was dat percentage iets lager. Dat komt vooral doordat relatief weinig zelfstandigen met een creatief beroep die op het beroepsniveau 1, 2 of 3 werkzaam zijn, premies voor een lijfrente betalen.
Van de zelfstandig ondernemers die geen verzekering hebben tegen arbeidsongeschiktheid, gaf in 2019/2021 bijna de helft van de kunstenaars (47 procent) en van anderen met een creatief beroep (44 procent) aan dat de baten hiervan niet opwegen tegen de kosten. Eveneens bijna de helft (respectievelijk 45 procent en 46 procent) kon het naar eigen zeggen niet betalen. In vergelijking met alle zelfstandig ondernemers was de groep die aangaf het niet te kunnen betalen onder kunstenaars en anderen met een creatief beroep relatief groot.
Zelfstandigen kunnen ook andere voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen treffen dan een particuliere inkomensverzekering, zoals bijvoorbeeld spaargeld en beleggingen, de waarde van het eigen bedrijf, de eigen woning, of via huidige of vroegere werkzaamheden in loondienst. Zo gaf 36 procent van alle kunstenaars die in 2019/2023 werkzaam waren als zelfstandig ondernemer, aan spaargeld of beleggingen te hebben als voorziening voor als men arbeidsongeschikt zou worden. Van de andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep was dat 37 procent. Deze percentages zijn lager dan van de totale groep zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (42 procent), maar iets hoger dan dat van alle ondernemers (33 procent). Kunstenaars en andere creatieven met een eigen bedrijf of praktijk hadden wel vaker dan gemiddeld geen enkele voorziening voor arbeidsongeschiktheid.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Arbeidsongeschiktheidsverzekering als zelfstandig ondernemer | 12 | 14 | 26 | 25 |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering via mijn werk in loondienst | 7 | 6 | 7 | 6 |
Een verzekering via het UWV | 2 | 1 | 2 | 3 |
Broodfonds | 8 | 7 | 6 | 5 |
Spaargeld / beleggingen | 36 | 37 | 42 | 33 |
De waarde van mijn bedrijf dekt het risico af | 2 | 3 | 4 | 7 |
De waarde van mijn eigen woning dekt het risico af | 10 | 11 | 12 | 11 |
Iets anders | 6 | 6 | 7 | 6 |
Ik heb geen voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid | 42 | 43 | 32 | 36 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk |
Zelfstandig ondernemers hebben vaker voorzieningen voor hun pensioen dan voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid. Vrijwel de helft van de kunstenaars en andere creatieven met een eigen bedrijf of praktijk had in 2019/2023 een pensioenvoorziening in de vorm van spaargeld of beleggingen. En ongeveer 40 procent had een pensioen opgebouwd via huidige of vroegere werkzaamheden in loondienst. Dat is wel minder dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau (niveau 4). Ook hadden zij wat minder vaak een (fiscale) oudedagsreserve, lijfrente, bankspaarregeling of de waarde van de eigen woning als voorziening achter de hand. Van alle zelfstandig ondernemers die werkzaam zijn als kunstenaar of in een ander creatief beroep, had ruim 20 procent geen enkele voorziening voor het pensioen. Dat is meer dan in de totale groep zelfstandig ondernemers.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Een pensioenfonds via mijn werk in loondienst (nu of vroeger) | 40 | 42 | 51 | 42 |
Een pensioenfonds via mijn werk als zelfstandig ondernemer | 5 | 5 | 13 | 9 |
Een oudedagsreserve (FOR) / lijfrente / bankspaarregeling | 17 | 19 | 27 | 23 |
Spaargeld / beleggingen | 45 | 50 | 55 | 48 |
De waarde van mijn bedrijf is mijn pensioen | 7 | 10 | 11 | 21 |
De waarde van mijn eigen woning is mijn pensioen | 32 | 31 | 36 | 35 |
Iets anders | 8 | 6 | 8 | 7 |
Ik heb geen voorzieningen voor mijn pensioen | 23 | 22 | 13 | 16 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk |
Als redenen voor het niet hebben van voorzieningen voor het pensioen zei in 2017/20215) zo’n 55 procent van de kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk en 58 procent van de andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep dat ze het niet konden betalen. Dat was iets hoger dan gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers (52 procent). Daarnaast gaf een aanzienlijke groep kunstenaars (35 procent) en andere creatieven (30 procent) aan er nog niet aan te zijn toegekomen. Respectievelijk 23 en 27 procent gaf als reden dat het pensioen nog ver weg is. Dat was wat vaker dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers.
4) Om de uitkeringsafhankelijkheid van deze groepen in kaart te brengen zou kunnen worden gebruikgemaakt van gegevens over geregistreerde werkzoekenden bij UWV of van gegevens over afgestudeerden aan creatieve opleidingen. Een dergelijk onderzoek viel buiten het kader van deze monitor.
5) De redenen waarom men geen pensioenvoorziening heeft, zijn in 2017, 2019 en 2021 uitgevraagd (maar niet in 2023).
9. Arbeidsvoorwaarden
- Kunstenaars in loondienst zijn minder vaak tevreden met de vertegenwoordiging van hun belangen door personeelsvertegenwoordiging dan gemiddeld onder werknemers. Met de mogelijkheid om thuis te werken en zelf werktijden te bepalen zijn zowel kunstenaars als anderen met een creatief beroep wel bovengemiddeld tevreden.
- Onder zelfstandig ondernemers zijn zowel kunstenaars als andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep minder vaak tevreden over hun inkomen of werkzekerheid dan gemiddeld.
