Auteur: Charlotte Brand
Toen en nu: hoe Nederland in 50 jaar veranderde

2. Groei en verandering van de bevolking

2.1 Van 13 naar bijna 18 miljoen

In 1971 telde Nederland 13,1 miljoen inwoners. In 2021 waren het er 17,5 miljoen, en in augustus 2024 passeerde Nederland de grens van 18 miljoen inwoners (CBS, 2024b).

Tussen 1971 en 2021 werden elk jaar meer kinderen geboren dan er mensen overleden, behalve in coronajaar 2020. Dit geboorteoverschot werd wel steeds kleiner, en was in 2022 en 2023 negatief. De bevolkingsontwikkeling wordt sinds 2014 vooral bepaald door migratie (CBS, 2024c). Het migratiesaldo, het aantal immigranten min het aantal emigranten, was in de meeste jaren tussen 1971 en 2021 positief (CBS StatLine, 2023a).

2.2 Minder kinderen geboren

In 2021 werden minder kinderen geboren dan in 1971. Het aantal geboren kinderen is geen cijfer uit de Volkstellingen, maar onderdeel van de reguliere Bevolkingsstatistiek (CBS StatLine, 2023b). Ook vóór 1971 heeft het aantal geboorten vele ontwikkelingen doorgemaakt. Veranderingen in het aantal geboren kinderen hebben te maken met het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd, maar ook met uitstel- en inhaalgedrag, waarin bijvoorbeeld het opleidingsniveau en de arbeidsmarktsituatie van vrouwen een rol speelt (Te Riele en Loozen, 2017).

In 1946, direct na de Tweede Wereldoorlog, werden veel kinderen geboren. Die babyboom volgde op een periode dat het aantal geboorten juist afnam. Die babyboomers volgden heel andere levenslopen dan de generatie die voor de Tweede Wereldoorlog geboren is (Van der Bie en Latten, 2012). Vanaf het eind van de jaren zestig zorgden maatschappelijke veranderingen zoals individualisering en emancipatie ervoor dat stellen het krijgen van kinderen gingen uitstellen. Dat was ook gemakkelijker door de anticonceptiepil, die in 1964 in Nederland beschikbaar kwam. Midden jaren tachtig kwam het aantal kinderen dat jaarlijks werd geboren tot een dieptepunt, waarna het aantal weer toenam tot 2000. Vrouwen die het krijgen van kinderen eerder hadden uitgesteld, kregen vaak alsnog op latere leeftijd kinderen, wat in de jaren negentig leidde tot een stijging van het aantal geboorten. Sinds 2000 is het aantal geboorten weer geleidelijk gedaald (Te Riele en Loozen, 2017). Inmiddels is het aantal weer terug op het niveau van de jaren tachtig. Jonge vrouwen hebben gemiddeld minder kinderen dan vrouwen van eerdere generaties. Deze daling van de vruchtbaarheid speelt sterker bij vrouwen zonder startkwalificatie (een diploma op mbo-niveau 2 of hoger), wat mogelijk een aanwijzing is dat economische onzekerheid een rol speelt (Van Duin en Feijten, 2023). Er was wel een kleine opleving van het aantal geboren kinderen in 2021. De coronapandemie heeft hier mogelijk een rol in gespeeld (CBS, 2021a).

2.2.1 Levend geboren kinderen
 Aantal levend geboren kinderen (x 1 000)
1900163
1901168
1902169
1903170
1904171
1905171
1906171
1907172
1908172
1909171
1910169
1911167
1912170
1913174
1914177
1915167
1916173
1917173
1918168
1919164
1920193
1921190
1922182
1923186
1924182
1925179
1926177
1927175
1928179
1929177
1930182
1931177
1932179
1933171
1934172
1935170
1936172
1937170
1938178
1939181
1940185
1941182
1942190
1943209
1944220
1945210
1946284
1947267
1948248
1949236
1950230
1951228
1952232
1953228
1954228
1955229
1956231
1957234
1958237
1959243
1960239
1961247
1962246
1963250
1964251
1965245
1966240
1967239
1968237
1969248
1970239
1971227
1972214
1973195
1974186
1975178
1976177
1977173
1978176
1979175
1980181
1981179
1982172
1983170
1984174
1985178
1986185
1987187
1988187
1989189
1990198
1991199
1992197
1993196
1994196
1995191
1996190
1997192
1998199
1999200
2000207
2001203
2002202
2003200
2004194
2005188
2006185
2007181
2008185
2009185
2010184
2011180
2012176
2013171
2014175
2015171
2016173
2017170
2018169
2019170
2020169
2021179
2022168

