(On)gezonde leefstijl 2022: opvattingen, motieven en gedragingen
Over deze publicatie
In deze publicatie staat centraal hoe volwassen Nederlanders in 2022 aankijken tegen verschillende leefstijlthema’s. Hoe gezond of ongezond vinden 18-plussers dat ze eten? Hoe kijken ze aan tegen sporten en bewegen? En tegen afvallen? Wat vinden ze van overheidsinterventies als het gaat om het maken van gezondere voedselkeuzes? En wat zijn hun opvattingen over alcoholgebruik? Welke verschillen bestaan er op deze punten tussen bevolkingsgroepen? Deze en meer vragen worden in deze publicatie beantwoord.
De bevindingen zijn grotendeels gebaseerd op de CBS-enquête Belevingen die in 2022 geheel aan het thema ‘(on)gezonde leefstijl’ was gewijd. In totaal hebben 3661 personen van 18 jaar of ouder aan het onderzoek deelgenomen. Aanvullend is gebruik gemaakt van andere informatiebronnen van binnen en buiten het CBS.
Samenvatting
Aanleiding
Om een gezonder Nederland te krijgen heeft de overheid in het Nationaal Preventieakkoord ambities geformuleerd op het gebied van overgewicht, problematisch alcoholgebruik en roken. De focus op overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik is gekozen omdat ze verreweg de grootste oorzaak voor ziektelast in Nederland zijn, met 35.000 doden en 9 miljard euro aan zorguitgaven per jaar (Rijksoverheid, 2018). Het RIVM geeft jaarlijks inzicht in hoeverre de ambities van het Nationaal Preventieakkoord zijn gerealiseerd, en het consortium van de Leefstijlmonitor waarin verschillende gezondheidsinstanties hun krachten hebben gebundeld laat onder meer zien hoe de prevalentie van overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik zich ontwikkelt.
Maar hoe kijken burgers nu zelf tegen verschillende leefstijlthema’s aan, daarbij breder kijkend dan alleen de thema’s waar het Nationaal Preventieakkoord op focust. Hoe gezond of ongezond vinden 18-plussers dat ze eten? Om welke redenen worden voedingssupplementen gebruikt? Hoe kijken ze aan tegen sporten en bewegen? En tegen afvallen? Wat vinden ze van overheidsinterventies als het gaat om het maken van gezondere voedselkeuzes? En wat zijn hun opvattingen over alcoholgebruik? Welke verschillen bestaan er op deze punten tussen bevolkingsgroepen? Deze en meer vragen worden in deze publicatie (On)gezonde leefstijl 2022: opvattingen, motieven en gedragingen beantwoord.
Databronnen
De uitkomsten zijn grotendeels afkomstig uit het onderzoek Belevingen 2022. Dit onderzoek heeft als doel om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een completer, overkoepelend beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. En daarmee verdiepende informatie te verschaffen voor beleid en bestuur. Belevingen 2022 was geheel aan het onderwerp (on)gezonde leefstijl van volwassenen gewijd.
De cijfers over feitelijk gedrag in deze publicatie zijn grotendeels afkomstig uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor (van het CBS in samenwerking met RIVM en andere partijen die zich richten op leefstijl), de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen) van de Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut in samenwerking met RIVM en CBS) en de Voedselconsumptiepeiling (VCP/Leefstijlmonitor), en zijn opgenomen om een context en referentiekader te bieden voor het interpreteren van de uitkomsten van het onderzoek Belevingen.
De leefstijlthema’s die in deze publicatie achtereenvolgens aan bod komen zijn:
- (On)gezond eten
- Voedingssupplementen
- Sporten en bewegen
- Afvallen
- Overheidsmaatregelen: gezondere voedingskeuzes
- Alcoholgebruik
- Roken.
Afgesloten wordt met een totaalbeeld van de (on)gezonde leefstijl van volwassen Nederlanders en hun motieven om al dan niet gezond te leven.
(On)gezond eten
Twee op de drie volwassenen vinden dat zij over het algemeen gezond eten
67 procent van de 18-plussers vinden dat zij over het algemeen gezond of heel gezond eten; het grootste deel van hen zegt voldoende groenten te eten en gevarieerd te eten. Hoewel een vrij groot deel de eigen groenteconsumptie dus positief inschat, laten cijfers over het dagelijks eten van groente uit de Voedselconsumptiepeiling1) zien dat in de periode 2019-2021 iets minder dan drie op de tien 18- tot 70-jarigen aan de richtlijn van de Gezondheidsraad voldeed om dagelijks ten minste 200 gram groente te eten. Dit is wel bijna een verdubbeling ten opzichte van 2012-2016 toen 16 procent hieraan voldeed.
Vooral gezonder eten om gezondheidsproblemen te voorkomen
Ruim een derde van de bevolking (36 procent) wil graag gezonder eten. Bijna 60 procent geeft aan dat dit niet nodig is, omdat zij al gezond genoeg eten. 5 procent houdt zich er niet mee bezig en 1 procent vindt gezonde voeding niet belangrijk. Eveneens 1 procent wil niet gezonder eten om andere redenen.
De meeste mensen willen graag gezonder eten om de kans op gezondheidsproblemen of ziekten te verkleinen. Ruim de helft geeft dit aan. Ook je lichamelijk fitter voelen wordt relatief vaak, door bijna 30 procent, als reden genoemd. Afvallen, een mooier uiterlijk of niet zwaarder worden is voor 10 procent reden om gezonder te willen eten.
Sociale druk en te weinig discipline belemmeren gezond eetgedrag
Een ruime meerderheid van de mensen die gezonder willen eten, zeggen dat ze goed weten welke producten gezond zijn en welke niet. Sociale druk en te weinig discipline vormen voor een substantiële groep, grofweg 40 procent, een belemmering om gezonder te eten. Bijna 1 op de 5 personen die gezonder willen eten geeft aan te weinig geld te hebben om gezonde producten te kopen.
Bijna helft kijkt bij aankoop weleens naar voedingswaarden op verpakking
Op verpakkingen van eten en drinken staat informatie voor het maken van gezonde keuzes. Bijna de helft van de bevolking kijkt bij het kopen van eten en drinken weleens naar de voedingswaarden van het product (hoeveelheid calorieën, vetten, eiwitten, koolhydraten en zout). Naar de ingrediëntenlijst kijkt 43 procent weleens. Minder mensen (15 procent) letten op het voedsellogo/kleur-label (nutri-score). Ongeveer een kwart van de mensen geeft aan dat de Schijf van Vijf invloed heeft gehad op hun huidige eetgewoonten.
Voedingssupplementen
Gebruik supplementen meestal ‘voor de zekerheid’
Uit de Voedselconsumptiepeiling2) blijkt dat 57 procent van de volwassenen in de afgelopen 12 maanden weleens een voedingssupplement heeft gebruikt. De meest gebruikte supplementen zijn vitamine D, multivitamine, vitamine C en magnesium. In Belevingen 2022 is gevraagd naar de redenen voor het gebruik van voedingssupplementen. Een derde van alle 18-plussers gebruikt voor de zekerheid een of meerdere supplementen. 19 procent van alle 18-plussers gebruikt een supplement omdat ze behoren tot een groep waarvoor dit wordt geadviseerd. En 14 procent doet dit vanwege gezondheidsklachten. De meeste vitamines en mineralen worden vooral op eigen initiatief genomen.
Sporten en bewegen
Eigen gezondheid belangrijkste reden om te bewegen of te sporten
Ruim 40 procent van de 18-plussers geeft aan bewust te zorgen voor voldoende lichaamsbeweging door bijvoorbeeld regelmatig te sporten, fietsen of wandelen. Ruim een derde zegt er wel bewust mee bezig te zijn, maar er niet altijd aan toe te komen. 10 procent geeft aan niet bewust met bewegen bezig te zijn omdat men al voldoende lichaamsbeweging krijgt in het dagelijks leven en 5 procent omdat dit om gezondheidsredenen niet mogelijk is. De overige 7 procent zegt zich er niet mee bezig te houden.
De eigen gezondheid is voor een ruime meerderheid van de volwassen reden om bewust aan beweging of sport te doen of dit te proberen.
Gebrek aan tijd belangrijkste belemmering om meer te gaan sporten
Zes op de tien volwassenen zouden graag meer willen bewegen of sporten dan dat zij nu doen. Als belemmering om dit te doen wordt gebrek aan tijd door hen het vaakst genoemd. Ongeveer de helft geeft dit aan. Ook gebrek aan motivatie, gezondheidsbeperkingen en de kosten spelen een rol. Vier op de tien volwassenen geven aan niet meer te willen bewegen of sporten dan zij nu doen. De meesten van hen zeggen dat zij al genoeg bewegen of sporten.
Afvallen
Lichamelijk fitter worden meest genoemde motief om af te vallen
Bijna 60 procent van de volwassenen heeft ooit weleens iets gedaan om af te vallen. 20 procent is er op dit moment mee bezig. Vier op de tien volwassenen die op dit moment proberen af te vallen, zeggen dat lichamelijk fitter worden hiervoor de belangrijkste reden is. Bijna een kwart doet het voornamelijk om de kans op gezondheidsproblemen of ziekten te verkleinen en ruim een vijfde doet het vooral voor een mooier uiterlijk.
Het volgen van een dieet wordt het vaakst geprobeerd om af te vallen. Maar ook minder eten, gezonder eten en/of meer bewegen worden vaak genoemd.
Bijna 8 op de 10 obese mensen die nu willen afvallen vinden dit moeilijk
38 procent van de personen die weleens iets hebben gedaan om af te vallen vindt/vond dit (heel) moeilijk. Van degenen die op dit moment proberen af te vallen vindt 56 procent het (heel) moeilijk. Dit varieert sterk naar gewichtsklasse. Van de personen met een gezond gewicht zegt 30 procent het (heel) moeilijk te vinden om af te vallen, van de personen met ernstig overgewicht geeft 78 procent dat aan.
Problemen met afvallen vooral door gebrek aan motivatie en te traag gewichtsverlies
De redenen waarom mensen het moeilijk vinden of vonden om af te vallen zijn divers. Het meest genoemd, door respectievelijk 45 en 40 procent, worden ‘gaat niet snel genoeg’ en ‘te weinig motivatie of wilskracht’. Eten bij emoties zoals stress, verleidingen van ongezond eten, en aanleg worden elk door ongeveer een 1 op de 3 genoemd. Bij mensen met ernstig overgewicht worden aanleg, bewegingsbeperking en medicijngebruik relatief vaak genoemd als reden waarom afvallen moeilijk gaat.
Overheidsmaatrelgen: gezondere voedingskeuzes
Van lagere prijs voor gezonde producten meeste effect verwacht op gezonde voedingskeuzes door Nederlanders
Negen op de tien volwassenen denken dat het goedkoper maken van gezonde producten ertoe leidt dat mensen in Nederland gezondere voedingskeuzes maken. Ook van meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations, van ongezonde producten duurder maken, en van duidelijker op de verpakking aangeven of een product gezond is of niet, denkt een (ruime) meerderheid dat de bevolking hierdoor zeker of waarschijnlijk gezondere voedingskeuzes zal maken. Het minste effect wordt verwacht van verplichte vermelding van het aantal calorieën op de menukaart van restaurants, cafés en afhaalpunten.
Ook voor eigen gezonde voedingskeuzes meeste effect verwacht van lagere prijs gezonde producten
Meer dan 6 op de 10 denken dat het goedkoper maken van gezonde producten zeker of waarschijnlijk ertoe leidt dat ze zelf gezondere voedingskeuzes maken: van meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations, van ongezonde producten duurder maken, en van duidelijker op de verpakking aangeven of een product gezond is of niet, denkt grofweg de helft dat dit helpt bij het maken van gezondere voedingskeuzes. Het minste effect wordt verwacht van geen reclame voor ongezonde producten maken, verplichte vermelding van het aantal calorieën op de menukaart, en minder verkooppunten van ongezond voedsel.
Voor de meeste onderzochte overheidsmaatregelen geldt dat mensen eerder denken dat het de Nederlandse bevolking aanzet tot het maken van gezondere voedingskeuzes dan dat dit bij henzelf gebeurt.
Driekwart Nederlanders vindt het belangrijk dat overheid overgewicht probeert terug te dringen
Een meerderheid van 76 procent is het (helemaal) eens met de stelling dat het belangrijk is dat de overheid overgewicht probeert terug te dringen. Eveneens drie kwart vindt dat de verantwoordelijkheid om gezond te eten bij de mensen zelf ligt en dat de voedselproducenten een grote rol spelen bij het veroorzaken van overgewicht. Een kleinere meerderheid van 57 procent is het (helemaal) eens met de stelling dat het aanbod van eten en drinken in publieke ruimtes een grote rol speelt bij het veroorzaken van overgewicht.
Alcoholgebruik
1 op de 10 wil minder alcohol drinken
10 procent van de volwassen drinkers zou minder alcohol willen drinken. 61 procent wil niet minder drinken omdat men naar eigen zeggen al weinig drinkt en 29 procent wil niet minderen omdat ze geen moeite hebben met hun alcoholgebruik. Mensen die meer alcohol drinken, zeggen vaker dat ze hun alcoholgebruik willen minderen.
Smaak de belangrijkste reden om alcohol te drinken én de belangrijkste reden om géén alcohol te drinken
Van de volwassenen die weleens alcohol drinken zegt bijna drie kwart dat ze dit doen omdat ze het lekker vinden. Ruim 60 procent doet het voor de gezelligheid, en 10 procent om losser te worden op feestjes. Van de volwassenen die geen alcohol drinken zeggen de meesten, ruim 40 procent, dat ze dit doen omdat ze het niet lekker vinden, ook vanwege de smaak dus. Een kwart drinkt geen alcohol omdat ze het ongezond vinden.
Ruim de helft denkt dat dagelijks drinken van meer dan één glas alcohol schadelijk is
Ongeveer 2 op de 10 18-plussers denken dat het af en toe drinken van meer dan één glas alcohol (zeer) schadelijk is3). Als het gaat om het dagelijks drinken van meer dan één glas alcohol, is ruim de helft van mening dat dit (zeer) schadelijk is. Ruim 80 procent zegt dat het wekelijks drinken van 5 glazen alcohol of meer op één dag (zeer) schadelijk is.
Roken
Meerderheid rokers wil in toekomst stoppen met roken
Op de vraag of volwassen rokers de wens hebben om te stoppen met roken geeft ongeveer een derde aan niet te weten of ze willen stoppen met roken. Van de volwassen rokers die dit wel weten, geeft een ruime meerderheid – ongeveer 80 procent – aan in de toekomst te willen stoppen met roken3). Een substantieel deel van de volwassen rokers die aangeven in de toekomst te willen stoppen met roken, zou dit graag op korte termijn doen. Ruim een vijfde wil binnen een maand stoppen en eveneens ruim een vijfde binnen 1 tot 6 maanden.
Gezondheid belangrijkste reden om te stoppen met roken
Zorgen over de eigen gezondheid wordt door rokers het vaakst genoemd als motivatie om te stoppen met roken. Bijna 6 op de 10 rokers zeiden in 2020 dat zorgen hierover hen erg zouden motiveren3). Ook zorgen over de gezondheid van de kinderen wordt relatief vaak, door ruim 4 op de 10, genoemd. Ondersteuning via een telefonische hulp of op een digitale manier wordt met ongeveer 5 procent duidelijk minder vaak als een motivatie gezien. Dit geldt eveneens voor gezondheidswaarschuwingen, afschrikwekkende afbeeldingen, onaantrekkelijke verpakkingen en mediacampagnes.
Meerderheid vindt roken schadelijk
De overgrote meerderheid van de bevolking, 80 procent en meer, denkt dat roken (zeer) schadelijk is, vooral als er een of meerdere pakjes sigaretten per dag worden gerookt3). Ook meeroken wordt als (zeer) schadelijk voor de gezondheid ingeschat. Meer mensen denken dat de schadelijkheid ervan groter voor de gezondheid van kinderen is dan voor de gezondheid van volwassenen.
1) Bron: VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2012-2016; 2019-2021.
2) Bron: VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2019-2021.
3) Bron: LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, Trimbos-instituut i.s.m. RIVM en CBS, 2020.
1. Inleiding
In het Nationaal Preventieakkoord heeft de Rijksoverheid in 2018 met meer dan 70 maatschappelijke organisaties afspraken gemaakt om Nederlanders gezonder te maken. In dat jaar had de helft van de volwassenen overgewicht (waarvan 35 procent matig overgewicht en 15 procent ernstig overgewicht, ook wel obesitas genoemd), 22 procent rookte, 8 procent behoorde tot de overmatige alcoholdrinkers en 9 procent tot de zware alcoholdrinkers (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor-kern, CBS in samenwerking met RIVM en Trimbos-instituut, 2018). De ambities in het akkoord richten zich op het jaar 2040, waarin overgewicht bij volwassenen teruggedrongen moet zijn naar 38 procent, obesitas naar 7 procent, en roken naar 5 procent. Ook overmatig en zwaar alcoholgebruik moeten dan beide zijn gedaald tot 5 procent. De focus op overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik is gekozen omdat ze verreweg de grootste oorzaak voor ziektelast in Nederland zijn, met 35.000 doden en 9 miljard euro aan zorguitgaven per jaar (Rijksoverheid, 2018).
De coronapandemie heeft impact gehad op de leefstijl van Nederlanders, vaak in negatieve zin maar soms ook in positieve. Uit een studie van Reep en Hupkens blijkt dat 12-plussers in 2020 door de coronamaatregelen per saldo3) minder zijn gaan bewegen, vaker ongezonde snacks en tussendoortjes zijn gaan eten, en rokers meer zijn gaan roken. Het gerapporteerde alcoholgebruik daarentegen nam af. Op het eten van gezonde voeding, groente en fruit, hadden de coronamaatregelen naar eigen zeggen minder invloed (Reep en Hupkens, 2021). Ook andere studies tonen dat de coronapandemie gevolgen heeft gehad voor de leefstijl van Nederlanders (zie overzicht in Harbers, Hulshof, Schaink en Schrijvers, 2021). De coronapandemie is ook nog op een andere wijze gerelateerd aan leefstijl: ernstig overgewicht bleek een risicofactor voor een ernstiger beloop van coronabesmetting. Dat zoveel mensen overgewicht hebben maakt de bevolking kwetsbaar voor ernstig ziektebeloop na infectie met het coronavirus of een nieuw vergelijkbaar virus (Volksgezondheid Toekomst Verkenning, 2020).
Tegen de achtergrond van de ambities van het Nationaal Preventieakkoord en de relatie tussen corona en de leefstijl van Nederlanders heeft het CBS in 2022 het onderzoek Belevingen gehouden, een enquête onder bijna 4 duizend inwoners van Nederland van 18 jaar en ouder. Hierin staan de thema’s uit het Preventieakkoord centraal, aangevuld met aanverwante leefstijlonderwerpen.
De doelstelling van Belevingen is niet om te meten in hoeverre de ambities van het Nationaal Preventieakkoord gerealiseerd worden. Dit gebeurt via jaarlijkse voortgangsrapportages van het RIVM (in samenspraak met het CBS, GGD GHOR Nederland, Pharos, Trimbos-instituut en CPB) en vierjaarlijkse doorrekeningen van de impact van de maatregelen van het Nationaal Preventieakkoord om vast te stellen of de ambities van 2040 worden behaald (Boer et al., 2022; RIVM, 2019). Ook in algemene zin is het niet de doelstelling van Belevingen om te onderzoeken hoe de prevalentie van overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik zich ontwikkelt, en ook niet hoe gezond of ongezond men feitelijk eet. Dit gebeurt door het consortium van de Leefstijlmonitor waarin verschillende partijen hun krachten gebundeld hebben, te weten het CBS, GGD GHOR Nederland, Pharos, RIVM, Rutgers, Soa Aids Nederland, Trimbos-instituut, VeiligheidNL en het Voedingscentrum (RIVM, 2014). De Leefstijlmonitor omvat meerdere onderzoeken waarin de samenwerkende partijen data verzamelen over leefstijl.
De cijfers over feitelijk gedrag die in deze publicatie beschreven worden5) zijn grotendeels afkomstig uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor (van het CBS in samenwerking met het RIVM en andere partijen die zich richten op leefstijl; CBS, 2023a), de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen) van de Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut in samenwerking met het RIVM en het CBS; RIVM, 2021a) en de Voedselconsumptiepeiling (VCP/Leefstijlmonitor; RIVM, 2023a) en zijn opgenomen om een context en referentiekader te bieden voor het interpreteren van de uitkomsten van het onderzoek Belevingen.
Het onderzoek Belevingen heeft als doel om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een completer, overkoepelend beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. En daarmee verdiepende informatie te verschaffen voor beleid en bestuur. Belevingen 2022 was geheel aan het onderwerp (on)gezonde leefstijl van volwassenen gewijd. Hoe gezond of ongezond vinden 18-plussers dat ze eten? Om welke redenen worden voedingssupplementen gebruikt? Wat vinden ze van overheidsinterventies als het gaat om het maken van gezondere voedselkeuzes? Hoe kijken ze aan tegen sporten en bewegen? En tegen afvallen en alcoholgebruik? Welke verschillen bestaan er op deze punten tussen bevolkingsgroepen? Deze en meer vragen worden in deze publicatie (On)gezonde leefstijl 2022: opvattingen, motieven en gedragingen beantwoord.
Deze publicatie bespreekt per hoofdstuk een leefstijlthema. Eerst komen in de hoofdstukken 2 en 3 achtereenvolgens de onderwerpen (on)gezond eten en het gebruik van voedingssupplementen aan de orde. Daarna volgen de thema’s sporten en bewegen (hoofdstuk 4), afvallen (hoofdstuk 5), overheidsmaatregelen gericht op gezondere voedselkeuzes (hoofdstuk 6), alcoholgebruik (hoofdstuk 7) en roken (hoofdstuk 8). Afgesloten wordt met hoofdstuk 9 waarin een totaalbeeld van de (on)gezonde leefstijl van volwassen Nederlanders wordt geschetst en van de motieven om al dan niet gezond te leven. In alle hoofdstukken zijn uitsplitsingen opgenomen naar achtergrondkenmerken zoals geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en gestandaardiseerd huishoudensinkomen.
De bijlagen bevatten de onderzoeksverantwoording en literatuurreferenties. Meer gedetailleerde cijfers met ook uitsplitsingen naar bevolkingsgroepen zijn in de tabellenset beschikbaar.
Deze publicatie is uitgebracht als webpublicatie en is beschikbaar via de website van het CBS.
5) Wanneer cijfers uit andere onderzoeken dan uit het onderzoek Belevingen zijn gebruikt, wordt dit in deze publicatie expliciet vermeld.
2. (On)gezond eten
Eten en drinken is belangrijk voor de mens. Het zorgt ervoor dat voedingsstoffen energie leveren voor groei en ontwikkeling, en voor alle andere processen die in het lichaam plaatsvinden (Voedingscentrum, 2023a). Ook dragen voedingstoffen bij aan herstel na ziekte of verwondingen. Behalve dat eten en drinken noodzakelijk is, geeft het ook veel plezier. Het is vaak lekker en daarnaast kan het gezellig zijn om met anderen te eten. Het maakt ook onderdeel uit van cultuur en tradities, en kan worden gebruikt als troost, beloning of afleiding.
Een gezond voedingspatroon is belangrijk. Ongezonde voeding is van invloed op de volksgezondheid. Ze kan leiden tot hart- en vaataandoeningen, kanker en diabetes, deels ook indirect via een hoge bloeddruk, hoge bloedsuikerspiegel, overgewicht en hoog cholesterol. Ongezonde voeding draagt naar schatting met ruim 8 procent bij aan de ziektelast in Nederland. Jaarlijks gaan er 12.900 mensen aan dood en zorgt het voor 6 miljard euro aan zorguitgaven (Hilderink en Verschuuren, 2018; RIVM, 2021b).
De Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad zijn bedoeld voor preventie van chronische ziekten. Het Voedingscentrum heeft deze vertaald naar aanbevolen hoeveelheden uit de Schijf van Vijf, waarbij ook rekening is gehouden met de normen voor voedingstoffen. Echter, veel mensen eten en drinken minder dan de aanbevolen hoeveelheden van de producten in de Schijf van Vijf. Ook worden er veel producten gegeten die buiten de Schijf van Vijf vallen. De Richtlijnen goede voeding worden dus vaak niet opgevolgd, al is er over de tijd een verbetering in het Nederlandse voedingspatroon zichtbaar (RIVM, 2020; 2023b).
De overheid zet zich in voor een gezonder voedingspatroon voor iedereen (Rijksoverheid, 2018). In dit hoofdstuk wordt bekeken hoe mensen zelf tegen hun voedingspatroon aankijken. Vinden zij dat zij gezond of ongezond eten? Zouden ze gezonder willen eten? En wat bemoeilijkt een gezonder voedingspatroon?
2.1 (On)gezond eten?
Twee op de drie vinden dat zijzelf gezond eten
67 procent van de volwassenen vindt dat zij over het algemeen (heel) gezond eten - 8 procent heel gezond en 59 procent gezond - zo blijkt uit Belevingen 2022. Het grootste deel van hen geeft aan voldoende groenten te eten (91 procent) en gevarieerd te eten (87 procent). Voldoende fruit eten, volkorenbrood eten, weinig suikerhoudende producten eten en drinken, en weinig vette producten eten worden minder vaak genoemd als redenen waarom mensen vinden dat zij (heel) gezond eten.
3 procent vindt van zichzelf dat zij over het algemeen (heel) ongezond eten. Ongeveer de helft van hen zegt dat zij veel producten met suiker eten en drinken, veel vette producten eten, onvoldoende fruit eten en onvoldoende groenten eten. Bijna 40 procent geeft als reden dat zij weinig gevarieerd eten.
Bijna 30 procent vindt van zichzelf dat zij niet gezond, maar ook niet ongezond eten.
