Hernieuwbare energie in Nederland 2023

4. Windenergie

Windenergie is een zeer zichtbare vorm van hernieuwbare energie. Windmolens staan vooral in de kustprovincies, omdat het daar het meeste waait. Ook op zee staan molens. De bijdrage van windenergie aan het totale eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland lag op 31 procent in 2023.

Ontwikkelingen

Het opgestelde vermogen voor windenergie is in 2023 toegenomen en stond einde jaar op 10 789 megawatt; eind 2022 was dit nog 8 755 megawatt. De groei is grotendeels te danken aan de toename van capaciteit op zee, die met 55 procent groeide en eind 2023 goed was voor 3 978 megawatt. Op land werd er 655 megawatt aan windmolens bijgeplaatst, het totaal opgestelde vermogen van 2023 kwam hiermee uit op 6 812 megawatt. De elektriciteitsproductie (genormaliseerd) is in 2023 met een kwart gestegen naar 26,7 miljard kWh. Wind op zee was in 2023 goed voor 41 procent van de totale elektriciteitsproductie uit wind. 

4.0.1 Opgesteld vermogen windenergie
 Op land (MW)Op zee (MW)
004470
0512240
061453108
071641108
081921228
091994228
102009228
112088228
122205228
132485228
142637228
153034357
163300957
173245957
183436957
193527957
2041882460
2152142460
22**61852570
23**68123978
**Nader voorlopige cijfers

4.0.2 Elektriciteitsproductie uit windenergie
 Op land genormaliseerd (mln kWh)Op zee genormaliseerd (mln kWh)Op land niet-genormaliseerd (mln kWh)Op zee niet-genormaliseerd (mln kWh)
0074408290
0182208250
02102009470
031359013200
041763018710
052034020670
06247763266668
0728623033108330
0833765493664596
0937627193846735
1037377653315679
1139827434298802
1241567824193789
1346327364856771
1450607505049748
155882103564201130
166041232359012269
176267337568693700
186578345269183630
197429334579353573
208962498797945484
2110455850499677952
22**129788381133868015
23**15737109711761511549
**Nader voorlopige cijfers

Financiële ondersteuning van de overheid heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opstart van windenergie. In 2006 sloot de minister van Economische Zaken de destijds belangrijkste subsidieregeling, de Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP), vanwege de grote populariteit en daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen. De ondersteuning voor toen bestaande en ingediende projecten bleef bestaan en in 2017 hebben de laatste projecten het einde van de looptijd van die ondersteuning bereikt. Als opvolger van de MEP werd in april 2008 een nieuwe subsidieregeling voor nieuwe windmolens gestart: de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE, vanaf 2011 SDE+ en vanaf 2020 SDE++). De subsidie dekt het verschil tussen de kostprijs en de gemiddelde opbrengst van windenergie per kilowattuur. Inmiddels is deze subsidieregeling alleen nog beschikbaar voor windmolens op het land.  

4.0.3 Hernieuwbare energie uit wind
Bruto energetisch eindverbruik (TJ)Vermeden verbruik van fossiele primaire energie (TJ)Vermeden emissie CO2 (kton)
Totaal199020253939
Totaal20002 6786 745481
Totaal201016 21038 3202 583
Totaal201524 90060 2184 691
Totaal202050 215108 7776 168
Totaal202168 255151 0909 548
Totaal2022**76 896173 98311 024
Totaal2023*96 147217 54213 783
Op land202137 63983 3195 265
Op land2022**46 722105 7146 698
Op land2023*56 653128 1828 122
Op zee202130 61667 7714 283
Op zee2022**30 17368 2704 326
Op zee2023*39 49489 3605 662
Bron: CBS  
*Voorlopige cijfers  
**Nader voorlopige cijfers

4.0.4 Aantal en vermogen opgestelde windmolens
Aantal windmolensVermogen
bijgeplaatstuit gebruik genomenopgesteld1)bijgeplaatst (MW)uit gebruik genomen (MW)opgesteld (MW)1)
Totaal1990 700 323 150 50
Totaal2000 4791 291 382 447
Totaal2010 28 281 970 30162 236
Totaal2015 191 1442 168 583583 389
Totaal2020 379 882 6122 247 846 648
Totaal2021 285 962 8011 147 1207 674
Totaal2022** 265 852 9811 196 1158 755
Totaal2023** 253 133 2212 063 2810 790
Op land2020 206882 150 745 844 188
Op land2021285962 3391 147 1205 214
Op land2022** 255852 5091 086 1156 185
Op land2023** 125132 621 655 286 812
Op zee2020 173 0 4621 503 02 460
Op zee2021 0 0 462 0 02 460
Op zee2022** 10 0 472 110 02 570
Op zee2023** 128 0 6001 408 03 978
Bron: CBS
1) Aan einde verslagjaar.
**Nader voorlopige cijfers

Voorheen werden ook windparken op zee gesubsidieerd. Windmolens op zee produceren meer elektriciteit per eenheid vermogen dan windmolens op land, maar zijn ook duurder. De hogere opbrengst per eenheid vermogen van wind op zee woog lange tijd niet op tegen de hogere kosten per eenheid vermogen en per eenheid geproduceerde elektriciteit was wind op zee dan ook duidelijk duurder dan wind op land (Lensink et al., 2012). De laatste jaren is hier echter verandering in gekomen en daarmee is ook een einde gekomen aan de subsidieregeling voor windparken op zee.