- Zelfstandige kunstenaars en andere ondernemers met een creatief beroep zijn minder vaak lid van belangenorganisaties dan gemiddeld. Onder werknemers zijn kunstenaars en anderen met een creatief beroep minder vaak vakbondslid dan gemiddeld.
- Onder zelfstandig ondernemers zijn kunstenaars en andere creatieven minder vaak tevreden met hun werk en arbeidsomstandigheden dan gemiddeld.
- Onder werknemers zijn alleen kunstenaars iets minder vaak tevreden met hun werk dan gemiddeld. Met de arbeidsomstandigheden zijn zowel de kunstenaars als de andere werknemers met een creatief beroep juist iets vaker dan gemiddeld tevreden.
In dit hoofdstuk gaat het over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Daarbij komen diverse aspecten aan bod, zoals het belang van werksfeer, werkzekerheid en beloning. Ook belangenorganisaties komen ter sprake. Als laatste wordt de tevredenheid met het werk en de arbeidsomstandigheden behandeld. In dit hoofdstuk worden zowel cijfers gepresenteerd voor werknemers als voor zelfstandig ondernemers.
9.1 Belang en tevredenheid van werknemers met diverse aspecten van het werk
Vrijwel alle kunstenaars en anderen met een creatief beroep onder werknemers vinden het (heel) belangrijk dat ze interessant werk, goede leidinggevenden en een goed salaris hebben. Het bestaan van vakbonden werd in de periode 2022/2023 met 68 procent van de kunstenaars en 66 procent van de andere creatieven het minst vaak (heel) belangrijk gevonden. In vergelijking met gemiddeld onder alle werknemers vinden kunstenaars en anderen met een creatief beroep de mogelijkheid om thuis te werken aanzienlijk vaker belangrijk. Het bestaan van vakbonden, cao’s en personeelsvertegenwoordiging wordt door beide groepen juist minder vaak (heel) belangrijk gevonden dan gemiddeld.
Kunstenaars (% (heel) belangrijk) | Anderen met een creatief beroep (% (heel) belangrijk) | Werknemers - beroepsniveau 4 (% (heel) belangrijk) | Totaal werknemers (% (heel) belangrijk) | |
---|---|---|---|---|
Interessant werk | 99 | 100 | 100 | 98 |
Goede leidinggevenden | 98 | 98 | 99 | 98 |
Goed salaris | 98 | 99 | 99 | 98 |
Goede werkzekerheid | 97 | 97 | 97 | 98 |
Het bestaan van pensioenregeling | 96 | 96 | 96 | 97 |
Mogelijkheid om te leren | 95 | 95 | 97 | 92 |
Reistijd/afstand naar het werk | 94 | 94 | 94 | 93 |
Een vast contract | 91 | 92 | 93 | 92 |
Mogelijkheid om zelf uw werktijden te bepalen | 89 | 87 | 89 | 84 |
Het bestaan van cao s (collectieve arbeidsovereenkomsten) | 85 | 83 | 84 | 90 |
Mogelijkheid om thuis te werken | 82 | 79 | 79 | 62 |
Mogelijkheid om in deeltijd te werken | 81 | 78 | 80 | 81 |
Het bestaan van personeelsvertegenwoordigingen (zoals OR of MR) | 79 | 74 | 79 | 83 |
Het bestaan van vakbonden | 68 | 66 | 69 | 77 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
Daarnaast zijn werknemers bevraagd over hun tevredenheid met deze aspecten van het werk. Net als bij het belang van aspecten van hun werk, waren kunstenaars het vaakst (heel) tevreden over de mate waarin ze het werk interessant vinden. Ook was de overgrote meerderheid van de kunstenaars tevreden met hun dienstverband of contractvorm. Het minst tevreden waren zij met de vertegenwoordiging van hun belangen door personeelsvertegenwoordiging. Daar zijn ze bovendien veel negatiever over dan gemiddeld onder werknemers. Ook met hun pensioenregeling en cao zijn kunstenaars minder dan gemiddeld tevreden.
De andere werknemers met een creatief beroep zijn over het algemeen vaker (heel) tevreden met deze aspecten dan kunstenaars. Dat geldt met name voor de vertegenwoordiging van belangen door personeelsvertegenwoordiging, salaris en werkzekerheid. Met de mogelijkheid om thuis te werken en zelf werktijden te bepalen zijn zowel anderen met een creatief beroep als kunstenaars wel bovengemiddeld tevreden.
Kunstenaars (% (heel) tevreden) | Anderen met een creatief beroep (% (heel) tevreden) | Werknemers - beroepsniveau 4 (% (heel) tevreden) | Totaal werknemers (% (heel) tevreden) | |
---|---|---|---|---|
Interessant werk | 91 | 93 | 95 | 91 |
Uw dienstverband/contractvorm (vast, tijdelijk, uitzendkracht, e.d.) | 90 | 92 | 94 | 94 |
Goede werkzekerheid | 86 | 92 | 93 | 93 |
Mogelijkheid om zelf uw werktijden te bepalen | 84 | 86 | 87 | 82 |
Mogelijkheid om in deeltijd te werken | 84 | 85 | 89 | 88 |
Mogelijkheid om thuis te werken | 83 | 87 | 89 | 78 |
Reistijd/afstand naar het werk | 82 | 85 | 85 | 89 |
Mogelijkheid om te leren | 82 | 84 | 90 | 85 |
Goede leidinggevenden | 80 | 81 | 84 | 84 |
Uw pensioenregeling | 72 | 77 | 83 | 82 |
Goed salaris | 71 | 77 | 82 | 76 |
De cao (collectieve arbeidsovereenkomst) voor uw bedrijf | 69 | 73 | 80 | 79 |
Vertegenwoordiging van belangen door personeelsvertegenwoordiging (zoals OR of MR) | 65 | 74 | 81 | 80 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
Ook zelfstandig ondernemers zijn gevraagd naar hun tevredenheid over een aantal van dezelfde aspecten. Net als bij werknemers waren vrijwel alle kunstenaars in de periode 2019/2023 (heel) tevreden over hoe interessant hun werk is. In iets mindere mate geldt dat ook voor een prettige sfeer op het werk. Bij de andere creatieven zijn deze cijfers vergelijkbaar. Verder zijn zowel kunstenaars als andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep aanzienlijk minder vaak tevreden over hun inkomen of werkzekerheid dan gemiddeld.