2.3 Vergrijzende bevolking

De bevolking is tussen 1971 en 2021 vergrijsd: het aandeel ouderen is gestegen. In 1971 was 10 procent van de bevolking 65 jaar of ouder, in 2021 was dit 20 procent. De gemiddelde leeftijd is ook hoger: in 2021 was de Nederlander gemiddeld 42 jaar, terwijl dat in 1971 32 jaar was. Die vergrijzing komt doordat het aantal geboorten sinds de jaren zeventig lager ligt dan in de periode daarvoor, en de levensverwachting in de afgelopen 50 jaar verder is toegenomen. In 1971 was de levensverwachting bij geboorte 73,8 jaar, in 2021 was dit 81,4 jaar (CBS StatLine, 2024a).

Het CBS constateerde in de publicatie Monografieën Volkstelling 1971 ook al dat er sprake was van vergrijzing, sinds ongeveer 1910 (Vis, 1981). Afname van het aantal kinderen dat jaarlijks geboren werd per duizend inwoners (tot de Tweede Wereldoorlog) was de belangrijkste oorzaak, en daarna het op latere leeftijd sterven van ouderen. De lagere sterfte onder jongere kinderen had juist een verjongend effect. In de Monografieën Volkstelling 1971 werd voorspeld dat de bevolking verder zou vergrijzen, en dat de babyboom van na 1946 zou zorgen voor een hoog percentage 70- tot 75-jarigen in 2020. Deze piek is inderdaad in beide bevolkingspiramides terug te zien: in 1971 bij de 24-jarigen, en in 2021 bij de 74-jarigen, ondanks dat de piek kleiner is omdat een deel al is overleden.

2.3.1 Leeftijdsopbouw bevolking
 1971 - Mannen (x 1 000)1971 - Vrouwen (x 1 000)2021 - Mannen (x 1 000)2021 - Vrouwen (x 1 000)
100+ jaar0,40,40,42,1
99 jaar0,10,10,41,5
98 jaar0,10,20,62,4
97 jaar0,20,31,03,4
96 jaar0,30,41,44,9
95 jaar0,40,62,26,5
94 jaar0,71,03,28,7
93 jaar1,41,64,411,0
92 jaar1,31,95,914,4
91 jaar1,92,67,917,3
90 jaar2,33,410,521,7
89 jaar3,14,413,025,0
88 jaar4,15,616,229,0
87 jaar4,97,018,931,7
86 jaar6,38,822,735,7
85 jaar7,810,626,539,1
84 jaar9,012,230,442,9
83 jaar10,914,633,945,8
82 jaar12,516,739,851,1
81 jaar13,918,543,454,8
80 jaar15,921,448,658,5
79 jaar17,924,250,358,7
78 jaar19,425,955,463,2
77 jaar22,330,262,669,9
76 jaar23,832,268,175,2
75 jaar25,834,167,273,4
74 jaar28,937,797,7103,9
73 jaar29,839,596,5102,4
72 jaar32,041,594,298,0
71 jaar34,544,192,796,4
70 jaar36,045,893,096,3
69 jaar39,049,094,096,1
68 jaar42,251,198,2100,7
67 jaar44,052,999,0101,2
66 jaar46,855,2101,6103,4
65 jaar47,756,7103,4106,2
64 jaar49,757,8107,6108,7
63 jaar52,060,2110,0111,4
62 jaar53,561,1113,4114,0
61 jaar55,762,6117,0117,7
60 jaar55,461,5118,8119,2
59 jaar56,462,7122,6122,9
58 jaar59,965,7124,4124,4
57 jaar61,266,5127,8126,6
56 jaar63,067,6130,4129,0
55 jaar60,663,9128,8126,7
54 jaar61,365,0126,8125,7
53 jaar61,765,1126,5125,1
52 jaar60,363,7127,6127,2
51 jaar66,168,9133,5132,7
50 jaar73,176,3130,5130,6
49 jaar73,277,1125,2125,6
48 jaar73,676,6118,8120,7
47 jaar74,477,7110,1111,7
46 jaar73,076,5106,7108,1
45 jaar73,075,3102,2103,5
44 jaar73,074,5102,2102,3
43 jaar73,974,6101,0102,0
42 jaar75,475,7102,7103,4
41 jaar75,975,5103,1103,2
40 jaar80,077,7107,0106,6
39 jaar78,276,3105,4105,5
38 jaar79,176,4104,2103,0
37 jaar78,774,7104,0102,7
36 jaar79,174,8107,5105,3
35 jaar79,574,3109,2107,2
34 jaar81,475,6111,6110,1
33 jaar82,476,2112,9109,6
32 jaar85,378,7113,0110,1
31 jaar87,581,3114,1111,6
30 jaar88,080,5118,8114,6
29 jaar88,180,6117,9114,5
28 jaar91,984,4116,8112,7
27 jaar99,591,9115,1111,4
26 jaar102,995,9114,8111,1
25 jaar97,790,3110,9107,7
24 jaar137,2129,5110,9106,4
23 jaar126,1119,3110,2107,4
22 jaar118,4111,5113,2109,1
21 jaar113,1107,5113,7109,5
20 jaar110,8105,8115,3111,7
19 jaar111,7106,1112,1108,0
18 jaar113,7108,7108,5103,7
17 jaar113,3107,9105,9100,6
16 jaar114,4108,4102,097,4
15 jaar115,0110,299,194,5
14 jaar115,7110,198,493,3
13 jaar118,2112,896,292,2
12 jaar119,4113,598,693,5
11 jaar120,3115,098,293,3
10 jaar120,9115,197,493,2
9 jaar123,5118,395,390,3
8 jaar123,0117,693,288,6
7 jaar125,8119,990,986,0
6 jaar126,2119,192,088,1
5 jaar123,3117,090,085,4
4 jaar120,8115,090,285,7
3 jaar120,0114,088,584,0
2 jaar120,2114,887,283,3
1 jaar124,9119,387,383,1
0 jaar118,9113,486,382,0

