4. Sporten en bewegen
Bewegen kent veel gunstige effecten, zowel op de fysieke als op de mentale gezondheid. Bij volwassenen verlaagt bewegen het risico op hart- en vaatziekten, diabetes, depressieve symptomen en vroegtijdig overlijden in het algemeen (Gezondheidsraad, 2017). Door te bewegen verlagen ouderen de kans op botbreuken, lichamelijke beperkingen, cognitieve achteruitgang en dementie. Veel zitten hangt daarentegen samen met een hoger risico op hart- en vaatziekten en vroegtijdige sterfte (Gezondheidsraad, 2017). Ruim de helft van de Nederlandse volwassenen voldeed in 2022 niet aan de Beweegrichtlijnen. Tegen de achtergrond van het hoge en stijgende percentage overgewicht in Nederland, is in het Preventieakkoord afgesproken om – naast de bevordering van gezond eten en een gezondere omgeving – meer en beter sporten en bewegen aantrekkelijker te maken. De ambitie voor 2040 is dat 75 procent van de inwoners van Nederland beweegt volgens de Beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad (Rijksoverheid, 2018).
De overheid heeft concrete maatregelen opgenomen in het Preventieakkoord om de beweegdoelen te bereiken. Deze maatregelen zijn vooral gericht op het passender maken van het aanbod voor mensen die inactief zijn. Het aanbod van sportaanbieders moet bijvoorbeeld laagdrempeliger en meer toegankelijk worden. Om dit te bereiken is in 2022 de Beweegalliantie ingesteld (Rijksoverheid, 2022). Dit hoofdstuk gaat in op hoe mensen aankijken tegen hun eigen beweeggedrag. Zijn mensen tevreden over hoeveel ze bewegen? Zouden zij meer willen bewegen of sporten? Wat zijn de redenen om (niet meer) te sporten? Welke belemmeringen worden er ervaren?
4.1 Hoeveelheid beweging
Ruim 4 op de 10 volwassenen voldoen aan Beweegrichtlijnen
44 procent van de volwassenen in Nederland voldeed in 2022 aan de Beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor-kern CBS in samenwerking met RIVM, 2022). Voor volwassenen zijn deze richtlijnen tweeledig. Ten eerste wordt geadviseerd minstens 2,5 uur per week matig intensieve inspanning, zoals wandelen of fietsen, te verrichten over diverse dagen. Ten tweede wordt geadviseerd minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten te doen, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen (Gezondheidsraad, 2017). De richtlijn voor matig intensieve inspanning werd in 2022 door 50 procent opgevolgd, terwijl de richtlijn voor spier- en botversterkende activiteiten bij 78 procent van de volwassen Nederlanders navolging vond.
Mannen, jongeren en hoogopgeleiden voldoen vaker aan Beweegrichtlijnen
Meer mannen dan vrouwen hadden voldoende matig intensieve beweging, terwijl meer vrouwen dan mannen voldoende spier- en botversterkende activiteiten deden (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, CBS in samenwerking met RIVM, 2022). In totaliteit voldeed 45 procent van de volwassen mannen in 2022 aan de Beweegrichtlijnen, en 43 procent van de volwassen vrouwen. Van de volwassenen tot 75 jaar voldoet ongeveer 45 procent aan de Beweegrichtlijnen, tegen 29 procent van de 75-plussers. Hoogopgeleiden voldoen vaker aan de Beweegrichtlijnen dan laagopgeleiden, en hoge inkomens vaker dan lage inkomens.
4.2 Tevredenheid over hoeveelheid beweging
Ruim de helft van de volwassenen tevreden over hoeveelheid beweging
Uit het onderzoek Belevingen 2022 blijkt dat 54 procent van de volwassen Nederlanders (heel) tevreden is met hoeveel zij bewegen, terwijl 26 procent zegt hierover niet tevreden, maar ook niet ontevreden te zijn. Een vijfde is (heel) ontevreden over de hoeveelheid beweging.
