Bijlage B. Onderzoeksverantwoording
In deze onderzoeksverantwoording wordt de opzet en uitvoering van het onderzoek Online Veiligheid en Criminaliteit 2022 op beknopte wijze beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Steekproef en respons
- Veldwerk
- Vragenlijst
- Weging
- Betrouwbaarheidsmarges
- Gebruikte analysemethoden
- Schaalscores
- Verschillen met Veiligheidsmonitor en ICT-enquête.
Voor geïnteresseerden zijn separate notities over het steekproefontwerp, veldwerk, en de weging van het onderzoek OVeC 2022 op aanvraag beschikbaar.
Steekproef en respons
Omwille van de vergelijkbaarheid met de Veiligheidsmonitor die ook het slachtofferschap van online criminaliteit meet, is bij het steekproefontwerp van OVeC 2022 zoveel mogelijk aangesloten bij dat van de VM 2021.
De doelpopulatie voor OVeC 2022 bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen die 15 jaar of ouder zijn en die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen, behoort niet tot de doelpopulatie en is dus niet benaderd.
Het steekproefontwerp heeft als uitgangspunt dat in totaal 32.500 personen aan het onderzoek meedoen. Dit aantal is bepaald om niet alleen voor de 15-plus bevolking als geheel maar ook voor groepen uit de bevolking betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Uitgaande van de verwachte respons van 32,5 procent (was eerder ongeveer de respons op de Veiligheidsmonitor) zijn in totaal 100 duizend personen voor deelname aan het onderzoek benaderd. In totaal hebben 32 861 personen meegedaan, het responspercentage bedroeg daarmee bijna 32,9 procent.
Veldwerk
Het veldwerk vond plaats van 12 augustus t/m 31 oktober 2022. Bij de uitvoering ervan is uitsluitend gebruik gemaakt van internetenquêtering. De steekproefpersonen ontvingen bij aanvang van de veldwerkperiode een aanschrijfbrief met daarin het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek, en de bijbehorende inloggegevens. Drie weken na de aanschrijfbrief is aan steekproefpersonen een eerste rappelbrief verstuurd met daarin opnieuw het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek. Deze brief is alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan geen respons is ontvangen. Drie weken daarna is een tweede rappelbrief verstuurd aan de steekproefpersonen die op dat moment de internetvragenlijst nog niet hadden ingevuld. Om de respons te verhogen is er conform CBS-beleid gebruik gemaakt van een incentive (kans om bij deelname een IPad of cadeaubonnen te winnen). De steekproef is uitgezet in drie porties. Dit in verband met risicospreiding, bijvoorbeeld door problemen met de postbezorging en/of servers die niet goed werken.
Vragenlijst
De vragenlijst van OVeC 2022 is door het CBS opgesteld in overleg met het ministerie van J&V. Voor online veiligheid is daarvoor zoveel mogelijk aangesloten bij de vraagstellingen van de ICT-enquête en het pilotonderzoek Digitale Veiligheid en Criminaliteit (Akkermans et al., 2018) en voor online criminaliteit is zoveel mogelijk aangesloten bij de vraagstellingen in de Veiligheidsmonitor 202117).
De vragenlijst is modulair opgebouwd en bevat de volgende vraagblokken:
- Internetgebruik en -activiteiten
- Privacy en beveiliging persoonsgegevens
- Internetveiligheid en veiligheidsbeleving
- Huidige maatregelen beveiliging
- Slachtofferschap van online criminaliteit
5a. Aan- en verkoopfraude
5b. Hacken
5c. Online oplichting
5d. Fraude betalingsverkeer
5e. Identiteitsfraude
5f. Interpersoonlijke delicten - Online discriminatie
- Online bedreiging en intimidatie
- Online oproepen tot openbare ordeverstoring
- Overige online delicten
- Maatregelen vóór slachtofferschap hacken
- Achtergrondkenmerken
Weging
De weging van OVeC 2022 is vergelijkbaar met die van de Veiligheidsmonitor 2021 en houdt rekening met geografische, demografische en sociaaleconomische kenmerken. Het weegmodel is gebaseerd op het weegmodel van de VM 2021.
