7. Uitkomst van de financieringsaanvraag
Dit jaar hebben iets minder bedrijven in het mkb dan vorig jaar succes bij hun financieringsaanvraag. Hiermee wordt de daling van het succespercentage die vorig jaar werd ingezet, voortgezet. Dit jaar komt het vaker dan in eerdere jaren voor dat een aanvraag wordt afgewezen omdat deze niet zou passen binnen het beleid van de financier.
Van de bedrijven die een financieringsaanvraag hebben gedaan, worden in dit hoofdstuk de uitkomsten van deze aanvraag besproken. Eerst wordt ingegaan op de verschillende mogelijke uitkomsten van de financieringsaanvraag. Vervolgens wordt ingezoomd op bedrijven waarvan de aanvraag (deels) mislukt is. Daarna wordt afgesloten met de bedrijven met een (deels) succesvolle aanvraag. De volgende figuur geeft de positie van dit hoofdstuk in het gehele proces weer.
7.1 Aantal succesvolle financieringsaanvragen neemt af
Er zijn drie mogelijke uitkomsten voor bedrijven die een financieringsaanvraag gedaan hebben: het aangevraagde bedrag wordt volledig toegekend, het bedrag wordt deels toegekend of het bedrag wordt geheel niet toegekend.
Het percentage bedrijven met een deels of geheel succesvolle aanvraag is in de afgelopen jaren gedaald van 84 procent in 2019, via 79 procent in 2020 naar 77 procent in 202110). Deze afname van succes is vooral te zien in het microbedrijf en in mindere mate in het kleinbedrijf. In het midden- en grootbedrijf is het aantal succesvolle aanvragen juist toegenomen. In het grootbedrijf geeft zelfs 100 procent van de respondenten aan dat het gezochte bedrag succesvol is aangetrokken.
Land | 2021 (%) | 2021, marge (%) | 2020 (%) | 2020, marge (%) | 2019 (%) | 2019, marge (%) | 2018 (%) | 2018, marge (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mkb | 77,0 | 67,4 – 86,5 | 79,2 | 72,1 – 86,2 | 83,9 | 77,7 – 90,2 | 83,7 | 77,6 – 89,9 |
Bedrijfsgrootte | ||||||||
Micro | 73,4 | 59,9 – 86,8 | 77,0 | 67,1 – 87,0 | 80,9 | 70,9 – 91,0 | 79,8 | 70,7 – 88,8 |
Klein | 81,6 | 73,9 – 89,3 | 82,9 | 76,9 – 88,9 | 86,4 | 81,0 – 91,8 | 91,3 | 86,9 – 95,7 |
Midden | 96,0 | 92,5 – 99,4 | 88,4 | 81,9 – 94,8 | 95,8 | 92,6 – 99,1 | 93,3 | 89,6 – 96,9 |
Groot | 100,0 | 91,1 – 108,9 | 92,6 | 84,4 – 100,7 | 97,9 | 92,6 – 103,1 | 98,8 | 98,0 – 99,7 |
1)Het gaat hier om 95%-betrouwbaarheidsinterval marges, zie de onderzoeksverantwoording voor meer toelichting op de weergegeven marges. |
De slaagkans verschilt nogal per sector. In de bedrijfstak handel, vervoer en horeca nam de slaagkans af van 81 naar 72 procent ten opzichte van vorig jaar. Mogelijk wordt deze afname veroorzaakt door de onzekerheid waarmee bedrijven in deze sectoren te kampen hadden als gevolg van het coronavirus. Het minst vaak succes hebben bedrijven in de bedrijfstak informatie en communicatie. Daarvan doen slechts zes op de tien bedrijven een (deels) succesvolle aanvraag. In de zakelijke diensten daarentegen hebben negen van de tien aanvragen (gedeeltelijk) succes. Net als in eerdere jaren hebben jongere bedrijven minder vaak succes dan oudere bedrijven. Hier speelt wellicht een beperkter trackrecord een rol.
