Samenvatting
Deze rapportage beschrijft personen die in 2022 en 2023 in Nederland inburgeringsplichtig zijn geworden onder de Wet inburgering 2021. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in inburgeringsplichtige asielmigranten enerzijds en inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten anderzijds. De rapportage beschrijft de demografische en onderwijskenmerken van deze groep, de Voorinburgering, huisvesting, regionale spreiding, de inburgering in gemeenten en de arbeidsparticipatie vanaf de start van de inburgeringsplicht tot eind 2023.
Populatie
Demografische kenmerken
Het cohort 2022 bestaat uit 26,2 duizend inburgeringsplichtigen en het cohort 2023 bestaat uit een groter aantal inburgeringsplichtigen, namelijk 36,1 duizend. In cohort 2022 is ongeveer driekwart asielmigrant (18,9 duizend) en ongeveer een kwart gezins- of overige migrant (7,3 duizend). In cohort 2023 is het aandeel asielmigranten met 61 procent lager (22,2 duizend) en het aandeel gezins- en overige migranten hoger (39 procent; 13,9 duizend). Asielmigranten zijn vaker mannen (59 procent in cohort 2022; 64 procent in cohort 2023) dan vrouwen, terwijl vrouwen bij gezins- en overige migranten in de meerderheid zijn (68 procent). Bij asielmigranten valt het grootste aantal inburgeraars in de leeftijdscategorie 18 tot 25 jaar en bij gezins- en overige migranten in de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar. Verder komt nagenoeg de helft van de asielmigranten uit Syrië (50 procent; 20,4 duizend). Verder komen asielmigranten vaak uit Turkije, Jemen, Eritrea of Afghanistan (tezamen 29 procent; 12 duizend). Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij voor een groot deel afkomstig zijn uit overig Azië (31 procent; 6,5 duizend).
De plaats in het huishouden is bepaald op het moment van vestiging in de gemeente. Ongeveer 93 procent van de asielmigranten uit cohort 2022 en 59 procent van de asielmigranten uit cohort 2023 is eind 2023 gevestigd in de gemeente. Hiervan is ongeveer een derde van de asielmigranten alleenstaand (10,5 duizend) en iets minder dan een derde een partner in een paar met kinderen (9,1 duizend). Voor 5,6 duizend asielmigranten geldt dat zij volwassen kinderen zijn in een gezin met ouders. Onder gezins- en overige migranten ziet de verdeling naar plaats in het huishouden er anders uit dan bij de asielmigranten. In deze groep vormen partners in een paar zónder kinderen (12,1 duizend) en partners in een paar met kinderen (4,3 duizend) tezamen ruim driekwart van alle gezins- en overige migranten. Verder is 13 procent van de gezins- en overige migranten alleenstaand (2,8 duizend).
Onderwijs in Nederland
Ongeveer 1 op de 10 inburgeraars heeft voor de start van de inburgering onderwijs in Nederland gevolgd (11 procent). Hierbij gaat het nagenoeg alleen om inburgeraars in de leeftijd van 18 tot 35 jaar. Asielmigranten hebben in 97 procent van de gevallen dat er in Nederland onderwijs is gevolgd voor de start van de inburgering, middelbaar beroepsonderwijs (50 procent) of voortgezet onderwijs (47 procent) gevolgd. Onder gezins- en overige migranten is dit aandeel met 39 procent veel lager. Zij hebben vaker dan asielmigranten hoger beroepsonderwijs (22 procent) of wetenschappelijk onderwijs (39 procent) gevolgd.
Onderwijs in het buitenland
Tot eind 2023 hebben 6 duizend inburgeringsplichtigen, waarvan 5,3 duizend asielmigranten en 0,7 duizend gezins- en overige migranten, hun diploma laten waarderen. In ongeveer tweederde van de gevallen is minimaal een bachelor-diploma behaald.