2022 (% 18-plussers) | |
---|---|
(Heel) gezond | 67,4 |
Om welke reden(en)* | |
Eet voldoende groente | 90,9 |
Eet gevarieerd | 87,1 |
Eet voldoende fruit | 76,5 |
Eet volkorenbrood | 70,4 |
Eet en drink weinig producten met suiker | 64,0 |
Eet weinig vette producten | 46,6 |
Iets anders | 3,6 |
(Heel) ongezond | 3,2 |
Om welke reden(en)* | |
Eet en drink veel producten met suiker | 56,1 |
Eet veel vette producten | 55,6 |
Eet weinig fruit | 53,8 |
Eet weinig groente | 49,1 |
Eet weinig gevarieerd | 38,8 |
Eet weinig volkorenbrood | 22,2 |
Iets anders | 12,8 |
Niet gezond, niet ongezond | 28,9 |
Weet niet | 0,5 |
* Er waren meerdere antwoorden mogelijk op de vraag om welke reden(en) mensen gezond/ ongezond eten. De percentages hebben betrekking op degenen die aangeven heel gezond/ongezond te eten. |
Meeste Nederlanders eten onvoldoende groente en fruit
Hoewel een vrij groot deel de eigen groenteconsumptie dus positief inschat, laten cijfers over het dagelijks eten van groente uit de Voedselconsumptiepeiling (VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2012-2016; 2019-2021) een ander beeld zien. Deze peiling volgt de richtlijn van de Gezondheidsraad (2015) om dagelijks ten minste 200 gram groente te eten. In de periode 2019-2021 bleek 29 procent van de 18- tot 70-jarigen aan de richtlijn van groente te voldoen. Dit is wel bijna een verdubbeling ten opzichte van 2012-2016 toen 16 procent hieraan voldeed. Ook is een toename zichtbaar in het percentage dat voldoet aan de richtlijn van de Gezondheidsraad om dagelijks ten minste 200 gram fruit te eten. In de periode 2019-2021 voldeed 18 procent van de 18- tot 70-jarigen hieraan tegen 15 procent in de periode 2012-2016.
Groente- en fruitconsumptie en opvatting hierover niet altijd in lijn
De groente- en fruitconsumptie is ook in Belevingen bevraagd. Van de mensen die naar eigen zeggen (heel) gezond eten geeft 41 procent aan dagelijks minimaal 200 gram groente bij de hoofdmaaltijd te eten. 16 procent eet dagelijks minder dan 200 gram en 21 procent eet 5 of 6 dagen minstens 200 gram groente bij de hoofdmaaltijd.
Verder zegt 31 procent van degenen die (heel) gezond eten dagelijks minimaal 2 stuks fruit te eten. 21 procent van hen eet ook dagelijks fruit, maar minder dan 2 stuks.
Geen of beperkt groente eten omdat er thuis niet altijd groente wordt gekookt
Mensen die geen of beperkt groente eten bij de hoofdmaaltijd, dat wil zeggen 4 dagen of minder, geven hiervoor het vaakst als reden dat er thuis niet (altijd) groente wordt gekookt (34 procent). Andere redenen, zoals ‘te veel werk om klaar te maken’, ‘ik vind het niet nodig’ en ‘ik vind het niet lekker’ worden door zo’n 10 tot 20 procent genoemd.
Aan fruit eten wordt niet (altijd) gedacht
Bijna 7 op de 10 mensen geven aan geen of beperkt fruit te eten omdat zij er niet (altijd) aan denken. Ook ‘het is niet (altijd) in huis’ wordt met 28 procent relatief vaak als reden gegeven.
2022 (%) | |
---|---|
Reden(en) om geen of beperkt groente | |
Wordt niet (altijd) gekookt thuis | 34,2 |
Te veel werk om klaar te maken | 17,6 |
Niet nodig | 16,0 |
Niet lekker | 14,1 |
Te duur | 11,2 |
Eet veel groente op andere momenten | 10,4 |
Iets anders | 20,8 |
Reden(en) om geen of beperkt fruit te | |
Denk er niet altijd aan | 68,7 |
Is niet altijd in huis | 28,3 |
Te duur | 12,8 |
Niet lekker | 8,6 |
Bevat teveel suiker | 7,1 |
Niet nodig | 6,8 |
Iets anders | 7,5 |
* Er waren meerdere antwoorden mogelijk op de vraag om welke reden(en) mensen geen of beperkt groente bij de hoofdmaaltijd/ fruit eten. |
Vrouwen en ouderen eten relatief gezond
Vrouwen zeggen vaker van zichzelf dat ze over het algemeen (heel) gezond eten dan mannen, namelijk 72 tegen 63 procent. En ook tussen leeftijdsgroepen bestaan duidelijke verschillen. Het percentage dat aangeeft (heel) gezond te eten neemt toe van 46 procent bij de 18- tot 25-jarigen tot 82 procent bij de 65-plussers.
Deze percepties over eigen gezond eetgedrag uit Belevingen 2022 komen overeen met de daadwerkelijke consumptie zoals gemeten in de Voedselconsumptiepeiling (VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2019-2021). Vrouwen eten over het algemeen meer fruit, minder rood en/of bewerkt vlees en minder tussendoortjes zoals snoepgoed en hartige snacks. Daarnaast drinken ze iets minder suikerhoudende dranken. De hoeveelheid groente die mannen en vrouwen eten verschilt vrijwel niet. Dit geldt eveneens voor de hoeveelheid koek en gebak.
Jongeren eten en drinken doorgaans minder gezond dan ouderen; ze snacken meer, eten minder groente en fruit, en drinken meer suikerhoudende dranken. De consumptie van rood en/of bewerkt vlees verschilt nauwelijks naar leeftijd.
Het percentage dat zegt (heel) gezond te eten verschilt niet tussen hoog- en laagopgeleiden, zo blijkt uit Belevingen 2022 (zie tabellenset). Consumptiecijfers (VCP/Leefstijlmonitor, 2019-2021) wijzen uit dat hoogopgeleiden gemiddeld genomen meer groente en fruit eten dan laagopgeleiden, en minder rood en/of bewerkt vlees. Ze eten wel wat vaker hartige snacks. De consumptie van suikerhoudende dranken, zoetwaren, koek en gebak verschilt vrijwel niet tussen hoog- en laagopgeleiden.
Vindt dat zij over het algemeen (heel) gezond eten (% 18-plussers) | |
---|---|
Geslacht | |
Man | 62,8 |
Vrouw | 71,8 |
Leeftijd | |
18 tot 25 jaar | 45,7 |
25 tot 45 jaar | 61,4 |
45 tot 65 jaar | 69,2 |
65 jaar of ouder | 81,9 |
Onderwijsniveau | |
Laag | 66,8 |
Middelbaar | 64,6 |
Hoog | 70,0 |
Mensen met gezond gewicht zeggen vaker gezond te eten dan mensen met overgewicht
Lichaamsgewicht maakt verschil: mensen met ernstig overgewicht geven met 46 procent het minst vaak aan (heel) gezond te eten. Van de mensen met matig overgewicht zegt 66 procent dit en van de mensen met een gezond gewicht 75 procent (zie tabellenset). Personen in niet-stedelijke gemeenten zeggen vaker dat ze (heel) gezond eten dan personen die in zeer sterk stedelijke gemeenten wonen (77 tegen 63 procent).
2.2 Gezonder eten
Ruim een derde van de bevolking (36 procent) wil graag gezonder eten. 58 procent geeft aan dat dit niet nodig is, omdat zij al gezond genoeg eten. 5 procent houdt zich er niet mee bezig en 1 procent vindt gezonde voeding niet belangrijk. Eveneens 1 procent wil niet gezonder eten om andere redenen.
Vooral gezond(er) eten om gezondheidsproblemen te voorkomen
De meeste mensen willen graag gezonder eten om de kans op gezondheidsproblemen of ziekten te verkleinen. Ruim de helft (54 procent) geeft dit aan. Ook je lichamelijk fitter voelen wordt relatief vaak als reden genoemd. Afvallen, een mooier uiterlijk of niet zwaarder worden is voor 10 procent reden om gezonder te willen eten.
Ook voor mensen die al gezond eten zijn het verkleinen van de kans op gezondheidsproblemen of ziekten, en lichamelijk fitter voelen de belangrijkste redenen voor hun gezonde voedingspatroon. 16 procent doet het uit gewoonte.
Reden(en) om gezonder te willen eten (%) | Reden(en) waarom mensen gezond eten (%) | |
---|---|---|
Kans op gezondheidsproblemen of ziekten verkleinen | 53,6 | 44,6 |
Lichamelijk fitter voelen | 28,4 | 26,1 |
Uit gewoonte | 15,7 | |
Afvallen, een mooier uiterlijk of niet zwaarder worden | 9,5 | 4,5 |
Verminderen of genezen van gezondheidsproblemen of ziekten | 3,9 | 4,0 |
Mentaal beter voelen | 2,9 | 2,6 |
Andere reden | 0,8 | 1,6 |
* Er waren meerdere antwoorden mogelijk op de vraag om welke reden(en) mensen gezonder willen eten/ gezond eten. |
Moeilijk om gezond te eten als anderen dit ook niet doen
Mensen die gezonder willen eten vinden het vooral (heel) moeilijk om ongezond eten te weerstaan als zij met anderen zijn die ongezonde dingen eten. Ruim de helft (51 procent) geeft dit aan. Ongezond eten laten staan bij stress vindt 46 procent (heel) moeilijk, en 43 procent vindt het lastig om ongezond eten te weerstaan als het in huis is. Ruim een op de drie vindt het (heel) moeilijk om niet ongezond te eten als zij haast hebben of als zij alleen thuis zijn.
(Heel) makkelijk (% 18-plussers die gezonder willen eten) | Niet makkelijk, niet moeilijk (% 18-plussers die gezonder willen eten) | (Heel) moeilijk (% 18-plussers die gezonder willen eten) | |
---|---|---|---|
Als u met anderen bent die ongezonde dingen eten | 20,4 | 28,9 | 50,8 |
Als u gestrest bent | 26,2 | 28,0 | 45,8 |
Als het in huis is | 27,4 | 29,3 | 43,3 |
Als u haast heeft | 32,6 | 29,8 | 37,6 |
Als u alleen bent | 33,6 | 30,1 | 36,3 |
Meeste mensen geven aan te weten wat (on)gezond is
Een ruime meerderheid van de mensen die gezonder willen eten, zeggen dat ze goed weten welke producten gezond zijn en welke niet (87 procent). Sociale druk en te weinig discipline vormen voor een substantiële groep een belemmering om gezonder te eten: 46 procent zegt dat anderen hen weleens overhalen om iets ongezonds te eten en 39 procent vindt het moeilijk om ongezond eten te laten staan. Bijna 1 op de 5 personen (17 procent) die gezonder willen eten geeft aan te weinig geld te hebben om gezonde producten te kopen. Van alle volwassenen zegt 9 procent te weinig geld hiervoor te hebben.
Kennis over welke producten wel en niet gezond zijn, is bij mensen die naar eigen zeggen al gezond genoeg eten iets vaker aanwezig. Verder ervaren zij minder vaak belemmeringen van sociale druk, te weinig discripline en te weinig geld.
Totaal (alle 18-plussers) (% (helemaal) eens) | Personen die gezonder zouden willen eten (% (helemaal) eens) | Personen die naar eigen zeggen al gezond genoeg eten (% (helemaal) eens) | |
---|---|---|---|
Ik weet goed welke producten wel en niet gezond zijn | 90,9 | 87,2 | 94,6 |
Anderen halen mij weleens over om iets ongezonds te eten | 36,1 | 45,9 | 30,8 |
Ik vind het moeilijk om ongezond eten te laten staan | 21,9 | 38,7 | 10,9 |
Ik heb te weinig geld om gezonde producten te kopen | 9,4 | 17,0 | 4,4 |
Eetgewoonten bij een kwart beïnvloed door Schijf van Vijf
Ongeveer een kwart (26 procent) van de mensen geeft aan dat de Schijf van Vijf invloed heeft gehad op hun huidige eetgewoonten (zie tabellenset). Bij 12 procent heeft advies van een arts of specialist een rol gespeeld, en bij 10 procent advies van een diëtist. Minder dan 10 procent zegt dat advies van een gewichtsconsulent of voedingscoach, van een voedingsapp, of van sociale media of influencers bepalend zijn geweest voor de huidige eetgewoonten. Hierbij zijn de verschillen tussen personen die gezonder willen eten en personen die naar eigen zeggen al gezond genoeg eten beperkt. Wel zegt de groep die gezonder wil eten ongeveer twee keer zo vaak dat een voedingsapp of dat sociale media invloed hebben gehad op hun huidige eetgewoonten.
Stress bemoeilijkt gezond eten vooral bij vrouwen
Mannen en vrouwen zeggen even vaak dat ze gezonder zouden willen eten. Ook het weerstaan van ongezond eten in bepaalde situaties en de belemmeringen om gezond te eten verschillen niet tussen beide (zie tabellenset). Wel zeggen vrouwen vaker dan mannen te weten welke producten (on)gezond zijn en is stress voor hen vaker een aanleiding om te gaan eten. Ruim de helft (54 procent) van de vrouwen die gezonder willen eten zegt dat ze in stressvolle situaties ongezond eten moeilijk kunnen weerstaan, tegen 38 procent van de mannen die gezonder willen eten. Verder geven vrouwen vaker dan mannen aan dat hun huidige eetgewoonten zijn beïnvloed door de Schijf van Vijf, door een gewichtsconsulent of voedingscoach, en/of door sociale media of influencers.
Vooral 45-minners zeggen gezonder te willen eten
45-minners geven relatief vaak aan dat ze gezonder zouden willen eten. Ruim de helft van hen zegt dit, tegen 14 procent van de 65-plussers. Deze laatsten vinden vaker dat ze al gezond genoeg eten (81 procent). Jongeren weten minder vaak welke producten (on)gezond zijn, laten zich vaker weleens door anderen overhalen om iets ongezonds te eten, hebben minder vaak geld om gezond eten te kopen, en vinden het lastiger om ongezond eten te laten staan. Jongeren die gezonder willen eten vinden het vooral lastig om ongezond eten te weerstaan als ze met anderen zijn die ongezonde dingen eten (zie tabellenset). Ouderen hebben hier minder moeite mee. Zij zeggen vaker dan jongeren dat de Schijf van Vijf, of advies van een arts, specialist of diëtist invloed heeft gehad op hun huidige eetgewoonten. Bij het zich laten adviseren door de diëtist speelt mee dat ouderen vaker overgewicht hebben. Jongeren zeggen vaker zich in hun eetgedrag te laten beïnvloeden door een voedingsapp, sociale media of influencers.
18 tot 25 jaar (%) | 25 tot 45 jaar (%) | 45 tot 65 jaar (%) | 65 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|---|
Wil graag gezonder eten | 51,1 | 52,4 | 32,8 | 13,8 |
Eet al gezond genoeg | 38,5 | 42,5 | 62,5 | 80,8 |
Weet welke producten (on)gezond zijn | 87,6 | 89,8 | 91,2 | 93,4 |
Anderen halen mij weleens over om iets ongezonds te eten | 50,7 | 45,0 | 31,5 | 24,6 |
Te weinig geld om gezonde producten te kopen | 12,4 | 12,6 | 8,6 | 5,0 |
Moeilijk om ongezond eten te laten staan | 29,8 | 28,0 | 19,7 | 13,5 |
Invloed op huidige eetgewoonten | ||||
Schijf van Vijf | 18,4 | 20,5 | 30,6 | 30,3 |
Advies van arts of specialist | 5,4 | 8,4 | 12,2 | 19,1 |
Advies van dietist | 6,5 | 7,0 | 11,2 | 12,5 |
Voedingsapp | 9,6 | 10,1 | 5,7 | 3,0 |
Sociale media of influencers | 17,7 | 12,8 | 5,7 | 4,3 |
Hoogopgeleiden zeggen relatief vaak moeite te hebben met het laten staan van ongezond eten
Ook naar onderwijsniveau zijn er verschillen: 43 procent van de hoogopgeleiden wil graag gezonder eten, van de laagopgeleiden zegt 25 procent dit (zie tabellenset). Twee derde van de laagopgeleiden vindt al dat ze gezond genoeg eten, hoewel deze groep ook relatief vaak aangeeft onvoldoende geld te hebben om gezond eten te kopen. Hoogopgeleiden geven vaker dan laagopgeleiden aan te weten welke producten gezond zijn en welke niet. Tegelijkertijd zeggen ze vaker minder gedisciplineerd te zijn en door anderen weleens overgehaald te worden om iets ongezonds te eten. Dit laatste verband valt weg als er rekening mee wordt gehouden dat hoogopgeleiden doorgaans jonger zijn. Hoogopgeleiden die gezonder willen eten vinden het vaker moeilijk om ongezond eten te laten staan dan laagopgeleiden die streven naar een gezonder voedingspatroon. Dit geldt voor allerlei situaties, bijvoorbeeld als ze met anderen zijn die ongezond eten, als ze haast hebben, of als er ongezond eten in huis is. Hoogopgeleiden geven vaker aan zich in hun huidige eetgewoonten te laten beïnvloeden door de Schijf van Vijf, voedingsapps, en sociale media. Laagopgeleiden zeggen vaker dat een advies van een arts, specialist of diëtist van invloed is. Dit laatste verband valt weg als er rekening mee wordt gehouden dat laagopgeleiden doorgaans ouder zijn en vaker overgewicht hebben.
Bijna een kwart lagere inkomens zegt te weinig geld te hebben voor gezonde producten
Mensen uit de kwartielgroep met de laagste inkomens geven relatief vaak aan dat ze gezonder willen eten (zie tabellenset). Dat ze relatief jong zijn, speelt hierbij mee. Beperkte kennis over gezonde voeding, druk van anderen om ongezond te eten en weinig zelfdiscipline om ongezonde voeding te laten staan zijn voor lage en hoge inkomens in gelijke mate een belemmering. Te weinig geld hebben voor gezond eten wordt vaker genoemd door mensen in huishoudens met de laagste inkomens: 23 procent van hen geeft dit aan tegen 4 procent van de mensen in de hoogste inkomensgroep. Mensen uit het hoogste inkomenskwartiel die gezonder willen eten vinden het relatief moeilijk om ongezond eten te weerstaan als ze met anderen zijn die ongezonde dingen eten. Bijna een derde van de hoogste inkomensgroep zegt dat de Schijf van Vijf invloed heeft gehad op hun huidige eetgewoonten. Bij de laagste inkomensgroep is dat 20 procent.
Ruim de helft van de mensen met ernstig overgewicht wil gezonder eten
Van de mensen met een gezond gewicht zegt 31 procent gezonder te willen eten. Dit percentage verschilt niet significant van dat bij mensen met matig overgewicht (36 procent). Van de mensen met ernstig overgewicht wil 54 procent gezonder eten. 40 procent van hen zegt al gezond te eten. 14 procent van de mensen met ernstig overgewicht zegt te weinig geld te hebben voor gezond eten, van de mensen met een gezond gewicht of matig overgewicht zegt 8 procent dit. Ook zeggen mensen met ernstig overgewicht vaker dat ze ongezond eten moeilijk kunnen laten staan en weten ze minder vaak welke producten (on)gezond zijn. Mensen met ernstig overgewicht die gezonder willen eten vinden het vooral lastig om ongezond eten te weerstaan in tijden van stress; 61 procent van hen geeft dit aan, tegen 40 procent van de mensen met een gezond gewicht die gezonder willen eten (zie tabellenset). En ook op momenten dat zij alleen thuis zijn, hebben mensen met ernstig overgewicht het vaker moeilijk om ongezond eten te weerstaan.
Mensen met een gezond gewicht houden in hun voedingspatroon meer rekening met de Schijf van Vijf dan mensen met ernstig overgewicht dat doen (29 tegen 20 procent). Deze laatsten zeggen vaker dat een arts, specialist, diëtist, gewichtsconsulent of voedingscoach hen hierbij geadviseerd heeft.
Normaal gewicht (% 18-plussers) | Matig overgewicht (% 18-plussers) | Ernstig overgewicht (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|
Wil graag gezonder eten | 31,1 | 35,7 | 53,8 |
Eet al gezond genoeg | 63,9 | 58,2 | 40,3 |
Te weinig geld om gezonde producten te kopen | 8,3 | 7,5 | 14,1 |
Moeilijk om ongezond eten te laten staan | 16,7 | 24,0 | 33,8 |
Invloed op huidige eetgewoonten | |||
Schijf van Vijf | 29,4 | 24,9 | 19,9 |
Advies van arts of specialist | 8,1 | 14,1 | 21,8 |
Advies van dietist | 6,4 | 10,9 | 20,3 |
Advies van een gewichtsconsulent of voedingscoach | 3,6 | 5,0 | 10,2 |
2.3 Kopen van eten en drinken
Smaak belangrijker dan gezondheid bij kopen van eten en drinken
Ruim de helft van de volwassen bevolking vindt het belangrijker dat het eten en drinken dat ze kopen goed smaakt dan dat het gezond is. Bijna 40 procent vindt het belangrijker dat de producten gezond zijn en bijna 10 procent weet het niet. Wanneer gekozen moet worden tussen prijs en gezondheid, vindt ongeveer 60 procent het belangrijker dat de producten gezond zijn, bijna 30 procent vindt de prijs belangrijker. Ook hier weet 10 procent het niet.
Bijna helft kijkt bij aankoop weleens naar voedingswaarden op verpakking
Op verpakkingen van eten en drinken staat informatie voor het maken van gezonde keuzes. Bijna de helft van de bevolking kijkt bij het kopen van eten en drinken weleens naar de voedingswaarden van het product (hoeveelheid calorieën, vetten, eiwitten, koolhydraten en zout). Naar de ingrediëntenlijst kijkt 43 procent weleens. Minder mensen (15 procent) letten op het voedsellogo/kleur-label (nutri-score).
Een derde doet ten minste één keer per week ongezonde impulsaankopen
1 procent van de bevolking geeft aan dagelijks ongezond eten of snacks te kopen terwijl ze dat eigenlijk niet van plan waren, bijvoorbeeld in supermarkten, winkelcentra of kantines. 9 procent doet dit meerdere keren per week en 24 procent één keer per week. 14 procent geeft aan nooit dit soort ongezonde impulsaankopen te doen.
2022 (% 18-plussers) | |
---|---|
Bij het kopen van eten en drinken | |
Kijkt weleens naar het voedsellogo/ kleurlabel (nutri-score) | 14,7 |
Kijkt weleens naar de ingredientenlijst | 43,1 |
Kijkt weleens naar voedingswaarden | 47,7 |
Frequentie ongepland ongezond eten of snacks kopen | |
Elke dag | 0,9 |
Meerdere keren per week | 8,7 |
Een keer per week | 23,6 |
Meerdere keren per maand | 19,0 |
Een keer per maand of minder | 33,8 |
Nooit | 14,0 |
Vrouwen verkiezen vaker gezondheid boven smaak
Vrouwen vinden vaker dan mannen belangrijk dat het eten en drinken dat ze kopen gezond is dan dat het goed smaakt (zie tabellenset). Mannen vinden de smaak vaker belangrijk. In de afweging tussen gezondheid en prijs van de producten die ze kopen verschillen mannen en vrouwen niet van elkaar. Vrouwen kijken vaker op de verpakking naar de ingrediëntenlijst en de voedingswaarden van het product. Impulsaankopen van ongezond eten of snacks doen mannen en vrouwen vrijwel even vaak.
Kwart jongeren doet meerdere keren per week ongezonde impulsaankopen
Jongeren vinden smaak vaker belangrijk dan gezondheid bij het kopen van eten en drinken, terwijl ouderen het vaker belangrijk vinden dat producten gezond zijn. Ook bij de keuze tussen prijs en gezondheid kiezen ouderen vaker voor gezondheid dan dat jongeren dat doen. Bij het kopen van eten en drinken kijken ouderen vaker naar de ingrediëntenlijst dan jongeren. Impulsaankopen doen jongeren vaker: bijna een kwart van de 18- tot 25-jarigen koopt meerdere keren per week of zelfs dagelijks ongezond eten of snacks terwijl ze dit eigenlijk niet van plan waren. Van de 65-plussers doet 1 procent dit.
18 tot 25 jaar (%) | 25 tot 45 jaar (%) | 45 tot 65 jaar (%) | 65 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|---|
Bij het kopen van eten en drinken | ||||
Smaak belangrijker dan gezondheid | 61,8 | 56,8 | 51,4 | 40,4 |
Gezondheid belangrijker dan smaak | 26,9 | 33,0 | 38,8 | 53,2 |
Prijs belangrijker dan gezondheid | 41,5 | 35,0 | 26,6 | 19,3 |
Gezondheid belangrijker dan prijs | 42,4 | 54,6 | 64,2 | 71,6 |
Kijkt weleens op verpakking | ||||
Naar nutri-score | 12,3 | 19,8 | 12,9 | 11,7 |
Naar ingredientenlijst | 31,6 | 48,2 | 44,2 | 40,5 |
Naar voedingswaarden | 42,8 | 51,7 | 47,0 | 45,8 |
Ongepland ongezond eten of snacks kopen | ||||
Dagelijks | 2,8 | 1,4 | 0,2 | 0,2 |
Meerdere keren per week | 21,4 | 13,8 | 5,6 | 1,0 |
Een keer per week | 31,6 | 28,9 | 24,5 | 12,6 |
Meerdere keren per maand | 17,8 | 23,5 | 19,1 | 14,0 |
Een keer per maand of minder | 20,6 | 24,7 | 37,4 | 45,8 |
Nooit | 5,7 | 7,7 | 13,2 | 26,4 |
Hoogopgeleiden kijken vaker naar info op verpakking dan laagopgeleiden
De afweging tussen smaak en gezondheid bij het kopen van eten en drinken verschilt niet naar onderwijsniveau (zie tabellenset). Als de keuze gemaakt moet worden tussen prijs en gezondheid, kiezen laagopgeleiden relatief vaak voor prijs en hoogopgeleiden relatief vaak voor gezondheid. Hoogopgeleiden kijken vaker naar de nutri-score, ingrediëntenlijst en voedingswaarden op de verpakking van een product dan laagopgeleiden. Het ongepland kopen van ongezond eten of snacks verschilt nauwelijks naar onderwijsniveau.
Ruim 40 procent van de mensen met een lager inkomen verkiest prijs boven gezondheid
Mensen uit de kwartielgroep met de hoogste inkomens prefereren bij het kopen van eten en drinken minder vaak gezondheid boven smaak dan mensen in huishoudens met een minder hoog inkomen (zie tabellenset). Bij de afweging tussen prijs en gezondheid zijn de verschillen relatief groot: 44 procent van de mensen in de laagste inkomensgroep kiest dan voor prijs tegen 20 procent van de mensen in de hoogste inkomensgroep. Van deze laatsten vindt 71 procent het in deze afweging belangrijker dat een product gezond is. Ook kijkt de hoogste inkomensgroep vaker naar de voedingswaarden van een product. Het doen van ongezonde impulsaankopen verschilt nauwelijks naar inkomen.
