2019: Fossiel in de ban

Na de Tweede Wereldoorlog ging het energieverbruik sterk toenemen en ontstond een grote afhankelijkheid van energie. Makkelijk beschikbare fossiele brandstoffen voorzagen in deze energieverslaving, die vanaf ongeveer 1960 serieuze vormen aannam. Los hiervan is Nederland al meer dan twee eeuwen sterk gericht op fossiele brandstoffen. Dat begon met de turfwinning in de Middeleeuwen, zette eind negentiende eeuw door met de steenkoolwinning en exploratie van aardoliebronnen in Oost-Indië, en piekte door het rijkelijk aanwezige aardgas.

Demonstranten op de Amsterdamse Zuidas tijdens een klimaatmars.
© ANP / Joris van Gennip
Demonstranten op de Amsterdamse Zuidas tijdens een klimaatmars.

Over de gehele negentiende eeuw gezien, was bijna 80 procent van de verbruikte energie afkomstig van steenkool en turf, dus fossiele energie. De twintigste eeuw was de eeuw van fossiele energie want in de periode 1900-1999 was 97 procent van de in Nederland verbruikte energie van fossiele oorsprong. Bovendien lag het totale energieverbruik toen veel hoger. In de eenentwintigste eeuw moet het gebruik van fossiele brandstoffen worden afgebouwd. Gemiddeld over de jaren 2000-2023 lag het op 91 procent. Aan het einde van deze periode vond een forse daling plaats. In 2023 was het aandeel nog maar 83 procent, wat hetzelfde niveau is als van 1875.

Aandeel fossiele en niet-fossiele energie
jaarTurf (%)Steenkool (%)Aardolie (%)Aardgas (%)Hernieuwbare energie (%)Overige niet-fossiele energie (%)
1800-1899284910220
1900-1999126373412
2000-2023010384354

Verbranden van fossiele energie resulteert in emissie van het broeikasgas koolstofdioxide (CO2). Via andere mechanismen komen er ook meer andere broeikasgassen vrij, zoals methaan en lachgas. Al deze broeikasgassen komen in de atmosfeer terecht en leiden tot opwarming van de aarde, hetgeen volgens een verklaring van wetenschappers uit 2019 onomstotelijk was vastgesteld. In hetzelfde jaar werd in Nederland het nationale Klimaatakkoord gesloten, een verdrag dat door meer dan honderd maatschappelijke partijen werd ondersteund. Het doel van Nederland is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Fossiele energie gaat dus in de ban. Er resteren maar twee mogelijkheden: het overstappen op niet-fossiele (koolstofarme) energiebronnen en het besparen van energie.

Hernieuwbare energie gaan gebruiken

Het aandeel hernieuwbare energie in de totale energiemix van Nederland steeg langzaam maar gestaag vanaf 1990. Tussen 2003 en 2011 was er sprake van een iets sterkere groei dan de periode hiervoor. Vanaf 2017 is een versnelling in gang gezet, mede onder druk van het verplichte EU-doel voor 2020. Belangrijk hierbij was de subsidiëring van alternatieve energiebronnen, die aanvankelijk duurder waren dan fossiele energie. De vorige energietransities gebeurden eigenlijk ‘vanzelf’ doordat nieuwe technieken en/of ontdekkingen beter voldeden en goedkoper waren.

Verbruik van hernieuwbare energie
jaarBiomassa (PJ)Windenergie (PJ)Zonne-energie (PJ)Omgevingsenergie (PJ)Aardwarmte (PJ)Waterkracht (PJ)
199030,60,20,10,3
199130,80,30,10,4
199231,40,50,10,4
199333,70,60,20,3
199433,60,90,20,00,4
199536,81,10,20,00,3
199641,91,60,20,00,3
199745,61,70,30,10,3
199847,52,30,30,10,4
199949,72,30,40,10,3
200052,63,00,50,20,5
200155,53,00,60,20,4
200260,73,40,70,30,4
200357,84,80,80,40,3
200467,36,70,90,50,3
200585,47,40,90,70,3
200688,99,80,90,90,4
200789,712,41,01,20,4
2008104,215,31,01,70,10,4
2009117,716,51,12,20,10,4
2010119,314,41,22,70,30,4
2011123,018,41,43,30,30,2
2012126,517,91,83,80,50,4
2013118,020,32,64,41,00,4
2014115,920,93,75,01,50,4
2015115,627,25,15,72,40,3
2016115,329,46,96,52,80,4
2017118,438,09,17,63,00,2
2018128,938,014,59,13,70,3
2019149,441,420,610,95,60,3
2020176,655,032,013,36,20,2
2021203,665,241,916,06,30,3
2022191,077,661,120,26,80,2
2023**166,3106,371,725,56,80,2

Het Gemini-windmolenpark, dat op 8 mei 2017 op de Noordzee werd geopend, zette symbolisch, de huidige energietransitie van fossiele naar koolstofarme, hernieuwbare energie definitief in gang. Een jaar later nam ook de hoeveelheid geproduceerde zonnestroom op zonneparken bij bedrijven met bijna 90 procent toe, doordat bedrijven gebruik maakten van de subsidieregeling voor duurzame energie (SDE+). Huishoudens maakten gebruik van de gunstige salderingsregeling. In 2018 nam ook het aandeel biobrandstof in motorbenzine en autodiesel sterk toe, gedreven door het preciezer volgen van EU-regels. Ook in de jaren na 2018 bleef de hoeveelheid verbruikte hernieuwbare energie met minstens 9 procent per jaar stijgen met een piek van 29 procent in 2020. Al met al kwam het aandeel hernieuwbare energie in 2023 uit op 14 procent.

