De Nederlandse economie in 2019

2. Economische groei

De omvang van de Nederlandse economie, afgemeten aan het bbp, groeide in 2019 met 1,8 procent. Dat was wat minder sterk dan in de vier voorgaande jaren. In 2018 bedroeg de economische groei 2,6 procent.

2.0.1 Bruto binnenlands product
PeriodenVolume, t.o.v. zelfde periode vorig jaar
20012,3
20020,2
20030,2
20042
20052,1
20063,5
20073,8
20082,2
2009-3,7
20101,3
20111,6
2012-1
2013-0,1
20141,4
20152
20162,2
20172,9
20182,6
20191,8


Na 2013 is de Nederlandse economie zes jaar op rij gegroeid. Net als in 2018 was de economische groei in 2019 vooral toe te schrijven aan de investeringen in vaste activa, de export van diensten en de consumptie door huishoudens 1). Ook de wederuitvoer en de consumptie door de overheid droegen positief bij. Daarentegen was de bijdrage van de export van Nederlands product negatief.

2.0.2 Bbp en bestedingen
 2019 (%-volumeverandering t.o.v. jaar eerder)2018 (%-volumeverandering t.o.v. jaar eerder)
Bruto binnenlands product1,82,6
Invoer goederen en diensten3,13,3
Wederuitvoer6,33,6
Bruto investeringen in vaste activa5,33,2
Uitvoer diensten3,45,5
Consumptie overheid1,61,6
Consumptie huishoudens1,42,3
Uitvoer Nederlands product-2,42,7


In 2019 zijn de investeringen in vaste activa met 5,3 procent gegroeid. De groei was hoger dan in 2018, toen de investeringen met 3,2 procent groeiden. In 2019 werd vooral meer geïnvesteerd in personenauto’s en gebouwen. Ook de investeringen in woningen,infrastructuur, vliegtuigen en machines lagen hoger dan een jaar eerder. De groei van de investeringen in woningen was met 1,8 procent in 2019 wel een stuk lager dan in 2018, toen de investeringen in woningen met 7 procent groeiden.

De toegenomen investeringen vielen samen met een relatief hoge bezettingsgraad van machines en installaties in de industrie. De bezettingsgraad geeft aan in welke mate de machines en installaties worden gebruikt. De bezettingsgraad piekte medio 2018 en is sindsdien weinig meer veranderd.

2.0.3 Bezettingsgraad industrie, begin kwartaal
JaarKwartaalBezettingsgraad
201279,1
201277,8
201278,9
201279,5
201376,5
201375,5
201377,4
201379,7
201479,6
201480,2
201479,7
201480,2
201580,6
201581,8
201582,5
201582,6
201681,2
201681,6
201681,8
201682,2
201781,3
201782,9
201783,4
201783,3
201883,5
201883,6
201884,5
201884,1
2019 83,9
2019 84,3
2019 84,3
2019 84
2020 82,7


Het vertrouwen van de industriële producenten was in 2019 echter minder hoog dan in 2018, maar lag wel boven het langjarige gemiddelde. In tegenstelling tot in bijvoorbeeld Duitsland bleven de industriële ondernemers in Nederland gedurende vrijwel heel 2019 echter gematigd positief.

2.0.4 Producentenvertrouwen industrie, Europees geharmoniseerd en seizoengecorrigeerd
   DuitslandNederland
2014 1-3
20141-3
20142-2
20140-3
20141-2
20140-2
20141-1
2014-2-2
2014-3-1
2014-41
2014-31
2014-31
2015-3-1
2015-3-1
2015-1-1
2015-20
2015-21
2015-22
2015-11
2015-21
2015-12
2015-21
2015-22
2015-20
2016-41
2016-50
2016-50
2016-41
2016-31
2016-23
2016-23
2016-3-1
201600
201611
201601
201623
201723
201734
201744
201765
201773
201795
2017114
2017113
2017135
2017155
2017147
2017167
2018167
2018148
2018127
2018136
2018127
2018126
2018104
2018115
2018104
201884
201874
201845
2019 33
2019 23
2019 -23
2019 -53
2019 -52
2019 -100
2019 -131
2019 -112
2019 -161
2019 -161
2019 -160
2019 -170
2019
Bron: CBS, Europese Commissie


Consumenten hebben vorig jaar 1,4 procent meer besteed dan in 2018. De groei lag lager dan in de twee voorafgaande jaren, toen consumenten ruim 2 procent meer uitgaven dan een jaar eerder. Consumenten gaven in 2019 vooral meer uit aan woninginrichting, elektrische apparaten (audio, tv, computers, telefoons, huishoudelijke apparaten, etc.) en aan kleding. Aan personenauto’s hebben ze in 2019 minder besteed dan in 2018. Verder gaven consumenten meer uit aan diensten, zoals horeca, vervoer en communicatie. Uitgaven aan diensten maken ruim de helft van de totale binnenlandse consumptieve bestedingen uit.

In 2019 groeide de wederuitvoer het hardst van alle bestedingen, met 6,3 procent. Dat wil echter niet zeggen dat de wederuitvoer ook het meest heeft bijgedragen aan de bbp-groei van 1,8 procent. Wederuitvoer is namelijk de uitvoer van eerder ingevoerde vaak kant-en klare producten. Daaraan vinden slechts beperkte bewerkingen in Nederland plaats. In 2018 was het aandeel van de invoer in de wederuitvoer volgens input-outputanalyse ongeveer 86 procent. Dat aandeel is de laatste jaren redelijk constant. De resterende 14 procent van het volume van de wederuitvoer in 2019 droeg daadwerkelijk bij aan het bbp.