Relatief veel mensen met overgewicht vinden gezondheid product minder belangrijk
Mensen met overgewicht vinden bij het kopen van eten en drinken de smaak belangrijker dan gezondheid. Mensen met een gezond gewicht vinden het vaker belangrijk dat een product gezond is. Bij de afweging tussen prijs en gezondheid kiezen vooral mensen met ernstig overgewicht voor prijs, namelijk ruim 40 procent tegen ruim een kwart van de mensen met een gezond gewicht of matig overgewicht. Mensen met een gezond gewicht kijken bij het doen van boodschappen het vaakst op de verpakking naar de nutri-score of ingrediëntenlijst. Ongepland ongezond eten of snacks kopen wordt het vaakst gedaan door mensen met ernstig overgewicht: 39 procent van hen zegt dit eens of meerdere keren per week of zelfs dagelijks te doen tegen ongeveer 32 procent van de mensen met een gezond gewicht of matig overgewicht.
Normaal gewicht (% 18-plussers) | Matig overgewicht (% 18-plussers) | Ernstig overgewicht (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|
Bij het kopen van eten en drinken | |||
Smaak belangrijker dan gezondheid | 47,9 | 54,3 | 56,5 |
Gezondheid belangrijker dan smaak | 43,0 | 38,0 | 33,2 |
Prijs belangrijker dan gezondheid | 25,9 | 26,9 | 41,8 |
Gezondheid belangrijker dan prijs | 65,0 | 62,9 | 46,7 |
Kijkt weleens op verpakking | |||
Naar nutri-score | 16,7 | 13,3 | 10,6 |
Naar ingredientenlijst | 47,5 | 39,2 | 36,3 |
Naar voedingswaarden | 49,7 | 45,5 | 49,1 |
Ongepland ongezond eten of snacks kopen | |||
Dagelijks | 0,9 | 0,3 | 1,4 |
Meerdere keren per week | 9,1 | 6,6 | 10,1 |
Een keer per week | 22,0 | 24,4 | 27,9 |
Meerdere keren per maand | 15,9 | 22,8 | 21,6 |
Een keer per maand of minder | 36,6 | 32,8 | 29,5 |
Nooit | 15,4 | 13,1 | 9,6 |
3. Voedingssupplementen
Steeds meer mensen gebruiken supplementen als aanvulling op de voeding. Zo blijkt uit de Voedselconsumptiepeiling van het RIVM dat bijna 60 procent van de volwassenen in de periode 2019-2021 een voedingssupplement gebruikte, zo’n 10 procentpunt hoger dan in de periode 2012-2016 (VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2012-2016; 2019-2021). Een voedingssupplement kan een multivitamine zijn waarin de meeste vitamines en belangrijkste mineralen zijn gecombineerd, een meervoudig supplement dat meerdere specifieke vitamines of mineralen bij elkaar bevat, of een enkelvoudig supplement dat maar één type vitamine of mineraal bevat (Vitamine Informatie Bureau, 2023). Naast deze vitamines en mineralen worden ook andere supplementen zoals omega-supplementen, extra eiwitten of specifieke kruiden en planten gebruikt. Supplementen worden in verschillende vormen gebruikt. Zo zijn er pillen, poeders, druppels en drankjes, maar ook worden sommige vitamines bij ernstige tekorten of bij maag/darmproblemen geïnjecteerd.
De meeste mensen hebben geen aanvullende vitamines of mineralen nodig omdat ze voldoende binnenkrijgen via de voeding (Gezondheidsraad, 2019). Er zijn enkele groepen waarvoor een suppletieadvies geldt voor vitamine D: zwangeren, jonge kinderen, ouderen, mensen met een getinte huid, mensen die weinig buiten komen of hun huid bedekken. Verder is er een suppletieadvies voor foliumzuur voor zwangeren en voor vitamine B12 voor veganisten (Brink, Breedveld en Peters, 2023). Daarnaast zijn er groepen waarvoor aanvulling met een multivitamine- of mineralensupplement goed kan zijn, maar waarvoor geen officieel advies bestaat, zoals ouderen die weinig eten, mensen die eenzijdig eten en mensen die een extreem afvaldieet volgen (Voedingscentrum, 2023c).
Bepaalde supplementen kunnen echter in hoge doseringen ook schadelijk zijn (Voedingscentrum, 2023d). In Nederland gelden strenge eisen aan de concentratie van bepaalde stoffen in voedingssupplementen. Overdosering kan nog wel optreden wanneer men verschillende supplementen naast elkaar gebruikt.
Op basis van de Voedselconsumptiepeiling (VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2019-2021) wordt in dit hoofdstuk een beeld gegeven van het gebruik van voedingssupplementen in Nederland. Vervolgens wordt beschreven om welke redenen mensen voedingssupplementen gebruiken en of zij dit op advies doen of op eigen initiatief. Deze onderzoeksresultaten zijn afkomstig uit Belevingen 2022.
3.1 Gebruik voedingssupplementen
Bijna 6 op de 10 volwassenen gebruiken voedingssupplementen
Uit de Voedselconsumptiepeiling (RIVM, 2019-2021) blijkt dat 57 procent van de volwassenen in de afgelopen 12 maanden weleens een voedingssupplement heeft gebruikt. Dit gebruik is bij vrouwen hoger dan bij mannen: 69 tegen 44 procent. Voedingssupplementen worden vooral in de winterperiode gebruikt. De meest gebruikte supplementen zijn vitamine D, multivitamine,
vitamine C en magnesium.
35 procent van de vrouwen zegt in de winter een enkelvoudig vitamine D-supplement te hebben gebruikt en 29 procent een multivitamine met mineralen. Mannen gebruiken vaker een multivitamine met mineralen (21 procent) dan vitamine D (18 procent). Dit beeld komt overeen met dat in de rest van het jaar, maar het gebruik is dan lager.
Winter: mannen | Winter: vrouwen | Rest van het jaar: mannen | Rest van het jaar: vrouwen | |
---|---|---|---|---|
Vitamine D | 17,7 | 35,2 | 11,1 | 20,8 |
Multivitamine/mineralen | 20,6 | 28,7 | 16,9 | 20,2 |
Vitamine C | 10,2 | 21,6 | 6,5 | 12,4 |
Magnesium | 9,7 | 23,0 | 8,4 | 16,8 |
Visolie of omega-3-vetzuren | 8,6 | 10,3 | 7,0 | 8,0 |
Vitamine B12 | 4,7 | 11,3 | 3,5 | 7,5 |
Multivitamine (zonder mineralen) | 3,9 | 4,1 | 2,4 | 2,3 |
IJzer | 2,4 | 6,6 | 1,7 | 4,0 |
Calcium/vitamine D | 1,5 | 6,0 | 1,3 | 4,2 |
Calcium | 2,4 | 4,5 | 1,3 | 3,4 |
Vitamine B complex | 2,0 | 4,7 | 1,2 | 2,2 |
Foliumzuur | 1,0 | 2,7 | 0,9 | 2,8 |
Overig | 7,3 | 13,5 | 6,2 | 10,0 |
Bron: CBS, Voedselconsumptiepeiling (VCP/Leefstijlmonitor, RIVM), 2019-2021 | ||||
1)Meerdere antwoorden mogelijk. |
De Gezondheidsraad geeft aan dat het gebruik van voedingssupplementen voor de algemene bevolking niet nodig is (Gezondheidsraad, 2019). Sommige groepen hebben er echter wel baat bij. Hen wordt geadviseerd om bepaalde voedingssupplementen te nemen (Brink, Breedveld en Peters, 2023; Voedingscentrum, 2023c). Zo wordt bijvoorbeeld vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar aanbevolen om extra vitamine D te gebruiken. Uit de Voedselconsumptiepeiling (RIVM, 2019-2021) blijkt dat 37 procent van de vrouwen van 50 jaar of ouder supplementen met vitamine D gebruiken en 25 procent van de mannen van 70 jaar of ouder. Ook dit gebruik is in de winter hoger dan in de rest van het jaar.
3.2 Redenen voor gebruik voedingssupplementen
Gebruik supplementen meestal ‘voor de zekerheid’
In Belevingen 2022 is gevraagd naar de redenen voor het gebruik van voedingssupplementen6). Een derde van alle 18-plussers gebruikt voor de zekerheid een of meerdere supplementen. 19 procent van alle 18-plussers doet dat omdat ze behoren tot een groep waarvoor dit wordt geadviseerd. 14 procent gebruikt supplementen wegens gezondheidsklachten. Als het gaat om deze gezondheidsklachten zegt de helft (49 procent) dat het (onder andere) gaat om vermoeidheid, 65 procent geeft aan dat het andere lichamelijke klachten, een ziekte of chronische aandoening betreft, en bij 13 procent gaat het om mentale klachten.
2022 (% 18-plussers) | |
---|---|
Voor de zekerheid | 32,5 |
Behoort tot een groep waarvoor dit geadviseerd wordt | 19,0 |
Zit waarschijnlijk te weinig in de voeding | 16,3 |
Vanwege gezondheidsklachten | 13,5 |
Lage weerstand (snel verkouden, griep) | 10,8 |
Lage bloedwaarden | 6,1 |
Volgt een dieet | 1,4 |
Andere reden | 12,7 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
Multivitamine door 6 op de 10 gebruikers voor de zekerheid
Multivitamine (61 procent), vitamine C (55 procent) en vitamine B-complex (43 procent) worden verreweg het vaakst voor de zekerheid gebruikt (zie tabellenset). Ook vitamine D wordt met 36 procent relatief vaak om deze reden gebruikt, maar deze vitamine wordt even vaak geslikt omdat dit geadviseerd wordt voor de bevolkingsgroep waartoe de gebruiker behoort. Vitamine B12 wordt behalve voor de zekerheid (34 procent) bijna even vaak gebruikt omdat men denkt dat het te weinig in de voeding voorkomt (29 procent).
2022 (% 18-plussers die vitamine D resp. multivitamine gebruiken ) | |
---|---|
Vitamine D | |
Ik behoor tot een groep waarvoor dit geadviseerd wordt | 36,3 |
Voor de zekerheid | 35,8 |
Omdat dit waarschijnlijk te weinig in mijn voeding zit | 18,5 |
Vanwege gezondheidsklachten | 11,7 |
Lage weerstand (snel verkouden, griep) | 10,3 |
Ik had lage bloedwaarden | 9,0 |
Omdat ik een dieet volg | 0,8 |
Andere reden | 11,6 |
Multivitamine | |
Voor de zekerheid | 60,8 |
Omdat dit waarschijnlijk te weinig in mijn voeding zit | 25,8 |
Lage weerstand (snel verkouden, griep) | 14,2 |
Ik behoor tot een groep waarvoor dit geadviseerd wordt | 13,2 |
Vanwege gezondheidsklachten | 11,1 |
Ik had lage bloedwaarden | 2,4 |
Omdat ik een dieet volg | 1,6 |
Andere reden | 10,6 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
3 op de 10 magnesiumgebruikers doen dit voor de zekerheid
Ook mineralen worden relatief vaak voor de zekerheid gebruikt (zie tabellenset). Bij magnesium is dit het vaakst genoemde motief (29 procent). Calcium wordt het vaakst gebruikt omdat men tot de doelgroep behoort waarvoor dit geadviseerd wordt (40 procent), maar ook dit mineraal wordt naar verhouding vaak voor de zekerheid genomen (29 procent). IJzer is het enige onderzochte supplement dat vooral wordt gebruikt omdat er in het bloed te lage waarden zijn aangetoond (40 procent). Dit motief wordt verder alleen bij vitamine B12 (10 procent) en vitamine D (9 procent) door een substantieel deel als gebruiksreden genoemd. Mineralen als ijzer, calcium en magnesium worden vaker vanwege gezondheidsklachten geslikt (door ongeveer een kwart van de gebruikers) dan vitamines.
3.3 Supplementen op advies of niet
Supplementen meestal op eigen initiatief
De meeste vitamines en mineralen worden het vaakst op eigen initiatief gebruikt, zo blijkt uit Belevingen 2022 (zie tabellenset). Supplementen die vaker op advies van een arts (huisarts, praktijkondersteuner of specialist) worden genomen zijn vitamine D, ijzer en calcium. Maar ook bij alle andere supplementen spelen artsen vaak een grote rol: áls ze op advies worden gebruikt is dat meestal op artsadvies. Voor multivitamine en vitamine C geldt dat deze even vaak geadviseerd worden door iemand uit eigen kring (partner, familieleden of vrienden) als door een arts.
15 procent van alle volwassenen slikt extra vitamine D op advies van arts
Bijna een kwart (23 procent) van alle 18-plussers gebruikt minstens één supplement op advies van een arts. Artsen adviseren het vaakst een vitamine D-supplement. 15 procent van de 18-plussers gebruikt vitamine D op advies van een arts. Magnesium, calcium, vitamine B12 en multivitamine worden alle door 4 á 5 procent van de volwassenen op advies van (onder andere) een arts gebruikt.
2022 (% 18-plussers) | |
---|---|
Totaal | 23,1 |
Soort vitamines of mineralen: | |
Multivitamine | 3,6 |
Vitamine D | 15,0 |
Vitamine C | 2,8 |
Vitamine B12 | 3,8 |
Vitamine B-complex | 1,4 |
Andere vitamine(s) | 1,1 |
Magnesium | 4,6 |
Calcium | 4,0 |
IJzersupplement / staalpillen | 2,8 |
Andere mineralen | 1,4 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
Vervolgens is gevraagd om wat voor soort vitamines of mineralen het ging, waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren: multivitamine, vitamine B-complex, vitamine B12, vitamine C, vitamine D, andere vitamine(s), ijzersupplement/ staalpillen, calcium, magnesium, andere mineralen. Voor deze vitamines en mineralen is steeds afzonderlijk gevraagd naar de reden(en) voor het gebruik en of iemand dit heeft geadviseerd.
4. Sporten en bewegen
Bewegen kent veel gunstige effecten, zowel op de fysieke als op de mentale gezondheid. Bij volwassenen verlaagt bewegen het risico op hart- en vaatziekten, diabetes, depressieve symptomen en vroegtijdig overlijden in het algemeen (Gezondheidsraad, 2017). Door te bewegen verlagen ouderen de kans op botbreuken, lichamelijke beperkingen, cognitieve achteruitgang en dementie. Veel zitten hangt daarentegen samen met een hoger risico op hart- en vaatziekten en vroegtijdige sterfte (Gezondheidsraad, 2017). Ruim de helft van de Nederlandse volwassenen voldeed in 2022 niet aan de Beweegrichtlijnen. Tegen de achtergrond van het hoge en stijgende percentage overgewicht in Nederland, is in het Preventieakkoord afgesproken om – naast de bevordering van gezond eten en een gezondere omgeving – meer en beter sporten en bewegen aantrekkelijker te maken. De ambitie voor 2040 is dat 75 procent van de inwoners van Nederland beweegt volgens de Beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad (Rijksoverheid, 2018).
De overheid heeft concrete maatregelen opgenomen in het Preventieakkoord om de beweegdoelen te bereiken. Deze maatregelen zijn vooral gericht op het passender maken van het aanbod voor mensen die inactief zijn. Het aanbod van sportaanbieders moet bijvoorbeeld laagdrempeliger en meer toegankelijk worden. Om dit te bereiken is in 2022 de Beweegalliantie ingesteld (Rijksoverheid, 2022). Dit hoofdstuk gaat in op hoe mensen aankijken tegen hun eigen beweeggedrag. Zijn mensen tevreden over hoeveel ze bewegen? Zouden zij meer willen bewegen of sporten? Wat zijn de redenen om (niet meer) te sporten? Welke belemmeringen worden er ervaren?
4.1 Hoeveelheid beweging
Ruim 4 op de 10 volwassenen voldoen aan Beweegrichtlijnen
44 procent van de volwassenen in Nederland voldeed in 2022 aan de Beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor-kern CBS in samenwerking met RIVM, 2022). Voor volwassenen zijn deze richtlijnen tweeledig. Ten eerste wordt geadviseerd minstens 2,5 uur per week matig intensieve inspanning, zoals wandelen of fietsen, te verrichten over diverse dagen. Ten tweede wordt geadviseerd minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten te doen, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen (Gezondheidsraad, 2017). De richtlijn voor matig intensieve inspanning werd in 2022 door 50 procent opgevolgd, terwijl de richtlijn voor spier- en botversterkende activiteiten bij 78 procent van de volwassen Nederlanders navolging vond.
Mannen, jongeren en hoogopgeleiden voldoen vaker aan Beweegrichtlijnen
Meer mannen dan vrouwen hadden voldoende matig intensieve beweging, terwijl meer vrouwen dan mannen voldoende spier- en botversterkende activiteiten deden (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, CBS in samenwerking met RIVM, 2022). In totaliteit voldeed 45 procent van de volwassen mannen in 2022 aan de Beweegrichtlijnen, en 43 procent van de volwassen vrouwen. Van de volwassenen tot 75 jaar voldoet ongeveer 45 procent aan de Beweegrichtlijnen, tegen 29 procent van de 75-plussers. Hoogopgeleiden voldoen vaker aan de Beweegrichtlijnen dan laagopgeleiden, en hoge inkomens vaker dan lage inkomens.
4.2 Tevredenheid over hoeveelheid beweging
Ruim de helft van de volwassenen tevreden over hoeveelheid beweging
Uit het onderzoek Belevingen 2022 blijkt dat 54 procent van de volwassen Nederlanders (heel) tevreden is met hoeveel zij bewegen, terwijl 26 procent zegt hierover niet tevreden, maar ook niet ontevreden te zijn. Een vijfde is (heel) ontevreden over de hoeveelheid beweging.
Tevredener bij meer beweging
Van de volwassenen die minder dan 1 uur per week bewegen, ongeacht de intensiteit7), is 11 procent hier (heel) tevreden over, tegenover 30 procent van hen die dit 1 tot 2,5 uur per week doen. Van degenen die 2,5 tot 5 uur per week bewegen is ruim de helft hierover tevreden, van degenen die 5 uur of meer per week bewegen bijna driekwart. Dit beeld komt ook terug bij intensieve beweging: hoe meer beweging, hoe groter het percentage dat tevreden is (zie tabellenset). Volwassenen met een gezond gewicht zijn met ruim 60 procent vaker (heel) tevreden over hun beweging dan volwassenen met matig overgewicht (53 procent) of met ernstig overgewicht (27 procent) (zie tabellenset).
Vrouwen minder vaak tevreden met beweging
Mannen zijn vaker dan vrouwen (heel) tevreden met de hoeveelheid beweging die zij hebben: 57 tegen 51 procent. 65-plussers en 18- tot 25-jarigen zijn hierover met respectievelijk 60 en 57 procent vaker (heel) tevreden dan 25- tot 45-jarigen (47 procent). Van deze laatsten is 26 procent (heel) ontevreden met de hoeveelheid beweging die ze hebben.
Hoogopgeleiden minder vaak tevreden over hoeveelheid beweging
Hoogopgeleiden zijn met 50 procent minder vaak (heel) tevreden over hoeveel zij bewegen dan middelbaar (55 procent) en laagopgeleiden (57 procent). Het huishoudensinkomen is niet van belang voor de tevredenheid hierover.
(Heel) tevreden (% 18-plussers) | Niet tevreden, niet ontevreden (% 18-plussers) | (Heel) ontevreden (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|
Totaal | 53,6 | 26,5 | 19,9 |
Geslacht | |||
Man | 56,5 | 25,1 | 18,4 |
Vrouw | 50,8 | 27,8 | 21,4 |
Leeftijd | |||
18 tot 25 jaar | 57,1 | 23,5 | 19,4 |
25 tot 45 jaar | 47,3 | 26,6 | 26,1 |
45 tot 65 jaar | 53,1 | 26,9 | 19,9 |
65 jaar of ouder | 60,4 | 27,1 | 12,5 |
Onderwijsniveau | |||
Laag | 57,3 | 27,8 | 14,9 |
Middelbaar | 55,5 | 25,5 | 19,1 |
Hoog | 50 | 26,2 | 23,8 |
Huishoudensinkomen | |||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 51,9 | 25,7 | 22,4 |
Tweede 25 procent | 54,9 | 26,4 | 18,7 |
Derde 25 procent | 52,4 | 27,7 | 19,9 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 55,5 | 25,8 | 18,7 |
Beweging totaal* | |||
Minder dan 1 uur per week | 10,7 | 30,2 | 50 |
1 tot 2,5 uur per week | 30,3 | 31,5 | 34,3 |
2,5 tot 5 uur per week | 50,8 | 28,4 | 18,1 |
5 uur per week of meer | 73,6 | 16,3 | 8,2 |
* Ongeacht de intensiteit van het sporten of bewegen. Deze meting van beweeg- en sportgedrag is gedaan in het onderzoek Belevingen 2022 en wijkt af van de officiële meting zoals die in de Gezondheidsenquête plaatsvindt. Deze meting is enkel bedoeld om binnen het onderzoek Belevingen 2022 enig onderscheid te kunnen maken tussen mensen die weinig bewegen en sporten en mensen die dit veel doen. |
4.3 Bewust zorgen voor beweging
Op de vraag of er bewust gezorgd wordt voor voldoende lichaamsbeweging door bijvoorbeeld regelmatig te sporten, fietsen of wandelen, antwoordt 44 procent van de volwassenen dat dit het geval is. 34 procent geeft aan er wel bewust mee bezig te zijn, maar er niet altijd aan toe te komen. 10 procent zegt niet bewust met bewegen bezig te zijn omdat men al voldoende lichaamsbeweging krijgt in het dagelijks leven, en 5 procent omdat dit om gezondheidsredenen niet mogelijk is. De overige 7 procent geeft aan zich er niet mee bezig te houden.
Vrouwen bewegen vaker niet voldoende omwille van gezondheid
Mannen en vrouwen geven vrijwel even vaak aan er bewust voor te zorgen voldoende lichaamsbeweging te krijgen. Vrouwen zeggen wel vaker dan mannen dat hun dit niet lukt omwille van gezondheidsredenen (6 tegen 3 procent).
25- tot 45-jarigen komen niet altijd toe aan voldoende beweging
65-plussers zijn het vaakst bewust bezig met het zorgen dat zij voldoende lichaamsbeweging krijgen (55 procent), maar geven ook relatief vaak aan dit niet te kunnen door hun gezondheid (10 procent tegen 3 procent van de 65-minners). 25- tot 45-jarigen geven relatief vaak aan daar wel mee bezig te zijn maar er niet altijd aan toe te komen (42 procent tegen gemiddeld 30 procent van de andere leeftijdsgroepen). 18- tot 25-jarigen zeggen relatief vaak dat voldoende lichaamsbeweging hen niet bezighoudt (16 procent tegen 6 procent van de 25-plussers).
Lagere inkomens minder bezig met voldoende beweging vanwege de gezondheid
Het percentage dat aangeeft bewust bezig te zijn met beweging verschilt niet naar het huishoudensinkomen. Wel zeggen de twee hogere inkomensgroepen vaker dan de twee lagere inkomensgroepen er mee bezig te zijn maar er niet aan toe komen (ongeveer 40 tegen 30 procent). De laagste inkomens zeggen relatief vaak dat voldoende lichaamsbeweging niet mogelijk is doordat de gezondheid dat niet toelaat.
Laag- en middelbaar opgeleiden vinden dat ze in het dagelijkse leven al voldoende bewegen
Hoogopgeleiden zeggen relatief vaak dat zij wel bewust bezig zijn om voldoende te bewegen, maar dat dit niet altijd lukt (43 procent tegen respectievelijk 32 en 23 procent van de middelbaar- en laagopgeleiden). Middelbaar en laagopgeleiden houden zich minder vaak met bewegen bezig omdat zij in het dagelijks leven al voldoende bewegen. Ongeveer 13 procent geeft dit aan, tegen 6 procent van de hoogopgeleiden. Bij de laagopgeleiden is het aandeel dat omwille van gezondheidsredenen niet voor voldoende beweging kan zorgen met 11 procent relatief hoog. Van de middelbaar en hoogopgeleiden heeft 3 procent hiermee te maken. Dit verband valt weg als er rekening mee wordt gehouden dat laagopgeleiden relatief iets ouder zijn en een minder hoog inkomen hebben.
Mensen met overgewicht minder vaak bewust met beweging bezig
Ruim de helft van de volwassenen met een gezond gewicht is bewust bezig met voldoende bewegen, van degenen met matig overgewicht is dit 42 procent en van degenen met ernstig overgewicht 26 procent. 40 procent van de mensen met ernstig overgewicht probeert het wel, maar komt er niet altijd aan toe. Verder noemen mensen met ernstig en matig overgewicht relatief vaak dat zij door hun gezondheid niet voldoende kunnen bewegen: respectievelijk 12 en 6 procent, tegenover 2 procent van de mensen met gezond gewicht. 12 procent van de mensen met ernstig overgewicht houdt zich niet bezig met voldoende beweging. Van de mensen met een gezond gewicht is dit 5 procent.