Kunstenaars (% (heel) tevreden) | Anderen met een creatief beroep (% (heel) tevreden) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (% (heel) tevreden) | Totaal zelfstandig ondernemers (% (heel) tevreden) | |
---|---|---|---|---|
Interessant werk | 98 | 97 | 98 | 97 |
Prettige sfeer op het werk | 97 | 97 | 97 | 97 |
Gezond werk | 96 | 97 | 96 | 94 |
Mogelijkheid om zelf uw werktijden te bepalen | 95 | 95 | 96 | 94 |
Mogelijkheid om thuis te werken | 95 | 90 | 92 | 85 |
Mogelijkheid om te leren | 94 | 95 | 96 | 95 |
Goed inkomen | 63 | 69 | 78 | 78 |
Goede werkzekerheid | 62 | 68 | 77 | 81 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) |
9.2 Lidmaatschap belangenorganisaties of vakbonden
Van alle kunstenaars onder zelfstandig ondernemers was 26 procent in de periode 2019/2023 lid van een of meerdere belangenorganisaties, tegenover 27 procent bij de anderen met een creatief beroep. Dat is minder vaak dan gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers, waarvan 39 procent lid was. Kunstenaars en andere zelfstandig ondernemers met een creatief beroep waren vaker lid van een beroepsorganisatie dan van een sectororganisatie, een onafhankelijke zzp-organisatie of een zzp-organisatie binnen een vakbond. Dit is vergelijkbaar met eerdere jaren.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Sectororganisatie | 6 | 6 | 8 | 14 |
Onafhankelijke zzp-organisatie | 6 | 8 | 9 | 6 |
Zzp-organisatie binnen een vakbond | 3 | 3 | 3 | 3 |
Beroepsorganisatie | 15 | 15 | 30 | 21 |
Geen van deze | 74 | 73 | 58 | 61 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk |
Zelfstandige kunstenaars die geen lid zijn van een belangenorganisatie gaven als belangrijkste reden hiervoor het vaakst aan dat ze er nooit serieus over hebben nagedacht (61 procent). Bij de anderen met een creatief beroep was dat met 72 procent ook de meest genoemde reden om geen lid te zijn.
Onder werknemers zijn kunstenaars minder vaak vakbondslid dan gemiddeld. In de 2021/2023 was van de kunstenaars in loondienst 9 procent lid van een vakbond, van de andere werknemers met een creatief beroep was dat 10 procent. Gemiddeld onder alle werknemers was dat 16 procent. In vergelijking met eerdere jaren is het percentage vakbondsleden afgenomen, met name onder kunstenaars. In 2018/2019 was nog 12 procent van hen lid van een vakbond. De belangrijkste reden onder alle groepen werknemers om geen lid te zijn van een vakbond, was dat ze daar nooit serieus over hadden nagedacht.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werknemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werknemers (%) | |
---|---|---|---|---|
Lidmaatschap te duur | 5 | 5 | 6 | 7 |
Nooit serieus over nagedacht om lid te worden | 56 | 58 | 53 | 54 |
Vakbonden hebben geen invloed (meer) op mijn arbeidsvoorwaarden | 16 | 16 | 17 | 12 |
Vakbonden komen niet goed op voor mijn belangen | 4 | 5 | 7 | 6 |
Anders | 19 | 16 | 18 | 20 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
Kunstenaars en andere werknemers met een creatief beroep zijn niet alleen minder vaak lid van een vakbond, ze zijn ook minder vaak tevreden met de vertegenwoordiging van hun belangen door vakbonden. Van de kunstenaars en de andere werknemers met een creatief beroep was respectievelijk 67 en 72 procent in 2021/2023 (heel) tevreden met het functioneren van vakbonden, tegenover 80 procent gemiddeld onder alle werknemers. Deze tevredenheid is afgenomen ten opzichte van 2014/2016, toen van de kunstenaars 75 procent en van de andere creatieven nog 77 procent (heel) tevreden was met de vertegenwoordiging van hun belangen door vakbonden.
9.3 Tevredenheid met werk en arbeidsomstandigheden
Onder zelfstandig ondernemers waren kunstenaars en anderen met een creatief beroep iets minder vaak (zeer) tevreden met het werk dan gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers. Ook de tevredenheid met de arbeidsomstandigheden was bij deze groepen beneden het gemiddelde. In vergelijking met eerdere jaren zijn de verschillen beperkt. Wel waren kunstenaars in 2021/2023 minder vaak tevreden met hun werk als zelfstandige dan in de periode 2015/2019.
Onder werknemers waren kunstenaars iets minder vaak tevreden met hun werk dan gemiddeld onder alle werknemers, bij de andere creatieven was er geen verschil met de gemiddelde tevredenheid. Met de arbeidsomstandigheden waren zowel de kunstenaars als de andere werknemers met een creatief beroep wel iets vaker dan gemiddeld (zeer) tevreden. Aan de tevredenheid met het werk is in de afgelopen jaren niet veel veranderd bij werknemers, de tevredenheid met de arbeidsomstandigheden was in de periode 2021/2023 onder alle groepen wel hoger dan daarvoor.