Tevredener bij meer beweging
Van de volwassenen die minder dan 1 uur per week bewegen, ongeacht de intensiteit7), is 11 procent hier (heel) tevreden over, tegenover 30 procent van hen die dit 1 tot 2,5 uur per week doen. Van degenen die 2,5 tot 5 uur per week bewegen is ruim de helft hierover tevreden, van degenen die 5 uur of meer per week bewegen bijna driekwart. Dit beeld komt ook terug bij intensieve beweging: hoe meer beweging, hoe groter het percentage dat tevreden is (zie tabellenset). Volwassenen met een gezond gewicht zijn met ruim 60 procent vaker (heel) tevreden over hun beweging dan volwassenen met matig overgewicht (53 procent) of met ernstig overgewicht (27 procent) (zie tabellenset).
Vrouwen minder vaak tevreden met beweging
Mannen zijn vaker dan vrouwen (heel) tevreden met de hoeveelheid beweging die zij hebben: 57 tegen 51 procent. 65-plussers en 18- tot 25-jarigen zijn hierover met respectievelijk 60 en 57 procent vaker (heel) tevreden dan 25- tot 45-jarigen (47 procent). Van deze laatsten is 26 procent (heel) ontevreden met de hoeveelheid beweging die ze hebben.
Hoogopgeleiden minder vaak tevreden over hoeveelheid beweging
Hoogopgeleiden zijn met 50 procent minder vaak (heel) tevreden over hoeveel zij bewegen dan middelbaar (55 procent) en laagopgeleiden (57 procent). Het huishoudensinkomen is niet van belang voor de tevredenheid hierover.
(Heel) tevreden (% 18-plussers) | Niet tevreden, niet ontevreden (% 18-plussers) | (Heel) ontevreden (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|
Totaal | 53,6 | 26,5 | 19,9 |
Geslacht | |||
Man | 56,5 | 25,1 | 18,4 |
Vrouw | 50,8 | 27,8 | 21,4 |
Leeftijd | |||
18 tot 25 jaar | 57,1 | 23,5 | 19,4 |
25 tot 45 jaar | 47,3 | 26,6 | 26,1 |
45 tot 65 jaar | 53,1 | 26,9 | 19,9 |
65 jaar of ouder | 60,4 | 27,1 | 12,5 |
Onderwijsniveau | |||
Laag | 57,3 | 27,8 | 14,9 |
Middelbaar | 55,5 | 25,5 | 19,1 |
Hoog | 50 | 26,2 | 23,8 |
Huishoudensinkomen | |||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 51,9 | 25,7 | 22,4 |
Tweede 25 procent | 54,9 | 26,4 | 18,7 |
Derde 25 procent | 52,4 | 27,7 | 19,9 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 55,5 | 25,8 | 18,7 |
Beweging totaal* | |||
Minder dan 1 uur per week | 10,7 | 30,2 | 50 |
1 tot 2,5 uur per week | 30,3 | 31,5 | 34,3 |
2,5 tot 5 uur per week | 50,8 | 28,4 | 18,1 |
5 uur per week of meer | 73,6 | 16,3 | 8,2 |
* Ongeacht de intensiteit van het sporten of bewegen. Deze meting van beweeg- en sportgedrag is gedaan in het onderzoek Belevingen 2022 en wijkt af van de officiële meting zoals die in de Gezondheidsenquête plaatsvindt. Deze meting is enkel bedoeld om binnen het onderzoek Belevingen 2022 enig onderscheid te kunnen maken tussen mensen die weinig bewegen en sporten en mensen die dit veel doen. |
4.3 Bewust zorgen voor beweging
Op de vraag of er bewust gezorgd wordt voor voldoende lichaamsbeweging door bijvoorbeeld regelmatig te sporten, fietsen of wandelen, antwoordt 44 procent van de volwassenen dat dit het geval is. 34 procent geeft aan er wel bewust mee bezig te zijn, maar er niet altijd aan toe te komen. 10 procent zegt niet bewust met bewegen bezig te zijn omdat men al voldoende lichaamsbeweging krijgt in het dagelijks leven, en 5 procent omdat dit om gezondheidsredenen niet mogelijk is. De overige 7 procent geeft aan zich er niet mee bezig te houden.
Vrouwen bewegen vaker niet voldoende omwille van gezondheid
Mannen en vrouwen geven vrijwel even vaak aan er bewust voor te zorgen voldoende lichaamsbeweging te krijgen. Vrouwen zeggen wel vaker dan mannen dat hun dit niet lukt omwille van gezondheidsredenen (6 tegen 3 procent).