Ja (% 18-plussers) | Ja, maar komt er niet altijd aan toe (% 18-plussers) | Nee, beweegt in dagelijks leven al genoeg (% 18-plussers) | Nee, houdt zich er niet mee beizg (% 18-plussers) | Nee, gezondheid laat dit niet toe (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 43,9 | 34 | 10 | 7,3 | 4,8 |
Geslacht | |||||
Man | 45,3 | 33,4 | 10,2 | 7,7 | 3,5 |
Vrouw | 42,5 | 34,6 | 9,8 | 6,9 | 6,1 |
Leeftijd | |||||
18 tot 25 jaar | 39,9 | 32,1 | 11,1 | 15,7 | 1,2 |
25 tot 45 jaar | 35,4 | 42 | 10,5 | 9,4 | 2,7 |
45 tot 65 jaar | 44,4 | 35,8 | 10,9 | 5,1 | 3,8 |
65 jaar of ouder | 54,9 | 23,2 | 7,8 | 4 | 10,2 |
Onderwijsniveau | |||||
Laag | 45,6 | 22,8 | 14 | 6,8 | 10,8 |
Middelbaar | 43,5 | 32,2 | 12 | 8,6 | 3,6 |
Hoog | 43,1 | 42,7 | 5,6 | 6,4 | 2,1 |
Huishoudensinkomen | |||||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 43,3 | 27,4 | 11,6 | 9,7 | 7,9 |
Tweede 25 procent | 44,6 | 27,6 | 11,3 | 8,5 | 8 |
Derde 25 procent | 41,6 | 39,1 | 9,8 | 6,1 | 3,4 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 46,4 | 38 | 7,6 | 6,1 | 1,8 |
Gewicht | |||||
Gezond gewicht | 50,6 | 32 | 9,6 | 5,4 | 2,3 |
Matig overgewicht | 42,4 | 35 | 9,5 | 7,3 | 5,9 |
Ernstig overgewicht | 26,1 | 40,1 | 10,1 | 11,8 | 12 |
4.4 Redenen om bewust te bewegen of te sporten
Gezondheid belangrijkste reden om te bewegen of te sporten
De eigen gezondheid is voor 82 procent van de volwassen reden om bewust aan beweging of sport te doen of om dit te proberen. Voor 48 procent is het zelfs de belangrijkste of enige reden. Ook het verbeteren van conditie, kracht of lenigheid is een veelgenoemde reden, en ook dat sporten en bewegen leuk is om te doen en zorgt voor ontspanning. Ongeveer 60 procent noemt deze redenen, en voor ongeveer 20 procent zijn dit de belangrijkste of enige redenen. Andere redenen worden duidelijk minder vaak genoemd.
Belangrijkste (of enige) reden (% 18-plussers die bewust aan beweging of sport doen of dit proberen) | Een reden, maar niet de belangrijkste (% 18-plussers die bewust aan beweging of sport doen of dit proberen) | |
---|---|---|
Voor mijn gezondheid | 47,9 | 34,0 |
Conditie, kracht of lenigheid verbeteren | 17,6 | 45,3 |
Ontspanning, leuk om te doen | 20,8 | 40,0 |
Afvallen of voor mijn uiterlijk | 7,2 | 26,3 |
Gezelligheid en sociale contacten | 2,5 | 27,4 |
Op advies van bijvoorbeeld een arts of fysiotherapeut | 1,7 | 6,9 |
Andere reden | 2,3 | 2,4 |
65-plussers geven minder redenen om te bewegen
Tussen mannen en vrouwen zijn er vrijwel geen verschillen in redenen om bewust te bewegen of te sporten. Naar leeftijd wel: zowel het uiterlijk, de ontspanning als de verbetering van conditie, kracht of lenigheid worden door 65-plussers minder vaak genoemd dan door andere leeftijdsgroepen (zie tabellenset). Onder 45-plussers wordt gezondheid relatief vaak als belangrijkste reden aangeduid.
Voor hoogopgeleiden is ontspanning relatief vaak belangrijkste reden om te bewegen
In vergelijking met laagopgeleiden geven hoogopgeleiden relatief vaak gezondheid, uiterlijk, ontspanning en ook het verbeteren van de conditie, kracht of lenigheid als motief om te bewegen of te sporten. De hoogste inkomens vinden het uiterlijk vaker een reden om bewust aan beweging of sport te doen dan de laagste inkomens (zie tabellenset). Ook gezondheid wordt door hen vaker als motief opgegeven, maar daarbij speelt mee dat personen met een hoog inkomen doorgaans hoger opgeleid zijn. De overige redenen worden vrijwel even vaak genoemd door de verschillende inkomensgroepen.
Intensieve sporters bewegen vaker voor ontspanning en gezelligheid
Van de volwassenen die 2,5 uur per week of meer intensief sporten geeft drie kwart aan dat zij het leuk vinden om te bewegen en 45 procent noemt gezelligheid en sociale contacten als reden. Door minder frequente sporters worden deze redenen veel minder vaak genoemd (zie tabellenset).
Bijna helft van de mensen met ernstig overgewicht sport om af te vallen
Bijna de helft (47 procent) van de mensen met ernstig overgewicht die bewust bewegen of sporten geeft aan dit te doen om af te vallen of een mooier uiterlijk te krijgen (zie tabellenset). 18 procent zegt dat zij bewegen of sporten op advies van bijvoorbeeld een arts of fysiotherapeut. Mensen met een gezond gewicht hebben deze redenen met respectievelijk 29 en 6 procent minder vaak. Zij noemen vaker dat ze het leuk vinden om te sporten of bewegen, en ook vanwege de gezelligheid en sociale contacten.
4.5 Belemmeringen voor mensen die meer willen bewegen
Gebrek aan tijd belangrijkste belemmering om meer te gaan sporten
60 procent van de volwassenen zou graag meer willen bewegen of sporten dan dat zij nu doen. Maar wat weerhoudt hen? Het gebrek aan tijd wordt door hen het vaakst genoemd (49 procent) en daarnaast spelen het gebrek aan motivatie (28 procent), gezondheidsbeperkingen (22 procent) en de kosten (11 procent) een rol. Voor 39 procent van de volwassenen die meer zouden willen bewegen of sporten maar dit toch niet doen, is een gebrek aan tijd de belangrijkste belemmerende factor, voor 22 procent is dit een beperkte gezondheid, en voor 20 procent een gebrek aan motivatie.
Belangrijkste (of enige) reden (% 18-plussers die meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | Een reden, maar niet de belangrijkste (% 18-plussers die meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | |
---|---|---|
Mijn gezondheid laat dit niet toe 1) | 22,4 | |
Ik heb er niet genoeg tijd voor | 38,6 | 10,7 |
Ik heb te weinig motivatie | 19,5 | 8,7 |
Ik vind het te duur | 5,3 | 5,3 |
Ik vind het niet leuk | 4,6 | 3,8 |
Er zijn geen of weinig plekken in de buurt om te sporten | 1,3 | 1,6 |
Andere reden | 8,0 | 2,0 |
1) Het gaat hier om personen die niet (meer) bewegen of sporten vanwege een beperkte gezondheid. Dit antwoord kon niet gecombineerd worden met andere antwoorden. |
Kosten voor vrouwen vaker belemmering om meer te bewegen
Het percentage dat meer zou willen bewegen of sporten maar dit toch niet doet, verschilt niet tussen mannen en vrouwen. Wel geven vrouwen hiervoor vaker als reden aan dat ze het te duur vinden. Bij mannen speelt vaker een gebrek aan tijd of motivatie een rol (zie tabellenset).
Voor 65-minners tijd de belangrijkste belemmering om meer te bewegen
Van de 65-plussers zegt 45 procent dat ze eigenlijk meer zouden willen bewegen of sporten dan zij nu doen. Jongere leeftijdsgroepen geven dit vaker aan: van de 18- tot 25-jarigen zegt 63 procent dit, van de 25- tot 45-jarigen 70 procent en van de 45- tot 65-jarigen 61 procent.
Een gebrek aan tijd en motivatie, maar ook dat het duur is en er niet voldoende sportgelegenheid is, worden door jongere leeftijdsgroepen relatief vaak als reden genoemd om niet meer te sporten dan zij nu doen. Tijdgebrek is veelal de belangrijkste reden. Bij ouderen zorgen gezondheidsbeperkingen er veelal voor dat zij niet meer kunnen sporten of bewegen (zie tabellenset).
Voor laagopgeleiden en lage inkomens vormt de gezondheid vaak een belemmering
Vooral hoogopgeleiden zeggen dat zij meer zouden willen bewegen of sporten dan zij nu doen: 67 procent van hen zegt dit, tegen 57 procent van de middelbaar opgeleiden en 51 procent van de laagopgeleiden. Het huishoudeninkomen speelt een minder onderscheidende rol.
Voor laagopgeleiden is een beperkte gezondheid vaker dan voor hoogopgeleiden een belemmering om meer te bewegen of sporten (48 tegen 11 procent). Voor hoogopgeleiden staat gebrek aan tijd of motivatie dit relatief vaak in de weg.
Van de personen in de laagste inkomensgroep geeft 19 procent aan dat kosten een reden zijn om niet meer te bewegen, tegen 7 procent van de personen in de hoogste inkomensgroep. Ook laat hun gezondheid dit vaker niet toe. In vergelijking met de hogere inkomensgroepen wordt het gebrek aan tijd door hen relatief minder vaak genoemd. Toch is ook voor 36 procent van hen tijdgebrek een (van de) reden(en) is om minder te bewegen dan men zou willen (zie tabellenset).
Ook voor mensen met ernstig overgewicht staat de gezondheid sporten in de weg
Driekwart van de mensen met ernstig overgewicht zou graag meer willen bewegen dan dat zij nu doen (zie tabellenset). Bij mensen met matig overgewicht en mensen met een gezond gewicht ligt dit percentage lager met respectievelijk 61 en 55 procent. Als het gaat om de belemmeringen om dit niet te doen zeggen mensen met ernstig overgewicht relatief vaak dat hun gezondheid dit niet toelaat. Ook zeggen zij vaker dan mensen met een gezond gewicht dat zij bewegen en sporten niet leuk vinden, namelijk 11 tegen 6 procent. Mensen met een gezond gewicht geven vaker aan dat tijdgebrek hen ervan weerhoudt om vaker te sporten.
4.6 Redenen om niet meer dan nu te willen bewegen of sporten
4 op de 10 willen niet meer bewegen of sporten dan dat zij nu doen
40 procent van de volwassenen geeft aan niet meer te willen bewegen of sporten dan zij nu doen. De meesten van hen (77 procent) zeggen dat zij al genoeg bewegen of sporten. Daarna worden – op grote afstand – tijdgebrek (17 procent) en het niet leuk vinden (10 procent) het vaakst aangegeven als reden om niet meer te willen bewegen dan nu. Het niet leuk vinden wordt met 18 procent relatief vaak als reden genoemd door volwassenen die niet of minder dan 1 uur per week intensief aan sport doen (zie tabellenset).
Belangrijkste (of enige) reden (% 18-plussers die niet meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | Een reden, maar niet de belangrijkste (% 18-plussers die niet meer zouden willen bewegen of sporten dan nu) | |
---|---|---|
Ik sport en beweeg al genoeg | 72,3 | 5,2 |
Ik heb er niet genoeg tijd voor | 10,8 | 5,8 |
Ik vind het niet leuk | 9,3 | 0,9 |
Ik vind het te duur | 2,4 | 1,5 |
Andere reden | 5,2 | 0,5 |
Tijdgebrek vooral voor 45-minners reden om niet meer te willen bewegen of sporten
Mannen en vrouwen geven even vaak aan dat ze niet meer willen bewegen of sporten dan dat ze nu doen. Dat het niet leuk is om te doen wordt door vrouwen vaker als reden aangedragen dan door mannen: 13 tegen 8 procent. Verder verschillen de redenen niet tussen mannen en vrouwen. Bij de leeftijdsgroepen staan 65-plussers het minst open voor meer bewegen en sporten. Volwassenen tot 45 jaar noemen tijdgebrek vaker als reden om niet meer te willen bewegen dan 45-plussers (zie tabellenset).
Opleiding hangt samen met wens om meer te willen bewegen, inkomen minder
Bijna de helft van de laagopgeleiden zegt niet meer te willen bewegen of sporten, van de hoogopgeleiden zegt een derde dit. De verschillen naar huishoudensinkomen zijn op dit punt beperkt. Hoogopgeleiden geven vaker dan laagopgeleiden aan dat ze niet meer willen bewegen omdat ze dat al voldoende doen (zie tabellenset). En ook de hoogste inkomensgroep noemt dit vaker dan de lagere inkomensgroepen als reden om niet meer te willen bewegen. Hierbij speelt mee dat personen met een hoger inkomen doorgaans hoger opgeleid zijn. Voor wat betreft de andere redenen om niet meer te willen bewegen zijn de verschillen tussen onderwijs- en inkomensgroepen beperkt.
Mensen met ernstig overgewicht vinden sport relatief vaak niet leuk
Drie op de tien mensen met ernstig overgewicht willen niet meer sporten of bewegen dan zij nu doen omdat ze het niet leuk vinden. Ter vergelijking: van de mensen met matig overgewicht of een gezond gewicht noemt minder dan een op de tien dit als reden om niet vaker te willen sporten of bewegen (zie tabellenset).
5. Afvallen
De helft van de volwassen Nederlanders heeft in 2022 overgewicht, zo blijkt uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor-kern van het CBS in samenwerking met het RIVM en Voedingscentrum. In de jaren ‘80 was dit nog ongeveer een derde. De stijging van het aantal mensen met overgewicht ging vooral in de jaren ’90 hard. De laatste jaren is er sprake van een stabilisatie (CBS StatLine, 2022). Overgewicht behoort momenteel tot de belangrijkste volksgezondheidsproblemen (Rijksoverheid, 2018). Zo hebben mensen met overgewicht vaker diabetes, hart- en vaatziekten of rug- en gewrichtsklachten.
Ook een laag gewicht brengt gezondheidsrisico’s met zich mee, bijvoorbeeld ondervoeding of osteoporose (Voedingscentrum, 2023e). Ondergewicht komt met 2 procent echter veel minder vaak voor dan overgewicht.
De Rijksoverheid streeft naar een overgewichtprevalentie van maximaal 38 procent in het jaar 2040 (Rijksoverheid, 2018). Zij probeert dit te bewerkstelligen door een gezondere dagelijkse omgeving te creëren waarin het eten van producten uit de Schijf van Vijf wordt gestimuleerd, alsook door sport en beweging voor iedereen zo leuk en toegankelijk mogelijk te maken. Een gezond voedingspatroon en voldoende beweging zijn immers belangrijke factoren voor het behouden of verkrijgen van een gezond gewicht. Deze factoren zijn in de vorige hoofdstukken uitgebreid beschreven. Dit hoofdstuk gaat over afvallen. Wie is ermee bezig, wat is de motivatie, welke manieren worden geprobeerd en hoe moeilijk is het?
5.1 Lichaamsgewicht
Helft volwassenen heeft overgewicht
De helft van de 18-plussers heeft in 2022 overgewicht en bijna een op de zeven (15 procent) heeft ernstig overgewicht (obesitas), zo blijkt uit de Gezondheidsmonitor/Leefstijlmonitor 2022 van het CBS in samenwerking met het RIVM en Voedingscentrum. Bij 1 procent wordt dit ernstige overgewicht geclassificeerd als ‘morbide’ (obesitas klasse 3), dat wil zeggen een BMI van tenminste 40.
Iets minder dan de helft van de 18-plussers (48 procent) heeft een gezond11) gewicht. De meesten (25 procent) hebben een gezond gewicht met een BMI tussen de 22,5 en 25. 2 procent van de 18-plussers heeft ondergewicht, dat wil zeggen een BMI lager dan 18,5.
2022 (% 18-plussers) | |
---|---|
Ondergewicht (BMI lager dan 18,5)* | 1,9 |
Gezond gewicht (BMI 18,5 tot 25) | 47,9 |
waarvan: | |
BMI 18,5 tot 20,0 | 4,9 |
BMI 20,0 tot 22,5 | 18 |
BMI 22,5 tot 25,0 | 25 |
Matig overgewicht (BMI 25 tot 30) | 35,1 |
waarvan: | |
BMI 25,0 tot 27,5 | 22,1 |
BMI 27,5 tot 30,0 | 13 |
Ernstig overgewicht (BMI 30 en hoger) | 15,1 |
waarvan: | |
Klasse 1 - BMI 30,0 tot 35,0 | 10,8 |
Klasse 2 - BMI 35,0 tot 40,0 | 3 |
Klasse 3 - BMI 40 en hoger | 1,3 |
Bron: CBS, Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor (CBS in samenwerking met RIVM en Trimbos-instituut, 2022) | |
* Voor 18- en 19-jarigen is de BMI-grens voor ondergewicht iets lager. |
Jongeren, vrouwen en hoogopgeleiden minder vaak overgewicht
Overgewicht komt minder vaak voor bij jongeren (Gezondheidsenquête, 2022). Van de 18- tot 25-jarigen heeft 25 procent overgewicht tegen meer dan 55 procent van de 45-plussers (zie tabellenset). Mannen hebben vaker overgewicht dan vrouwen, namelijk 54 tegen 46 procent. Vrouwen hebben relatief vaak een laag gewicht. Zo heeft 9 procent van hen een BMI lager dan 20, en 30 procent een BMI lager dan 22,5. Bij mannen is dat respectievelijk 5 en 20 procent. Ook onderwijsniveau is van belang. Van de hoogopgeleiden heeft 42 procent overgewicht (waarvan 31 procent matig en 11 procent ernstig). Bij laagopgeleiden is dit 62 procent (waarvan 41 procent matig en 22 procent ernstig).
Twee op de drie volwassenen hebben ooit overgewicht gehad
In het onderzoek Belevingen 2022 is naast het huidige gewicht gevraagd naar het hoogste gewicht dat iemand ooit heeft gehad. De meeste volwassenen (86 procent) geven aan ooit zwaarder te zijn geweest. Bij 36 procent gaat het om een verschil van minder dan 5 kilo’s, 50 procent was ooit minstens 5 kilo’s zwaarder. Uitgaande van de huidige lengte was de BMI van die mensen dus ooit hoger dan op het moment van deelname aan het onderzoek Belevingen. 66 procent van de volwassenen blijkt ooit overgewicht te hebben gehad. Bij 40 procent gaat het om matig overgewicht en bij 26 procent om ernstig overgewicht. 3 procent heeft ooit morbide obesitas gehad. Een op de drie volwassenen (34 procent) heeft dus nooit overgewicht gehad.
Mannen hebben vaker ooit overgewicht gehad dan vrouwen. Van de 45-plussers heeft ongeveer driekwart ooit overgewicht gehad. Bij ongeveer 30 procent ging het om ernstig overgewicht. Verder is het percentage dat ooit overgewicht heeft gewicht hoger onder laagopgeleiden (77 procent) dan onder hoogopgeleiden (58 procent) (zie tabellenset; ook voor cijfers voor meer gedetailleerde gewichtsklassen).
Ondergewicht* (% 18-plussers) | Gezond gewicht (% 18-plussers) | Matig overgewicht (% 18-plussers) | Ernstig overgewicht (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 0,6 | 33,8 | 39,9 | 25,7 |
Geslacht | ||||
Man | 0,7 | 28,3 | 45,5 | 25,5 |
Vrouw | 0,4 | 39,6 | 34,2 | 25,8 |
Leeftijd | ||||
18 tot 25 jaar | 3,3 | 61,3 | 26,6 | 8,8 |
25 tot 45 jaar | 0,4 | 38,3 | 38,5 | 22,8 |
45 tot 65 jaar | 0,1 | 27,6 | 40,6 | 31,7 |
65 jaar of ouder | 0,2 | 24,8 | 46,2 | 28,8 |
Bron: CBS, Belevingen | ||||
* BMI < 18,5; voor 18- en 19-jarigen is de BMI-grens voor ondergewicht iets lager. |
5.2 Oordeel over eigen lichaamsgewicht
Ruim de helft van de volwassenen vindt zichzelf te zwaar
52 procent van de volwassenen vindt zichzelf te zwaar: 36 procent ‘een beetje te zwaar’, 13 procent ‘te zwaar’ en 4 procent ‘veel te zwaar’. 41 procent vindt het eigen lichaamsgewicht goed en 7 procent vindt zichzelf te licht.
Van de volwassenen met een gezond gewicht vindt 25 procent zichzelf te zwaar, meestal een beetje. Binnen deze groep met een gezond gewicht loopt het aandeel dat zichzelf te zwaar vindt uiteen van 2 procent bij degenen met een BMI tussen 18,5 en 20,0 tot 36 procent bij degenen met een BMI tussen 22,5 en 25. Van degenen met matig overgewicht vindt 77 procent zichzelf te zwaar, waarvan de meesten (60 procent) een beetje te zwaar, 16 procent te zwaar en 1 procent veel te zwaar. Van de mensen met ernstig overgewicht (obesitas) vindt 97 procent zichzelf te zwaar, waarvan 27 procent een beetje te zwaar, 47 procent te zwaar en 23 procent veel te zwaar.
Te licht (% 18-plussers) | Goed, dus niet te licht en niet te zwaar (% 18-plussers) | Een beetje te zwaar (% 18-plussers) | Te zwaar (% 18-plussers) | Veel te zwaar (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 6,5 | 41,2 | 35,9 | 12,8 | 3,7 |
Gezond gewicht | 10,3 | 65,1 | 23,4 | 1,2 | 0,1 |
Matig overgewicht | 0,7 | 22,2 | 59,7 | 16,2 | 1,3 |
Ernstig overgewicht | 0 | 3,2 | 26,6 | 46,9 | 23,2 |
Ouderen vinden zichzelf vaker te zwaar dan jongeren, maar ze hebben ook vaker een (te) hoge BMI. Wanneer hiervoor gecorrigeerd wordt is er tot pakweg 65-jarige leeftijd geen leeftijdsverschil in het oordeel over het eigen lichaamsgewicht. Vanaf 65-jarige leeftijd vindt men zichzelf veel minder snel te zwaar. Zo vindt ongeveer een kwart van de 65-minners met gezond gewicht zichzelf te zwaar, terwijl dit bij 65-plussers 16 procent is (zie tabellenset). Maar volgens het Voedingscentrum mogen ouderen ook wel iets zwaarder zijn (Voedingscentrum, 2023f).
3 op de 10 vrouwen met een gezond gewicht vinden zichzelf te zwaar
Vrouwen oordelen negatiever over hun lichaamsgewicht dan mannen (zie tabellenset). 29 procent van de volwassen vrouwen met een gezond gewicht vindt zichzelf te zwaar, tegen 20 procent van de mannen. Het man-vrouw-verschil is het duidelijkst te zien bij de meer gedetailleerde BMI-klassen. Zo vindt 19 procent van de vrouwen met een gezond gewicht met een BMI tussen 20 en 22,5 zichzelf te zwaar, tegen 5 procent van de mannen in deze klasse. Van de vrouwen met een gezond gewicht met een BMI tussen 22,5 en 25 vindt 47 procent zichzelf te zwaar, van de mannen in die klasse vindt 28 procent dat. Op hogere leeftijd - vanaf 65 jaar - verschillen mannen en vrouwen niet in hun oordeel over het eigen lichaamsgewicht.
Hoogopgeleiden oordelen negatiever over hun lichaamsgewicht dan laag- en middelbaar opgeleiden (zie tabellenset). Zo vindt 88 procent van de hoogopgeleiden met matig overgewicht zichzelf te zwaar. Van de middelbaar opgeleiden vindt 77 procent dit en van de laagopgeleiden 63 procent.
5.3 Pogingen en adviezen om af te vallen
Bijna 6 op de 10 hebben weleens geprobeerd af te vallen
57 procent van de volwassenen heeft weleens iets gedaan om af te vallen: 20 procent probeert dat op dit moment, 37 procent heeft dat gedaan maar is er nu niet mee bezig. 43 procent heeft dus nog nooit geprobeerd af te vallen.
Grofweg de helft van de volwassenen heeft overgewicht en de helft vindt zichzelf te zwaar. Dit zijn overigens niet altijd dezelfde mensen (zie paragraaf 5.2). Maar niet iedereen met overgewicht en ook niet iedereen die zichzelf te zwaar vindt is bezig met afvallen (zie tabellenset). Zo probeert 43 procent van degenen met ernstig overgewicht op dit moment af te vallen en heeft 44 procent het weleens geprobeerd maar is er nu niet mee bezig.
Er zijn ook personen met een gezond gewicht die willen afvallen. Ongeveer een op de negen van hen (11 procent) probeert dat op dit moment. Van degenen met een gezond gewicht met een BMI tussen 22,5 en 25 is dat 14 procent (zie tabellenset). Van de personen die nooit overgewicht hebben gehad heeft een op de drie weleens iets gedaan om af te vallen.
Van degenen die weleens iets gedaan hebben om af te vallen en daarmee zijn gestopt, beoordeelt 38 procent zijn of haar lichaamsgewicht nu als ‘goed’. 43 procent vindt zichzelf nog een beetje te zwaar en 17 procent vindt zichzelf nog (veel) te zwaar. 2 procent vindt zichzelf inmiddels te licht.
Probeert op dit moment af te vallen (% 18-plussers) | Heeft weleens iets gedaan om af te vallen, niet nu (% 18-plussers) | |
---|---|---|
Totaal | 20,4 | 37 |
Gezond gewicht | 10,7 | 33,1 |
Matig overgewicht | 28 | 40,7 |
Ernstig overgewicht | 43,3 | 44,4 |
Ouderen doen minder vaak een afvalpoging dan jongeren
Van de 65-plussers probeert 14 procent op dit moment om af te vallen, van de 45- tot 65-jarigen doet 24 procent dat12) (zie tabellenset). Ook van de 25- tot 45-jarigen doet 24 procent op dit moment een afvalpoging. Van de 18- tot 25-jarigen probeert 18 procent op dit moment af te vallen. Wanneer rekening wordt gehouden met het verschil in lichaamsgewicht is er geen verschil met 25- tot 45-jarigen.
Twee op de drie vrouwen hebben weleens iets gedaan om af te vallen
Hoewel vrouwen minder vaak overgewicht hebben dan mannen, zijn meer vrouwen dan mannen met afvallen bezig. Bijna een kwart van de volwassen vrouwen (23 procent) probeert op dit moment af te vallen, 43 procent heeft dat weleens geprobeerd maar niet nu (zie tabellenset). Van de mannen probeert 18 procent op dit moment af te vallen en 31 procent heeft dat weleens geprobeerd, maar niet nu.
Vier op de tien (ex-)obese mensen kreeg nooit advies om af te vallen
60 procent van de volwassenen die ooit ernstig overgewicht hebben gehad is weleens door iemand geadviseerd om af te vallen. 39 procent kreeg dit advies van de huisarts, praktijkondersteuner of een specialist. Ruim een op de drie (34 procent) kreeg advies uit eigen kring: 17 procent van de partner en eveneens 17 procent van andere familieleden of vrienden. 6 procent kreeg advies van iemand anders.
Personen die op zijn hoogst matig overgewicht hebben gehad kregen minder vaak het advies om af te vallen: 25 procent. Bij degenen die altijd een gezond gewicht hebben gehad, is dit 6 procent.