De uitvoer van Nederlandse producten kromp met 2,4 procent. Dat komt vooral doordat de uitvoer van elektrotechnische machines en apparaten (bijvoorbeeld consumentenelektronica) lager was dan in 2018. Daarentegen hebben Nederlandse bedrijven in 2019 wel meer machines en apparaten, chemische en aardolieproducten uitgevoerd dan een jaar eerder. De export van diensten ten slotte groeide met 3,4 procent.

In een groot deel van 2019 werd de groei van de import en export gedrukt door een bedrijf dat een deel van zijn activiteiten heeft verplaatst naar een ander land. Op het handelssaldo had dit nagenoeg geen effect.

De totale uitvoer van goederen groeide in 2019 met 2 procent minder hard dan in 2018 (3,2 procent). De afgezwakte uitvoergroei is in lijn met de krimp van de relevante wereldhandel.

De invoer van goederen en diensten groeide in 2019 met 3,1 procent harder dan de uitvoer van goederen en diensten (2,4 procent). Per saldo droegen de wederuitvoer en de export van diensten positief bij aan de economische groei, maar was de bijdrage van de export van Nederlands product negatief.

2.0.5 Uitvoer goederen en wereldhandelsvolume
   Uitvoer goederen (werkdagcorrigeerd)Wereldhandel (seizoengecorrigeerd)
200111,79,1
20015,46,0
20015,15,4
20013,43,3
20011,2-0,3
20014,71,2
20011,2-1,5
2001-0,5-2,9
2001-0,5-4,4
2001-3,7-4,3
2001-7,1-4,9
2001-5,8-6,4
2002-6,2-4,2
2002-1,8-1,9
20020,1-1,0
20020,21,5
20020,81,2
2002-0,63,3
20020,75,3
20020,75,0
20022,97,8
20023,56,1
20025,48,0
20021,57,9
20037,07,7
20033,96,1
20030,45,9
20032,84,6
20030,75,6
2003-0,23,2
20031,74,1
2003-1,22,7
20032,75,4
20035,87,3
20033,36,2
20033,49,9
20042,07,1
20042,19,6
20045,310,3
200410,011,0
20049,611,5
200413,313,7
200414,311,3
200414,212,1
200411,39,6
200410,68,6
200410,89,5
20049,38,5
20059,98,9
20058,96,3
20056,55,5
20057,97,5
20057,17,2
20053,05,9
20054,75,3
20056,87,6
20055,17,0
20054,27,1
20056,07,1
20058,18,5
20065,48,5
20067,310,1
200610,811,3
20067,18,5
20067,28,5
200611,79,2
20065,48,9
20069,38,8
20068,69,5
20067,58,6
20069,29,2
200610,07,0
20076,77,7
20075,67,0
20074,95,7
20073,45,9
20075,75,9
20074,35,7
20077,67,2
20076,16,8
20075,45,1
20075,56,0
20077,34,8
20071,54,0
20088,56,6
20086,65,4
20081,43,5
20085,94,7
20081,14,2
2008-1,52,3
20081,13,4
20080,51,6
20080,60,9
2008-0,2-1,1
2008-8,4-7,5
2008-9,5-13,0
2009-14,1-19,0
2009-13,4-18,4
2009-13,9-17,5
2009-17,1-17,9
2009-13,3-18,6
2009-13,1-15,9
2009-8,7-14,9
2009-10,6-14,3
2009-9,8-10,5
2009-6,2-8,0
2009-0,7-1,9
20091,67,3
20107,211,9
20107,413,3
201012,716,1
201013,615,3
201013,919,5
201012,918,0
201011,014,8
201012,215,1
20108,811,4
201010,611,4
20109,212,1
201011,39,1
201110,610,8
201110,08,7
20116,87,4
20118,55,9
20115,14,5
20115,22,7
20115,34,0
20114,84,7
20113,53,8
2011-1,62,1
20110,41,2
20114,71,4
20121,1-0,4
20120,71,1
20121,81,2
20122,71,0
20125,62,7
20123,72,6
20121,81,5
20122,60,4
20123,12,1
20127,41,1
20125,21,5
20122,71,6
20134,33,9
20132,62,1
20133,21,8
20130,33,8
20133,11,0
20133,50,7
20132,62,0
20132,92,6
20130,11,2
2013-0,13,4
20132,33,3
20130,92,6
20140,82,1
20143,52,8
20141,82,0
20143,62,1
2014-1,31,9
20143,72,9
20143,62,8
20140,62,2
20146,34,5
20143,33,2
20142,82,8
20145,84,3
20157,03,2
20154,63,4
20153,52,4
20155,42,0
20155,81,0
20154,92,7
20155,22,1
20156,72,1
20153,40,7
20155,61,4
20154,30,8
20154,00,9
20164,2-0,3
20163,51,4
20163,60,8
20165,41,5
20166,42,1
20162,41,7
20163,00,1
20163,02,1
20165,91,5
20163,30,5
20166,43,4
20165,33,6
20171,74,0
20176,72,2
20178,46,2
20170,83,6
20174,65,7
201710,84,5
20177,15,7
20177,34,7
20177,85,4
20176,94,5
20176,95,5
20176,25,2
20184,75,8
20184,65,3
20183,22,2
20186,84,3
20184,63,6
20180,33,7
20182,74,7
20183,94,0
20183,12,7
20183,35,6
20181,00,7
20180,4-1,1
2019 0,80,2
2019 0,9-0,2
2019 1,61,4
2019 0,60,1
2019 0,60,2
2019 1,3-1,6
2019 0,0-0,9
2019 3,5-0,8
2019 1,5-0,8
2019 5,5-1,9
2019 2,0-0,9
2019 4,30,4
Bron: CBS, CPB

 

 


1) In dit artikel gaat het om de sector huishoudens, inclusief instellingen zonder winstoogmerk werkzaam ten behoeve van huishoudens, zoals sportverenigingen en vakbonden.