25- tot 45-jarigen komen niet altijd toe aan voldoende beweging
65-plussers zijn het vaakst bewust bezig met het zorgen dat zij voldoende lichaamsbeweging krijgen (55 procent), maar geven ook relatief vaak aan dit niet te kunnen door hun gezondheid (10 procent tegen 3 procent van de 65-minners). 25- tot 45-jarigen geven relatief vaak aan daar wel mee bezig te zijn maar er niet altijd aan toe te komen (42 procent tegen gemiddeld 30 procent van de andere leeftijdsgroepen). 18- tot 25-jarigen zeggen relatief vaak dat voldoende lichaamsbeweging hen niet bezighoudt (16 procent tegen 6 procent van de 25-plussers).
Lagere inkomens minder bezig met voldoende beweging vanwege de gezondheid
Het percentage dat aangeeft bewust bezig te zijn met beweging verschilt niet naar het huishoudensinkomen. Wel zeggen de twee hogere inkomensgroepen vaker dan de twee lagere inkomensgroepen er mee bezig te zijn maar er niet aan toe komen (ongeveer 40 tegen 30 procent). De laagste inkomens zeggen relatief vaak dat voldoende lichaamsbeweging niet mogelijk is doordat de gezondheid dat niet toelaat.
Laag- en middelbaar opgeleiden vinden dat ze in het dagelijkse leven al voldoende bewegen
Hoogopgeleiden zeggen relatief vaak dat zij wel bewust bezig zijn om voldoende te bewegen, maar dat dit niet altijd lukt (43 procent tegen respectievelijk 32 en 23 procent van de middelbaar- en laagopgeleiden). Middelbaar en laagopgeleiden houden zich minder vaak met bewegen bezig omdat zij in het dagelijks leven al voldoende bewegen. Ongeveer 13 procent geeft dit aan, tegen 6 procent van de hoogopgeleiden. Bij de laagopgeleiden is het aandeel dat omwille van gezondheidsredenen niet voor voldoende beweging kan zorgen met 11 procent relatief hoog. Van de middelbaar en hoogopgeleiden heeft 3 procent hiermee te maken. Dit verband valt weg als er rekening mee wordt gehouden dat laagopgeleiden relatief iets ouder zijn en een minder hoog inkomen hebben.
Mensen met overgewicht minder vaak bewust met beweging bezig
Ruim de helft van de volwassenen met een gezond gewicht is bewust bezig met voldoende bewegen, van degenen met matig overgewicht is dit 42 procent en van degenen met ernstig overgewicht 26 procent. 40 procent van de mensen met ernstig overgewicht probeert het wel, maar komt er niet altijd aan toe. Verder noemen mensen met ernstig en matig overgewicht relatief vaak dat zij door hun gezondheid niet voldoende kunnen bewegen: respectievelijk 12 en 6 procent, tegenover 2 procent van de mensen met gezond gewicht. 12 procent van de mensen met ernstig overgewicht houdt zich niet bezig met voldoende beweging. Van de mensen met een gezond gewicht is dit 5 procent.