2022 (% 18-plussers die ooit ernstig overgewicht hebben gehad) | |
---|---|
Iemand heeft advies gegeven | 59,6 |
Advies van: | |
Huisarts, praktijkondersteuner of een specialist | 39,0 |
Partner | 17,2 |
Andere familieleden of vrienden | 17,2 |
Iemand anders | 6,1 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
5.4 Motieven om af te vallen
Lichamelijk fitter worden meest genoemde motief om af te vallen
Vier op de tien volwassenen (39 procent) die op dit moment proberen af te vallen, zeggen dat lichamelijk fitter worden hiervoor de belangrijkste reden is. Bijna een kwart (24 procent) doet het voornamelijk om de kans op gezondheidsproblemen of ziekten te verkleinen en 22 procent doet het vooral voor een mooier uiterlijk. Zich mentaal beter voelen of het verminderen of genezen van al bestaande gezondheidsproblemen of ziekten worden beide met 7 procent minder vaak genoemd.
Lichamelijk fitter worden is in alle gewichtsklassen een van de meest genoemde motieven om af te willen vallen. Mensen met ernstig overgewicht noemen ook relatief vaak het verkleinen van de kans op gezondheidsproblemen of ziekten (33 procent). Het verminderen of genezen daarvan wordt door 13 procent van hen als belangrijkste reden genoemd. Mensen met een gezond gewicht die willen afvallen zeggen het vaakst dat een mooier uiterlijk hiervoor het belangrijkste motief is (40 procent).
Voor vrouwen is een mooier uiterlijk vaker het hoofdmotief om af te vallen dan voor mannen (29 tegen 14 procent13); zie tabellenset). Mannen noemen vaker dan vrouwen fitter worden of kans op gezondheidsproblemen verkleinen als belangrijkste reden om af te vallen.
Lichamelijk fitter worden (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Mooier uiterlijk (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Kans op gezondheidsproblemen of ziekten verkleinen (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Verminderen of genezen van gezondheidsproblemen of ziekten (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Mentaal beter voelen (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Iets anders (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 38,6 | 22,4 | 23,6 | 7,5 | 6,6 | 1,3 |
Gezond gewicht | 34,8 | 40,3 | 14,6 | 0,3 | 8,6 | 1,3 |
Matig overgewicht | 42,7 | 21,7 | 21,1 | 7,8 | 5,3 | 1,4 |
Ernstig overgewicht | 35,9 | 9,7 | 32,9 | 12,7 | 8,1 | 0,8 |
5.5 Manieren om af te vallen
Dieet is populairste afvalmethode
Het volgen van een dieet wordt het vaakst geprobeerd om af te vallen: van degenen die weleens iets gedaan hebben om af te vallen zegt 68 procent een dieet te hebben gevolgd. Een koolhydraatarm dieet en een dieet waarbij calorieën moeten worden geteld zijn het populairst. Beide typen dieet zijn door ongeveer 30 procent van de mensen die een afvalpoging doen of deden geprobeerd.
Maar ook minder eten, gezonder eten en/of meer bewegen worden vaak genoemd, elk door ongeveer 6 op de 10. Bijna een kwart van de mensen die weleens iets hebben gedaan om af te vallen geeft aan minder alcohol te hebben gedronken om kilo’s kwijt te raken. 5 procent zegt afslankpillen te hebben geslikt en 2 procent geeft aan een maagverkleining te hebben ondergaan om af te vallen.
2022 (% 18-plussers die weleens iets hebben gedaan om af te vallen) | |
---|---|
Een of meerdere dieten gevolgd: | 68,1 |
Type dieet: | |
Koolhydraatarm dieet | 31,5 |
Calorieën tellen | 29,9 |
Maaltijdvervangers | 13,8 |
Eiwitrijk dieet | 9,8 |
Vetarm dieet | 8,5 |
Een ander dieet | 18,1 |
En/of: | |
Minder eten | 60,6 |
Gezonder eten | 56,9 |
Meer bewegen | 56,7 |
Minder alcohol drinken | 23,2 |
Afslank- of dieetpillen | 5,2 |
Maagverkleining | 1,7 |
Iets anders | 4,5 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
8 á 9 op de 10 probeerden meer dan één afvalmethode
85 procent van de personen die weleens iets gedaan hebben om af te vallen, heeft op minstens twee manieren geprobeerd om af te vallen, dus bijvoorbeeld twee verschillende diëten gevolgd, of een dieet gevolgd en, al dan niet tegelijkertijd, ook bewust meer aan bewegen gedaan. Een op de vijf personen heeft minstens vijf verschillende manieren geprobeerd en ongeveer 9 procent minstens zes verschillende manieren.
2022 (% 18-plussers die weleens iets hebben gedaan om af te vallen) | |
---|---|
Minstens 2 | 84,7 |
Minstens 3 | 60,5 |
Minstens 4 | 36,2 |
Minstens 5 | 19,6 |
Minstens 6 | 9,4 |
5.6 Moeite met afvallen
In totaal vonden 4 op de 10 afvallen moeilijk
38 procent van de personen die weleens iets hebben gedaan om af te vallen vindt/vond dit moeilijk (28 procent) of heel moeilijk (10 procent). 20 procent vindt/vond het makkelijk (16 procent) of heel makkelijk (4 procent). De grootste groep (42 procent) vindt/vond het niet makkelijk, maar ook niet moeilijk om af te vallen.
Bijna 8 op de 10 obese mensen die nu willen afvallen vinden dit moeilijk
Van degenen die op dit moment proberen af te vallen vindt 56 procent het (heel) moeilijk. Dit varieert sterk naar gewichtsklasse. Van de personen met een gezond gewicht zegt 30 procent het (heel) moeilijk te vinden om af te vallen, van de personen met ernstig overgewicht geeft 78 procent dat aan.
Heel makkelijk (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Makkelijk (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Niet makkelijk, niet moeilijk (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Moeilijk (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | Heel moeilijk (% 18-plussers die op dit moment proberen af te vallen) | |
---|---|---|---|---|---|
Gezond gewicht | 3,3 | 14,3 | 52,5 | 27,9 | 2,1 |
Matig overgewicht | 0,6 | 7,2 | 37,2 | 43,5 | 11,5 |
Ernstig overgewicht | 2,9 | 19,2 | 46,3 | 31,6 |
Motivatie en snelheid afvallen zijn grootste problemen
De redenen waarom mensen het moeilijk vinden of vonden om af te vallen zijn divers. Het meest genoemd worden ‘gaat niet snel genoeg’ (45 procent) en ‘te weinig motivatie of wilskracht’ (40 procent). Eten bij emoties zoals stress, verleidingen van ongezond eten, en aanleg worden elk door ongeveer een 1 op de 3 genoemd. Minder vaak opgegeven redenen zijn een toenemend hongergevoel (16 procent), bewegingsbeperkingen (14 procent) en gezondheidsredenen/ medicijngebruik (13 procent). Gebrek aan steun van anderen wordt het minst genoemd, namelijk door 6 procent van degenen die het moeilijk vinden of vonden.
Bij mensen met ernstig overgewicht worden aanleg (41 procent), bewegingsbeperking (21 procent) en medicijngebruik (18 procent) relatief vaak genoemd als reden waarom afvallen moeilijk gaat (zie tabellenset).
2022 (% 18-plussers die afvallen moeilijk vinden/vonden) | |
---|---|
Afvallen gaat niet snel genoeg | 45,2 |
Te weinig motivatie of wilskracht | 40,1 |
Eten bij emoties, zoals stress | 35,1 |
Overal verleidingen van ongezond eten | 34,2 |
Aanleg / het zit in mijn genen | 33,5 |
Hongergevoel wordt steeds groter | 15,5 |
Lichamelijk niet in staat om veel te bewegen | 13,6 |
Gezondheidsredenen of medicijngebruik | 12,8 |
Geen steun van anderen | 6,3 |
Iets anders | 5,7 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
9) Door de lengteafname op oudere leeftijd is de hoogste BMI ooit niet zuiver te bepalen voor ouderen, want er kan alleen gerekend worden met de huidige lengte. Dit heeft weinig effect op de cijfers voor de totale populatie volwassenen.
10) De subklassen binnen ernstig overgewicht zijn een standaardindeling binnen deze categorie. Voor gezond gewicht en matig overgewicht bestaat geen standaardindeling in subklassen. Deze zijn door de onderzoekers aangebracht om verschillen tussen bevolkingsgroepen meer in detail te kunnen beschrijven.
11) Bij de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor wordt een gezond gewicht aangeduid met ‘normaal gewicht’. Omdat inmiddels de helft van de bevolking overgewicht heeft, wordt in dit onderzoek de term ‘gezond gewicht’ gehanteerd analoog aan het Voedingscentrum (2023f).
12) Ook wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in lichaamsgewicht doen ouderen minder vaak een afvalpoging dan jongere leeftijdsgroepen.
13) Ook wanneer rekening wordt gehouden met het gemiddeld lagere gewicht van vrouwen blijft dit verschil bestaan.
6. Overheidsmaatregelen: gezondere voedingskeuzes
In het Nationaal Preventieakkoord heeft de Rijksoverheid in 2018 met meer dan 70 maatschappelijke organisaties afspraken gemaakt om Nederlanders gezonder te maken door onder andere overgewicht en problematisch alcoholgebruik terug te dringen. De doelen in het akkoord richten zich op het jaar 2040. Om overgewicht terug te dringen wil de Rijksoverheid een gezondere dagelijkse omgeving creëren voor mensen. Enkele voorgestelde maatregelen om dit wellicht te kunnen bereiken zijn: de btw op groente en fruit verlagen, hogere belastingen op frisdrank en bier, een suikerbelasting, en afspraken met producenten over gezonder voedsel (Rijksoverheid, 2018). In dit hoofdstuk staat centraal welke effecten Nederlanders verwachten van mogelijke maatregelen die de overheid kan nemen om gezonder eten te bevorderen, en hoe ze aankijken tegen de rollen en verantwoordelijkheden bij het terugdringen van overgewicht.
6.1 Verwachte effecten van overheidsmaatregelen op gezondere voedingskeuzes Nederlanders
Gezonde producten goedkoper maken naar verwachting het meest effectief
Het overgrote deel van de volwassenen denkt dat het goedkoper maken van gezonde producten ertoe leidt dat mensen in Nederland gezondere voedingskeuzes maken: 57 procent verwacht dat dit zeker het geval is en 32 procent denkt dat dat waarschijnlijk gebeurt. Ook van meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations, van ongezonde producten duurder maken, en van duidelijker op de verpakking aangeven of een product gezond is of niet, denkt een (ruime) meerderheid dat de bevolking hierdoor zeker of waarschijnlijk gezondere voedingskeuzes zal maken. Het minste effect wordt verwacht van verplichte vermelding van het aantal calorieën op de menukaart van restaurants, cafés en afhaalpunten. Minder dan 40 procent denkt dat deze maatregel zeker of waarschijnlijk positief zal uitwerken op de voedingskeuzes van Nederlanders.
voorkolom | Ja, zeker (% 18-plussers) | Waarschijnlijk wel (% 18-plussers) | Waarschijnlijk niet (% 18-plussers) | Nee, zeker niet (% 18-plussers) | Weet ik niet (% 18-plussers) | Geen antwoord (% 18-plussers) |
---|---|---|---|---|---|---|
Gezonde producten goedkoper maken | 56,9 | 32,2 | 6,1 | 1,2 | 2,1 | 1,4 |
Ongezonde producten duurder maken | 31,5 | 32,5 | 21,9 | 7,8 | 4,2 | 2,1 |
Duidelijker op de verpakking aangeven of een product gezond is of niet | 30,4 | 33,8 | 23,4 | 5,0 | 4,9 | 2,4 |
Meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations | 38,0 | 39,7 | 12,1 | 3,1 | 4,0 | 3,0 |
Geen reclame voor ongezonde producten | 31,5 | 30,7 | 23,2 | 7,0 | 4,9 | 2,7 |
Verplichte vermelding van het aantal calorieën op de menukaarten van restaurants, cafés en afhaalpunten | 15,6 | 24,3 | 33,2 | 16,8 | 7,0 | 3,0 |
Minder verkooppunten van ongezond voedsel, zoals fastfoodrestaurants, snackbars en ijswinkels | 22,5 | 29,4 | 28,0 | 11,8 | 5,3 | 3,0 |
Vrouwen verwachten vaker effect van overheidsmaatregelen dan mannen
Van de meeste overheidsmaatregelen denken vrouwen vaker dan mannen dat mensen in Nederland gezondere voedingskeuzes gaan maken. Zo verwacht 45 procent van de vrouwen dat het beschikbaar stellen van meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations zeker tot gezondere voedingskeuzes leidt, tegen 31 procent van de mannen.
Jongere leeftijdsgroepen verwachten meer van de maatregelen dan de oudere
18- tot 25-jarigen en vooral 25- tot 45-jarigen denken vaker dan oudere leeftijdsgroepen dat de overheidsmaatregelen zeker tot gezondere keuzes leiden. Bijna twee op de drie 18- tot 45-jarigen verwachten bijvoorbeeld dat gezonde producten goedkoper maken zeker tot gezondere voedingskeuzes van de Nederlanders zal leiden, tegen minder dan de helft van de 65-plussers.
Lage inkomens verwachten meer effect van goedkopere gezonde producten dan hoge inkomens
Van de personen met de laagste inkomens denkt 63 procent dat het goedkoper maken van gezonde producten zeker tot gezondere voedingskeuzes van de bevolking zal leiden. Van de personen met de hoogste inkomens verwacht 52 procent dit.
Gezonde producten goedkoper (% 18-plussers) | Ongezonde producten duurder (% 18-plussers) | Gezondheid product op verpakking (% 18-plussers) | Meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations (% 18-plussers) | Geen reclame voor ongezonde producten (% 18-plussers) | Verplichte vermelding aantal calorieën (% 18-plussers) | Minder verkooppunten ongezonde voeding (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Geslacht | |||||||
Man | 54,0 | 29,7 | 28,0 | 30,6 | 28,5 | 15,2 | 20,3 |
Vrouw | 59,6 | 33,3 | 32,7 | 45,3 | 34,4 | 16,0 | 24,7 |
Leeftijd | |||||||
18 tot 25 jaar | 64,5 | 26,7 | 29,5 | 35,2 | 18,9 | 17,6 | 17,3 |
25 tot 45 jaar | 65,0 | 31,9 | 30,0 | 39,6 | 28,7 | 13,5 | 21,7 |
45 tot 65 jaar | 53,1 | 31,4 | 27,5 | 35,0 | 29,3 | 15,9 | 21,9 |
65 jaar of ouder | 48,3 | 33,1 | 34,9 | 41,2 | 43,0 | 16,9 | 26,6 |
Onderwijsniveau | |||||||
Laag | 53,2 | 28,5 | 35,5 | 37,2 | 32,7 | 18,7 | 20,1 |
Middelbaar | 58,8 | 29,1 | 30,1 | 37,1 | 30,5 | 14,0 | 19,8 |
Hoog | 57,9 | 36,1 | 27,9 | 39,3 | 31,6 | 15,1 | 26,5 |
Huishoudensinkomen | |||||||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 63,3 | 32,3 | 33,8 | 39,7 | 33,3 | 19,8 | 22,3 |
Tweede 25 procent | 57,7 | 30,8 | 29,0 | 39,4 | 34,2 | 14,4 | 22,1 |
Derde 25 procent | 57,4 | 31,3 | 31,7 | 38,7 | 31,8 | 15,2 | 21,7 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 52,0 | 32,7 | 28,2 | 35,3 | 28,5 | 13,8 | 23,4 |
6.2 Verwachte effecten van overheidsmaatregelen op eigen voedingskeuzes
Ook voor eigen keuzes meeste effect verwacht van goedkoper maken gezonde producten
Een meerderheid van de 18-plussers denkt dat het goedkoper maken van gezonde producten ertoe leidt dat ze zelf gezondere voedingskeuzes maken: 45 procent verwacht dat dit zeker het geval is en 18 procent denkt dat dat waarschijnlijk gebeurt. Ruim 20 procent zegt dat dit op hen niet van toepassing is. Van meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations, van ongezonde producten duurder maken, en van duidelijker op de verpakking aangeven of een product gezond is of niet, denkt grofweg de helft dat dit zeker of waarschijnlijk helpt bij het maken van eigen gezondere voedingskeuzes. Het minste effect wordt verwacht van geen reclame voor ongezonde producten maken, verplichte vermelding van het aantal calorieën op de menukaart, en minder verkooppunten van ongezond voedsel. Van deze maatregel verwacht grofweg 1 op de 3 een positief effect op het eigen gezondere voedingskeuzegedrag.
voorkolom | Niet van toepassing (% 18-plussers) | Ja, zeker (% 18-plussers) | Waarschijnlijk wel (% 18-plussers) | Waarschijnlijk niet (% 18-plussers) | Nee, zeker niet (% 18-plussers) | Weet ik niet (% 18-plussers) | Geen antwoord (% 18-plussers) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Gezonde producten goedkoper maken | 21,2 | 45,2 | 18,3 | 9,5 | 2,8 | 1,3 | 1,8 |
Ongezonde producten duurder maken | 15,9 | 24,3 | 22,2 | 23,3 | 8,6 | 3,2 | 2,6 |
Duidelijker op de verpakking aangeven of een product gezond is of niet | 12,8 | 30,7 | 24,1 | 18,9 | 8,3 | 2,9 | 2,3 |
Meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations | 13,7 | 29,8 | 22,1 | 17,0 | 7,6 | 4,7 | 5,0 |
Geen reclame voor ongezonde producten | 13,6 | 19,8 | 16,4 | 27,0 | 14,8 | 4,9 | 3,5 |
Verplichte vermelding van het aantal calorieën op de menukaarten van restaurants, cafés en afhaalpunten | 11,2 | 17,8 | 17,7 | 25,9 | 19,2 | 4,7 | 3,6 |
Minder verkooppunten van ongezond voedsel, zoals fastfoodrestaurants, snackbars en ijswinkels | 13,5 | 18,6 | 17,6 | 26,9 | 14,3 | 5,0 | 4,1 |
Ouderen en hoge inkomens verwachten minder vaak effect van het goedkoper maken van gezonde producten op eigen gedrag
Van de 18- tot 25-jarigen en van de 25- tot 45-jarigen denkt respectievelijk 54 procent en 57 procent dat ze zelf zeker gezondere voedingskeuzes maken als gezonde producten goedkoper worden gemaakt. Van de 65-plussers denkt 30 procent dit. Van de personen met de laagste inkomens denkt 57 procent dat het goedkoper maken van gezonde producten tot eigen gezondere voedingskeuzes zal leiden. Van de personen met de hoogste inkomens verwacht 38 procent dit.
Personen met ernstig overgewicht denken vaker dat overheidsmaatregelen bij hen tot gezondere voedingskeuzes leiden dan personen met gezond gewicht
Van het goedkoper maken van gezonde producten verwacht 44 procent van de personen met een gezond gewicht dat ze zelf zeker gezondere voedingskeuzes maken; van de personen met ernstig overgewicht denkt ruim de helft (52 procent) dat dit het geval zal zijn. Bij het duurder maken van ongezonde producten is het verschil vergelijkbaar: van de personen met een gezond gewicht denkt 22 procent dat dit bij henzelf tot gezondere voedingskeuzes leidt, van de personen met ernstig overgewicht verwacht 30 procent dit. Ook van de andere onderzochte overheidsmaatregelen verwachten mensen met ernstig overgewicht vaker een positief effect op het eigen gedrag dan personen met een gezond gewicht.
Gezonde producten goedkoper (% 18-plussers) | Ongezonde producten duurder (% 18-plussers) | Gezondheid product op verpakking (% 18-plussers) | Meer gezonde producten in kantines, kiosken en tankstations (% 18-plussers) | Geen reclame voor ongezonde producten (% 18-plussers) | Verplichte vermelding aantal calorieën (% 18-plussers) | Minder verkooppunten ongezonde voeding (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Geslacht | |||||||
Man | 44,6 | 24,5 | 28,7 | 26,7 | 19,5 | 16,5 | 18,2 |
Vrouw | 45,8 | 24,1 | 32,6 | 32,8 | 20,1 | 19,0 | 19,0 |
Leeftijd | |||||||
18 tot 25 jaar | 54,4 | 25,5 | 28,6 | 29,5 | 12,3 | 16,1 | 17,5 |
25 tot 45 jaar | 57,3 | 27,5 | 32,0 | 34,5 | 17,2 | 17,9 | 20,7 |
45 tot 65 jaar | 42,4 | 21,6 | 28,7 | 27,1 | 19,4 | 18,2 | 15,9 |
65 jaar of ouder | 30,1 | 23,4 | 32,3 | 27,7 | 26,7 | 17,7 | 20,0 |
Onderwijsniveau | |||||||
Laag | 43,5 | 24,1 | 34,0 | 31,1 | 24,0 | 20,4 | 17,9 |
Middelbaar | 45,5 | 23,8 | 31,5 | 30,2 | 21,0 | 17,3 | 19,1 |
Hoog | 45,7 | 24,9 | 27,8 | 28,2 | 15,5 | 16,5 | 18,5 |
Huishoudensinkomen | |||||||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 56,7 | 29,7 | 31,3 | 34,6 | 22,0 | 20,0 | 19,4 |
Tweede 25 procent | 43,4 | 24,2 | 31,1 | 30,4 | 21,6 | 16,9 | 19,7 |
Derde 25 procent | 47,3 | 25,2 | 32,9 | 31,4 | 21,7 | 18,3 | 19,7 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 38,0 | 20,4 | 27,7 | 24,2 | 15,4 | 16,0 | 15,7 |
Gewicht | |||||||
Gezond gewicht | 44,1 | 21,9 | 29,5 | 28,6 | 17,2 | 15,8 | 17,6 |
Matig overgewicht | 44,6 | 26,3 | 31,3 | 29,1 | 21,1 | 18,9 | 19,6 |
Ernstig overgewicht | 51,6 | 30,2 | 35,2 | 35,9 | 26,8 | 22,4 | 19,6 |
6.3 Opvattingen over rollen en verantwoordelijkheden bij het terugdringen van overgewicht
Driekwart Nederlanders vindt het belangrijk dat overheid overgewicht probeert terug te dringen
Een meerderheid van 76 procent is het (helemaal) ermee eens dat het belangrijk is dat de overheid overgewicht probeert terug te dringen; 7 procent is het hiermee (helemaal) oneens. Eveneens drie kwart onderschrijft dat de verantwoordelijkheid om gezond te eten bij de mensen zelf ligt en dat de voedselproducten een grote rol spelen bij het veroorzaken van overgewicht. Een kleinere meerderheid van 57 procent is het (helemaal) eens met de stelling dat het aanbod van eten en drinken in publieke ruimtes een grote rol speelt bij het veroorzaken van overgewicht.
voorkolom | (Helemaal) eens (% 18-plussers) | Niet eens, niet oneens (% 18-plussers) | (Helemaal) oneens (% 18-plussers) | Weet niet (% 18-plussers) |
---|---|---|---|---|
Het is belangrijk dat de overheid overgewicht probeert terug te dringen. | 75,7 | 16,0 | 6,7 | 1,7 |
De verantwoordelijkheid om gezond te eten ligt bij de mensen zelf. | 77,3 | 16,1 | 6,1 | 0,5 |
De voedselproducenten spelen een grote rol bij het veroorzaken van overgewicht. | 75,6 | 15,4 | 7,2 | 1,7 |
Het aanbod van eten en drinken in publieke ruimtes, zoals een winkelcentrum, treinstation, kantine of bioscoop, speelt een grote rol bij het veroorzaken van overgewicht. | 57,3 | 24,7 | 14,2 | 3,8 |
Meer dan 8 op de 10 ouderen vinden dat de verantwoordelijkheid om gezond te eten bij de mensen zelf ligt
Van de 65-plussers is 85 procent het (helemaal) met de stelling eens dat de verantwoordelijkheid om gezond te eten bij de mensen zelf ligt. Van de jongeren in de leeftijd van 18 tot 25 jaar vindt 71 procent dit. Ook vinden ouderen vaker dan de jongeren dat de voedselproducten een grote rol spelen bij het veroorzaken van overgewicht en dat het aanbod van eten en drinken in publieke ruimtes een grote rol speelt bij het veroorzaken van overgewicht.
Hoogopgeleiden vinden vaker dan laagopgeleiden dat de overheid moet proberen overgewicht terug te dringen
Van de hoogopgeleiden is 84 procent het (helemaal) eens met de stelling dat het belangrijk is dat de overheid overgewicht probeert terug te dringen. Van de laagopgeleiden onderschrijft 66 procent dit. Laagopgeleiden vinden vaker dan hoogopgeleiden dat de verantwoordelijkheid om gezond te eten bij de mensen zelf ligt: 85 tegen 71 procent.
Terugdringen overgewicht door overheid minst vaak belangrijk gevonden door personen met ernstig overgewicht
Personen met matig overgewicht en vooral personen met een gezond gewicht vinden met respectievelijk 74 en 80 procent vaker dat het belangrijk is dat de overheid overgewicht probeert terug te dringen dan personen met ernstig overgewicht (67 procent).
Het is belangrijk dat de overheid overgewicht probeert terug te dringen. (% 18-plussers) | De verantwoordelijkheid om gezond te eten ligt bij de mensen zelf. (% 18-plussers) | De voedselproducenten spelen een grote rol bij het veroorzaken van overgewicht. (% 18-plussers) | Het aanbod van eten en drinken in publieke ruimtes speelt een grote rol bij het veroorzaken van overgewicht. (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|
Geslacht | ||||
Man | 77,4 | 79,8 | 75,6 | 56,2 |
Vrouw | 74,0 | 74,8 | 75,7 | 58,4 |
Leeftijd | ||||
18 tot 25 jaar | 75,5 | 70,7 | 63,6 | 47,7 |
25 tot 45 jaar | 76,9 | 71,8 | 71,2 | 54,4 |
45 tot 65 jaar | 72,8 | 78,5 | 78,0 | 57,6 |
65 jaar of ouder | 77,9 | 85,3 | 83,4 | 64,8 |
Onderwijsniveau | ||||
Laag | 65,6 | 84,9 | 72,1 | 55,1 |
Middelbaar | 73,4 | 79,8 | 73,6 | 54,2 |
Hoog | 84,1 | 71,0 | 80,0 | 61,5 |
Huishoudensinkomen | ||||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 71,8 | 76,2 | 76,3 | 57,2 |
Tweede 25 procent | 70,9 | 80,6 | 74,1 | 57,2 |
Derde 25 procent | 75,6 | 76,9 | 75,4 | 58,1 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 81,2 | 76,0 | 76,9 | 57,0 |
Gewicht | ||||
Gezond gewicht | 80,3 | 75,5 | 74,6 | 59,2 |
Matig overgewicht | 74,4 | 79,6 | 77,4 | 58,6 |
Ernstig overgewicht | 67,0 | 80,4 | 78,6 | 53,1 |
7. Alcoholgebruik
Bijna 8 op de 10 personen van 18 jaar of ouder gaven in 2022 aan weleens alcohol te drinken. Het advies van de Gezondheidsraad is om geen alcohol te drinken of in ieder geval niet meer dan 1 glas per dag; 44 procent voldeed aan dit advies (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor-kern, CBS in samenwerking met RIVM en Trimbos-instituut, 2022). Het drinken van alcohol heeft nadelige gevolgen voor de lichamelijke gezondheid. Hoe meer glazen alcohol in een relatief korte tijd gedronken worden, des te heftiger de effecten vaak zijn: misselijkheid en overgeven, mentale afwezigheid, of zelfs bewusteloos raken of de dood. Zwaar, problematisch en overmatig alcoholgebruik kan schade veroorzaken aan organen of tot kanker of een leverziekte leiden (Trimbos-instituut, 2023a; 2023b). Problematisch drinken zorgt daarmee voor veel extra zorguitgaven. En het leidt ook tot maatschappelijke kosten, bijvoorbeeld door productieverlies, door vroegtijdig overlijden of door verkeersongevallen. Hiermee strekken de gevolgen dus verder dan die voor het individu dat alcohol drinkt (De Wit et al., 2018).