Aanvragen die gedaan worden bij niet-bancaire financiers worden vaker toegewezen dan aanvragen bij bancaire financiers. Het percentage (deels) succesvolle aanvragen is respectievelijk 87 en 64 procent. Dat betekent niet automatisch dat bancaire financiers strenger zijn; de bedrijven die bij hen financiering aanvragen zijn mogelijk heel anders dan de bedrijven die niet-bancaire financiering aanvragen. De solvabiliteit en de liquiditeit van bedrijven met een (deels) succesvolle verschilt niet significant van die van bedrijven waarvan de aanvraag niet succesvol was.
Aanvragen voor leasing en onderhandse leningen slagen relatief vaak. Ongeveer negen op de tien bedrijven die één van deze financieringsvormen aanvragen, slaagt hier geheel of gedeeltelijk in. Bedrijven die een banklening aanvragen, slagen hier iets minder vaak in dan gemiddeld: in 73 procent van de gevallen. Aanvragen voor rekeningcourant worden relatief vaak afgewezen. Slechts zes op de tien bedrijven slaagt erin om dit succesvol aan te vragen.
7.2 Aanvragen vaker afgewezen vanwege beleid financier
Als een aanvraag niet, of niet geheel, succesvol is, kan dat verschillende oorzaken hebben: in een meerderheid van de gevallen (62 procent) ligt het stuklopen van de aanvraag bij de financier, die de aanvraag (gedeeltelijk) afwijst. In 23 procent van de gevallen wordt de aanvraag door de aanvrager ingetrokken en in 14 procent van de gevallen is nog niet bekend hoe de aanvraag afloopt, omdat deze nog niet afgerond is.
Als een financier de aanvraag (gedeeltelijk) afwijst, wordt daar in veruit de meeste gevallen een toelichting bij gegeven. In bijna de helft van de gevallen wordt aangegeven dat de aanvraag niet binnen het beleid van de financier past. Dit is een forse toename ten opzichte van vorig jaar. Verder gaven financiers in 36 procent van de gevallen aan dat de aanvraag niet (geheel) gehonoreerd werd vanwege bedrijfseconomische redenen. Deze reden wordt minder genoemd dan vorig jaar. De aanvrager heeft dan onvoldoende eigen vermogen of er zijn andere redenen waardoor de ondernemer weinig zekerheden kan bieden.
Als een bedrijf te maken krijgt met een afgewezen financieringsaanvraag, kan het belangrijk zijn dat de afwijzing aanknopingspunten biedt voor een nieuwe aanvraag. Dat is bij 44 procent van de afwijzingen het geval. Bijna een kwart van de afgewezen aanvragen wordt doorverwezen naar een andere financier. In 13 procent van de gevallen wordt na een afwijzing ook daadwerkelijk ergens anders een nieuwe aanvraag ingediend, al dan niet met succes. Het mkb met meer dan 10 werkzame personen zoekt vaker verder na een afwijzing in vergelijking met microbedrijven.
Van het totale bedrag dat door mkb-bedrijven is aangevraagd, maar vervolgens werd afgewezen, was 30 procent bedoeld voor werkkapitaal. Daarnaast was 29 procent van het gezochte bedrag bedoeld voor het overbruggen van de moeilijke periode als gevolg van het coronavirus. Dit doel speelde vaker bij oudere bedrijven dan bij jongere bedrijven. Bij jongere bedrijven waarvan de financiering is afgewezen, was uitbreiding het belangrijkste financieringsdoel.
Financieringsdoel | % (%) |
---|---|
Wagenpark | 94 |
Herfinanciering | 94 |
Onroerend goed | 84 |
Vernieuwing | 81 |
Uitbreiding | 77 |
Personeel | 75 |
Overbrugging coronaperiode | 66 |
Werkkapitaal | 65 |
Een (deels) afgewezen financiering kan de plannen van een bedrijf dwarsbomen. Zo kan 45 procent van de bedrijven11) die hiermee te maken krijgt zijn plannen voor een uitbreiding niet uitvoeren. Een ander gevolg dat veel voorkomt is dat een bedrijf geen personeel kan aannemen of opleiden12). Tegelijk heeft een afwijzing voor 42 procent van de bedrijven die hiermee te maken krijgt geen noemenswaardige gevolgen.