2.4 Nog steeds meer oudere vrouwen dan mannen

In 1971 waren er boven de 41 jaar meer vrouwen dan mannen, omdat mannen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een lagere levensverwachting hadden (Stoeldraijer, 2020). Het verschil in rookgedrag tussen mannen en vrouwen speelde daarbij een belangrijke rol (Janssen, 2019). Omdat vrouwen later ook meer zijn gaan roken, ligt de levensverwachting van mannen en vrouwen inmiddels dichter bij elkaar, maar vrouwen leven nog steeds langer. In 2021 waren er dan ook nog steeds meer vrouwen dan mannen vanaf 58 jaar.

Tot ongeveer 40 jaar waren er, zowel in 1971 als in 2021, meer mannen dan vrouwen, omdat er iets meer jongetjes dan meisjes worden geboren.

2.4.1 Aantal vrouwen min aantal mannen
 1971 (x 1 000)2021 (x 1 000)
0 jaar-5,5-4,3
1 jaar-5,6-4,2
2 jaar-5,4-3,9
3 jaar-6-4,5
4 jaar-5,8-4,5
5 jaar-6,4-4,6
6 jaar-7,1-3,9
7 jaar-5,9-4,9
8 jaar-5,4-4,6
9 jaar-5,2-4,9
10 jaar-5,8-4,2
11 jaar-5,4-4,9
12 jaar-5,9-5,1
13 jaar-5,4-4
14 jaar-5,6-5,1
15 jaar-4,8-4,7
16 jaar-6-4,5
17 jaar-5,4-5,4
18 jaar-5-4,8
19 jaar-5,6-4,1
20 jaar-5-3,6
21 jaar-5,5-4,2
22 jaar-6,9-4,1
23 jaar-6,8-2,8
24 jaar-7,7-4,5
25 jaar-7,4-3,2
26 jaar-7-3,8
27 jaar-7,6-3,7
28 jaar-7,5-4,1
29 jaar-7,5-3,4
30 jaar-7,5-4,2
31 jaar-6,2-2,5
32 jaar-6,6-2,9
33 jaar-6,2-3,3
34 jaar-5,8-1,5
35 jaar-5,1-1,9
36 jaar-4,3-2,2
37 jaar-4-1,3
38 jaar-2,7-1,2
39 jaar-1,90,1
40 jaar-2,4-0,4
41 jaar-0,50,2
42 jaar0,30,6
43 jaar0,71
44 jaar1,50
45 jaar2,31,3
46 jaar3,51,5
47 jaar3,31,7
48 jaar31,9
49 jaar40,3
50 jaar3,20,2
51 jaar2,9-0,9
52 jaar3,5-0,4
53 jaar3,4-1,4
54 jaar3,7-1,1
55 jaar3,4-2,1
56 jaar4,6-1,4
57 jaar5,3-1,2
58 jaar5,90
59 jaar6,30,3
60 jaar6,10,4
61 jaar6,90,6
62 jaar7,60,6
63 jaar8,21,4
64 jaar8,11,1
65 jaar92,7
66 jaar8,31,8
67 jaar8,92,3
68 jaar92,6
69 jaar102,2
70 jaar9,83,3
71 jaar9,63,7
72 jaar9,43,8
73 jaar9,75,9
74 jaar8,86,2
75 jaar8,36,1
76 jaar8,47,1
77 jaar7,97,3
78 jaar6,57,8
79 jaar6,38,4
80 jaar5,59,9
81 jaar4,711,3
82 jaar4,211,3
83 jaar3,611,8
84 jaar3,212,5
85 jaar2,812,6
86 jaar2,513
87 jaar212,9
88 jaar1,512,8
89 jaar1,312
90 jaar111,2
91 jaar0,89,5
92 jaar0,58,5
93 jaar0,26,6
94 jaar0,35,6
95 jaar0,24,4
96 jaar0,23,5
97 jaar0,12,4
98 jaar0,11,8
99 jaar0,11,1
100+
jaar
01,7