De overheid wil problematisch alcoholgebruik aanpakken en wil de risico’s van overmatig en zwaar drinken meer onder de aandacht brengen. In het Nationaal Preventieakkoord zijn concrete maatregelen opgenomen om het aantal overmatig en zware drinkers af te doen nemen en wordt ingezet op het terugdringen van alcoholgebruik onder de 18 jaar en tijdens de zwangerschap (Rijksoverheid, 2018). Deze maatregelen gaan uit van preventie, waarbij ingezet wordt op beleidsmaatregelen, educatie, vroegsignalering en het creëren van een omgeving die overmatig alcoholgebruik tegengaat.
Dit hoofdstuk beschrijft het alcoholgebruik in Nederland. Daarbij wordt nagegaan in welke mate het gezondheidsadvies over het drinken van alcohol bekend is. En in hoeverre staan Nederlanders ervoor open om minder alcohol te gaan drinken? Wat zijn redenen om wel te drinken, en wat zijn redenen om dit niet te doen? En hoe wordt aangekeken tegen de schadelijkheid van alcohol drinken? Om deze vragen te kunnen beantwoorden is gebruik gemaakt van verschillende databronnen: Belevingen 2022, de Gezondheidsenquête 2014-2022 en de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen) 2016, 2018 en 2020. De Gezondheidsenquête en de LSM-A Middelen zijn onderdeel van de Leefstijlmonitor (RIVM, 2014).
7.1 Alcoholgebruik
8 op de 10 volwassenen drinken weleens alcohol
In 2022 gaven bijna 8 op de 10 personen van 18 jaar of ouder (78 procent) aan in de afgelopen 12 maanden weleens alcohol te hebben gedronken (Gezondheidsenquête, 2022; Trimbos-instituut, 2023c). 6 procent van de 18-plussers dronk overmatig. Van overmatig alcoholgebruik bij mannen is sprake als ze meer dan 21 glazen per week drinken en bij vrouwen als ze meer dan 14 glazen per week drinken. Het percentage zware drinkers onder de bevolking bedroeg 8 procent in 2022. Mannen behoren tot de zware drinkers als ze minstens 1 keer per week 6 of meer glazen alcohol op één dag drinken, en vrouwen als ze minstens 1 keer per week 4 of meer glazen alcohol op één dag drinken.
Alcoholgebruik licht afgenomen
Tussen 2014 en 2022 is het percentage volwassen drinkers licht afgenomen van 81 naar 78 procent. Ook het percentage overmatige drinkers nam in dezelfde periode af: van 10 naar 6 procent in 2022. Het percentage zware drinkers is niet significant veranderd tussen 2014 en 2022. Het percentage dat voldoet aan de richtlijn om niet of maximaal 1 glas alcohol per dag te drinken nam in deze periode toe van 37 naar 44 procent (zie ook paragraaf 7.2).
Drinkers (%) | Overmatige drinkers (%) | Zware drinkers (%) | Voldoet aan richtlijn alcoholgebruik* (%) | |
---|---|---|---|---|
2014 | 81,3 | 9,9 | 9,2 | 37,4 |
2015 | 80,8 | 9,5 | 10,0 | 38,2 |
2016 | 80,4 | 8,8 | 8,5 | 39,4 |
2017 | 79,5 | 9,2 | 9,0 | 40,1 |
2018 | 80,4 | 8,2 | 9,0 | 39,8 |
2019 | 79,1 | 8,5 | 8,5 | 41,5 |
2020 | 77,6 | 6,9 | 7,7 | 44,4 |
2021 | 78,0 | 7,3 | 8,3 | 44,0 |
2022 | 77,5 | 6,5 | 8,3 | 43,5 |
Bron: CBS, Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor (CBS i.s.m. RIVM en Trimbos-instituut), 2014-2022 | ||||
* Richtlijn alcoholgebruik: niet drinken of maximaal 1 glas per dag. Deze richtlijn is afkomstig uit de Richtlijnen Goede voeding van de Gezondheidsraad. |
Uit de Aanvullende Module Middelen van de Leefstijlmonitor (LSM-A Middelen) van het Trimbos-instituut in samenwerking met het RIVM en CBS blijkt dat volwassen drinkers14) gemiddeld op 17-jarige leeftijd zijn begonnen met het drinken van alcohol. Dit is tussen 2016 en 2020 niet gewijzigd (LSM-A Middelen, 2016, 2018, 2020). De gemiddelde beginleeftijd voor het drinken van alcohol ligt bij vrouwen hoger dan bij mannen, en bij laagopgeleiden hoger dan bij hoogopgeleiden.
Helft volwassen drinkers heeft weleens een alcoholpauze
Bijna de helft (49 procent) van de volwassen drinkers gaf in de LSM-A Middelen 2020 aan dat zij in de afgelopen 12 maanden een maand of langer geen alcohol hebben gedronken. Vrouwen drinken vaker een periode geen alcohol dan mannen (56 tegen 43 procent), en 18- tot 45-jarigen vaker dan 65-plussers (56 tegen 39 procent). Mannen van 65 jaar of ouder doen dit met 32 procent het minst vaak. Er is geen verschil naar onderwijsniveau.
Vaak geen specifieke reden voor alcoholpauze
Voor het grootste deel (39 procent) geldt dat 1 á 2 maanden de langste periode is dat zij geen alcohol hebben gedronken in de afgelopen 12 maanden. De meeste mensen (62 procent) hebben geen specifieke reden om alcohol een periode te laten staan. 13 procent heeft als reden dat zij zich fitter willen voelen, beter willen slapen of willen afvallen. 7 procent wilde zich bewust worden van het eigen alcoholgebruik en een vergelijkbaar percentage geeft aan een gezondheidsprobleem te hebben waardoor zij niet mochten of wilden drinken. Redenen zoals blijvend proberen te minderen, het goede voorbeeld geven aan bijvoorbeeld kinderen, en zwangerschap worden elk door minder dan 5 procent gegeven. Ook heeft een deel (13 procent) andere redenen zoals dat er minder gelegenheid was als gevolg van de coronapandemie (denk aan de sluiting van horecagelegenheden en minder sociale contacten).
7.2 Gezondheidsadvies over het drinken van alcohol
Ruim 4 op de 10 houden zich aan het gezondheidsadvies over alcohol drinken
Het advies van de Gezondheidsraad om niet of maximaal één glas alcohol per dag te drinken werd in 2022 door 44 procent van de volwassenen opgevolgd (Gezondheidsenquête, 2022). Vrouwen hielden zich hier vaker aan dan mannen, ouderen vaker dan jongeren, en laagopgeleiden vaker dan hoogopgeleiden.
Meerderheid op de hoogte van het gezondheidsadvies
In de LSM-A Middelen 2020 zei bijna driekwart (72 procent) van de volwassenen te weten dat er een gezondheidsadvies voor volwassenen over het drinken van alcohol bestaat. Ruim de helft (55 procent) van alle volwassenen weet dat dit gezondheidsadvies niet drinken of maximaal 1 glas per dag is. 22 procent denkt dat dit maximaal 2 glazen per dag is en 2 procent denkt dat het maximum hoger ligt. Eveneens 22 procent weet niet welk advies gegeven wordt over het drinken van alcohol.
Vrouwen weten vaker dan mannen dat geadviseerd wordt om dagelijks niet of niet meer dan één glas alcohol te drinken (57 tegen 53 procent). Personen tussen de 25 en 65 jaar weten dit vaker dan 18- tot 25-jarigen en 65-plussers, en hoogopgeleiden vaker dan laagopgeleiden. Overmatige drinkers zijn van dit gezondheidsadvies over het drinken van alcohol minder vaak op de hoogte dan mensen die niet overmatig drinken. Hetzelfde geldt voor zware drinkers ten opzichte van mensen die niet zwaar drinken.
Het percentage dat weet dat er een gezondheidsadvies is voor volwassenen over het drinken van alcohol is toegenomen van 69 procent in 2018 naar 72 procent in 2020 (LSM-A Middelen, 2018, 2020).
Weet dat er een gezondheidsadvies is (% 18-plussers) | Weet dat gezondheidsadvies is niet drinken of maximaal 1 glas per dag (% 18-plussers) | |
---|---|---|
Totaal | 71,6 | 55,0 |
Geslacht | ||
Mannen | 70,7 | 52,8 |
Vrouwen | 72,4 | 57,1 |
Leeftijd | ||
18 tot 25 jaar | 69,0 | 50,1 |
25 tot 45 jaar | 72,4 | 56,9 |
45 tot 65 jaar | 75,3 | 58,9 |
65-plussers | 66,1 | 48,9 |
Onderwijsniveau | ||
Laag | 61,3 | 43,6 |
Middelbaar | 72,3 | 55,6 |
Hoog | 78,9 | 63,5 |
Overmatige drinker | ||
Ja | 71,3 | 55,3 |
Nee | 79,5 | 45,2 |
Zware drinker | ||
Ja | 71,3 | 55,4 |
Nee | 76,8 | 47,3 |
Bron: CBS, LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut i.s.m. RIVM en CBS), 2020 |
7.3 Minder alcohol drinken
1 op de 10 wil minder alcohol drinken
In het onderzoek Belevingen 2022 antwoordt 10 procent van de volwassen drinkers ‘ja’ op de vraag of zij minder zouden willen drinken. 61 procent wil niet minder drinken omdat men naar eigen zeggen al weinig drinkt en 29 procent wil niet minderen omdat ze geen moeite hebben met hun alcoholgebruik.
Van personen die meer dan 14 glazen per week drinken15) geeft 36 procent aan minder te willen drinken, 1 procent van hen wil niet minderen omdat ze vinden dat ze al weinig drinken, en 63 procent wil niet minderen omdat zij geen moeite hebben met hun alcoholgebruik. Van degenen die 14 glazen alcohol of minder per week drinken zegt respectievelijk 8, 27 en 65 procent dit.
Ruim een derde mannen tevreden over huidige alcoholgebruik
Mannen drinken vaker dan vrouwen overmatig en zwaar (Gezondheidsenquête, 2022), maar het percentage dat wel of niet minder zou willen drinken is vrijwel gelijk. Wel verschillen de redenen om het alcoholgebruik niet te willen verminderen: mannen geven vaker aan dat ze tevreden zijn met hun huidige alcoholgebruik (36 procent tegen 22 procent van de vrouwen). Vrouwen zeggen vaker al weinig te drinken (69 procent tegen 54 procent van de mannen).
65-plussers drinken naar eigen zeggen al weinig en willen daarom niet minderen
Van de 65-plussers zou 6 procent minder alcohol willen drinken, tegen 10 procent van alle volwassenen. Deze leeftijdsgroep houdt zich ook relatief vaak aan de richtlijn om niet of maximaal 1 glas alcohol per dag te drinken (Gezondheidsenquête, 2022). Twee derde van de 65-plussers zegt dat zij niet minder willen drinken omdat zij dit al weinig doen, van de 18- tot 25-jarigen zegt 54 procent dit. Jongeren zeggen vaker dan oudere leeftijdsgroepen dat zij geen moeite hebben met hun alcoholgebruik en daarom niet willen minderen: 37 procent van de 18- tot 25-jarigen tegen ongeveer 27 procent van de 45-plussers.
Vooral hoogopgeleiden zouden minder willen drinken
De wens om minder alcohol te drinken is het grootst onder hoogopgeleiden (13 procent) gevolgd door middelbaar opgeleiden (8 procent) en laagopgeleiden (4 procent). Laagopgeleiden geven vaker dan hoogopgeleiden aan dat ze niet willen minderen omdat ze al weinig drinken. Dit verband verdwijnt als er rekening mee wordt gehouden dat laagopgeleiden relatief ouder zijn en doorgaans een lager inkomen hebben. Deze uitkomst is in lijn met de Gezondheidsenquête (2022) waaruit blijkt dat laagopgeleiden zich vaker dan hoogopgeleiden houden aan de richtlijn van de Gezondheidsraad om niet of maximaal 1 glas per dag te drinken. Het percentage overmatige en zware drinkers in de verschillende onderwijsgroepen daarentegen is vrijwel gelijk (Gezondheidsenquête, 2022).
Tussen de inkomensgroepen bestaat er geen verschil in het percentage personen dat minder alcohol zou willen drinken. Wel geven personen in huishoudens met een hoog inkomen vaker dan de lagere inkomensgroepen aan hun alcoholgebruik niet te willen minderen omdat ze er tevreden over zijn. Personen in huishoudens met een relatief laag inkomen zeggen vaker dan personen in de hoogste inkomensgroep dat zij al weinig drinken. Dit stemt overeen met de bevindingen dat personen met lagere inkomens zich vaker aan de richtlijn van de Gezondheidsraad houden (Gezondheidsenquête, 2022).
Ja, zou minder alcohol willen drinken (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | Nee, ik drink al weinig alcohol (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | Nee, ik heb geen moeite met mijn alcoholgebruik (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | |
---|---|---|---|
Totaal | 9,8 | 61 | 29,2 |
Geslacht | |||
Man | 10,5 | 53,9 | 35,6 |
Vrouw | 9,1 | 69,4 | 21,6 |
Leeftijd | |||
18 tot 25 jaar | 8,9 | 53,7 | 37,4 |
25 tot 45 jaar | 12,2 | 58,6 | 29,2 |
45 tot 65 jaar | 10,9 | 61,8 | 27,4 |
65 jaar en ouder | 5,9 | 66,5 | 27,6 |
Onderwijsniveau | |||
Laag | 4,3 | 67,3 | 28,4 |
Middelbaar | 8,5 | 62,4 | 29,2 |
Hoog | 13 | 57,5 | 29,5 |
Huishoudensinkomen | |||
Eerste 25 procent (laag inkomen) | 11,1 | 61,4 | 27,5 |
Tweede 25 procent | 7,8 | 66,3 | 25,9 |
Derde 25 procent | 8,9 | 64 | 27,1 |
Vierde 25 procent (hoog inkomen) | 11,2 | 55,5 | 33,4 |
Aantal glazen alcohol per week | |||
14 glazen of minder | 8,0 | 64,9 | 27,0 |
Meer dan 14 glazen | 35,9 | 1,1 | 63,0 |
Bron: CBS, Belevingen |
7.4 Redenen om alcohol te drinken
Vooral alcohol drinken omdat het lekker is
De redenen om alcohol te drinken zijn uiteenlopend, zo blijkt uit het onderzoek Belevingen 2022. Het grootste deel geeft aan het lekker te vinden (75 procent) of te drinken voor de gezelligheid (62 procent). 10 procent zegt dat alcohol je losser maakt op feestjes. Andere redenen worden door 6 procent of minder genoemd.
2022 (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | |
---|---|
Ik vind het lekker | 75,1 |
Voor de gezelligheid | 62,2 |
Het maakt me losser op feestjes | 10,4 |
Om beter met stress/ emoties om te gaan | 5,9 |
Om aangeschoten/ dronken te worden | 5,7 |
Het hoort er nu eenmaal bij | 4,7 |
Om beter te slapen | 3,4 |
Het is gezond | 2,0 |
Andere reden | 3,5 |
Bron: CBS, Belevingen |
Meer alcohol drinken, meer redenen
Van de personen die meer dan 14 glazen alcohol per week drinken geeft 91 procent aan (onder andere) te drinken omdat men het lekker vindt, tegen 74 procent van de personen die 14 of minder glazen alcohol per week drinken. Ook andere redenen noemen zij vaker: losser worden op feestjes (20 procent), omgaan met stress/emoties (18 procent), aangeschoten/dronken worden (16 procent), het hoort erbij (14 procent), beter slapen (10 procent) (zie tabellenset).
Mannen drinken vaker omdat ze het lekker vinden of om losser te worden op feestjes
Mannen geven vaker dan vrouwen aan dat ze drinken omdat ze het lekker vinden (79 tegen 71 procent) of om losser te worden op feestjes (12 tegen 8 procent) (zie tabellenset). Mannen zeggen ook vaker dan vrouwen dat ze alcohol drinken om aangeschoten of dronken te worden (7 tegen 4 procent) en dat alcohol drinken er nu eenmaal bij hoort (6 tegen 3 procent).
Jongeren vinden gezelligheid een belangrijke reden om te drinken
Het lekker vinden van alcohol is voor alle leeftijdsgroepen de belangrijkste reden om te drinken. Ongeveer 70 á 80 procent geeft dit aan. Gezelligheid is voor 18- tot 25-jarigen tenminste net zo belangrijk, terwijl dit voor de oudere leeftijdsgroepen relatief minder een rol speelt. Toch is dit ook voor meer dan de helft van hen een van de redenen om alcohol te drinken. Jongeren geven relatief vaak aan dat het losser worden op feestjes (36 procent), het aangeschoten of dronken worden (28 procent) en dat het er nu eenmaal bij hoort (12 procent) meespeelt in de keuze om alcohol te drinken.
18 tot 25 jaar (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | 25 tot 45 jaar (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | 45 tot 65 jaar (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | 65 jaar en ouder (% 18-plussers die weleens alcohol drinken) | |
---|---|---|---|---|
Ik vind het lekker | 76,4 | 79,7 | 73,9 | 69,9 |
Voor de gezelligheid | 81,5 | 69,5 | 56,6 | 51,1 |
Het maakt me losser op feestjes | 36,2 | 14,0 | 4,8 | 0,8 |
Om beter met stress/ emoties om te gaan | 5,3 | 8,5 | 6,0 | 2,6 |
Om aangeschoten/ dronken te worden | 27,5 | 6,6 | 1,3 | 0,0 |
Het hoort er nu eenmaal bij | 11,7 | 5,9 | 2,2 | 3,0 |
Om beter te slapen | 3,9 | 2,6 | 3,7 | 3,6 |
Het is gezond | 1,6 | 1,8 | 1,9 | 2,4 |
Andere reden | 3,3 | 3,6 | 3,3 | 3,8 |
Bron: CBS, Belevingen |
Hoogopgeleiden drinken vaker om losser te zijn op feestjes
De meest genoemde reden om alcohol te drinken, namelijk het lekker vinden, wordt door hoogopgeleiden met 82 procent vaker aangegeven dan door middelbaar opgeleiden (74 procent) en laagopgeleiden (62 procent). Hoogopgeleiden zeggen ook relatief vaak dat het losser worden op feestjes (15 procent) en aangeschoten/dronken worden (8 procent) voor hen reden is om alcohol te drinken (zie tabellenset). Deze verschillen naar onderwijsniveau hangen samen leeftijd: hoogopgeleiden zijn doorgaans jonger, en jongeren drinken vaker om losser te worden op feestjes en om aangeschoten/dronken te worden.
7.5 Redenen om geen alcohol te drinken
Smaak (ook) de belangrijkste reden om geen alcohol te drinken
Ruim 4 op de 10 (42 procent) volwassenen die geen alcohol drinken doen dat omdat ze het niet lekker vinden. Een kwart vindt het ongezond. Ruim 15 procent wil niet aangeschoten of dronken zijn, of kan er niet tegen. Fitheid en gezondheidsrisico’s zijn voor ruim 10 procent een reden om niet te drinken. Afvallen is de minst genoemde reden.
2022 (% 18-plussers die geen alcohol drinken) | |
---|---|
Ik vind het niet lekker | 41,8 |
Het is ongezond | 25,5 |
Ik wil niet aangeschoten/ dronken zijn | 17,1 |
Ik kan er niet tegen | 15,9 |
Ik wil me fit voelen | 12,5 |
Vanwege gezondheidsklachten | 11,2 |
Ik wil afvallen | 3,8 |
Andere reden | 26,8 |
Bron: CBS, Belevingen |
Gezondheidsklachten zijn voor mannen en ouderen relatief vaak een reden om niet te drinken
Van de mannen zegt 16 procent vanwege gezondheidsklachten geen alcohol te drinken, van de vrouwen zegt 9 procent dit (zie tabellenset). Vrouwen daarentegen geven vaker dan mannen aan niet te drinken omdat ze alcohol vies vinden (48 tegen 31 procent). Ook 65-plussers zeggen vaker vanwege gezondheidsklachten niet te drinken (19 procent tegen 8 procent van de 65-minners). En hoogopgeleiden mijden alcohol vaker omdat ze het ongezond vinden dan middelbaar en laagopgeleiden opgeleiden (37 procent tegen ongeveer 20 procent).
Gelovigen vaker alcoholonthouder dan niet-gelovigen
Een ander kenmerk dat samenhangt met het al dan niet drinken van alcohol is religie. Uit de LSM-A Middelen 2020 komt naar voren dat 15 procent van de mensen die zich tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekenen nooit alcohol hebben gedronken, tegen 5 procent van degenen die niet gelovig zijn. Vooral aanhangers van de islam zeggen met 59 procent relatief vaak dat zij nooit alcohol hebben gedronken. Bij de katholieken en protestanten ligt dit aandeel onder de 10 procent.
7.6 Verwachte schade door het drinken van alcohol
Ongeveer twee op de tien 18-plussers denken dat het af en toe drinken van meer dan één glas alcohol (zeer) schadelijk is, zo blijkt uit de LSM-A Middelen 2020. Als het gaat om het dagelijks drinken van meer dan één glas alcohol, is ruim de helft (55 procent) van mening dat dit (zeer) schadelijk is. Ruim 80 procent zegt dat het wekelijks drinken van 5 glazen alcohol of meer op één dag (zeer) schadelijk is.
Zeer schadelijk (% 18-plussers) | Schadelijk (% 18-plussers) | Enigszins schadelijk (% 18-plussers) | Niet schadelijk (% 18-plussers) | Weet niet (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|---|
De mate waarin het schadelijk is, lichamelijk of anders, om af en toe meer dan 1 glas alcohol te drinken | 4,8 | 16,2 | 37,5 | 33,6 | 7,8 |
De mate waarin het schadelijk is, lichamelijk of anders, om iedere dag meer dan 1 glas alcohol te drinken | 15,0 | 40,1 | 29,0 | 8,4 | 7,4 |
De mate waarin het schadelijk is, lichamelijk of anders, om wekelijks 5 of meer glazen alcohol op 1 dag te drinken | 51,0 | 31,4 | 10,2 | 1,7 | 5,6 |
Bron: CBS, LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut i.s.m. RIVM en CBS), 2020 |
Vrouwen denken vaker dan mannen dat het drinken van alcohol (zeer) schadelijk is. Zo denkt 87 procent van de vrouwen dat het (zeer) schadelijk is om wekelijks 5 glazen alcohol of meer te drinken op één dag tegen 78 procent van de mannen. Jongeren tussen de 18 en 25 jaar vinden minder vaak dan oudere leeftijdsgroepen dat af en toe meer dan één glas drinken (zeer) schadelijk is. Iedere dag meer dan één glas alcohol drinken daarentegen achten jongeren juist vaker (zeer) schadelijk. Hoogopgeleiden schatten de schadelijkheid van alcohol drinken op de meeste onderzochte punten groter in dan laagopgeleiden.
15) Het heeft de voorkeur om te kijken naar wel/niet overmatig drinken, maar het aantal waarnemingen van overmatige drinkers in het onderzoek Belevingen 2022 is te klein om daar uitspraken over te kunnen doen. Daarom is gekeken naar de grens van 14 glazen alcohol per week, wat de grens voor overmatig drinken is bij vrouwen. Verder is er in Belevingen 2022 niet gevraagd naar zwaar drinken.
8. Roken
Roken is de belangrijkste te voorkomen oorzaak van ziekte en sterfte (Rijksoverheid, 2018; Hildering en Verschuuren, 2018). Het leidt tot grote gezondheids- en maatschappelijke schade. Elk jaar overlijden er meer dan 20 duizend mensen als gevolg van (mee)roken, en bijna 10 procent van de ziektelast wordt hierdoor veroorzaakt. De overheid probeert roken te ontmoedigen. Haar ambitie is dat in 2040 minder dan 5 procent van de 18-plussers in Nederland rookt. Tevens zou er tegen die tijd een rookvrije generatie gerealiseerd moeten zijn, dat wil zeggen dat geen jongere meer rookt of ooit nog zal beginnen met roken, en zou de combinatie roken en zwangerschap niet meer mogen voorkomen. De overheid probeert dit te bewerkstelligen door onder meer accijnsverhogingen, het versterken van hulp bij stoppen met roken, minder verkooppunten en meer rookvrije buitenruimten.
Na een korte beschrijving van de prevalentiecijfers van roken in Nederland, wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de wens om te stoppen met roken, de middelen die hierbij zouden kunnen helpen, en de motieven van rokers om te willen stoppen. Ook wordt bekeken in hoeverre de bevolking (mee)roken als schadelijk ziet, lichamelijk of anders. Voor het in beeld brengen van de stand van zaken rondom deze thema’s is gebruik gemaakt van de Gezondheidsenquête 2014-2022 en de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen) 2016, 2018 en 2020 waarin dit is onderzocht. Beide onderzoeken zijn onderdeel van de Leefstijlmonitor (RIVM, 2014). Doordat in de Gezondheidsenquête en LSM-A Middelen al uitgebreid aandacht wordt besteed aan het thema roken en de motieven en opvattingen daaromtrent, is dit thema in Belevingen 2022 niet verder bevraagd.