Betrouwbaarheidsmarges
Bij elk gegeven uit OVeC 2022 is de betrouwbaarheidsmarge (aangegeven met een boven- en ondergrens) bepaald. Deze betrouwbaarheidsmarge is behalve van het gekozen betrouwbaarheidsniveau en het onderzoeksdesign, vooral afhankelijk is van de spreiding in de antwoorden en van het aantal ondervraagde personen. Meestal wordt een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven tussen de grenzen zal liggen van de marges behorende bij de gevonden waarde en de steekproefomvang. De betrouwbaarheidsintervallen zijn beschikbaar in de tabellenset behorend bij deze publicatie.
Gebruikte analysemethoden
In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen de doelvariabelen over online veiligheid en online criminaliteit enerzijds en de achtergrondkenmerken anderzijds. Met behulp van significantietoetsing is onderzocht of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat. De in deze publicatie beschreven verschillen zijn statistisch significant, tenzij anders aangegeven.
In sommige gevallen bestaat er een samenhang tussen de achtergrondkenmerken. Zo kunnen bijvoorbeeld verschillen die op een doelvariabele gemeten worden voor het kenmerk opleiding indirect (mede)bepaald worden door het kenmerk leeftijd (jongeren zijn gemiddeld genomen hoger opgeleid). Met behulp van multivariate logistische regressieanalyses is gekeken of de verschillen naar achtergrondkenmerken in stand blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor deze samenhangen tussen deze kenmerken. De in deze publicatie beschreven verschillen blijven na correctie voor deze samenhangen bestaan, tenzij anders aangegeven.
Schaalscores
In hoofdstuk 3 is bij het beschrijven van de bekendheid met internetveiligheid en het nemen van beveiligingsmaatregelen gebruik gemaakt van schaalscores. Op een schaal van 0 (= laag) – 10 (= hoog) is weergegeven hoe respondenten op deze onderwerpen scoren. De schaalscore geeft een totaalbeeld van de antwoorden op onderliggende items die bekendheid met internetveiligheid respectievelijk het nemen van beveiligingsmaatregelen meten. Hoe de berekening van beide schaalscores heeft plaatsgevonden is te lezen in hoofdstuk 3.
Verschillen met Veiligheidsmonitor en ICT-enquête
De vraagstellingen om slachtofferschap van online criminaliteit en aanverwante thema's (bekendheid met daders, gevolgen, melding en aangifte) te meten zijn in de Veiligheidsmonitor 2021 en OVeC 2022 op een enkele uitzondering na identiek. Ook de opzet en uitvoering van de beide onderzoeken is gelijk gehouden: de dataverzameling vond plaats via internetenquêtering en de veldwerkperiode liep van augustus t/m oktober. Desondanks zijn de uitkomsten van beide onderzoeken niet zonder meer vergelijkbaar. De Veiligheidsmonitor is een algemene veiligheids- en slachtofferenquête waarin online criminaliteit één van de onderzochte thema’s is, terwijl OVeC een enquête is waarin online criminaliteit centraal staat. Als gevolg daarvan worden ook de vragen over online criminaliteit in de vragenlijst van beide onderzoeken in een andere context gesteld: in de Veiligheidsmonitor volgt het vragenblok over online criminaliteit na vragenblokken over veiligheidsbeleving in de fysieke wereld en slachtofferschap van traditionele, offline criminaliteit, terwijl in OVeC het vragenblok over online criminaliteit volgt na vragenblokken over internetgebruik en internetveiligheid. Bekend is dat verschillen in de context waarin onderzoeken worden gehouden en verschillen in de context waarin vragen worden gesteld, kunnen leiden tot andere onderzoeksuitkomsten (Tourangeau, Rips en Rasinsky, 2000). Het gegeven dat het thema online veiligheid en criminaliteit in OVeC veel meer op de voorgrond staat dan in de Veiligheidsmonitor kan bovendien tot selectie-effecten hebben geleid: het is denkbaar dat beide enquêtes, afhankelijk van de affiniteit met het onderwerp verschillende typen respondenten aantrekken. Hoe groot deze context- en selectie-effecten zijn kan nog niet worden vastgesteld, maar er zijn methoden om hier meer inzicht in te krijgen (zie ook Conclusies en aanbevelingen).
Ook voor de ICT-enquête geldt dat de uitkomsten hiervan niet zonder meer vergelijkbaar zijn met die van OVeC. Ook hier spelen context-effecten een rol. En daarnaast ook verschillen in vraagstellingen en in opzet en uitvoering van het onderzoek, zoals een andere onderzoekspopulatie (12 jaar en ouder), een andere veldwerkperiode (april – juli) en manier van dataverzameling (niet alleen via internet maar ook telefonisch).