Ja (% 18-plussers) | Ja, maar komt er niet altijd aan toe (% 18-plussers) | Nee, beweegt in dagelijks leven al genoeg (% 18-plussers) | Nee, houdt zich er niet mee beizg (% 18-plussers) | Nee, gezondheid laat dit niet toe (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 43,9 | 34 | 10 | 7,3 | 4,8 |
Geslacht | |||||
Man | 45,3 | 33,4 | 10,2 | 7,7 | 3,5 |
Vrouw | 42,5 | 34,6 | 9,8 | 6,9 | 6,1 |
Leeftijd | |||||
18 tot 25 jaar | 39,9 | 32,1 | 11,1 | 15,7 | 1,2 |
25 tot 45 jaar | 35,4 | 42 | 10,5 | 9,4 | 2,7 |
45 tot 65 jaar | 44,4 | 35,8 | 10,9 | 5,1 | 3,8 |
65 jaar of ouder | 54,9 | 23,2 | 7,8 | 4 | 10,2 |
Onderwijsniveau | |||||
Laag | 45,6 | 22,8 | 14 | 6,8 | 10,8 |
Middelbaar | 43,5 | 32,2 | 12 | 8,6 | 3,6 |
Hoog | 43,1 | 42,7 | 5,6 | 6,4 | 2,1 |
Huishoudensinkomen | |||||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 43,3 | 27,4 | 11,6 | 9,7 | 7,9 |
Tweede 25 procent | 44,6 | 27,6 | 11,3 | 8,5 | 8 |
Derde 25 procent | 41,6 | 39,1 | 9,8 | 6,1 | 3,4 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 46,4 | 38 | 7,6 | 6,1 | 1,8 |
Gewicht | |||||
Gezond gewicht | 50,6 | 32 | 9,6 | 5,4 | 2,3 |
Matig overgewicht | 42,4 | 35 | 9,5 | 7,3 | 5,9 |
Ernstig overgewicht | 26,1 | 40,1 | 10,1 | 11,8 | 12 |
4.4 Redenen om bewust te bewegen of te sporten
Gezondheid belangrijkste reden om te bewegen of te sporten
De eigen gezondheid is voor 82 procent van de volwassen reden om bewust aan beweging of sport te doen of om dit te proberen. Voor 48 procent is het zelfs de belangrijkste of enige reden. Ook het verbeteren van conditie, kracht of lenigheid is een veelgenoemde reden, en ook dat sporten en bewegen leuk is om te doen en zorgt voor ontspanning. Ongeveer 60 procent noemt deze redenen, en voor ongeveer 20 procent zijn dit de belangrijkste of enige redenen. Andere redenen worden duidelijk minder vaak genoemd.
Belangrijkste (of enige) reden (% 18-plussers die bewust aan beweging of sport doen of dit proberen) | Een reden, maar niet de belangrijkste (% 18-plussers die bewust aan beweging of sport doen of dit proberen) | |
---|---|---|
Voor mijn gezondheid | 47,9 | 34,0 |
Conditie, kracht of lenigheid verbeteren | 17,6 | 45,3 |
Ontspanning, leuk om te doen | 20,8 | 40,0 |
Afvallen of voor mijn uiterlijk | 7,2 | 26,3 |
Gezelligheid en sociale contacten | 2,5 | 27,4 |
Op advies van bijvoorbeeld een arts of fysiotherapeut | 1,7 | 6,9 |
Andere reden | 2,3 | 2,4 |
65-plussers geven minder redenen om te bewegen
Tussen mannen en vrouwen zijn er vrijwel geen verschillen in redenen om bewust te bewegen of te sporten. Naar leeftijd wel: zowel het uiterlijk, de ontspanning als de verbetering van conditie, kracht of lenigheid worden door 65-plussers minder vaak genoemd dan door andere leeftijdsgroepen (zie tabellenset). Onder 45-plussers wordt gezondheid relatief vaak als belangrijkste reden aangeduid.
Voor hoogopgeleiden is ontspanning relatief vaak belangrijkste reden om te bewegen
In vergelijking met laagopgeleiden geven hoogopgeleiden relatief vaak gezondheid, uiterlijk, ontspanning en ook het verbeteren van de conditie, kracht of lenigheid als motief om te bewegen of te sporten. De hoogste inkomens vinden het uiterlijk vaker een reden om bewust aan beweging of sport te doen dan de laagste inkomens (zie tabellenset). Ook gezondheid wordt door hen vaker als motief opgegeven, maar daarbij speelt mee dat personen met een hoog inkomen doorgaans hoger opgeleid zijn. De overige redenen worden vrijwel even vaak genoemd door de verschillende inkomensgroepen.
Intensieve sporters bewegen vaker voor ontspanning en gezelligheid
Van de volwassenen die 2,5 uur per week of meer intensief sporten geeft drie kwart aan dat zij het leuk vinden om te bewegen en 45 procent noemt gezelligheid en sociale contacten als reden. Door minder frequente sporters worden deze redenen veel minder vaak genoemd (zie tabellenset).