8.1 Roken
Percentage rokers neemt af
De Gezondheidsenquête laat zien dat het percentage rokers van 18 jaar of ouder tussen 2014 en 2022 is afgenomen: rookte in 2014 26 procent van de 18-plussers, in 2021 was dit 19 procent (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, CBS in samenwerking met RIVM en Trimbos-instituut, 2014-2022; Trimbos-instituut, 2023d). Het grootste deel van de rokers rookt dagelijks, maar er is wel een afname te zien: in 2014 ging het om 77 procent, in 2022 om 70 procent. Een andere positieve ontwikkeling is dat het aantal nooit-rokers is toegenomen van 42 procent in 2014 tot 48 procent in 2022. Het percentage ex-rokers is met ongeveer een op de drie niet veranderd tussen 2014 en 2021.
Rokers (%) | Ex-rokers (%) | Nooit-rokers (%) | |
---|---|---|---|
2014 | 25,7 | 32,1 | 42,2 |
2015 | 26,3 | 31,2 | 42,5 |
2016 | 24,1 | 32,3 | 43,5 |
2017 | 23,1 | 32,6 | 44,3 |
2018 | 22,4 | 33,4 | 44,2 |
2019 | 21,7 | 32,6 | 45,7 |
2020 | 20,2 | 33,7 | 46,1 |
2021 | 20,6 | 32,6 | 46,9 |
2022 | 18,9 | 32,8 | 48,4 |
Bron: CBS, Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor (CBS i.s.m. RIVM en Trimbos-instituut), 2014-2022 |
Mannen roken vaker dan vrouwen, lager en middelbaar opgeleiden vaker dan hoogopgeleiden, en 18- tot 65-jarigen vaker dan 65-plussers. Dit is tussen 2014 en 2022 niet veranderd.
Sigaretten het meest populair bij rokers
Sigaretten zijn de meest populaire rookwaar; in 2022 rookte 87 procent van de volwassen rokers sigaretten (Gezondheidsenquête, 2022). Sigarettenrokers zijn gemiddeld iets minder sigaretten gaan roken: in 2014 staken zij per dag gemiddeld 10,8 sigaretten op, in 2022 waren dat er 9,5. Het aantal jaren dat sigarettenrokers roken (gemiddeld 26 á 27 jaar) is tussen 2014 en 2022 nauwelijks veranderd.
Volwassen (ex-)sigarettenrokers staken gemiddeld genomen op een leeftijd van 17 jaar hun eerste sigaret op. De groep die hun eerste sigaret opsteekt wordt groter naarmate tieners ouder worden. 5 procent is op 11- of 12-jarige leeftijd gaan roken. 16 procent gaf 13 of 14 jaar op als leeftijd waarop de eerste sigaret werd opgestoken, en 36 procent 15 of 16 jaar. De gemiddelde leeftijd om te stoppen is 36,8 jaar. De gemiddelde start- en stopleeftijden zijn tussen 2014 en 2022 niet veranderd. Wel is het verschil in startleeftijd tussen mannen en vrouwen in deze periode verdwenen. Waar mannen rond 2014 gemiddeld eerder met roken begonnen dan vrouwen, is dat nu niet meer het geval. De verschillen tussen onderwijsgroepen zijn er nog wel; hoogopgeleiden beginnen later met roken dan middelbaar en laagopgeleiden. In 2022 gaven hoogopgeleide (ex-)sigarettenrokers aan dat zij gemiddeld met 17,4 jaar zijn begonnen met roken. Bij de middelbaar en laagopgeleide (ex-)sigarettenrokers is dit ongeveer 16,7 jaar.
8.2 Stoppen met roken
Meerderheid rokers wil in toekomst stoppen met roken
Op de vraag aan volwassen rokers of ze de wens hebben om te stoppen met roken geeft ongeveer een derde aan niet te weten of ze willen stoppen met roken. Van de volwassen rokers die dit wel weten, geeft een ruime meerderheid – ongeveer 80 procent – aan in de toekomst te willen stoppen met roken (LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, Trimbos-instituut in samenwerking met RIVM en CBS, 2020; Trimbos-instituut, 2023e). Dit percentage verschilt niet tussen mannelijke en vrouwelijke rokers. Leeftijd maakt wel verschil; in 2020 zegt ongeveer 85 procent van de rokers jonger dan 45 jaar in de toekomst te willen stoppen met roken tegen 57 procent van de 65-plus rokers.
Bijna helft van de rokers die willen stoppen wil dit binnen een half jaar doen
Een substantieel deel van de volwassen rokers die aangeven in de toekomst te willen stoppen met roken, zou dit graag op korte termijn doen. Ruim een vijfde (22 procent) wil binnen een maand stoppen en eveneens ruim een vijfde (23 procent) binnen 1 tot 6 maanden. Ruim een op de tien (13 procent) antwoordt binnen 6 maanden en 1 jaar. 10 procent is van plan het stoppen wat langer uit te stellen en kiest voor 1 jaar of later. Een derde geeft aan nog niet te weten wanneer zij wil stoppen met roken. Het percentage dat binnen een maand wil stoppen met roken is bij niet-dagelijkse rokers ongeveer twee keer zo groot als bij dagelijkse rokers (34 tegen 16 procent).
Binnen 1 maand (% van de volwassen rokers die in de toekomst met roken willen stoppen) | Binnen 1 tot 6 maanden (% van de volwassen rokers die in de toekomst met roken willen stoppen) | Binnen 6 maanden en 1 jaar (% van de volwassen rokers die in de toekomst met roken willen stoppen) | Over 1 jaar of later (% van de volwassen rokers die in de toekomst met roken willen stoppen) | Weet niet (% van de volwassen rokers die in de toekomst met roken willen stoppen) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal rokers | 21,5 | 22,5 | 13,2 | 10,1 | 32,7 |
Niet-dagelijkse rokers | 33,8 | 18,8 | 10,4 | 10,3 | 26,6 |
Dagelijkse rokers | 15,8 | 24,3 | 14,5 | 9,9 | 35,5 |
Bron: CBS, LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut i.s.m. RIVM en CBS), 2020 |
Helft denkt zeker/waarschijnlijk op eigen houtje te kunnen stoppen als dat nodig is
Ruim een kwart van alle rokers (28 procent) verwacht dat het hen zeker lukt om in moeilijke situaties niet te roken als zij op eigen houtje een stoppoging zouden doen. Bijna een kwart (23 procent) is iets voorzichtiger en denkt dat dit waarschijnlijk wel zou lukken. 6 procent geeft aan dat dit hen zeker niet lukt en 15 procent denkt dat het waarschijnlijk niet lukt om succesvol een stoppoging te doen. 18- tot 25-jarige rokers, niet-dagelijkse rokers en niet-zware16) rokers zijn relatief vaak optimistisch over het op eigen houtje stoppen met roken.
Meeste rokers gebruiken geen hulpmiddel om van het roken af te komen
In 2021 gaf ongeveer een derde van de rokers aan in de afgelopen 12 maanden een stoppoging te hebben gedaan en dit 24 uur of langer te hebben volgehouden (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, 2021; Trimbos-instituut, 2023d). Hoewel het gebruik van professionele hulp of een hulpmiddel de kans vergroot dat deze poging slaagt (Trimbos-instituut, 2023e), proberen de meeste rokers te stoppen zonder professionele hulp of hulpmiddel. In een onderzoek van het Trimbos-instituut werden de LSM-A data van de jaren 2016 tot en met 2020 samengevoegd. Van de rokers die in de afgelopen 12 maanden een serieuze stoppoging hebben gedaan zei 65 procent dat zij de laatste keer daarbij geen hulpmiddel hebben gebruikt (LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, 2016, 2018, 2020; Van Westen-Lagerweij, Bommelé, Willemsen en Croes, 2022).
Kwart (recente ex-)rokers heeft effectief bewezen stopmethode gebruikt
In 2020 zei 26 procent van de rokers die in de afgelopen 12 maanden zijn gestopt met roken of een serieuze poging daartoe hebben gedaan dat zij een effectief bewezen methode hebben gebruikt om van het roken af te komen. Het gaat dan om professionele begeleiding, nicotinevervangers (zoals pleisters of kauwgom) of andere medicijnen of geneesmiddelen (LSM-A Middelen, 2020; Trimbos-instituut, 2023e). Nicotinevervangers, zoals pleisters of kauwgom, worden het vaakst gebruikt.
2020 (% rokers die in afgelopen 12 maanden zijn gestopt of dit serieus geprobeerd hebben) | |
---|---|
Nicotinevervangers, zoals pleisters of kauwgom | 16,3 |
Elektronische sigaret | 9,4 |
Andere medicijnen of geneesmiddelen | 8,6 |
Professionele begeleiding, individueel of in een groep | 6,4 |
Online hulpprogramma's of een stoppen met roken app | 3,5 |
Iets anders | 2,5 |
Geen van deze | 63,6 |
Bron: CBS, LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut i.s.m. RIVM en CBS), 2020 |
Van Westen-Lagerweij, Bommelé, Willemsen en Croes (2022) tonen een relatie aan tussen de aanbeveling van zorgspecialisten, zoals huisartsen, specialisten en tandartsen, om een hulpmiddel te gebruiken bij het stoppen met roken en het daadwerkelijke gebruik van hulpmiddelen door rokers. Deze relatie is het sterkst als het gaat om professionele begeleiding, individueel of in een groep, en behandeling met behulp van medicijnen. Zorgspecialisten zijn dus belangrijk voor het gebruik van hulpmiddelen die de kans op stoppen met roken vergroten.
8.3 Redenen om te stoppen met roken
Gezondheid belangrijkste reden om te stoppen met roken
Zorgen over de eigen gezondheid wordt door rokers het vaakst genoemd als motivatie om te stoppen met roken. Bijna 6 op de 10 rokers zeggen in 2020 dat zorgen hierover hen erg zouden motiveren (LSM-A Middelen, 2020). Ook zorgen over de gezondheid van de kinderen wordt relatief vaak genoemd. Ondersteuning via een telefonische hulp of op een digitale manier wordt met ongeveer 5 procent duidelijk minder vaak als een motivatie gezien. Dit geldt eveneens voor gezondheidswaarschuwingen, afschrikwekkende afbeeldingen, onaantrekkelijke verpakkingen en mediacampagnes.
Voor vrijwel alle redenen geldt dat deze vaker genoemd worden door niet-dagelijkse rokers dan door dagelijks rokers. Een uitzondering is de beschikbaarheid van gratis of goedkope medicatie: 28 procent van de dagelijkse rokers zegt dat hen dit erg zou helpen om te stoppen met roken tegen 19 procent van de niet-dagelijkse rokers.
Zou erg motiveren (% rokers van 18 jaar of ouder) | Zou een beetje motiveren (% rokers van 18 jaar of ouder) | Zou niet motiveren (% rokers van 18 jaar of ouder) | Niet van toepassing (% rokers van 18 jaar of ouder) | |
---|---|---|---|---|
Zorgen over eigen gezondheid | 56,3 | 30,8 | 12,9 | |
Zorgen over de gezondheid van uw kinderen* | 42,4 | 15,2 | 10,4 | 32,0 |
Advies van een dokter of andere deskundige | 28,7 | 41,3 | 30,0 | |
Beschikbaarheid van gratis of goedkope medicatie om te stoppen met roken | 25,3 | 28,1 | 46,6 | |
Advies of ondersteuning van familie, partner, vrienden of kinderen | 22,5 | 41,7 | 35,8 | |
Prijsverhogingen van tabaksproducten | 14,0 | 28,3 | 57,6 | |
De maatschappelijke afkeuring van roken | 12,9 | 29,4 | 57,7 | |
Ondersteuning via een app op de telefoon of tablet | 5,6 | 24,8 | 64,5 | 5,1 |
Ondersteuning via een telefonische of internet hulplijn | 4,8 | 18,3 | 76,9 | |
Gezondheidswaarschuwingen op verpakkingen | 4,7 | 14,1 | 81,2 | |
De afschrikwekkende afbeeldingen op de verpakkingen | 4,3 | 15,4 | 80,3 | |
Onaantrekkelijke verpakkingen | 3,8 | 10,3 | 85,8 | |
Media-campagnes | 3,8 | 20,6 | 75,5 | |
Bron: CBS, LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut i.s.m. RIVM en CBS), 2020 | ||||
* Wanneer de groep 'niet van toepassing' buiten beschouwing wordt gelaten, bedraagt het percentage 'zou erg motiveren' 58,3 procent, het percentage 'zou een beetje motiveren' 22,2 procent en het percentage 'zou niet motiveren' 19,5 procent. |
Ook rokers die in de afgelopen vijf jaar zijn gestopt met roken, zeggen vooral (57 procent) dat zorgen over de eigen gezondheid hen erg gemotiveerd hebben om te stoppen met roken. Ook zij geven relatief weinig aan dat afschrikwekkende en onaantrekkelijke verpakkingen hebben bijgedragen aan het stoppen met roken, evenals telefonische of digitale ondersteuning.
8.4 Verwachte schade van roken
Meerderheid vindt roken schadelijk
De overgrote meerderheid van de bevolking denkt dat roken (zeer) schadelijk is, vooral als er een of meerdere pakjes sigaretten per dag worden gerookt. Ook meeroken wordt als (zeer) schadelijk voor de gezondheid ingeschat. Meer mensen denken dat de schadelijkheid ervan voor de gezondheid van kinderen groter is dan voor de gezondheid van volwassenen. Het Trimbos-instituut heeft in 2022 een infographic over meeroken door kinderen uitgebracht (Van Westen-Lagerweij, Van den Eeden en Bommelé, 2022). Deze infographic laat zien dat zowel rokers als niet-rokers denken dat meeroken schadelijk is voor kinderen.
Zeer schadelijk (% 18-plussers) | Schadelijk (% 18-plussers) | Enigszins schadelijk (% 18-plussers) | Niet schadelijk (% 18-plussers) | Weet niet (% 18-plussers) | |
---|---|---|---|---|---|
De mate waarin het schadelijk is, lichamelijk of anders, om af en toe sigaretten te roken | 46,1 | 34,4 | 13,3 | 1,8 | 4,4 |
De mate waarin het schadelijk is, lichamelijk of anders, om een of meer pakjes sigaretten per dag te roken | 81,5 | 13,2 | 1,7 | 0,3 | 3,2 |
De mate waarin meeroken schadelijk is voor de gezondheid van kinderen | 57,1 | 30,6 | 8,1 | 0,6 | 3,6 |
De mate waarin meeroken schadelijk is voor de gezondheid van volwassenen | 41,6 | 39,9 | 13,7 | 0,9 | 3,9 |
Bron: CBS, LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor (Trimbos-instituut i.s.m. RIVM en CBS), 2020 |
De inschatting van de schadelijkheid van (mee)roken verschilt naar de ervaring met roken. Personen die nooit gerookt hebben achten de schadelijkheid van (mee)roken groter dan dat (ex-)rokers dat doen. Rokers denken het vaakst dat het meevalt met deze schadelijkheid. Vrouwen beschouwen (mee)roken vaker dan mannen als zeer schadelijk, ouderen vaker dan jongeren, en hoogopgeleiden vaker dan laagopgeleiden. Een uitzondering hierbij is dat de inschatting van de schadelijkheid van het roken van een of meer pakjes sigaretten per dag niet verschilt naar leeftijd.
9. Totaalbeeld
Om een gezonder Nederland te krijgen heeft de overheid in het Nationaal Preventieakkoord ambities geformuleerd op het gebied van overgewicht, problematisch alcoholgebruik en roken. Bij overgewicht zijn de doelen veelal gericht op het bevorderen van een gezond voedingspatroon en het stimuleren van sport en beweging. Dit hoofdstuk vat op basis van het onderzoek Belevingen 2022 samen hoe volwassenen zelf aankijken tegen deze leefstijlthema’s. Welke kennis en inzicht hebben ze als het gaat om (on)gezond gedrag? En wat zijn hun intenties, motieven en belemmeringen op de verschillende terreinen? Deze informatie kan dienen als input voor beleid dat gericht is op het realiseren van de gestelde ambities en doelen. Als context wordt bij ieder leefstijlthema allereerst weergegeven hoe het op dit moment is gesteld met het (on)gezonde gedrag van volwassen Nederlanders. Hiervoor is gebruik gemaakt van de Gezondheidsenquête (onderdeel van de Leefstijlmonitor, CBS in samenwerking met RIVM, Trimbos-instituut en Voedingscentrum, 2014-2022), de Aanvullende Module Middelen van de Leefstijlmonitor (LSM-A Middelen) (Trimbos-instituut in samenwerking met RIVM en CBS, 2018 en 2020) en de Voedselconsumptiepeiling 2019-2021 (onderdeel van de Leefstijlmonitor, RIVM, 2012-2016 en 2019-2021).
Met behulp van kleurenoverzichten wordt inzichtelijk gemaakt hoe verschillende groepen volwassenen, ingedeeld naar persoons- of andere kenmerken, zich onderscheiden in hun gedrag, intenties en kennis op de verschillende leefstijlthema’s. Met behulp van significantietoetsing middels betrouwbaarheidsintervallen is nagegaan of de schatting voor een groep (bijvoorbeeld 18- tot 25-jarigen) significant afwijkt van de schatting voor de hele bevolking van 18 jaar en ouder. Door middel van kleuren worden significante verschillen met het landelijke gemiddelde aangeven. De kleuren groen en rood geven aan dat de schatting van een groep gunstiger dan wel ongunstiger is dan het landelijke gemiddelde. De kleur geel geeft aan dat er geen significant verschil is. De afzonderlijke groepen zijn in het totaal niet buiten beschouwing gelaten. Hierdoor worden de verschillen licht onderschat.
Als referentiekader voor het in dit hoofdstuk gepresenteerde totaalbeeld van de (on)gezonde leefstijl van Nederlanders wordt aan het eind kort weergegeven wat de stand van zaken is als het gaat om de ambities en doelen uit het Nationaal Preventieakkoord die betrekking hebben op overgewicht, problematisch alcoholgebruik en roken bij volwassenen. Het RIVM houdt in samenspraak met het CBS, GGD GHOR Nederland, Pharos, Trimbos-instituut en CPB via jaarlijkse voortgangsrapportages bij in hoeverre de ambities en doelen van het Nationaal Preventieakkoord worden gerealiseerd (Boer et al., 2022; RIVM, 2019).
9.1 Overgewicht en gezonde voeding
Stand van zaken/gedragingen gewicht en gezonde voeding
- De helft van de volwassen bevolking heeft in 2022 overgewicht. 15 procent heeft ernstig overgewicht. Deze percentages zijn sinds 2014 niet veranderd.
- Nederland eet en drinkt gezonder. De Voedselconsumptiepeiling (VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2012-2016; 2019-2021) laat zien dat Nederlanders steeds meer plantaardige producten eten, zoals fruit en groente, en minder rood en/of bewerkt vlees. Ook worden er minder suikerhoudende dranken gedronken. Toch voldoen nog veel volwassenen niet aan de richtlijn van de Gezondheidsraad (2015) om dagelijks ten minste 200 gram groente te eten en ten minste 200 gram fruit. In de periode 2019-2021 voldeed 27 procent van de 18- tot 80-jarigen aan de richtlijn voor groente en 19 procent aan de richtlijn voor fruit.
Motieven en belemmeringen om gezond te eten
- Ruim een derde (36 procent) van de bevolking wil graag gezonder eten; 58 procent geeft aan dat dit niet nodig is omdat zij naar eigen zeggen al gezond genoeg eten.
- De meeste mensen willen graag gezonder eten om de kans op gezondheidsproblemen of ziekten te verkleinen. Ruim de helft (54 procent) geeft dit aan. Ook je lichamelijk fitter voelen wordt relatief vaak als reden genoemd.
- Sociale druk en te weinig discipline vormen het vaakst een belemmering om gezonder te eten. 1 op de 10 van alle volwassenen geeft aan te weinig geld te hebben om gezonde producten te kopen.
- Jongere mensen geven vaker dan oudere aan dat ze gezonder zouden willen eten. Ruim de helft van de 45-minners zegt dit, tegen 14 procent van de 65-plussers.
- Mensen in huishoudens met een laag inkomen geven relatief vaak aan dat ze gezonder willen eten. Te weinig geld hebben voor gezond eten wordt vaker genoemd door mensen in huishoudens met een laag inkomen, namelijk 23 procent tegen 4 procent van de mensen in de hoogste inkomensgroep.
- Van de mensen met een gezond gewicht zegt 31 procent gezonder te willen eten, een percentage dat vergelijkbaar is met dat bij mensen met matig overgewicht (36 procent). Van de mensen met ernstig overgewicht wil 54 procent gezonder eten. 14 procent van de mensen met ernstig overgewicht zegt te weinig geld te hebben voor gezond eten.
- Mensen die gezonder willen eten vinden het vooral moeilijk om ongezond eten te weerstaan als zij met anderen zijn die ongezonde dingen eten. Ongeveer de helft geeft dit aan.
Kennis en inzicht gezond eten
- Negen op de tien mensen weten goed welke producten gezond zijn en welke niet.
- Ongeveer een kwart van de mensen geeft aan dat de Schijf van Vijf invloed heeft gehad op hun huidige eetgewoonten.
- Bijna de helft van de bevolking kijkt bij het kopen van eten en drinken weleens naar de voedingswaarden van het product. Naar de ingrediëntenlijst kijkt ruim 40 procent weleens. Minder mensen (15 procent) letten op het voedsellogo/kleur-label (nutri-score).
9.2 Overgewicht en sporten/bewegen
Stand van zaken/ gedragingen sporten en bewegen
- 44 procent van de volwassenen in Nederland voldoet in 2022 aan de Beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad (Gezondheidsenquête, 2022). Dit is lager dan in 2017 toen 47 procent van de volwassenen hieraan voldeed.
- Van de volwassen mannen voldoet in 2022 45 procent aan de Beweegrichtlijnen, van de volwassen vrouwen 43 procent. Van de jongeren tussen de 18 en 25 jaar voldoet 51 procent aan de Beweegrichtlijnen, van de 65-plussers 38 procent. Hoogopgeleiden voldoen vaker aan de Beweegrichtlijnen dan laagopgeleiden, en hoge inkomens vaker dan lage inkomens.
Motieven en belemmeringen sporten en bewegen
- Ruim 40 procent van de 18-plussers geeft aan bewust te zorgen voor voldoende lichaamsbeweging door bijvoorbeeld regelmatig te sporten, fietsen of wandelen. Ruim een derde geeft aan er wel bewust mee bezig te zijn, maar er niet altijd aan toe te komen. 10 procent geeft aan niet bewust met bewegen bezig te zijn omdat men al voldoende lichaamsbeweging krijgt in het dagelijks leven, en 5 procent omdat dit om gezondheidsredenen niet mogelijk is. De overige 7 procent zegt zich er niet mee bezig te houden.
- De eigen gezondheid is voor meer dan 80 procent van de volwassen reden om bewust aan beweging of sport te doen of dit te proberen.
- 51 procent van de volwassenen met gezond gewicht is bewust bezig met voldoende bewegen, van degenen met matig overgewicht is dit 42 procent en van degenen met ernstig overgewicht 26 procent. Mensen met ernstig en matig overgewicht noemen relatief vaak gezondheid als reden om dit niet te doen.
- Zes op de tien volwassenen zouden graag meer willen bewegen of sporten dan dat zij nu doen. Als belemmering om dit te doen wordt gebrek aan tijd door hen het vaakst genoemd.
- Voor laagopgeleiden, lage inkomens en mensen met ernstig overgewicht vormt de gezondheid relatief vaak een belemmering om meer te bewegen of sporten dan ze nu doen.
- Vier op de tien volwassenen geven aan niet meer te willen bewegen of sporten dan zij nu doen. De meesten van hen (ruim driekwart) zeggen dat zij al genoeg bewegen of sporten.
- Drie op de tien mensen met ernstig overgewicht willen niet meer sporten of bewegen dan zij nu doen omdat zij het niet leuk vinden. Van de mensen met matig overgewicht of een gezond gewicht noemt minder dan een op de tien dit als reden om niet vaker te willen sporten of bewegen.
9.3 Problematisch alcoholgebruik
Stand van zaken/ gedragingen alcoholgebruik
- Het percentage volwassen drinkers is licht afgenomen van 81 procent in 2014 naar 78 procent in 2022 (Gezondheidsenquête, 2014-2022). Ook het percentage overmatige drinkers nam in dezelfde periode af: van 10 naar 6 procent in 2022. Het percentage zware drinkers is niet significant veranderd tussen 2014 en 2022.
- Het advies van de Gezondheidsraad om niet of maximaal één glas alcohol per dag te drinken werd in 2022 door 44 procent van de volwassenen opgevolgd (in 2014 was dit 37 procent). Vrouwen hielden zich hier vaker aan dan mannen, ouderen vaker dan jongeren, en laagopgeleiden vaker dan hoogopgeleiden.
Motieven en intenties alcoholgebruik
- Een op de tien volwassenen zou minder alcohol willen drinken. Zes op de tien zouden niet minder willen drinken omdat men naar eigen zeggen al weinig drinkt en bijna drie op de tien zouden niet willen minderen omdat ze geen moeite hebben met hun alcoholgebruik.
- Van personen die meer dan 14 glazen per week17) drinken geeft 36 procent aan minder te willen drinken, 63 procent van hen wil niet minderen omdat zij geen moeite hebben met hun alcoholgebruik en 1 procent vindt niet dat ze teveel drinken.
- De wens om minder alcohol te drinken is onder hoogopgeleiden met 13 procent hoger dan onder middelbaar en laagopgeleiden (respectievelijk 8 en 4 procent).
- De redenen om alcohol te drinken zijn uiteenlopend. Het grootste deel geeft aan het lekker te vinden (75 procent) of te drinken voor de gezelligheid (62 procent).
Kennis alcoholgebruik en effecten daarvan (LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, Trimbos-instituut in samenwerking met RIVM en CBS, 2018 en 2020)
- Het percentage dat weet dat er een gezondheidsadvies is voor volwassenen over het drinken van alcohol is toegenomen van 69 procent in 2018 naar 72 procent in 2020.
- In 2020 weet ruim de helft (55 procent) van alle volwassenen dat dit gezondheidsadvies 0 of maximaal 1 glas per dag is.