Kunstenaars (% (zeer) tevreden) | Anderen met een creatief beroep (% (zeer) tevreden) | Werkenden - beroepsniveau 4 (% (zeer) tevreden) | Totaal werkenden (% (zeer) tevreden) | |
---|---|---|---|---|
Werknemers | ||||
Tevreden met werk | 77 | 78 | 81 | 78 |
Tevreden met arbeidsomstandigheden | 78 | 79 | 81 | 77 |
Zelfstandig ondernemers | ||||
Tevreden met werk | 78 | 79 | 82 | 81 |
Tevreden met arbeidsomstandigheden | 74 | 76 | 81 | 79 |
Bron: NEA, ZEA (CBS/TNO) 1)Voor zelfstandig ondernemers hebben deze gegevens betrekking op 2019/2023 |
Bijlage A. Onderzoeksverantwoording
Bronnen
De uitkomsten in dit rapport zijn gebaseerd op steekproefgegevens uit een drietal bronnen: de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS, en de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van het CBS en TNO.
De EBB is een doorlopende enquête onder personen van 15 tot 90 jaar die in Nederland wonen, met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (de institutionele bevolking). Het doel van de enquête is zicht te krijgen op de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Hiertoe wordt onder meer informatie verzameld over de positie op de arbeidsmarkt en over demografische kenmerken van personen. Deze gegevens worden vastgesteld op het moment van enquêteren. De EBB is voor deze monitor verrijkt met gegevens uit registers over uitkeringen, inkomen en vermogen, afkomstig uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB). De registergegevens zijn op persoonsniveau (versleuteld) gekoppeld aan de EBB. Voor meer informatie: Enquête beroepsbevolking (EBB).
Het doel van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) is het in kaart brengen van informatie op het gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsongevallen, arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden van werknemers. De NEA wordt uitgevoerd door het CBS en TNO. Voor meer informatie: Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA)
Het doel van de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) is het in kaart brengen van informatie op het gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsongevallen, werktijden, ziekte, functioneren, inzetbaarheid en opleiding en ontwikkeling van zelfstandig ondernemers. De ZEA wordt uitgevoerd door het CBS en TNO. Voor meer informatie: Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA)
Verslagperioden
De EBB is beschikbaar voor alle verslagjaren vanaf 2013. Hieruit zijn driejaarsgemiddelden van de jaren 2013/2014/2015, 2017/2018/2019 en 2021/2022/2023 gepubliceerd. Deze periodes worden in de tekst afgekort tot 2013/2015, 2017/2019 en 2021/2023.
Uit de NEA zijn gegevens vanaf 2014 beschikbaar. Waar mogelijk zijn hieruit driejaarsgemiddelden van de jaren 2014/2015/2016, 2017/2018/2019 en 2021/2022/2023 gepubliceerd. Deze periodes worden in de tekst afgekort tot 2014/2016, 2017/2019 en 2021/2023.
De ZEA is een tweejaarlijks onderzoek vanaf 2015. Hieruit worden, waar mogelijk, driejaarsgemiddelden gepresenteerd van de jaren 2015/2017/2019 en 2019/2021/2023, afgekort tot respectievelijk 2015/2019 en 2019/2023.
Zoals in ieder steekproefonderzoek hebben de uitkomsten een onnauwkeurigheidsmarge.
Het samenvoegen van gegevens uit drie jaargangen vergroot het aantal waarnemingen en beperkt de marges op de uitkomsten. Op deze manier kunnen op meer gedetailleerd niveau uitspraken worden gedaan over kunstenaars en andere werkenden in een creatief beroep. Daar staat tegenover dat op deze manier geen ontwikkelingen van jaar-op-jaar in beeld kunnen worden gebracht.
Methodewijzigingen
Zowel in de EBB (in 2021) als in de NEA (in 2022) zijn sinds de vorige editie van de monitor wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst doorgevoerd. Bij de presentatie van uitkomsten over ontwikkelingen is in deze monitor rekening gehouden met deze methodewijzigingen.
Vanwege de wijzigingen in de EBB zijn de cijfers over 2021/2023 niet zonder meer vergelijkbaar met de eerder gepubliceerde cijfers in de vorige editie van deze monitor. De cijfers over 2013/2015 en 2017/2019 zijn daarom herberekend waardoor deze consistent zijn met de EBB-kerncijfers in de tabel Arbeidsdeelname, kerncijfers seizoengecorrigeerd. In deze tabel sluiten de EBB-kerncijfers voor de periode 2013-2020 zonder methodebreuken aan op de uitkomsten vanaf 2021, het eerste jaar met het nieuwe onderzoeksdesign en de nieuwe vragenlijst. Omdat alleen de kerncijfers zijn gecorrigeerd voor methodebreuken, kunnen er bij verdere detaillering van de uitkomsten naar andere kenmerken tussen 2020 op 2021 toch verschillen optreden die te maken hebben met de nieuwe methode. De StatLine-tabel Werkzame beroepsbevolking; beroep geeft een indruk van de gevolgen voor de cijfers over kunstenaars en andere creatieve beroepen. Zo blijkt het aantal grafisch vormgevers en productontwerpers en ook het aantal architecten vanaf het eerste kwartaal van 2021 hoger te liggen. Die toename valt samen met de invoering van de wijzigingen in de EBB.
Ook bij de NEA verschilt vanaf het verslagjaar 2022 de wijze waarop de gegevens zijn verzameld en verwerkt op enkele punten van eerdere verslagjaren. Daardoor zijn de cijfers vanaf 2022 niet in alle gevallen vergelijkbaar met de cijfers tot en met 2021. Meer informatie is beschikbaar in de onderzoeksbeschrijving van de NEA 2022.
