1800: Molens, hout en turf

Een fossiele brandstof die lange tijd een grote rol heeft gespeeld in Nederland is turf. De basis voor turf is veen, een dik pakket plantenresten dat ontstaat in moerassen. Door dit veen op de oever te leggen en te drogen, ontstaat het veel brandbaardere turf. Turf werd gebruikt voor verwarming van huizen en later ook in de nijverheid. De dikke veenlagen die Nederland rijk was, waren ontstaan na de laatste IJstijd, dat wil zeggen in de voorbije tienduizend jaar.

Een landarbeider bezig met turfsteken
© Nationaal Archief / Collectie Nederlandse Heidemaatschappij
Een landarbeider bezig met turfsteken

De turfwinning heeft indirect gezorgd voor het plasrijke landschap en de diepe polders waar Nederland zo rijk aan is. Waar veen was afgestoken liep het land namelijk onder water, wat versterkt werd door stevige stormen en dijkdoorbraken. Veel veenplassen werden in latere tijden ingepolderd. Karakteristiek voor de turfwinning zijn ook de zogeheten legakkers, stroken die vanaf het vaste land de plas in lopen. Op deze stroken werd het veen te drogen gelegd.

Weinig bekend

In de Hoge Middeleeuwen (1000 tot 1250 na Chr.) werden eerst watermolens geïntroduceerd, en vervolgens windmolens. Met waterkracht en windenergie maakte men industriële producten. Ook turf werd toegepast in de nijverheid, bijvoorbeeld in steenbakkerijen, brouwerijen, ververijen en bij de zoutproductie. In de Gouden Eeuw was turf nog steeds een belangrijke energiebron en daarmee erg belangrijk voor de economische ontwikkeling van het land. Uiteraard werd er net als in vroeger tijden ook hout gebruikt om kachels te stoken, maar wel steeds minder doordat bos schaarser werd. Bij het CBS zijn weinig kwantitatieve gegevens bekend over turfwinning en voor welke toepassingen het gebruikt is. Daardoor is tot 1800 niet precies bekend hoe belangrijk turf was ten opzichte van de wind- en waterkracht. Er is door de Universiteit Groningen wel een reconstructie gemaakt van de energievoorziening vanaf 1800.

Fossiele brandstoffen winnen terrein

In 1800 gebruikte Nederland 31 PJ (petajoule) aan energie, waarvan 11 PJ turf, 4 PJ steenkool en 15 PJ wind, water en biomassa. Dit is ongeveer evenveel fossiele als niet-fossiele energie. Tussen 1800 en 1830 bleven fossiele en hernieuwbare energie ongeveer gelijkwaardige energiebronnen. Onder meer door de invoer van steenkool nam het aandeel fossiele energie echter toe. In 1850 was al twee derde van de energie van fossiele oorsprong. Vooral het verbruik van steenkool en in mindere mate dat van turf is in de loop van de negentiende eeuw sterk gegroeid. Het verbruik van niet-fossiele energie nam tegen het einde van de negentiende eeuw af: de rol van de traditionele molens raakte uitgespeeld. Ook hout speelde rond 1900 amper een rol meer.

Energieverbruik, 1800-1899
JaarTurf (PJ)Steenkool (PJ)Aardolie (PJ)Niet-fossiel (PJ)
1800114015
1801124015
1802124015
1803123015
1804124015
1805124015
1806124015
1807123015
1808123015
1809123015
1810132015
1811132015
1812132015
1813132015
1814132015
1815133015
1816132015
1817143015
1818144015
1819144015
1820144016
1821144016
1822144016
1823144016
1824155016
1825156017
1826156017
1827157017
1828158017
1829157017
1830158017
1831166017
1832168016
1833167017
1834166017
1835177017
1836188017
1837199017
18382110018
1839229018
18402311018
18412010018
18422110018
18432011018
18442010019
18451914019
18462311019
18472213019
18482013019
18492013019
18502215019
18512514019
18522416019
18532315019
18542418019
18552320019
18562920019
18572819019
18582622019
18592623019
18602528019
18612725019
18623025019
18633125019
18642836019
18652842019
18662845019
18672845019
18683047119
18693048119
18703054119
18713054119
18723058119
18733256119
18743252119
18753259119
18763268118
18773268218
18782773218
18792778217
18802786217
18812787216
18822788216
18832495315
18842497315
188524101315
188624102414
188724104214
188824116414
188924113413
189024109413
189124126513
189227120513
189323121512
189423122612
189522122612
189623131712
189724138711
189826136711
189929140711

Als energiebron nam het gebruik van turf tegen het einde van de negentiende eeuw af. Alleen huishoudens stookten nog met turf, maar de nijverheid was overgestapt op steenkool. Dit was veel handiger voor de in opkomst zijnde stoommachine. Naast energiebron werd turf ook gebruikt voor niet-energetische toepassingen zoals in turfstrooisel en in de twintigste eeuw voor het maken van actieve kool. De turfwinning werd dan ook pas gestaakt in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Al met al was in 1900 nog maar 6 procent van de energie niet-fossiel van oorsprong. Wind en water waren toen goed voor 4 procent van de energie, turf voor 12 procent.

Aandeel in energieverbruik,1800-1900
 Hout (%)Wind en water (%)Turf (%)Steenkool (%)Aardolie (%)
180020,228,437,314,10,0
185017,716,239,326,90,0
19001,73,612,278,83,7

Bronnen