In 2018 en 2019 werden de vergunningen voor de bouw van het eerste subsidieloze windpark op zee ter wereld, Hollandse Kust Zuid, uitgereikt aan Vattenfall (Rijksoverheid, z.d.) In 2023 is een groot deel van dit windpark stroom gaan leveren en de verwachting is dat in 2024 het park volledig operationeel zal zijn. Alle vergunningen die sindsdien verstrekt zijn, zijn subsidievrij; wel is het zo dat voor de nieuwe windparken op zee de landelijke netbeheerder de kosten draagt voor de aansluiting van de windparken op het landelijk stroomnet.

Eind 2022 stond er 2,6 gigawatt aan windmolens op zee, wat in 2023 uitgegroeid is naar bijna 4 gigawatt. Deze toename is vooral te danken aan  twee grote nieuwe windparken op zee: het eerder genoemde Hollandse Kust Zuid (1,5 GW) en Hollandse Kust Noord, kavel V (0,8 GW), welke sinds december 2023 volledig operationeel zijn. In juni 2022 heeft het kabinet aangegeven 21 gigawatt opgesteld vermogen van windmolens op zee te willen realiseren rond 2030 (Rijksoverheid, 2022b). Deze planning is in mei 2024 bijgesteld naar eind 2032 om zo bedrijven en ontwikkelaars meer tijd te geven en netaansluitingen te realiseren. 

De bouw van het nieuwe windpark op de locatie Hollandse Kust West (1,5 gigawatt) aan Ecowende (kavel VI) en Oranje Wind Power II (kavel VII) is gestart in 2023, de verwachte ingebruikname zal 2026-2027 zijn (RVO, 2024c). Er komen ook kavels vrij op de locaties IJmuiden Ver (6 gigawatt), Nederwiek (6 gigawatt),  Doordewind (2 gigawatt) en Ten Noorden van de Waddeneilanden (0,7 gigawatt). Begin 2023 werd bekend dat het windpark Ten Noorden van de Waddeneilanden bestemd wordt voor de productie van waterstof (Rijksoverheid, 2023b). 

4.0.5 Hernieuwbare energie uit wind en elektriciteitsproductie per capaciteit
Productiefactor (%)1)Vollasturen (uur)2)Elektriciteitsproductie per rotoroppervlak
(kWh per m2) 3)
Totaal2010 211 797798
Totaal2015 272 3821032
Totaal2020 322 8511105
Totaal2021 282 479937
Totaal2022** 302 626964
Totaal2023** 342 9411 053
Op land2010 191 661 740
Op land2015 262 247 986
Op land2020 292 5491 035
Op land2021 242 096 801
Op land2022** 272 355 863
Op land2023** 312 703 958
Op zee2010 342 9761 280
Op zee2015 413 5921 387
Op zee2020 413 6181 257
Op zee2021 373 2331 192
Op zee2022** 373 2461 197
Op zee2023** 393 3971 243
Bron: CBS
1) De productiefactor is gedefinieerd als de daadwerkelijke productie gedeeld door de maximale productie berekend op basis van het vermogen aan het einde van elke maand. Deze factor wordt ook wel capaciteitsfactor genoemd.
2) Het aantal vollasturen is het aantal uur dat de windmolens op de maximale capaciteit zouden moeten draaien om de gerealiseerde productie te halen. Het aantal vollasturen is recht evenredig met de productiefactor.
3) Berekend als het gemiddelde van de maandelijkse elektriciteitsproductie per rotoroppervlak aan het einde van de maand. Daarbij is gewogen met het aantal dagen per maand en de rotoroppervlak aan het einde van de maand.
**Nader voorlopige cijfers

StatLine - Windenergie op land; productie en capaciteit naar ashoogte (cbs.nl)

4.0.6 Opgesteld vermogen wind op land naar ashoogte
 t/m 30 meter (MW)31 t/m 50 meter (MW)51 t/m 70 meter (MW)71 t/m 95 meter (MW)96 meter of meer (MW)
19903315100
199584164200
20006927110420
2005633545912142
201043337797515317
2015183328058681012
2016153207948981273
2017103207658381311
2018103187729081429
2019103127578991550
202093047259422209
2021928565411303136
2022**828357312964026
2023**928354613914583
**Nader voorlopige cijfers

Op grotere hoogte van het maaiveld staat meer wind dan op het maaiveldniveau. Daardoor produceren hoge molens per eenheid vermogen (in de tabel opgenomen als productiefactor) over het algemeen meer windenergie. Door de jaren heen worden steeds meer grote en dus hoge molens bijgeplaatst en kleine molens afgebroken. In de categorieën tot en met 70 meter ashoogte werden de laatste jaren meer windmolens afgebroken dan bijgeplaatst. De opgestelde capaciteit aan windmolens hoger dan 70 meter neemt wel toe en met name in de hoogste categorie, ashoogte van 96 meter of meer, is de laatste jaren een sterke stijging te zien. Eind 2023 was ongeveer twee derde van het opgestelde vermogen windmolens met een ashoogte van 96 meter of meer.