Doelpopulatie
De doelpopulatie van deze monitor bestaat uit personen met betaald werk die op het moment van enquêtering in de EBB, NEA en ZEA tussen de 15 en 75 jaar oud waren en woonachtig in Nederland. Er zijn wel enkele verschillen tussen de groepen werkenden in deze onderzoeken. Zo behoren zowel werknemers als zelfstandigen tot de doelpopulatie van de EBB. Daarentegen heeft de NEA alleen betrekking op werknemers en de ZEA alleen op zelfstandig ondernemers. Deze ondernemers hebben winstaangifte gedaan en maken (het grootste) deel uit van de totale groep zelfstandigen. Directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s), meewerkende gezinsleden en overige zelfstandigen (personen met resultaat uit overige werkzaamheden) worden niet gerekend tot de groep zelfstandig ondernemers. Zij zijn niet ondervraagd in de ZEA en blijven daarom in deze publicatie buiten beschouwing.
Beroepen
In de EBB zijn kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep afgebakend op grond van het beroep dat zij uitoefenen in hun eerste werkkring, dat wil zeggen de (hoofd)baan waarin zij de meeste uren werken. In de NEA en de ZEA gaat het om het beroep als respectievelijk werknemer en zelfstandig ondernemer, ook als dat niet de hoofdbaan is. De EBB, NEA en ZEA gebruiken de International Standard Classification of Occupations (ISCO) voor de indeling van beroepen. Bijlage B geeft een overzicht van beroepen met ISCO-codes die tot de kunstenaarsberoepen en de andere creatieve beroepen behoren.
Creatieve industrie
De cijfers over kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep zijn gebaseerd op het beroep van een persoon. Daarnaast zijn er ook cijfers over werkenden in de creatieve industrie gemaakt. Of een persoon werkzaam is in de creatieve industrie wordt bepaald op basis van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het CBS. De zogenoemde SBI-code deelt bedrijven in naar de hoofdactiviteit van het bedrijf en wordt door de Kamer van Koophandel op basis van de omschrijving van bedrijfsactiviteiten toegekend. Als een bedrijf meerdere verschillende activiteiten heeft, wordt het zwaartepunt van die activiteiten bepaald en wordt het bedrijf ingedeeld aan de hand van de SBI-code die bij de hoofdactiviteit hoort. De overige bedrijfsactiviteiten worden als nevenactiviteit getypeerd en niet gebruikt bij de indeling van bedrijven door het CBS.
Bij de afbakening van de creatieve industrie wordt onderscheid gemaakt tussen een enge en een ruime definitie. De enge definitie van de creatieve industrie beperkt zich tot de categorieën:
- Kunsten en cultureel erfgoed;
- Media en entertainment;
- Creatieve en zakelijke dienstverlening.
In de ruime definitie worden daarnaast de onderstaande categorieën opgenomen:
- Creatieve detailhandel;
- Kennisintensieve diensten;
- Overige creatieve industrie.
In deze publicatie en de bijbehorende tabellen is gekozen voor de ruime definitie. Van alle kunstenaars was 62 procent werkzaam in de creatieve industrie volgens de ruime definitie. Van de anderen met een creatief beroep was dat 33 procent. Van de gehele werkzame beroepsbevolking was 7 procent werkzaam in de creatieve industrie.
De indeling van de creatieve industrie in deze publicatie is gebaseerd op de resultaten van het CBS-speerpuntproject ‘Creatieve Industrie’, zie Onderzoeksrapportage Creatieve Industrie (Den Haag/Heerlen/Bonaire, 2011). In bijlage C staan de SBI-codes die voor deze publicatie tot de creatieve industrie worden gerekend. Er wordt inmiddels gewerkt aan een beperkte herziening van de SBI-codes die tot de creatieve industrie worden gerekend. Deze herziening is niet meegenomen in deze publicatie en bijbehorende tabellen.
Kunstopleidingen in deze monitor
De volgende negen opleidingen zijn in deze monitor op basis van hun ISCED-code aangemerkt als kunstopleiding:
Omschrijving | ISCED 2013 code |
---|---|
Lerarenopleiding algemene en beroepsgerichte vakken | 114 |
Kunst | 210 |
Audiovisuele techniek en mediaproductie | 211 |
Mode-, interieur- en industriële vormgeving | 212 |
Beeldende kunst, kunstgeschiedenis | 213 |
Kunstnijverheid | 214 |
Muziek en theater | 215 |
Textiel-, kleding-, schoenen-, en leervervaardiging | 723 |
Architectuur en stedenbouwkunde | 731 |
De ISCED is de door de Verenigde Naties aanbevolen internationale onderwijsindeling. Deze deelt opleidingen in op basis van de kenmerken niveau, volgorde waarin opleidingen worden gevolgd, toeleiding naar vervolgonderwijs dan wel arbeidsmarkt, inhoud van het onderwijs (algemeen/beroeps), cumulatieve duur van een opleiding in voltijdequivalenten, de rangorde in de hiërarchie van nationale examens en de studierichting. Elke opleiding krijgt een code toegekend en is daarmee identificeerbaar.
Onderwijsniveau en -richting
Er wordt gebruikgemaakt van de Standaard Onderwijsindeling (SOI), een indeling van opleidingen naar niveau en richting, ontwikkeld voor gebruik bij statistiek en onderzoek en voor administratieve doeleinden in Nederland. De eerste versie van de SOI was de SOI 1978, er zijn sindsdien diverse nieuwe versies verschenen. Omdat er voortdurend opleidingen bijkomen, verschijnt er regelmatig een nieuwe editie van de SOI met nieuwe opleidingen van het meest recente schooljaar. De meest recente versie SOI 2016 sluit aan op internationale definities van de ISCED.
