5. Arbeidskenmerken
- Kunstenaars zijn aanzienlijk vaker werkzaam als zzp’er dan gemiddeld en werken minder vaak in loondienst. Ook bij andere werkenden met een creatief beroep is het aandeel zzp’ers relatief groot.
- Van de kunstenaars werkt ruim de helft voltijds in hun grootste werkkring, van de andere creatieven is dat nog iets meer.
- Kunstenaars hebben vaker dan gemiddeld meer dan één baan.
- Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep werken vaker dan gemiddeld thuis.
In hoofdstuk 5 komen de arbeidskenmerken van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep ter sprake, waaronder of zij zelfstandige of in loondienst zijn, hoeveel uren zij werken, en of zij meerdere werkkringen hebben en zo ja, waarom. De cijfers in paragrafen 5.1, 5.2, 5.4 en 5.5 hebben betrekking op alle kunstenaars en andere creatieven in de werkzame beroepsbevolking (werknemers én zelfstandigen). In paragraaf 5.3 (over het aantal werkkringen) worden cijfers gepresenteerd die alleen betrekking hebben op werknemers.
5.1 Soort arbeidsrelatie
In 2021/2023 telde Nederland 194 duizend werkzame kunstenaars. Het grootste deel hiervan, 59 procent, was werkzaam als zelfstandige. Dit betekent dat zij arbeid verrichten voor eigen rekening of risico. Dat is aanzienlijk hoger dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. De meerderheid (56 procent) van alle kunstenaars werkte als zelfstandige zonder personeel (zzp’er), een klein percentage zelfstandige kunstenaars (3 procent) had wel personeel in dienst. Verder werkte 27 procent van de werkzame kunstenaars in loondienst met een vaste arbeidsrelatie en 14 procent had een flexibele arbeidsrelatie. Dat is voor beide arbeidsrelaties lager dan gemiddeld in de totale werkzame beroepsbevolking. Van alle werkenden had 56 procent een vaste arbeidsrelatie, en bij werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) was dat met 62 procent nog iets hoger.
In 2021/2023 waren er in totaal 337 duizend andere werkenden met een creatief beroep. Anders dan bij de kunstenaars was het aandeel zelfstandigen onder hen (33 procent) kleiner dan het aandeel werknemers (66 procent). Van de andere creatieven was 30 procent zzp’er en 3 procent had personeel in dienst, 45 procent had een vast dienstverband en 21 procent een flexibel dienstverband. Ook die percentages zijn lager dan in de totale werkzame beroepsbevolking.
Kunstenaars | Anderen met een creatief beroep | Werkenden - beroepsniveau 4 | Totaal werkenden | Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werkenden - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werkenden (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 194 | 337 | 3 362 | 9 513 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Werknemer, vast dienstverband | 52 | 152 | 2 074 | 5 321 | 27 | 45 | 62 | 56 |
Werknemer, flexibel dienstverband | 28 | 72 | 643 | 2 669 | 15 | 21 | 19 | 28 |
Zelfstandige zonder personeel - eigen arbeid | 95 | 92 | 461 | 975 | 49 | 27 | 14 | 10 |
Zelfstandige zonder personeel - product | 13 | 9 | 31 | 187 | 7 | 3 | 1 | 2 |
Zelfstandige met personeel | 6 | 11 | 149 | 331 | 3 | 3 | 4 | 3 |
Zelfstandige, meewerkend gezinslid | 0 | 1 | 3 | 31 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bron: EBB |
Alle werknemers met een flexibel dienstverband zijn gevraagd naar de belangrijkste reden waarom ze geen vast dienstverband hebben. Van de kunstenaars met een flexibel dienstverband gaf een relatief groot deel (17 procent) aan dat ze nieuw zijn bij hun huidige werkgever. Van alle flexwerknemers gaf 10 procent dat als reden. Ook hadden kunstenaars naar eigen zeggen iets vaker uitzicht op een vast dienstverband (29 procent versus 25 procent). Minder vaak dan gemiddeld noemden kunstenaars de behoefte aan flexibiliteit (10 procent versus 19 procent).
Flexwerknemers met een ander creatief beroep noemden aanzienlijk vaker (40 procent) dan gemiddeld dat zij flexwerken vanwege uitzicht op een vast dienstverband. Ook zij gaven relatief vaak aan nieuw te zijn in hun baan (15 procent) en minder vaak (10 procent) behoefte te hebben aan flexibiliteit. Daarnaast gaven zij minder vaak dan gemiddeld aan dat het normaal is om geen vast dienstverband te hebben in de sector waar ze werken (13 procent versus 20 procent van alle flexwerknemers).
Kunstenaars en andere werknemers met een creatief beroep hechten iets meer belang aan een vast contract dan gemiddeld. Voor 57 procent van de kunstenaars onder werknemers in de periode 2022/2023 was een vast contract (heel) belangrijk, tegenover 56 procent van de werknemers in andere creatieve beroepen en 53 procent van alle werknemers.