Bijna helft van de mensen met ernstig overgewicht sport om af te vallen
Bijna de helft (47 procent) van de mensen met ernstig overgewicht die bewust bewegen of sporten geeft aan dit te doen om af te vallen of een mooier uiterlijk te krijgen (zie tabellenset). 18 procent zegt dat zij bewegen of sporten op advies van bijvoorbeeld een arts of fysiotherapeut. Mensen met een gezond gewicht hebben deze redenen met respectievelijk 29 en 6 procent minder vaak. Zij noemen vaker dat ze het leuk vinden om te sporten of bewegen, en ook vanwege de gezelligheid en sociale contacten.
4.5 Belemmeringen voor mensen die meer willen bewegen
Gebrek aan tijd belangrijkste belemmering om meer te gaan sporten
60 procent van de volwassenen zou graag meer willen bewegen of sporten dan dat zij nu doen. Maar wat weerhoudt hen? Het gebrek aan tijd wordt door hen het vaakst genoemd (49 procent) en daarnaast spelen het gebrek aan motivatie (28 procent), gezondheidsbeperkingen (22 procent) en de kosten (11 procent) een rol. Voor 39 procent van de volwassenen die meer zouden willen bewegen of sporten maar dit toch niet doen, is een gebrek aan tijd de belangrijkste belemmerende factor, voor 22 procent is dit een beperkte gezondheid, en voor 20 procent een gebrek aan motivatie.
Belangrijkste (of enige) reden (% 18-plussers die meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | Een reden, maar niet de belangrijkste (% 18-plussers die meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | |
---|---|---|
Mijn gezondheid laat dit niet toe 1) | 22,4 | |
Ik heb er niet genoeg tijd voor | 38,6 | 10,7 |
Ik heb te weinig motivatie | 19,5 | 8,7 |
Ik vind het te duur | 5,3 | 5,3 |
Ik vind het niet leuk | 4,6 | 3,8 |
Er zijn geen of weinig plekken in de buurt om te sporten | 1,3 | 1,6 |
Andere reden | 8,0 | 2,0 |
1) Het gaat hier om personen die niet (meer) bewegen of sporten vanwege een beperkte gezondheid. Dit antwoord kon niet gecombineerd worden met andere antwoorden. |
Kosten voor vrouwen vaker belemmering om meer te bewegen
Het percentage dat meer zou willen bewegen of sporten maar dit toch niet doet, verschilt niet tussen mannen en vrouwen. Wel geven vrouwen hiervoor vaker als reden aan dat ze het te duur vinden. Bij mannen speelt vaker een gebrek aan tijd of motivatie een rol (zie tabellenset).
Voor 65-minners tijd de belangrijkste belemmering om meer te bewegen
Van de 65-plussers zegt 45 procent dat ze eigenlijk meer zouden willen bewegen of sporten dan zij nu doen. Jongere leeftijdsgroepen geven dit vaker aan: van de 18- tot 25-jarigen zegt 63 procent dit, van de 25- tot 45-jarigen 70 procent en van de 45- tot 65-jarigen 61 procent.
Een gebrek aan tijd en motivatie, maar ook dat het duur is en er niet voldoende sportgelegenheid is, worden door jongere leeftijdsgroepen relatief vaak als reden genoemd om niet meer te sporten dan zij nu doen. Tijdgebrek is veelal de belangrijkste reden. Bij ouderen zorgen gezondheidsbeperkingen er veelal voor dat zij niet meer kunnen sporten of bewegen (zie tabellenset).
Voor laagopgeleiden en lage inkomens vormt de gezondheid vaak een belemmering
Vooral hoogopgeleiden zeggen dat zij meer zouden willen bewegen of sporten dan zij nu doen: 67 procent van hen zegt dit, tegen 57 procent van de middelbaar opgeleiden en 51 procent van de laagopgeleiden. Het huishoudeninkomen speelt een minder onderscheidende rol.
Voor laagopgeleiden is een beperkte gezondheid vaker dan voor hoogopgeleiden een belemmering om meer te bewegen of sporten (48 tegen 11 procent). Voor hoogopgeleiden staat gebrek aan tijd of motivatie dit relatief vaak in de weg.
