Auteur: Charlotte Brand
Toen en nu: hoe Nederland in 50 jaar veranderde

6. Samenvatting

Nederland heeft in de afgelopen 50 jaar verschillende ontwikkelingen doorgemaakt. De meeste gaan samen met wat ook wel de Tweede Demografische Transitie genoemd wordt. Er kwam meer nadruk te liggen op keuzevrijheid in het inrichten van het eigen leven, veranderingen in waarden en normen en processen als ontkerkelijking, modernisering, emancipatie en individualisering droegen hieraan bij.

Dit is bijvoorbeeld terug te zien in de afname van het aantal kinderen dat geboren wordt. Vrouwen zijn het krijgen van kinderen langer gaan uit- of afstellen, wat ook mogelijk werd gemaakt door de komst van de anticonceptiepil. Doordat er minder kinderen geboren werden en de levensverwachting steeg, is de bevolking sinds 1971 vergrijsd: de gemiddelde leeftijd ging van 32 jaar in 1971 naar 42 jaar in 2021. Nu er minder kinderen worden geboren wordt de bevolkingsgroei tegenwoordig steeds meer bepaald door migratie. Tussen 1971 en 2021 is de bevolking dankzij migratie diverser geworden. Er wonen in Nederland meer mensen die geboren zijn in het buitenland, het aandeel was 4,6 procent in 1971 en 14 procent in 2021. Bovendien is er meer variatie in de landen waar migranten vandaan komen. In 1971 kwam meer dan de helft van de migranten uit Indonesië of Duitsland, in 2021 besloegen de 9 grootste groepen migranten samen nog maar minder dan de helft van de mensen geboren in het buitenland.

In 2021 waren minder mensen getrouwd dan in 1971, vooral onder de 35 jaar. Ook waren er meer alleenwonenden van alle leeftijden. Jongeren maken vaker de keuze om eerst een aantal jaar alleen te wonen voordat zij gaan samenwonen met een partner, en ongehuwd samenwonen komt vaker voor. Ook scheiden komt in 2021 vaker voor, wat een rol speelt in het aandeel alleenwonenden van middelbare leeftijd. De in de jaren zeventig nog gebruikelijke levensloop om thuis te wonen tot het huwelijk, daarna te gaan samenwonen en kinderen te krijgen, is in 2021 niet meer de norm.

Veranderingen in de leerplicht en de toenemende vraag naar mensen met een vervolgopleiding op de arbeidsmarkt, zorgden ervoor dat in 2021 het merendeel van de bevolking een mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar had, of een afgeronde bachelor- of masteropleiding. In 1971 was het nog vrij gebruikelijk om alleen de lagere school te volgen. Waar 50 jaar geleden mannen vaker hbo- of universitair geschoold waren dan vrouwen, hadden jonge vrouwen in 2021 vaker een hbo- of wo-diploma dan mannen. Deze veranderingen zijn ook terug te zien in de beroepen die men uitoefende: in 1971 waren de meeste mensen nog ambachtslieden, en in 2021 werkten de meeste mensen in intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen.

Hoe en waar men woonde is ook veranderd sinds 1971. Dit is vooral een gevolg van het gevoerde beleid. In 1971 waren de meeste woningen nog huurwoningen, terwijl in 2021 het grootste deel van de woningen een koopwoning was. Het eigenwoningbezit is sinds 1971 (maar ook in de periode daarvóór) op verschillende manieren gestimuleerd. Tussen 1971 en 2021 is de groei het grootst in de randgemeenten van grote steden. Het groeikernenbeleid van de jaren zeventig was gericht op woningbouw in groeikernen en –steden in de randgemeenten. Door verloedering waren grote steden in de jaren tachtig niet populair om te wonen. Dit is nog terug te zien in de vergelijking tussen 1971 en 2021: in Rotterdam en Den Haag is het inwoneraantal afgenomen. Na het groeikernenbeleid verschoof in de jaren tachtig het beleidsaccent naar nieuwbouw aan de rand van de grote steden. De laatste jaren groeien de grote steden wel weer.