4.0.7 Opgesteld vermogen windenergie op land naar RES-regio1), 2023**
RES-regio Opgesteld vermogen
Groningen 871
Fryslân 619
Drenthe 271
Twente
West-Overijssel 87
Flevoland 2 019
Achterhoek 63
Arnhem/Nijmegen 64
Foodvalley 6
Noord-Veluwe 14
Fruitdelta Rivierenland 94
Cleantech 6
Amersfoort
U16 34
Noord-Holland Noord 563
Noord-Holland Zuid 140
Alblasserwaard 9
Drechtsteden 9
Goeree-Overflakkee 246
Hoeksche waard 94
Holland Rijnland 30
Midden-Holland 12
Rotterdam/Den Haag 396
Zeeland 611
Hart van Brabant 37
Metropoolregio Eindhoven 21
Noordoost-Brabant 17
West-Brabant 353
Noord- en Midden-Limburg 125
Zuid-Limburg

StatLine - Windenergie op land; productie en capaciteit per provincie (cbs.nl)

Op land staan de meeste windmolens in Flevoland en in de kuststreek. In de kuststreek speelt het grotere windaanbod een belangrijke rol. Bij de plaatsing van de windmolens is het windaanbod echter niet de enige factor. Ook de beleving van de inpasbaarheid in het landschap speelt een belangrijke rol. Dat verklaart waarom in Flevoland de meeste windmolens staan, ondanks de minder gunstige windcondities in deze provincie ten opzichte van de kuststreek (SenterNovem, 2005).

Gerealiseerde windenergie draagt bij aan het in het klimaatakkoord vastgestelde doel om in 2030 tenminste 35 TWh duurzame elektriciteit op land (wind en grootschalige zonne-energie-installaties > 15 kW) te realiseren (PBL, 2021). In de Regionale Energiestrategie (RES) wordt het regionale aandeel voor de landelijke opgave zo concreet mogelijk uitgewerkt. Gemeenten, provincies en waterschappen stellen deze RES-en op en er wordt door het CBS ook vanaf RES-niveau gepubliceerd over het vermogen en de productie van wind op land: Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio.

Methode

Zie voor een omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden van de normalisatie 4.1 Windenergie uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS.

Het vermogen is bepaald aan de hand van een CBS-database met alle windmolenprojecten. Elk jaar vernieuwt het CBS deze database op basis van gegevens uit de administraties van VertiCer. Het moment van het in en uit gebruik nemen van een molen is bepaald aan de hand van de elektriciteitsproductiegegevens van VertiCer, in combinatie met openbare gegevens op internet en Windstats. Tussen de uitkomsten van het CBS over het opgestelde windenergievermogen en die van andere bronnen, zoals de Monitor Wind op land en Windstats, treden soms verschillen op. Doorgaans worden deze veroorzaakt door verschillen in het moment van in of uit gebruik nemen van windmolens of (delen van) windmolenparken. 

In Nederland staan ook kleine windmolens, in de meeste gevallen bij landbouwbedrijven voor stroomproductie voor eigen gebruik. In 2023 betreft het in totaal circa 300 windmolens met per stuk een vermogen van 70 kilowatt of minder en met een gezamenlijk vermogen van vijf megawatt; deze molens staan geregistreerd bij VertiCer. Gezien de geringe omvang in totaal vermogen en om praktische redenen worden deze molens niet in de statistiek meegenomen. 

De elektriciteitsproductie is berekend aan de hand van de administratie achter de certificaten voor de Garanties van Oorsprong van VertiCer. Daarnaast wordt voor ontbrekende productiecijfers bij VertiCer gekeken of deze kunnen worden aangevuld met data vanuit de netbeheerders. 

Van VertiCer ontvangt het CBS cijfers met betrekking tot de brutoproductie en de netto aflevering aan het net per windmolen. Het verschil hiertussen is het eigen verbruik van de windmolen. Voor veel windmolens ontbreekt echter de brutoproductie. In dat geval wordt de aflevering als productiewaarde aangenomen. Eind 2023 zal er een verbeterslag worden gemaakt door het eigen verbruik, waar dit ontbreekt, mee te nemen in de productieschatting van de windmolens. Voor de windmolens op land is de afwijking van de brutoproductie ten opzichte van de netto aflevering geschat op 1 procent. Voor de windparken op zee is dit per windpark uitgevraagd en wordt de afwijking geschat op 2 procent.

De onzekerheid in de CBS-cijfers over de elektriciteitsproductie uit windenergie in 2023 wordt geschat op 2 procent.