5.2 Meerdere banen
Kunstenaars hebben relatief vaak meer dan één betaalde baan. Van de totale werkzame beroepsbevolking in 2021/2023 had 90 procent één baan, 10 procent combineerde er twee of meer. Van de kunstenaars had 84 procent één baan en 16 procent een combibaan. Van de werkenden met een ander creatief beroep had 11 procent meerdere banen.
Zowel kunstenaars in loondienst als andere werknemers met een creatief beroep noemen afwisseling in werkzaamheden of contacten en zichzelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden als belangrijkste redenen voor het hebben van meerdere banen. De behoefte aan ontwikkeling leeft bij hen bovendien sterker dan gemiddeld onder werknemers. Daarentegen wordt meer uren kunnen maken om financieel rond te komen wat minder vaak dan gemiddeld genoemd als belangrijkste reden om meerdere banen te hebben.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werknemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werknemers (%) | |
---|---|---|---|---|
De afwisseling in werkzaamheden of contacten | 27 | 23 | 29 | 24 |
Meer uren kunnen maken om financieel rond te kunnen komen | 9 | 9 | 8 | 13 |
Geld verdienen voor iets extra's | 13 | 16 | 12 | 18 |
Mezelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden | 24 | 27 | 26 | 20 |
Op de lange termijn aan het werk kunnen blijven | 4 | 3 | 3 | 3 |
Om de zekerheid van inkomen (uit loondienst) te behouden | 13 | 12 | 9 | 10 |
Anders | 9 | 10 | 12 | 12 |
Bron: NEA (CBS/TNO) |
5.3 Arbeidsduur
In 2021/2023 werkte ruim de helft van de kunstenaars (55 procent) voltijd, dat wil zeggen 35 uur of meer per week, in de eerste werkkring. Dat was iets meer dan het gemiddelde van de werkzame beroepsbevolking waarvan 50 procent voltijd werkte. Werkenden met een ander creatief beroep werken nog iets vaker (59 procent) voltijd in hun eerste werkkring. Met de eerste werkkring wordt de baan bedoeld waarin de meeste uren worden gewerkt. Daarbij gaat het om het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde werkweek werkt en worden overuren en onbetaalde uren niet meegerekend. Van de kunstenaars en anderen met een creatief beroep met een tweede werkkring deden verreweg de meeste dit minder dan 20 uur per week.
Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Werkenden - beroepsniveau 4 (%) | Totaal werkenden (%) | ||
---|---|---|---|---|---|
Werkzaam - totaal | 100 | 100 | 100 | 100 | |
Arbeidsduur in de eerste werkkring | 0-19 uur | 11 | 12 | 7 | 18 |
Arbeidsduur in de eerste werkkring | 20-34 uur | 34 | 30 | 32 | 33 |
Arbeidsduur in de eerste werkkring | 35 uur en meer | 55 | 59 | 61 | 50 |
Arbeidsduur in de tweede werkkring | 0-19 uur | 13 | 10 | 10 | 9 |
Arbeidsduur in de tweede werkkring | 20-34 uur | 2 | 1 | 1 | 1 |
Arbeidsduur in de tweede werkkring | 35 uur en meer | 1 | 0 | 0 | 0 |
Bron: EBB |
Sommige deeltijders zouden meer uren willen werken en geven aan daarvoor ook direct beschikbaar te zijn. Van alle kunstenaars was 6 procent zo’n ‘onderbenutte’ deeltijder. Dat was evenveel als bij de andere werkenden met een creatief beroep en bij de werkzame beroepsbevolking als geheel. Het aandeel onderbenutte deeltijders was in 2023 aanzienlijk lager dan tien jaar eerder, toen de arbeidsmarkt veel minder krap was.
5.4 Thuiswerken
Een relatief groot deel van alle kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep verricht werkzaamheden op het eigen thuisadres. In 2021/2023 werkte 40 procent van de kunstenaars meestal of altijd thuis, tegenover 17 procent van de totale werkzame beroepsbevolking. Andere werkenden met een creatief beroep werkten met 32 procent minder vaak thuis dan kunstenaars, maar ook nog aanzienlijk vaker dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. Van journalisten werkte zelfs ruim de helft (52 procent) meestal of altijd thuis.
5.5 Arbeidspositie partner
Van de 194 duizend kunstenaars woonden 124 duizend samen met een partner. Van deze partners werkte 89 procent en zij deden dat relatief vaak als zelfstandige. Ruim de helft (52 procent) van de partners van kunstenaars was werkzaam met een vast dienstverband, 12 procent was flexwerknemer en 25 procent zelfstandige. Van de partners van alle werkenden werkte 87 procent, waarvan 58 procent in een vast dienstverband, 14 procent flexibel en 15 procent als zelfstandige.
Van de 339 duizend andere werkenden met een creatief beroep hadden 215 duizend een partner. Van deze partners werkte ook 87 procent, iets vaker met een vast dienstverband (57 procent) of een flexibel dienstverband (15 procent) dan bij kunstenaars. Ze werkten minder vaak als zelfstandige (18 procent). De werkzame partners van andere werkenden met een creatief beroep hadden daarmee meer dan kunstenaars een vergelijkbare verdeling naar arbeidspositie als de totale werkzame beroepsbevolking.