In lijn met andere CBS-publicaties worden in deze editie bij detaillering naar onderwijsniveau de termen 'hoog-, middelbaar en laagopgeleid' niet meer gebruikt. In plaats daarvan worden de niveaus in tabellen en figuren benoemd als:
- Basisonderwijs, vmbo, mbo1
- Havo, vwo, mbo2-4
- Hbo, wo
In de hoofdtekst worden deze groepen omschreven als bijvoorbeeld:
- Mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma
- Mensen met een mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar
- Mensen met een hbo- of universitair niveau of daarmee vergelijkbaar
Vaste en flexibele arbeidsrelatie
Een werknemer met een vaste arbeidsrelatie heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd én een vast aantal uren per week. Een werknemer met een flexibele arbeidsrelatie heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Hiertoe behoren bijvoorbeeld werknemers met een tijdelijk contract, oproep- of invalkrachten, uitzendkrachten en werknemers zonder vaste uren.
Herkomst
De indeling naar herkomst bestaat uit twee onderdelen: geboren in Nederland en herkomstland. Geboren in Nederland is het kenmerk dat weergeeft of een persoon en diens ouders in Nederland of in het buitenland geboren zijn. Herkomstland is het kenmerk dat weergeeft in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn.
Deze indeling naar herkomst heeft het CBS in 2021 ontwikkeld ter vervanging van de indeling naar migratieachtergrond. De nieuwe indeling is vanaf begin 2022 doorgevoerd in de statistieken, tabellen in StatLine en overige publicaties van het CBS. Zie: CBS introduceert nieuwe indeling bevolking naar herkomst | CBS.
In de nieuwe indeling is meer bepalend waar iemand zelf geboren is, en minder bepalend waar iemands ouders geboren zijn. Daarbij wordt het woord migratieachtergrond niet meer gebruikt en is de hoofdindeling westers/niet-westers vervangen door een indeling naar geboren in Nederland versus geboren in het buitenland. Waar mogelijk binnen de beperkingen van de publicatierichtlijnen is daarbij nog een onderscheid gemaakt naar geboren in Europa (exclusief Nederland) en geboren buiten Europa. In de tabellenset bij deze monitor is bovendien een onderscheid gemaakt naar enkele herkomstlanden.
Verschillende soorten inkomens
In deze monitor worden twee inkomensbegrippen gebruikt: het persoonlijk bruto-inkomen en het besteedbaar huishoudensinkomen.
Bij het persoonlijk bruto-inkomen gaat het om het totaal van het inkomen van een persoon uit arbeid, eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (m.u.v. kinderbijslag en kindgebonden budget). Het gaat om een brutobedrag: sociale premies en belastingen zijn niet in mindering gebracht.
Het besteedbaar huishoudensinkomen bestaat uit het bruto-inkomen van alle leden van een huishouden verminderd met betaalde inkomensoverdrachten (zoals alimentatie), premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen. Een (particulier) huishouden bestaat uit één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Het besteedbaar huishoudensinkomen wordt gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.
Om de reële ontwikkeling in beeld te brengen is met behulp van de consumentenprijsindex (CPI) gecorrigeerd voor prijsstijgingen. Daarbij zijn de inkomens en vermogens voor alle verslagperioden uitgedrukt in prijzen van 2023. Voor de interpretatie van de uitkomsten is verder nog van belang dat zowel het persoonlijk bruto-inkomen als het besteedbaar huishoudensinkomen naast inkomen uit werk ook inkomen uit onder meer uitkeringen kan betreffen. Ook verschillen de begrippen in een aantal opzichten (bruto versus netto, persoonlijk versus huishouden, absoluut versus gestandaardiseerd). Voor kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep geldt tot slot dat het inkomen verdiend kan zijn in het kunstenaarsberoep of in een ander creatief beroep, maar ook met activiteiten in een tweede baan.
Weging en marges
De EBB, NEA en ZEA zijn steekproefonderzoeken. De samenstelling van een steekproef verschilt in de regel van de samenstelling van de populatie. Om uitspraken te doen over de populatie worden de uitkomsten van de steekproef gewogen en (in geval van de EBB) opgehoogd naar de populatieaantallen.
Omdat het steekproefdesign en de schattingsmethoden van de EBB complex zijn, is het schatten van de 95 procent-betrouwbaarheidsmarges niet eenvoudig. Een voorbeeld met geschatte marges voor opgehoogde aantallen uit de EBB is opgenomen in bijlage D van deze publicatie.
Ook de uitkomsten van NEA en ZEA zijn onderhevig aan toevalsfluctuaties. Voor NEA en ZEA wordt een absolute ondergrens gehanteerd voor het doen van uitspraken over doelpopulaties: indien het aantal steekproefpersonen - het gaat hier om ongewogen en niet-opgehoogde aantallen - in een bepaalde doelpopulatie kleiner is dan 100, dan worden er geen resultaten gepresenteerd vanwege te grote marges.
Verschillen met StatLine
De uitkomsten in deze publicatie betreffen meestal driejaarsgemiddelden. De resultaten wijken daarmee af van andere op StatLine gepubliceerde gegevens uit de EBB, NEA en ZEA, bijvoorbeeld over de werkzame beroepsbevolking. De resultaten van genoemde onderzoeken op StatLine hebben meestal betrekking op één verslagjaar.
