3. Waterkracht
Wereldwijd is waterkracht nog steeds de belangrijkste bron van hernieuwbare elektriciteit, hoewel het aandeel zonne- en windenergie sterk toeneemt. Nederland heeft echter weinig waterkracht vanwege de geringe hoogteverschillen in de lopen van onze rivieren. De totale productie wordt gedomineerd door drie centrales in de grote rivieren die goed zijn voor meer dan 90 procent van het vermogen. Van het totale eindverbruik van hernieuwbare energie komt in 2023 0,1 procent voor rekening van waterkracht.
Niet-genormaliseerd (mln kWh) | Genormaliseerd (mln kWh) | |
---|---|---|
1990 | 85 | 85 |
1991 | 104 | 95 |
1992 | 120 | 103 |
1993 | 92 | 100 |
1994 | 100 | 100 |
1995 | 88 | 98 |
1996 | 80 | 96 |
1997 | 92 | 95 |
1998 | 112 | 97 |
1999 | 90 | 96 |
2000 | 142 | 100 |
2001 | 117 | 102 |
2002 | 110 | 103 |
2003 | 72 | 100 |
2004 | 95 | 100 |
2005 | 88 | 100 |
2006 | 106 | 100 |
2007 | 107 | 99 |
2008 | 102 | 100 |
2009 | 98 | 100 |
2010 | 105 | 101 |
2011 | 57 | 100 |
2012 | 104 | 100 |
2013 | 114 | 101 |
2014 | 112 | 102 |
2015 | 93 | 99 |
2016 | 100 | 98 |
2017 | 61 | 94 |
2018 | 72 | 94 |
2019 | 74 | 93 |
2020 | 46 | 90 |
2021 | 88 | 91 |
2022** | 50 | 87 |
2023** | 68 | 84 |
**Nader voorlopige cijfers |
Ontwikkelingen
De niet-genormaliseerde elektriciteitsproductie uit waterkracht was in 2023 een stuk hoger dan in 2022, 68 miljoen kWh ten opzichte van 50 miljoen kWh. De jaarlijkse variatie in productie wordt bepaald door de variatie in de watertoevoer in de grote rivieren. Om die variaties niet direct in de ontwikkeling door te laten werken, wordt er in de RED en ook in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS gerekend met genormaliseerde cijfers. De genormaliseerde elektriciteitsproductie uit waterkracht is nagenoeg constant, maar vertoont in recente jaren een lichte daling.
Aantal systemen ≥0,1 MW | Opgesteld elektrisch vermogen (MW) | Bruto eindverbruik (TJ) | Vermeden verbruik van fossiele primaire energie (TJ) | Vermeden emissie CO2 (kton) | |
---|---|---|---|---|---|
1990 | 5 | 37 | 306 | 818 | 59 |
2000 | 6 | 37 | 362 | 911 | 65 |
2010 | 7 | 37 | 364 | 861 | 58 |
2015 | 7 | 37 | 355 | 858 | 67 |
2020 | 7 | 37 | 324 | 676 | 38 |
2021 | 8 | 38 | 326 | 721 | 46 |
2022** | 8 | 38 | 312 | 705 | 45 |
2023** | 8 | 38 | 304 | 687 | 44 |
Bron: CBS **Nader voorlopige cijfers |
Methode
Zie voor een omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden sectie 4.5 Energie uit Water uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS
Voor de periode 1990–1997 komen de gegevens uit CBS-enquêtes. Voor de periode 1998 tot en met juni 2001 is gebruik gemaakt van gegevens van EnergieNed, en vanaf juli 2001 van gegevens van Verticer (voorheen CertiQ).
Zowel voor het opgesteld vermogen als voor de elektriciteitsproductie is een ondergrens gehanteerd van 0,1 MW geïnstalleerd vermogen per installatie. Onder deze grens zijn enkele kleinere installaties aanwezig met een totaal geschat vermogen van ongeveer 0,4 MW. Dat is ongeveer 1 procent van het totaal. De onnauwkeurigheid in de berekening van de hernieuwbare energie uit waterkracht wordt geschat op ongeveer 2 procent.