- In 2020 denken ongeveer twee op de tien 18-plussers dat het af en toe drinken van meer dan één glas alcohol (zeer) schadelijk is. Als het gaat om het dagelijks drinken van meer dan één glas alcohol, is ruim de helft (55 procent) van mening dat dit (zeer) schadelijk is. Ruim 80 procent denkt dat het wekelijks drinken van 5 glazen alcohol of meer op één dag (zeer) schadelijk is.
- Vrouwen denken vaker dan mannen dat het drinken van alcohol schadelijk is. Jongeren tussen de 18 en 25 jaar vinden minder vaak dan oudere leeftijdsgroepen dat af en toe meer dan één glas drinken (zeer) schadelijk is. Iedere dag meer dan één glas alcohol drinken daarentegen achten jongeren juist vaker schadelijk. Hoogopgeleiden schatten de schadelijkheid van alcohol drinken op de meeste onderzochte punten groter in dan laagopgeleiden.
9.5 Roken
Stand van zaken/gedragingen roken
- Het percentage rokers van 18 jaar of ouder is tussen 2014 en 2022 gedaald van 26 procent naar 19 procent (Gezondheidsenquête, 2014-2022). Het grootste deel van de rokers rookt dagelijks, maar er is wel een afname te zien: in 2014 ging het om 77 procent, in 2022 om 70 procent. Een andere positieve ontwikkeling is dat het aantal nooit-rokers is toegenomen van 42 procent in 2014 tot 48 procent in 2022. Het percentage ex-rokers is met ongeveer een op de drie niet veranderd tussen 2014 en 2021.
- Mannen roken vaker dan vrouwen, lager en middelbaar opgeleiden vaker dan hoogopgeleiden, en 18- tot 65-jarigen vaker dan 65-plussers.
Motieven en belemmeringen roken (LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, 2020)
- Dat roken een ernstige verslaving is en stoppen gepaard gaat met ontwenningsverschijnselen maakt stoppen met roken soms moeilijk (Van Aerde, Croes en Willemsen, 2020). Ongeveer een derde van de volwassen rokers geeft aan niet te weten of ze willen stoppen met roken. Van de volwassen rokers die dit wel weten, geeft een ruime meerderheid – ongeveer 80 procent18) – aan in de toekomst te willen stoppen. Dit percentage verschilt niet tussen mannelijke en vrouwelijke rokers. Leeftijd maakt wel verschil: in 2020 zegt ongeveer 85 procent van de rokers jonger dan 45 jaar het roken in de toekomst op te willen geven, tegen 57 procent van de 65-plus rokers.
- Een substantieel deel van de rokers die aangeven in de toekomst te willen stoppen met roken, zou dit graag op korte termijn doen. Ruim een vijfde (22 procent) wil binnen een maand stoppen, eveneens ruim een vijfde (23 procent) binnen 1 tot 6 maanden.
- Zorgen over de eigen gezondheid wordt door rokers het vaakst genoemd als reden om te stoppen met roken. Bijna 6 op de 10 rokers zeggen in 2020 dat zorgen hierover hen erg zouden motiveren. Ook zorgen over de gezondheid van de kinderen wordt relatief vaak genoemd. De mogelijkheid voor ondersteuning via een telefonische hulp of op een digitale manier wordt met ongeveer 5 procent duidelijk minder vaak als een motivatie om te stoppen gezien. Dit geldt eveneens voor gezondheidswaarschuwingen, afschrikwekkende afbeeldingen, onaantrekkelijke verpakkingen en mediacampagnes.
Kennis en inzicht roken LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, 2020)
- De overgrote meerderheid van de bevolking denkt dat roken (zeer) schadelijk is, vooral als er een of meerdere pakjes sigaretten per dag worden gerookt. Ook meeroken wordt als (zeer) schadelijk voor de gezondheid ingeschat. Meer mensen denken dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid van kinderen dan voor de gezondheid van volwassenen.
- Personen die nooit gerookt hebben achten de schadelijkheid van (mee)roken groter dan dat rokers of ex-rokers dat doen. Rokers denken het vaakst dat het meevalt met deze schadelijkheid. Vrouwen beschouwen vaker dan mannen (mee)roken als zeer schadelijk, ouderen vaker dan jongeren, en hoogopgeleiden vaker dan laagopgeleiden.
18) Personen die nog niet weten of ze in de toekomst willen stoppen met roken zijn bij de berekening van dit percentage buiten beschouwing gelaten.
19) Aangezien in dit hoofdstuk de ambities en doelen uit het Nationaal Preventieakkoord centraal staan, wordt bij het weergeven van de stand van zaken het in dit akkoord gehanteerde referentiejaar als uitgangpunt genomen. Afhankelijk van het leefstijlthema is dit 2016 of 2017. Eerder in dit hoofdstuk en in de voorgaande hoofdstukken worden soms andere referentiejaren gehanteerd om een trend weer te geven.
Bijlage A. Meer cijfers
Bijlage B. Onderzoeksverantwoording
In deze onderzoeksverantwoording worden de opzet en uitvoering van het onderzoek Belevingen 2022 beknopt beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Dataverzameling
- Vragenlijst
- Aandachtspunten bij onderzoeksresultaten
- Analysemethoden
- Andere onderzoeken
- Gebruikte achtergrondkenmerken.
1. Dataverzameling
Doel en doelpopulatie
Doel van het onderzoek Belevingen is om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een beter beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. De inhoud van Belevingen verandert jaarlijks. In 2022 was het onderzoek gericht op leefstijl en preventie, waarbij thema’s als (on)gezond eten, voedingssupplementen, bewegen en sporten, afvallen en alcoholgebruik aan bod kwamen.
De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen van 18 jaar of ouder die, bij de start van het veldwerk, geregistreerd zijn als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking – dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen – is voor dit onderzoek niet benaderd.
Veldwerk en onderzoeksdesign
Het veldwerk heeft plaatsgevonden van 22 februari tot en met eind juni 2022. De steekproefpersonen ontvingen bij aanvang van de veldwerkperiode een aanschrijfbrief met daarin het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek en de bijbehorende inloggegevens. De intro van de aanschrijfbrief luidde als volgt:
Gezondheid speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. De een vindt het belangrijk om gezond te leven, de ander heeft daar weinig of geen behoefte aan. Wat vindt u? Sport u bijvoorbeeld wel of niet? Eet u veel of weinig groenten? En vindt u het belangrijk dat de overheid zich bezighoudt met gezond leven, of juist niet?
Twee weken na de aanschrijfbrief is aan steekproefpersonen een eerste rappelbrief verstuurd met daarin opnieuw het verzoek om via internet (CAWI) deel te nemen aan het onderzoek. Deze brief is alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan geen respons is ontvangen. Twee weken daarna is een tweede rappelbrief verstuurd aan de steekproefpersonen die op dat moment de internetvragenlijst nog niet hebben ingevuld. Om de respons te verhogen is er volgens CBS-beleid gebruik gemaakt van een incentive (kans om bij deelname een IPad of VVV-bonnen te winnen). De steekproef is uitgezet in twee porties. Dit in verband met risicospreiding bijvoorbeeld door problemen met de postbezorging en/of servers die niet goed werken.
Het onderzoek Belevingen 2022 had een mixed-mode design. Een deel van de steekproefpersonen die niet via internet hebben gerespondeerd is door interviewers thuis (CAPI) bezocht met het verzoek alsnog deel te nemen. De interviewmethode CAPI is doelgroepgericht ingezet: van CAWI-nonrespondenten uit groepen met relatief goede deelname via CAWI is een klein deel voor CAPI benaderd, of is zelfs niemand daarvoor benaderd. Van de CAWI-nonrespondenten uit groepen met minder deelname via CAWI is juist een groot deel door een CAPI-interviewer benaderd. Door deze doelgroepenbenadering is de respons een betere weerspiegeling van de doelpopulatie.
Respons
In totaal namen 3.661 personen van 18 jaar of ouder deel aan Belevingen 2022. De respons bedroeg 39,6 procent. Uit de responsanalyse is gebleken dat er sprake is van een selectieve respons die overeenstemt met de selectiviteit van respons in andere CBS-onderzoeken. Zo nemen jongeren minder deel dan ouderen, personen die niet in Nederland zijn geboren minder dan personen die in Nederland zijn geboren, stedelingen minder dan plattelandsbewoners, en personen uit huishoudens met een lager huishoudensinkomen minder dan personen uit huishoudens met een hoger huishoudensinkomen. Voor deze selectiviteit in de samenstelling van de respons is door weging gecorrigeerd. Op die manier is de respons representatief gemaakt voor de kenmerken geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, burgerlijks staat, huishoudgrootte, gestandaardiseerd huishoudinkomen, stedelijkheidsgraad van woongemeente, landsdeel en provincie plus de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht).
2. Vragenlijst
Inhoud
De vragenlijst van Belevingen 2022 peilt hoofdzakelijk motieven en opvattingen ten aanzien van de leefstijl van mensen, meer specifiek gaat het om de thema’s voeding, eetgewoonten, afvallen, voedingssupplementen, alcohol, sporten en bewegen. Ook zijn vragen gesteld over overheidsmaatregelen die gericht zijn op het stimuleren van gezond eetgedrag.
Kwaliteit
Bij het ontwikkelen van de vragenlijst voor Belevingen 2022 is veel aandacht besteed aan de kwaliteit, betrouwbaarheid en validiteit van de vraagstellingen. Zo is er gestreefd naar neutrale, niet-sturende formulering van vragen en gebalanceerde antwoordschalen. Daarnaast is, net zoals in alle CBS-vragenlijsten, het B1-taalniveau (zoveel mogelijk) gehanteerd.
De (concept)vragenlijst Belevingen 2022 is in een kwalitatief onderzoek in een face-to-face setting getest met proefrespondenten die tot de doelpopulatie behoren. Onderzocht is hoe de vraagstellingen op verschillende typen respondenten overkomen. Indien een vraagstelling cognitief te belastend bleek te zijn of niet goed begrepen werd, is deze aangepast.
3. Aandachtspunten bij onderzoeksresultaten
Bij het interpreteren van de onderzoeksresultaten in deze publicatie moet met de volgende punten rekening worden gehouden.
Betrouwbaarheidsmarges
Belevingen 2022 is gebaseerd op steekproefonderzoek. Dit heeft als gevolg dat de gepresenteerde cijfers schattingen zijn met daaromheen betrouwbaarheidsmarges (aangegeven met een boven- en ondergrens) liggen. In dit onderzoek is een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven zal liggen tussen de boven- en ondergrens die hoort bij de schatting. De betrouwbaarheidsmarges behorende bij de in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn opgenomen in de tabellenset die aan de publicatie is toegevoegd.
Plausibiliteit – vergelijking met ander onderzoek
Om inzicht te krijgen in de plausibiliteit van de resultaten is waar mogelijk een vergelijking gemaakt met uitkomsten voor volwassenen van de Gezondheidsenquête 2022 (Gezondheidsenquête/ Leefstijlmonitor-kern, CBS in samenwerking met RIVM, Trimbos-instituut en Voedingscentrum, 2022). Dit betreft hoofdzakelijk objectieve gedragingen. Hoewel de resultaten van Belevingen 2022 niet precies overeenkomen met die van de Gezondheidsenquête 2022, liggen ze wel in lijn met elkaar. Dat er toch wat verschillen zijn kan worden veroorzaakt door verschillen in vraagstelling, onderzoeksdesign en waarneemperiode. Daardoor is de mogelijkheid om de resultaten van beide onderzoeken onderling te vergelijken beperkt.
4. Analysemethoden
In deze publicatie is gebruik gemaakt van de volgende analysemethoden.
Bivariate analyses
In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen de doelvariabelen over leefstijl en de achtergrondkenmerken. Met behulp van significantietoetsing middels betrouwbaarheidsintervallen is onderzocht of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat. De in deze publicatie beschreven verschillen zijn statistisch significant, tenzij anders aangegeven.
Logistische regressieanalyse
In sommige gevallen bestaat er een samenhang tussen de achtergrondkenmerken. Zo is er bijvoorbeeld een verband tussen leeftijd en onderwijsniveau (jongeren zijn doorgaans hoger opgeleid dan ouderen) en het niet willen minderen van het alcoholgebruik vanwege het naar eigen zeggen beperkte alcoholgebruik (ouderen en laagopgeleiden geven dit vaker aan). Met behulp van multivariate logistische regressieanalyses is gekeken of de verschillen naar achtergrondkenmerken in stand blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor deze samenhangen tussen deze kenmerken. De in deze publicatie beschreven verschillen op basis van het onderzoek Belevingen blijven na correctie voor deze samenhangen bestaan, tenzij anders aangegeven. Er is standaard gecontroleerd voor geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en gestandaardiseerd huishoudensinkomen. Ook zijn relevante leefstijlgedragingen in de analyses meegenomen.
5. Andere onderzoeken
De cijfers over feitelijk gedrag die in deze publicatie zijn beschreven, zijn grotendeels afkomstig uit de Gezondheidsenquête 2022 (Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, CBS in samenwerking met RIVM en andere partijen die zich richten op leefstijl, 2021), de Aanvullende Module van de Leefstijlmonitor (LSM-A Middelen) 2020 (LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, Trimbos-instituut in samenwerking met RIVM en CBS, 2020) en de Voedselconsumptiepeiling 2019-2021 (VCP/Leefstijlmonitor, RIVM, 2019-2021). Deze databronnen zijn onderdeel van de Leefstijlmonitor (RIVM, 2014), een samenwerking tussen partijen die zich richten op leefstijl. Het gaat om het CBS, GGD GHOR Nederland, Pharos, RIVM, Rutgers, Soa Aids Nederland, Trimbos-instituut, VeiligheidNL en het Voedingscentrum. Hier volgt een korte beschrijving van deze onderzoeken:
Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor
De Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor (CBS, 2023b) is een jaarlijks onderzoek met als doel een zo volledig mogelijk overzicht geven van (ontwikkelingen in) de gezondheid, de medische contacten en de leefstijl van de bevolking in Nederland. Voor het merendeel van de onderwerpen betreft de doelpopulatie personen van 0 jaar of ouder woonachtig in particuliere huishoudens. Voor sommige onderwerpen geldt een aparte leeftijdsgrens. Elk jaar wordt gestreefd naar een responsomvang van minimaal 9 500 personen.
De Gezondheidsenquête heeft vanaf 2014 het volgende mixed-mode design: eerst zijn steekproefpersonen benaderd om via internet deel te nemen (CAWI). Non-respondenten zijn herbenaderd voor een ‘face-to-face’ interview (CAPI). Vanaf 2018 is hierbij een doelgroepgerichte benadering gehanteerd, net als bij Belevingen 2022.
LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor
De Gezondheidsenquête verzamelt jaarlijks gegevens over leefstijl, zoals indicatoren van middelengebruik. De Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen) (RIVM, 2021a) verzamelt elke twee jaar gegevens die minder frequent nodig zijn dan jaarlijks en er wordt dieper ingegaan op bepaalde onderwerpen. De Gezondheidsenquête en LSM-A zijn twee losstaande onderzoeken maar maken beide deel uit van de Leefstijlmonitor. In de even jaren wordt naar het gebruik van middelen, zoals tabak, alcohol en drugs gevraagd. Het aantal respondenten per onderzoeksjaar bedraagt ongeveer 10 duizend. Personen van 15 jaar of ouder woonachtig in particuliere huishoudens in Nederland vormen in de even jaren de doelpopulatie van de LSM-A. Voor deze publicatie zijn personen van 18 jaar of ouder geselecteerd.
Ook de LSM-A heeft een mixed-mode design. Eerst worden steekproefpersonen benaderd om via internet deel te nemen (CAWI). Een deel van de non-respondenten wordt herbenaderd voor een telefonisch interview (CATI) of voor een ‘face-to-face’ interview (CAPI). Vanaf 2019 is bij dit onderzoek ook gebruik gemaakt van de doelgroepgerichte benadering.
Voedselconsumptiepeiling/Leefstijlmonitor
De voedselconsumptiegegevens (RIVM, 2023a) geven inzicht in de consumptie van voedingsmiddelen, de inname van macro- en microvoedingsstoffen, de inname van potentieel schadelijke chemische stoffen, en de ontwikkelingen hiervan. De onderzoekspopulatie betreft in Nederland wonende personen in de leeftijd van 1 tot en met 79 jaar. Aan de Voedselconsumptiepeiling uitgevoerd in de periode 2019-2021 hebben 3570 respondenten deelgenomen. Met dit onderzoek worden voor het thema voeding binnen de Leefstijlmonitor aanvullende gegevens verzameld. De voedselconsumptiemethode bestaat uit twee 24-uursvoedingsnavragen op niet-aaneengesloten, onafhankelijke dagen. Voor de jongste en oudste leeftijdsgroepen wordt deze methodiek gecombineerd met voedingsdagboekjes. Voor algemene informatie vullen deelnemers een algemene vragenlijst in.
6. Achtergrondkenmerken
Om na te gaan in welke mate motivaties en opvattingen ten aanzien van leefstijl verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn de onderzoeksresultaten uitgesplitst naar een aantal achtergrondkenmerken. De achtergrondkenmerken die in ieder hoofdstuk aan bod komen worden hieronder kort omschreven:
Geslacht
Het geslacht van de respondent is vastgesteld op basis van diens antwoord op de in de vragenlijst opgenomen vraagstelling hierover en kan daarmee afwijken van het geslacht zoals vastgelegd in de Basisregistratie Personen.
Leeftijd
Leeftijdsgroepen zijn afgeleid door de leeftijd van de respondent op het moment van enquêteren te nemen.
Onderwijsniveau
Het onderwijsniveau is in de meeste gevallen het hoogst behaalde (zelf gerapporteerde) opleidingsniveau. In het geval personen nog bezig zijn met een opleiding op een hoger niveau dan het op dat moment hoogst behaalde niveau is gebruik gemaakt van het actuele niveau. Het onderwijsniveau is in drie categorieën ingedeeld, namelijk laag, middelbaar en hoog. Een laag onderwijsniveau komt overeen met alleen basisonderwijs, vmbo, mbo 1 of avo onderbouw. Onder middelbaar opgeleiden vallen mensen met havo, vwo of een mbo-opleiding. Hoogopgeleiden hebben een diploma op hbo- of wo-niveau of zijn bezig met een hbo- of wo-opleiding.
Gestandaardiseerd huishoudensinkomen
Het gaat hier om het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden waartoe de persoon behoort. Gestandaardiseerd houdt in dat gecorrigeerd is voor verschillen in omvang en samenstelling van het huishouden; het aldus gecorrigeerde besteedbare huishoudensinkomen wordt ook wel koopkracht genoemd. Er is daarbij een indeling in kwartielgroepen gemaakt, waarbij de eerste kwartielgroep personen omvat die behoren tot de 25 procent huishoudens met de laagste inkomens en de vierde kwartielgroep personen die behoren tot de 25 procent huishoudens met de hoogste inkomens.
Referenties
Aerde, M. van, E. Croes en M. Willemsen (2020). Notitie: Roken is een verslaving. Trimbos-instituut, Utrecht.
Roken is een verslaving - Trimbos-instituut
Boer. J., et al. (2022) Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven.
Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2021 | Rapport | Rijksoverheid.nl
Brink, L., B. Breedveld en S. Peters (2023). Factsheet Suppletieadviezen vitamines mineralen en spoorelementen. Voedingscentrum. Den Haag. Geraadpleegd op 2 maart 2023.
Factsheet Suppletieadviezen vitamines mineralen en spoorelementen.pdf (voedingscentrum.nl)
CBS (2023a). Gezondheidsenquête vanaf 2014. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Gezondheidsenquête vanaf 2014 (cbs.nl)
CBS (2023b). Belevingen. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Belevingen (cbs.nl)
CBS StatLine (2022). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
StatLine - Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981 (cbs.nl)
Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, CBS in samenwerking met RIVM en Trimbos-instituut, 2014-2022.
Gezondheidsenquête vanaf 2014 (cbs.nl)
StatLine - Leefstijl; persoonskenmerken (cbs.nl)
Leefstijlmonitor | RIVM
Gezondheidsraad (2015). Richtlijn goede voeding 2015. Den Haag.
Richtlijnen goede voeding 2015 | Advies | Gezondheidsraad
Gezondheidsraad (2017). Beweegrichtlijnen 2017. Den Haag.
Beweegrichtlijnen 2017 | Advies | Gezondheidsraad
Gezondheidsraad (2019). Naar een voldoende inname van vitamines en mineralen. Den Haag.
Naar een voldoende inname van vitamines en mineralen | Advies | Gezondheidsraad
Harbers, M., T. Hulshof, R. Schaink en C. Schrijvers (2021). Inventarisatie COVID-19 onderzoeken: Preventie en zorg & Brede maatschappelijke vraagstukken. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Inventarisatie Nederlandse COVID-19 Onderzoeken: Preventie en Zorg & Brede Maatschappelijke vraagstukken Rapportage nr. 10: leefstijl en lichamelijke gezondheid (rivm.nl)
Hilderink, H. en M. Verschuuren (2018). Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018. Een gezond vooruitzicht. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
VTV-2018 | RIVM
LSM-A Middelen/Leefstijlmonitor, Trimbos-instituut in samenwerking met RIVM en CBS, 2016, 2018 en 2020.
Onderzoeksbeschrijving Aanvullende Module Middelen | RIVM
Leefstijlmonitor | RIVM
Reep, C. en C. Hupkens (2021). Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl. Statistische Trends. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl (cbs.nl)
Rijksoverheid (2018). Nationaal Preventieakkoord. Naar een gezonder Nederland. Rijksoverheid, Den Haag.
Maatregelen Nationaal Preventieakkoord | Gezondheid en preventie | Rijksoverheid.nl
Rijksoverheid (2022). Beweegalliantie. Rijksoverheid, Den Haag.
Beweegalliantie van start met Carl Verheijen als voorzitter | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl
RIVM (2014). Leefstijlmonitor. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Leefstijlmonitor | RIVM
RIVM (2019). Opzet voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Opzet Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord (rivm.nl)
RIVM (2020). De meeste Nederlanders eten niet volgens de Schijf van Vijf. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
De meeste Nederlanders eten niet volgens de Schijf van Vijf | RIVM
RIVM (2021a). Onderzoeksbeschrijving Aanvullende Module Middelen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Onderzoeksbeschrijving Aanvullende Module Middelen | RIVM
RIVM (2021b). Impactvolle determinanten: Ongezonde voeding. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
LR_012065_131709_Factsheet _ongezonde_voeding_V5.pdf (rivm.nl)
RIVM (2023a). Achtergrond Voedselconsumptiepeiling. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Achtergrond | Voedselconsumptiepeiling (wateetnederland.nl)
RIVM (2023b). Nederland eet steeds gezonder: meer plantaardig en minder rood en bewerkt vlees. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Nederland eet steeds gezonder: meer plantaardig en minder rood en bewerkt vlees | RIVM
Richtlijnen | Wat eet Nederland
Trimbos-instituut (2023a). Expertisecentrum Alcohol – Dossiers Alcoholschade. Trimbos-instituut, Utrecht.
Expertisecentrum Alcohol - Trimbos
Trimbos-instituut (2023b). De risico’s van alcohol. Trimbos-instituut, Utrecht.
De risico's van alcohol - Wat je moet weten - ALCOHOLinfo.nl
Trimbos-instituut (2023c). Cijfers alcohol. Trimbos-instituut, Utrecht.
Feiten en cijfers over gebruik van alcohol - Trimbos-instituut
Trimbos-instituut (2023d). Cijfers roken. Trimbos-instituut, Utrecht.
Cijfers roken - Trimbos-instituut
Kerncijfers roken 2021 - Trimbos-instituut
Trimbos-instituut (2023e). Stoppen met roken: feiten en cijfers. Trimbos-instituut, Utrecht.
Stoppen met roken: feiten en cijfers - Trimbos-instituut
Vitamine Informatie Bureau (2023). Alle informatie over vitamines en mineralen.
Alle informatie over vitamines en mineralen - Vitamine Informatie Bureau (vitamine-info.nl)
Voedselconsumptiepeiling (VCP), RIVM, 2012-2016 en 2019-2021.
Achtergrond | Voedselconsumptiepeiling (wateetnederland.nl)
Resultaten | Wat eet Nederland
Leefstijlmonitor | RIVM
Voedingsstofsupplementen | Wat eet Nederland
Verandering consumptie voedingsstofsupplementen | Wat eet Nederland
Supplementen | Wat eet Nederland
Voedingscentrum (2023a). Voedingsstoffen. Den Haag.
Voedingsstoffen | Voedingscentrum
Voedingscentrum (2023b). Schijf van Vijf-vak: groente en fruit. Den Haag.
Schijf van Vijf-vak: groente en fruit | Voedingscentrum
Voedingscentrum (2023c). Vitamines. Den Haag.
Vitamines | Voedingscentrum
Voedingscentrum (2023d). Vitamines, mineralen en supplementen. Den Haag.
Vitamines, mineralen en supplementen | Voedingscentrum
Voedingscentrum (2023e). Botontkalking en osteoporose. Den Haag.
Botontkalking en osteoporose | Voedingscentrum
Voedingscentrum (2023f). BMI berekenen. Den Haag.
BMI berekenen | Voedingscentrum.
Volksgezondheid Toekomst Verkenning (2020). Thema COVID-19, Kwetsbaarheid bevolking. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Thema COVID-19 | Kwetsbaarheid bevolking | Volksgezondheid Toekomst Verkenning
Westen-Lagerweij, N.A. van, J. Bommelé, M.C. Willemsen en E.A. Croes (2022). Mentioning smoking cessation assistance during healthcare consultations matters: findings from Dutch survey research. European Journal of Public Health, 32(5), 747-752.
Mentioning smoking cessation assistance during healthcare consultations matters: findings from Dutch survey research - PubMed (nih.gov)
Westen-Lagerweij, N.A. van, N. van den Eeden en J. Bommelé (2022). Infographic Meeroken door kinderen: feiten en cijfers 2020. Trimbos-instituut, Utrecht.
Infographic Meeroken door kinderen: feiten en cijfers 2020 - Trimbos-instituut
Wit, G. de, P. van Gils, E. Over, A. Suijkerbuijk, J. Lokkerbol, F. Smit, W. Spit, S. Evers en R. de Kinderen (2018). Maatschappelijke kosten-batenanalyse van beleidsmaatregelen om alcoholgebruik te verminderen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van beleidsmaatregelen om alcoholgebruik te verminderen | RIVM