2.5 Toename migratie

Het migratiesaldo, het aantal immigranten min het aantal emigranten, is sinds 1971 bijna elk jaar positief (CBS StatLine, 2023b). Dat is geen cijfer uit de Volkstelling, maar onderdeel van de reguliere Bevolkingsstatistiek. Door de afname van het aantal geboorten, wordt de bevolkingsgroei van Nederland inmiddels volledig bepaald door migratie. De omvang van de emigratie en immigratie is grillig, en wordt onder andere beïnvloed door beleid, bijvoorbeeld het stimuleren van arbeids- of kennismigratie, maar ook door oorlogen in het buitenland die zorgen voor asielmigratie.

De geschiedenis van migratie in Nederland is uitgebreid beschreven door Nicolaas en Sprangers (2007). In de jaren vijftig was het migratiesaldo nog overwegend negatief: er vertrokken meer mensen uit Nederland dan dat er zich vestigden. Grote aantallen Nederlanders vertrokken na de Tweede Wereldoorlog naar landen als Canada, de Verenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. In de jaren zestig kwamen veel arbeidsmigranten naar Nederland, gevolgd door gezinshereniging en gezinsvorming in de jaren zeventig. Van 1975 tot en met 1980 kwamen veel Surinaamse migranten naar Nederland, als gevolg van de onafhankelijkheid van Suriname. In de jaren negentig werd asielmigratie belangrijker. Begin jaren negentig kwamen de meeste asielmigranten uit Somalië, midden jaren negentig kwamen veel asielmigranten uit (voormalig) Joegoslavië door de aanhoudende burgeroorlog, en eind jaren negentig waren Irak en Afghanistan de belangrijkste herkomstlanden van asielmigranten (Nicolaas en Sprangers, 2007, Sanderse et al., 2011).

In het begin van de jaren tweeduizend daalde de immigratie en steeg de emigratie, wat samen leidde tot een dal in het migratiesaldo in 2006. Teruggang van de economie en werkgelegenheid speelde een rol bij zowel de daling van de immigratie als de stijging van de emigratie. Maar ook aanscherpingen van het overheidsbeleid, op het gebied van toelating van asielzoekers en eisen aan gezinsherenigers en gezinsvormers, zorgden voor een afname van de immigratie. Emigratie werd naast economische factoren ook gedreven door bijvoorbeeld onvrede over de situatie in Nederland, zoals de bevolkingsdichtheid, de mentaliteit van de bevolking, criminaliteit en het ontbreken van stilte (Van Dalen et al., 2005).

Na 2006 nam de immigratie weer toe, vooral door arbeidsmigranten uit de EU. In 2007 werd de tewerkstellingsvergunning voor Polen afgeschaft, en in dat jaar traden Roemenië en Bulgarije toe tot de EU. Hierna is de EU-migratie op een hoog niveau gebleven. In 2016 piekte ook de asielmigratie, met name door de aanhoudende burgeroorlog in Syrië. In 2022 nam het aantal immigranten sterk toe door de oorlog in Oekraïne (CBS, 2022).