Energie besparen

De oliecrisis van 1973 en de aandacht voor het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome uit 1972 leidden tot beleid om energie te besparen. De Club van Rome bestond uit een aantal Europese wetenschappers en ondernemers die hun zorgen uitten over onder andere de uitputting van natuurlijke hulpbronnen en vervuiling. Ondanks de zorgen groeide het energieverbruik per inwoner na deze periode door. Het was het hoogst tussen 1995 en 2010. In 1996, 2004 en 2010 kwam het uit op 210 gigajoule per inwoner, wat ruim 15 maal hoger is dan in 1800. In deze drie jaren waren er overigens meer koude dagen dan in de andere jaren in deze periode. Na 2013 daalde het energieverbruik per inwoner tot onder het niveau van 1990.

De Russische inval in Oekraïne stuwde de prijzen van fossiele brandstoffen omhoog, wat een sterke impuls betekende voor energiebesparing en hernieuwbare energie. In 2023, een jaar na de inval, was het energieverbruik per inwoner al teruggevallen tot 148 gigajoule per inwoner, waarvan 123 gigajoule fossiel. Hiermee werd in Nederland per inwoner minder fossiele energie gebruikt dan in 1968. In de jaren 1960 was het energieverbruik enorm sterk gestegen door de toegenomen beschikbaarheid van aardolie en aardgas en de toenemende welvaart.

Energieverbruik per inwoner
jaarFossiele energie (GJ)Hernieuwbare energie (GJ)Overige energie (GJ)
194638,91,00,0
194746,60,90,0
194849,20,90,0
194952,60,90,0
195058,00,90,0
195160,00,90,1
195258,91,00,1
195360,41,00,0
195464,61,00,0
195567,71,00,1
195673,81,00,0
195770,11,00,0
195870,31,00,1
195971,31,00,0
196078,61,10,0
196180,91,10,0
196289,51,10,0
196397,31,10,0
1964100,51,10,0
1965106,41,10,0
1966111,01,1-0,1
1967117,21,2-0,1
1968128,81,2-0,1
1969141,41,20,1
1970157,71,20,2
1971161,21,30,1
1972182,91,30,1
1973191,71,40,8
1974185,61,52,6
1975177,41,63,0
1976194,41,83,7
1977186,61,93,8
1978188,02,14,2
1979197,52,13,8
1980187,02,04,0
1981175,22,03,6
1982154,11,94,4
1983159,81,84,5
1984168,41,84,4
1985169,41,84,9
1986175,41,84,3
1987179,01,94,3
1988174,62,05,0
1989174,81,74,7
1990182,12,15,8
1991188,12,15,5
1992184,52,16,1
1993186,52,36,5
1994186,22,36,5
1995190,62,56,9
1996200,22,87,0
1997192,63,16,5
1998191,93,27,3
1999185,13,48,8
2000186,03,68,8
2001189,93,78,4
2002190,34,18,3
2003195,93,98,6
2004196,84,78,4
2005191,55,89,0
2006188,16,29,2
2007187,56,48,8
2008184,37,58,4
2009182,38,45,9
2010196,18,35,2
2011178,88,86,7
2012177,09,08,4
2013171,98,78,0
2014162,18,88,0
2015165,69,26,8
2016168,59,56,1
2017168,510,35,5
2018162,511,36,4
2019157,813,25,1
2020148,516,34,6
2021149,419,15,0
2022129,220,34,2
2023**122,021,23,5

Ook in absolute zin is energie bespaard. In 2023 werd circa 1000 petajoule minder fossiele energie gebruikt dan de tijdens piekjaren 2004 en 2010. In nagenoeg alle sectoren werd minder energie verbruikt. Denk aan de industrie, het vervoer en de gebouwde omgeving (dienstverlening en woningen). In elke sector is wel sprake van een andere reden voor het lagere verbruik. In de industrie is er naast besparing ook sprake van verplaatsing naar het buitenland. Bij het vervoer speelt naast het overstappen op elektrisch vervoer ook dat vrachtverkeer meer diesel in het buitenland is gaan tanken. In de gebouwde omgeving ten slotte speelt het buitenland geen rol. Gebouwen zijn zuiniger geworden en er wordt meer gebruik van elektriciteit en zonne-energie.

Bronnen