Voorinburgering
Voorinburgering houdt in dat inburgeringsplichtige asielmigranten praktische informatie over zelfstandig wonen en leven in Nederland krijgen en kennismaken met de Nederlandse taal. Voorinburgering is een niet verplicht onderdeel van inburgering. Van de totaal 28 duizend asielmigranten (68 procent) aan wie is gevraagd of zij willen deelnemen aan Voorinburgering hebben 21,3 duizend asielmigranten (76 procent) ingestemd met Voorinburgering. Na instemming hebben 15,5 duizend van de asielmigranten daadwerkelijk deelgenomen aan de taallessen van de Voorinburgering en hebben 3,5 duizend asielmigranten eind 2023 de taallessen van de Voorinburgering afgerond. Redenen om de voorinburgering niet af te ronden kunnen zijn dat personen inmiddels al doorgestroomd zijn naar de gemeente, werk hebben gevonden, omdat er geen kinderopvang beschikbaar is, of omdat het lastig is om sinds lange tijd weer onderwijs te volgen. Aan een deel van de inburgeringsplichtige asielmigranten wordt geen Voorinburgering aangeboden. Dit is bijvoorbeeld het geval als zij in een locatie voor crisisnoodopvang verblijven welke niet in beheer van COA is, administratief geplaatsten die zich bij aankomst in Nederland bij bekenden vestigen en asielmigranten die nooit een opvangovereenkomst met COA hebben gehad.
Huisvesting en spreiding
Voor de 41,1 duizend asielmigranten uit cohort 2022 en cohort 2023 geldt dat zij na de start van de inburgeringsplicht vaak nog enige of langere tijd in COA verblijven. Eind 2023 verbleven van deze groep 10,8 duizend asielmigranten (26 procent) nog in COA. Voor gezins- en overige migranten geldt dat zij bij de start van de inburgeringsplicht altijd gehuisvest zijn in een gemeente.
Meer dan de helft van de asielmigranten uit beide cohorten is tot en met eind 2023 minimaal twee keer verhuisd tussen de opvanglocaties waar ze verbleven, voordat ze gehuisvest konden worden in een gemeente.
Bijna één op de zes asielmigranten wordt gekoppeld aan de gemeente waar zij op dat moment in een opvanglocatie van COA verblijven. Voor asielmigranten voor wie de gemeente van opvang en de gemeente waar zij uiteindelijk worden gehuisvest verschillend zijn (25,2 duizend asielmigranten), varieert de afstand tussen beide gemeenten sterk. Meer dan de helft (13 duizend) van de asielmigranten verbleef in een opvanglocatie welke binnen 65 kilometer van de gekoppelde gemeente ligt. Ongeveer één op de vijf (4,7 duizend) asielmigranten verblijft in een opvanglocatie op meer dan 145 kilometer afstand van de gekoppelde gemeente.
Asielmigranten wonen over het algemeen meer verspreid over Nederland dan gezins- en overige migranten. Asielmigranten worden namelijk evenredig (naar inwonertal) gekoppeld aan gemeenten en zijn daarom meer verspreid over Nederland. Het zijn vaker de wat kleinere gemeenten die in verhouding (rekening houdend met het inwonertal) veel asielmigranten huisvesten. Gezins- en overige migranten wonen vooral in de grote steden in het westen van het land.
Inburgering in gemeenten
Na de start van de inburgeringsplicht en vestiging in de gemeente (soms daarvoor) vindt de brede intake plaats, waarbij de startpositie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar in kaart worden gebracht. Bij asielmigranten uit het cohort 2022 is de periode tussen vaststelling inburgeringsplicht en de brede intake in ruim twee derde van de gevallen meer dan 3 maanden. Dit aandeel is hoog, onder andere doordat de meeste asielmigranten na start van de inburgeringsplicht nog enige tijd in een opvanglocatie van COA verblijven en door gemeenten dan meestal nog niet gestart wordt met de brede intake. Bij gezins- en overige migranten van het cohort 2022 is deze periode bij 34 procent van de personen langer dan 3 maanden.
Op basis van de brede intake, in combinatie met resultaten van een leerbaarheidstoets, kan een leerroute worden vastgesteld. Dit alles wordt vastgelegd in een persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP), in de vorm van een officiële beschikking.