2.5.1 Migratiesaldo
PeriodenMigratiesaldo (x 1 000)
19003
19013
19020
1903-7
1904-7
1905-5
1906-8
1907-14
1908-8
1909-17
19100
1911-3
1912-4
19130
191426
191521
191645
191751
1918-2
1919-22
1920-21
1921-5
19229
192311
1924-9
1925-5
19266
19272
19280
19298
193010
193128
193217
19338
1934-1
1935-14
1936-16
1937-12
1938-15
1939-1
1940-7
1941-7
1942-34
1943-62
1944-19
194513
194641
1947-11
1948-20
1949-22
195020
1951-22
1952-48
1953-32
1954-19
1955-5
1956-11
1957-13
195812
1959-17
1960-13
19616
196217
19638
196414
196519
196620
1967-12
19686
196920
197033
197133
197219
197321
197433
197572
197621
197720
197827
197943
198051
198114
1982-1
19832
19845
198520
198627
198735
198827
198927
199048
199150
199243
199344
199420
199514
199617
199728
199843
199940
200054
200151
200224
20030
2004-16
2005-27
2006-31
2007-6
200826
200934
201033
201130
201214
201319
201435
201555
201679
201781
201886
2019108
202068
2021107
2022224

2.6 Diversere bevolking

Sinds 1971 is de bevolking van Nederland diverser geworden. In 1971 was 4,6 procent van de inwoners geboren in het buitenland, dat waren ongeveer 606 duizend inwoners. In 2021 was dit aandeel een stuk hoger, namelijk 14 procent. In totaal ging het in 2021 om bijna 2,5 miljoen inwoners. Nederland telt niet alleen meer migranten dan 50 jaar geleden, er is ook veel meer variatie in de landen waar ze vandaan komen. De grootste groepen waren in 2021 relatief gezien kleiner dan de grootste groepen in 1971, en er vallen in 2021 veel meer landen onder de categorie ‘Overig’ in de figuren hieronder.

In 1971 was Indonesië het belangrijkste geboorteland onder mensen die in het buitenland geboren waren. De onafhankelijkheid van Indonesië speelde een rol bij de immigratie vanuit Indonesië in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast kwamen migranten vaak uit Europa, aanvankelijk meestal uit Duitsland of België. Vanaf de jaren zestig kwamen ook arbeidsmigranten uit onder andere Spanje, Italië en Joegoslavië. Van de Europese arbeidsmigranten vormden Spanjaarden in 1971 de grootste groep. Ook in Turkije en Marokko werden in die tijd arbeidsmigranten geworven. Tot slot kwam begin jaren zestig een migratiestroom vanuit Suriname naar Nederland op gang, waardoor in 1971 bijna 5 procent van de migranten in Suriname was geboren. Twee grote pieken van immigratie uit Suriname kwamen pas later: in 1975, toen het land onafhankelijk werd, en in 1979 en 1980, waarna de overeenkomst tussen Nederland en Suriname afliep volgens welke Surinamers tot vijf jaar na het uitroepen van de onafhankelijkheid voor de Nederlandse nationaliteit konden kiezen (Nicolaas en Sprangers, 2007).

In 2021 had het grootste deel van de in Nederland wonende migranten geboorteland Turkije, Suriname of Marokko. Door gezinshereniging in de jaren tachtig nam het aantal migranten uit Turkije en Marokko toe. In 1971 had 4,6 procent van de migranten Turkije als geboorteland, en 3,4 procent van de migranten had Marokko als geboorteland. In 2021 was dit respectievelijk 8,2 procent en 7 procent. Ook zijn er vergeleken met 1971 andere grote groepen bijgekomen. Uit Polen kwamen arbeidsmigranten na de uitbreiding van de EU in 2004, en uit China kwamen onder andere veel studenten naar Nederland (Gijsberts et al., 2011). In 2015 zorgde de oorlog in Syrië voor een grote hoeveelheid asielmigranten.

2.6.1 Geboorteland van bevolking geboren in het buitenland, 1971
 % van mensen geboren in het buitenland
Indonesië34,3
Duitsland21,3
België5,4
Suriname4,8
Turkije4,6
Spanje4,1
Marokko3,4
Overig22,1

2.6.2 Geboorteland van bevolking geboren in het buitenland, 2021
 % van mensen geboren in het buitenland
Turkije8,2
Suriname7,3
Marokko7
Polen6,7
Duitsland5
Indonesië4,4
Syrië4
China3
België2,6
Overig51,8