Van de personen in de laagste inkomensgroep geeft 19 procent aan dat kosten een reden zijn om niet meer te bewegen, tegen 7 procent van de personen in de hoogste inkomensgroep. Ook laat hun gezondheid dit vaker niet toe. In vergelijking met de hogere inkomensgroepen wordt het gebrek aan tijd door hen relatief minder vaak genoemd. Toch is ook voor 36 procent van hen tijdgebrek een (van de) reden(en) is om minder te bewegen dan men zou willen (zie tabellenset).
Ook voor mensen met ernstig overgewicht staat de gezondheid sporten in de weg
Driekwart van de mensen met ernstig overgewicht zou graag meer willen bewegen dan dat zij nu doen (zie tabellenset). Bij mensen met matig overgewicht en mensen met een gezond gewicht ligt dit percentage lager met respectievelijk 61 en 55 procent. Als het gaat om de belemmeringen om dit niet te doen zeggen mensen met ernstig overgewicht relatief vaak dat hun gezondheid dit niet toelaat. Ook zeggen zij vaker dan mensen met een gezond gewicht dat zij bewegen en sporten niet leuk vinden, namelijk 11 tegen 6 procent. Mensen met een gezond gewicht geven vaker aan dat tijdgebrek hen ervan weerhoudt om vaker te sporten.
4.6 Redenen om niet meer dan nu te willen bewegen of sporten
4 op de 10 willen niet meer bewegen of sporten dan dat zij nu doen
40 procent van de volwassenen geeft aan niet meer te willen bewegen of sporten dan zij nu doen. De meesten van hen (77 procent) zeggen dat zij al genoeg bewegen of sporten. Daarna worden – op grote afstand – tijdgebrek (17 procent) en het niet leuk vinden (10 procent) het vaakst aangegeven als reden om niet meer te willen bewegen dan nu. Het niet leuk vinden wordt met 18 procent relatief vaak als reden genoemd door volwassenen die niet of minder dan 1 uur per week intensief aan sport doen (zie tabellenset).
Belangrijkste (of enige) reden (% 18-plussers die niet meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | Een reden, maar niet de belangrijkste (% 18-plussers die niet meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | |
---|---|---|
Ik sport en beweeg al genoeg | 72,3 | 5,2 |
Ik heb er niet genoeg tijd voor | 10,8 | 5,8 |
Ik vind het niet leuk | 9,3 | 0,9 |
Ik vind het te duur | 2,4 | 1,5 |
Andere reden | 5,2 | 0,5 |
Tijdgebrek vooral voor 45-minners reden om niet meer te willen bewegen of sporten
Mannen en vrouwen geven even vaak aan dat ze niet meer willen bewegen of sporten dan dat ze nu doen. Dat het niet leuk is om te doen wordt door vrouwen vaker als reden aangedragen dan door mannen: 13 tegen 8 procent. Verder verschillen de redenen niet tussen mannen en vrouwen. Bij de leeftijdsgroepen staan 65-plussers het minst open voor meer bewegen en sporten. Volwassenen tot 45 jaar noemen tijdgebrek vaker als reden om niet meer te willen bewegen dan 45-plussers (zie tabellenset).
Opleiding hangt samen met wens om meer te willen bewegen, inkomen minder
Bijna de helft van de laagopgeleiden zegt niet meer te willen bewegen of sporten, van de hoogopgeleiden zegt een derde dit. De verschillen naar huishoudensinkomen zijn op dit punt beperkt. Hoogopgeleiden geven vaker dan laagopgeleiden aan dat ze niet meer willen bewegen omdat ze dat al voldoende doen (zie tabellenset). En ook de hoogste inkomensgroep noemt dit vaker dan de lagere inkomensgroepen als reden om niet meer te willen bewegen. Hierbij speelt mee dat personen met een hoger inkomen doorgaans hoger opgeleid zijn. Voor wat betreft de andere redenen om niet meer te willen bewegen zijn de verschillen tussen onderwijs- en inkomensgroepen beperkt.
Mensen met ernstig overgewicht vinden sport relatief vaak niet leuk
Drie op de tien mensen met ernstig overgewicht willen niet meer sporten of bewegen dan zij nu doen omdat ze het niet leuk vinden. Ter vergelijking: van de mensen met matig overgewicht of een gezond gewicht noemt minder dan een op de tien dit als reden om niet vaker te willen sporten of bewegen (zie tabellenset).