De B1-route is de leerroute die het meest gevolgd wordt en dit is nog sterker zichtbaar bij gezins- en overige migranten dan bij asielmigranten. In bijna alle gevallen dat de Z-route is gevolgd, is uit de leerbaarheidstoets gebleken dat taalniveau B1 niet haalbaar is. Meestal komt de in het PIP vastgelegde leerroute overeen met de uitslag van de leerbaarheidstoets. Bij 18 procent van de inburgeraars is op basis van de brede intake gekozen voor de B1-route, terwijl het advies van de leerbaarheidstoets anders is.
Voor asielmigranten uit cohort 2022 geldt dat voor 87 procent na vestiging in een gemeente tot eind 2023, een PIP is opgesteld. In de gevallen dat er eind 2023 een PIP was opgesteld voor asielmigranten, gebeurde dit bij cohort 2022 in bijna de helft van de gevallen (45 procent) in de periode tot 10 weken na vestiging in de gemeente. Bij 87 procent van de gezins- en overige migranten uit cohort 2022 is eind 2023 een PIP opgesteld. In 22 procent van de gevallen gebeurde dit binnen 10 weken na vestiging in de gemeente.
In deze rapportage wordt nog geen aandacht besteed aan de inburgeringstrajecten na het vastleggen van de leerroutes, zoals wisseling van routes, afschalingen, deelname aan PVT en MAP, behaalde examens en het voldoen aan de inburgeringsplicht.
Arbeidsparticipatie
In de periode voor kennisgeving inburgeringsplicht, maar gemeten vanaf 1 januari 2021, had 4 procent van de asielmigranten met een COA-overeenkomst op enig moment een baan (1,5 duizend). Na kennisgeving inburgeringsplicht had 1 op de 5 asielmigranten op enig moment in de periode tot het einde van de COA-opvangovereenkomst een baan (6,6 duizend). Hierin is het aandeel mannen met een baan (29 procent) hoger dan het aandeel vrouwen met een baan (4 procent).
Na vestiging in de gemeente neemt het aandeel asielmigranten dat een baan heeft toe. Iets meer dan een kwart van de mannelijke asielmigranten heeft in het 1e jaar na vestiging betaald werk gehad (4,7 duizend), tegenover één op de tien vrouwelijke asielmigranten (1,4 duizend). Het betreft veelal deeltijdbanen, in ruim een derde van de gevallen werken zij 3 maanden na vestiging in de gemeente in de horeca.
Gezins- en overige migranten hebben vaker betaald werk dan asielmigranten. Onder de gezins- en overige migranten uit cohort 2022 heeft driekwart van de mannen en ruim de helft van de vrouwen het eerste jaar na vestiging in de gemeente een baan. Voor gezins- en overige migranten ligt het aandeel deeltijdbanen een stuk lager dan bij asielmigranten. In ongeveer 1 op de 5 gevallen werken zij drie maanden na huisvesting in arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer. Ongeveer 1 op de 6 werkt op dat moment in de horeca.
87 procent van de asielmigranten uit het cohort 2022 ontving in het eerste jaar na vestiging in de gemeente een uitkering (meestal bijstand), terwijl dit voor minder dan 1 op de 10 gezins- en overige migranten het geval was. Een voorwaarde voor gezins- en overige migranten is dat de referent voldoende inkomen heeft.
Aan inburgeringsplicht voldaan
Van alle 62,3 duizend inburgeringsplichtigen hebben 175 inburgeraars (<1 procent) eind 2023 voldaan aan de inburgeringsplicht. Daarnaast zijn er bijna 2 duizend personen die een gehele (0,5 duizend personen) of tijdelijke (1,4 duizend personen) vrijstelling hebben gekregen en daardoor niet meer inburgeringsplichtig zijn. Verder zijn er 0,5 duizend personen die eind 2023 niet meer inburgeringsplichtig zijn om een andere reden, vaak vanwege naturalisatie.