Sociaal-demografische verschillen in COVID-19-sterfte tijdens de eerste golf van de corona-epidemie
Over deze publicatie
In Nederland begon de corona-epidemie begin maart in Zuidoost-Nederland en verspreidde zich vanaf daar geleidelijk over de rest van het land. De totale sterfte aan COVID-19 tijdens de eerste golf bedroeg ruim 10 duizend en was het hoogst in het zuidoosten van Nederland.
Mensen met een lager inkomen overlijden om allerlei redenen gemiddeld eerder dan personen met een hoger inkomen. Dat geldt ook voor overlijden aan COVID-19. Echter, COVID-19 heeft de bekende verschillen in sterftekansen tussen de inkomensgroepen niet verder verhoogd. Voor de sterfte aan COVID-19 onder mensen die institutionele zorg ontvingen, maakte het inkomen geen verschil.
Een eerste verkennende analyse van de sterfterisico’s als gevolg van COVID-19 naar migratieachtergrond geeft geen eenduidig beeld. Voorlopig kan worden geconcludeerd dat de relatieve risico’s op COVID-19-sterfte onder mensen met een migratieachtergrond iets hoger waren dan voor mensen met een Nederlandse achtergrond. Met name in de drie GGD-regio’s Amsterdam, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond was sprake van een verhoogd risico op COVID-19-sterfte voor deze groep. In Zuidoost–Nederland, waar de corona-epidemie begon, was dat niet het geval. Ook waren er aanzienlijke verschillen in de sterfterisico’s tussen de diverse groepen met een migratieachtergrond. De aantallen zijn echter nog te klein om hier eenduidige conclusies aan te verbinden.
Met dank aan Kim de Bruin, Eva Krpelanová, Wendy Loorbach-van Zutphen en Ruben van Gaalen voor hun opmerkingen en suggesties.