7.3 Vaste rente daalt, variabele rente stijgt
Vier op de tien bedrijven met een (deels) succesvolle aanvraag, moeten onderpand bieden. Dat is opvallend omdat in de jaren 2018, 2019 en 2020 meer dan de helft van de bedrijven met een succesvolle aanvraag onderpand moest aanbieden. Bij bancaire financiers moest in 44 procent van de gevallen onderpand geboden worden, bij niet-bancaire financiers was dat 35 procent. In de meeste gevallen bestaat het onderpand uit het bedrijfspand of machines en apparatuur. Ook voorraden en debiteuren worden regelmatig als onderpand aangeboden. Aan het midden- en grootbedrijf wordt het vaakst om onderpand gevraagd. Verder valt op dat jongere bedrijven vaker onderpand moeten bieden dan oudere bedrijven.
De mediaan van de rente die mkb-bedrijven betalen als hun financieringsaanvraag (deels) succesvol is, is 3,1 procent. Dit geldt zowel voor de vaste als de variabele rente. De vaste rente is daarmee iets lager dan vorig jaar, toen dit 3,3 procent was. De variabele rente is juist iets gestegen. Vorig jaar was dit 2,8 procent.
Voor het eerst is ook het onderscheid gemaakt naar de vaste rente van bedrijven die een bancaire of een non-bancaire aanvraag deden13). De mediane vaste rente bij bancaire leningen is 2,6 procent. Dit is lager is dan bij non-bancaire leningen, waar de mediane rente 4,0 procent bedraagt. Dit verschil kan er onder andere mee te maken hebben dat fundingkosten bij banken aanzienlijk lager zijn dan bij andere financiers14).
Bedrijven die vallen onder het microbedrijf betalen een hogere rente dan het mkb als geheel. De mediane rente is voor deze bedrijven 3,9 procent. De hoogte van de mediane rente neemt af wanneer de grootteklasse toeneemt. In de bedrijfstakken onroerend goed en landbouw is de rente lager dan gemiddeld, met een mediaan van respectievelijk 2,1 en 2,4 procent. Een verklaring hiervoor is dat bedrijven in deze sectoren vaker dan gemiddeld onderpand bieden en zo meer zekerheid voor de financier genereren.
Van het totale bedrag dat succesvol door het mkb is aangevraagd, was 23 procent bedoeld als overbrugging van de coronaperiode. Dit doel speelt met name in het micro- en kleinbedrijf. In het midden- en grootbedrijf werd het grootste deel van het verkregen bedrag aangewend voor uitbreiding van het bedrijf. 13 procent van het totale door het mkb succesvol aangevraagde bedrag is bedoeld voor uitbreiding van het wagenpark. Hierbij valt op dat dit vooral in het microbedrijf een belangrijk financieringsdoel is. Bij de niet-succesvolle aanvragen vormde het wagenpark met minder dan 1 procent slechts een beperkt deel van het aangevraagde bedrag.
Voor bedrijven met een succesvolle financieringsaanvraag die geld zochten voor uitbreiding, vernieuwing of personeel is groei het belangrijkste achterliggende doel: 42 procent van het succesvol aangevraagde bedrag. Andere doelen die regelmatig genoemd worden zijn overname of fusie (16 procent), verduurzaming (11 procent) en innovatie (10 procent).
11) Dit cijfer is niet te vergelijken met de bovenstaande alinea over financieringsdoelen, omdat de percentages bij financieringsdoelen gaan over het bedrag, terwijl er bij de gevolgen van afwijzing gepercenteerd wordt over het aantal bedrijven.
12) Bedrijven konden meerdere antwoorden geven op de vraag naar de gevolgen van afwijzing. De percentages tellen dus niet op tot 100.
13) Vanwege te lage aantallen waarnemingen, kan dit onderscheid alleen voor de vaste rente gemaakt worden.
14) ACM, 2015.