Bijlage B. Kunstenaarsberoepen en andere creatieve beroepen
ISCO-code | Beroep | |
---|---|---|
Beeldende beroepen | 2651 | Beeldende beroepen |
Ontwerpende beroepen | 2160 | Architecten, planologen, landmeetkundigen en ontwerpers |
Ontwerpende beroepen | 2161 | Architecten van gebouwen |
Ontwerpende beroepen | 2162 | Landschapsarchitecten |
Ontwerpende beroepen | 2163 | Product- en kledingontwerpers |
Ontwerpende beroepen | 2166 | Grafisch ontwerpers en multimedia-ontwerpers |
Uitvoerende beroepen | 2652 | Musici, zangers en componisten |
Uitvoerende beroepen | 2653 | Dansers en choreografen |
Uitvoerende beroepen | 2654 | Regisseurs en producenten voor film en theater e.d. |
Uitvoerende beroepen | 2655 | Acteurs |
Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | 2641 | Auteurs e.d. |
Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | 2650 | Scheppende en uitvoerende kunstenaars |
Schrijvers, vertalers en overige kunstenaarsberoepen | 2659 | Scheppende en uitvoerende kunstenaars, niet elders geclassificeerd |
Andere creatieve beroepen | ||
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2164 | Stedenbouwkundigen en verkeersplanologen |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2354 | Andere muziekleraren |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2355 | Andere kunstleraren |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2431 | Specialisten op het gebied van reclame en marketing |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2621 | Archivarissen en conservatoren |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2622 | Bibliothecarissen e.d. |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2640 | Auteurs, journalisten en taalkundigen |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2642 | Journalisten |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2643 | Vertalers, tolken en andere taalkundigen |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 4 | 2656 | Omroepers voor radio, televisie en andere media |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 3430 | Vakspecialisten op artistiek, cultureel en culinair gebied |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 3431 | Fotografen |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 3432 | Interieurontwerpers en decorateurs |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 3433 | Technici in galerieën, musea en bibliotheken |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 3434 | Chef-koks |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 3435 | Andere vakspecialisten op artistiek en cultureel gebied |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 3521 | Radio- en televisietechnici en audiovisueel technici |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 4411 | Bibliotheekmedewerkers |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 5241 | Mannequins en modellen |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7310 | Ambachtslieden |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7312 | Vervaardigers en stemmers van muziekinstrumenten |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7313 | Juweliers en bewerkers van edele metalen |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7314 | Pottenbakkers e.d. |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7315 | Glasblazers, snijders, slijpers en polijsters |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7316 | Letterschilders, decoratieschilders, graveurs en etsers |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7317 | Ambachtslieden werkend met hout, vlechtwerk e.d. |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7318 | Ambachtslieden werkend met textiel, leder e.d. |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7319 | Ambachtslieden, niet elders geclassificeerd |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7522 | Meubelmakers e.d. |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7531 | Kleermakers, bontwerkers en hoedenmakers |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7532 | Patroonmakers en snijders voor kleding e.d. |
Andere creatieve beroepen - beroepsniveau 1, 2, 3 | 7549 | Ambachtslieden, niet elders geclassificeerd |
Bijlage C. Bedrijfstakken binnen de creatieve industrie
SBI 2008 code | SBI 2008 omschrijving | |
---|---|---|
Kunsten en cultureel erfgoed | 7990 | Reisinformatie- en reserveerbureaus |
Kunsten en cultureel erfgoed | 90 | Kunst |
Kunsten en cultureel erfgoed | 9001 | Podiumkunst en -vermaak |
Kunsten en cultureel erfgoed | 90011 | Beoefening van podiumkunst |
Kunsten en cultureel erfgoed | 90012 | Producenten van podiumkunst |
Kunsten en cultureel erfgoed | 9002 | Diensten voor uitvoerende kunst |
Kunsten en cultureel erfgoed | 9003 | Scheppende kunst |
Kunsten en cultureel erfgoed | 90041 | Theaters, schouwburgen en concertgebouwen |
Kunsten en cultureel erfgoed | 9101 | Culturele uitleencentra en openbare archieven |
Kunsten en cultureel erfgoed | 91011 | Openbare bibliotheken |
Kunsten en cultureel erfgoed | 91012 | Kunstuitleencentra |
Kunsten en cultureel erfgoed | 91019 | Openbare archieven |
Kunsten en cultureel erfgoed | 9102 | Musea, kunstgalerieën en -expositieruimten |
Kunsten en cultureel erfgoed | 91021 | Musea |
Kunsten en cultureel erfgoed | 91022 | Kunstgalerieën en expositieruimten |
Kunsten en cultureel erfgoed | 9103 | Monumentenzorg |
Kunsten en cultureel erfgoed | 94993 | Fondsen (niet voor welzijnszorg) |
Kunsten en cultureel erfgoed | 94994 | Vriendenkringen van cultuur |
Media en entertainment | 58 | Uitgeverijen |
Media en entertainment | 581 | Uitgeverijen van boeken, tijdschriften e.d., databanken |
Media en entertainment | 5811 | Uitgeverijen van boeken |
Media en entertainment | 5813 | Uitgeverijen van kranten |
Media en entertainment | 5814 | Uitgeverijen van tijdschriften |
Media en entertainment | 5819 | Overige uitgeverijen, geen software |
Media en entertainment | 582 | Uitgeverijen van software |
Media en entertainment | 5821 | Uitgeverijen van computergames |
Media en entertainment | 5829 | Software-uitgeverijen, geen games |
Media en entertainment | 59 | Productie en distributie van films en televisieprogramma´s, maken en uitgeven van geluidsopnamen |
Media en entertainment | 591 | Productie en distributie van films en televisieprogramma's |
Media en entertainment | 5911 | Productie van films en televisieprogramma's |
Media en entertainment | 59111 | Filmproductie, geen televisiefilms |
Media en entertainment | 59112 | Productie van televisieprogramma's |
Media en entertainment | 5912 | Facilitaire diensten voor film, tv |
Media en entertainment | 5913 | Distributie films en tv-producties |
Media en entertainment | 5914 | Bioscopen |
Media en entertainment | 5920 | Maken en uitgeven geluidsopnamen |
Media en entertainment | 60 | Verzorgen en uitzenden van radio- en televisieprogramma's |
Media en entertainment | 6010 | Radio-omroepen |
Media en entertainment | 6020 | Televisieomroepen |
Media en entertainment | 6320 | Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie |
Media en entertainment | 6321 | Pers- en nieuwsbureaus |
Media en entertainment | 6329 | Overige informatievoorziening |
Media en entertainment | 74201 | Fotografie |
Media en entertainment | 90013 | Circus en variété |
Media en entertainment | 93211 | Pret- en themaparken |
Media en entertainment | 93212 | Kermisattracties |
Creatieve zakelijke dienstverlening | 7021 | Public relationsbureaus |
Creatieve zakelijke dienstverlening | 7111 | Architectenbureaus |
Creatieve zakelijke dienstverlening | 731 | Reclamebureaus en handel in advertentieruimte |
Creatieve zakelijke dienstverlening | 7311 | Reclamebureaus |
Creatieve zakelijke dienstverlening | 7312 | Handel in advertentieruimte |
Creatieve zakelijke dienstverlening | 7410 | Industrieel design |
Creatieve zakelijke dienstverlening | 8230 | Organisatie van congressen, beurzen |
Creatieve detailhandel | 47594 | Winkels in muziekinstrumenten |
Creatieve detailhandel | 4761 | Boekenwinkels |
Creatieve detailhandel | 4762 | Winkels in lectuur en schrijfwaren |
Creatieve detailhandel | 4763 | Winkels in audio- en video-opnamen |
Creatieve detailhandel | 47783 | Winkels in schilderijen |
Creatieve detailhandel | 47791 | Winkels in antiek |
Kennisintensieve diensten | 6201 | Software-ontwikkeling |
Kennisintensieve diensten | 6202 | Adviesbureaus op het gebied van IT |
Kennisintensieve diensten | 72 | Speur- en ontwikkelingswerk |
Kennisintensieve diensten | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
Kennisintensieve diensten | 7211 | Biotechnologisch speur- en ontwikkelingswerk |
Kennisintensieve diensten | 72111 | Biotechnologische landbouwresearch |
Kennisintensieve diensten | 72112 | Medisch-biotechnologische research |
Kennisintensieve diensten | 72113 | Overige biotechnologische research |
Kennisintensieve diensten | 7219 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk (niet biotechnologisch) |
Kennisintensieve diensten | 72191 | Landbouwresearch (geen biotech) |
Kennisintensieve diensten | 72192 | Technische research |
Kennisintensieve diensten | 72193 | Medische research (geen biotech) |
Kennisintensieve diensten | 72199 | R&D natuurwetenschap, geen biotech |
Kennisintensieve diensten | 7220 | Geesteswetenschappelijke research |
Overig | 141 | Kledingindustrie (geen bontkleding) |
Overig | 151 | Looierijen en lederwarenindustrie |
Overig | 310 | Meubelindustrie |
Overig | 321 | Munten- en sieradenindustrie |
Overig | 324 | Speelgoedindustrie |
Overig | 82992 | Veilingen van roerende goederen |
Overig | 9004 | Theaters, schouwburgen en evenementenhallen |
Overig | 90042 | Evenementenhallen |
Overig | 932 | Overige recreatie |
Bijlage D. Toelichting bij de marges – Enquête beroepsbevolking
De Enquête beroepsbevolking (EBB) is een steekproefonderzoek. Zoals in ieder steekproefonderzoek hebben de uitkomsten een onnauwkeurigheidsmarge. Omdat het steekproefdesign vrij complex is, is het schatten van de 95%-betrouwbaarheidsmarges niet eenvoudig. Onderstaande tabel geeft een globale raming van de marges voor opgehoogde aantallen voor de periode 2021/2023. Ter verduidelijking van het gebruik van de tabel volgt een getallenvoorbeeld voor de gemiddelde jaarcijfers van de peiling 2021/2023.
Stel dat wordt waargenomen dat 75 duizend personen tot een zekere categorie behoren. Daarbij behoort zoals blijkt uit de tabel (b.v. bij de jaargegevens op basis van alle peilingen) een marge van 3,5 duizend. De grenzen van het 95%- betrouwbaarheidsinterval liggen dan bij benadering bij 75 duizend - 3,5 duizend = 71,5 duizend en 75 duizend + 3,5 duizend = 78,5 duizend. Dit betekent dat de werkelijke waarde met een betrouwbaarheid van 95 procent ligt in het interval: 71,5 duizend - 78,5 duizend. In de tabel hieronder zijn de geschatte betrouwbaarheidsmarges voor diverse uitkomsten opgenomen.
Absolute marge (x 1000) | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|
1 | 0,4 | 40,1 |
2 | 0,6 | 28,4 |
5 | 0,9 | 18,0 |
10 | 1,3 | 12,7 |
15 | 1,6 | 10,4 |
20 | 1,8 | 9,0 |
30 | 2,2 | 7,3 |
50 | 2,8 | 5,7 |
75 | 3,5 | 4,6 |
100 | 4,0 | 4,0 |
200 | 5,6 | 2,8 |
300 | 6,9 | 2,3 |
500 | 8,8 | 1,8 |
750 | 10,7 | 1,4 |
1 000 | 12,2 | 1,2 |
2 000 | 16,5 | 0,8 |
3 000 | 19,3 | 0,6 |
5 000 | 22,4 | 0,4 |
7 500 | 22,9 | 0,3 |
Bron: EBB |
Tabellenset
Tabellenset (Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021/2023).