10. Conclusies en aanbevelingen
Dit afsluitende hoofdstuk bevat de belangrijkste conclusies van Online Veiligheid en Criminaliteit 2022 en een aantal aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.
10.1 Conclusies
Meer dan 9 op de 10 Nederlanders nemen maatregelen om hun persoonlijke gegevens op internet te beschermen
In 2022 gaf 95 procent van de Nederlanders aan persoonlijke gegevens op internet te beschermen. Van de acht in het onderzoek voorgelegde beschermingsmaatregelen (waaronder bijvoorbeeld het beperken van de toegang tot profielgegevens, het controleren van de veiligheid van websites en het blokkeren van cookies) heeft (afgerond) 60 procent van de Nederlanders 5 of meer maatregelen genomen, 25 procent 3 of 4 maatregelen, en 11 procent 1 of 2.
Begrippen spam, hacken, ID-fraude en back-ups maken het meest bekend, ransomware en vooral social engineering het minst
Ongeveer 9 op de 10 Nederlanders hebben niet alleen van de begrippen spam, hacken, identiteitsfraude en back-ups maken gehoord, maar ze geven ook aan te weten wat het is. 80 procent weet wat phishing is en bijna 80 procent weet wat met WhatsApp-fraude wordt bedoeld. Minder dan de helft weet wat ransomware is, en minder dan een kwart wat social engineering is.
Ruim een kwart Nederlanders maakt zich zorgen over misbruik van bankgegevens en persoonsgegevens
De meeste zorgen als het gaat om internetveiligheid hebben Nederlanders over misbruik van bankgegevens en misbruik van persoonsgegevens: ruim een kwart maakt zich veel zorgen over elk van deze veiligheidsaspecten. Over zowel het misbruik van accounts als over het hacken van een apparaat of account maakt ongeveer 20 procent zich veel zorgen. Het laagst is de bezorgdheid om online gediscrimineerd te worden: 8 procent maakt zich hierover veel zorgen.
Vergrendeling apparaten en accounts door toegangscodes/wachtwoorden meest gebruikte beveiligingsmaatregel, gebruik lange wachtwoorden de minst gebruikte
Acht op tien Nederlanders vergrendelen hun apparaten of accounts door middel van een toegangscode, wachtwoord, vingerafdruk en/of face-id. Drie kwart controleert bijlages in e-mails vóór het openen ervan. Bijna 6 op de 10 zeggen updates van apparatuur of apps direct of zo snel mogelijk uit te voeren. Het gebruik van tweetrapsverificatie en vooral het gebruik van wachtwoorden van minimaal 16 tekens zijn maatregelen die met respectievelijk 25 en 14 procent het minst vaak worden genomen.
Helft Nederlanders voelt zich veilig op internet, 4 procent voelt zich onveilig
51 procent van de Nederlanders voelt zich veilig of heel veilig als ze internet gebruiken. Ondanks het feit dat ruim een kwart van de Nederlanders zich veel zorgen maakt over zaken als misbruik van gegevens op internet, voelt slechts 4 procent zich onveilig of heel onveilig als ze het internet gebruiken. Het grootste deel (44 procent) van de anderen voelt zich veilig noch onveilig.
Bijna helft heeft behoefte aan voorlichting over bescherming tegen online criminaliteit
Bijna de helft van de Nederlanders heeft behoefte aan meer informatie over beschermende maatregelen die zij zelf kunnen nemen. Bijna 4 op de 10 hebben behoefte aan meer informatie over hoe oplichters te werk gaan en waar men op moet letten. Ruim een kwart wil meer informatie over de verschillende vormen van online criminaliteit. Hulp bij het nemen van beschermende maatregelen wordt door 2 op de 10 genoemd.
2,2 miljoen Nederlanders in 2022 slachtoffer van online criminaliteit
In 2022 is 15 procent van de Nederlanders van 15 jaar en ouder naar eigen zeggen slachtoffer geweest van online criminaliteit. Dit zijn 2,2 miljoen mensen. De meesten, 8 procent, werden slachtoffer van oplichting en fraude, vooral van aankoopfraude. 5 procent heeft te maken gehad met hacken en 4 procent met bedreiging en intimidatie. Een half procent werd slachtoffer van andere online delicten.
Jongeren, en vooral jonge vrouwen vaak slachtoffer van online criminaliteit
Een op de vijf jongeren van 15 tot 25 jaar werd in 2022 slachtoffer van online criminaliteit, jonge vrouwen (23 procent) iets vaker dan jonge mannen (19 procent). Vooral bij het slachtofferschap van online bedreiging en intimidatie is er een groot verschil tussen jongeren en oudere leeftijdsgroepen. Biseksuele vrouwen en aseksuelen hadden vaker met online criminaliteit te maken dan anderen. Dit komt door hun hoge slachtofferschap van online bedreiging en intimidatie.
Ruim 4 op de 10 slachtoffers van online bedreiging en intimidatie kent de dader
44 procent van de slachtoffers van online bedreiging en intimidatie kende de dader. Bij pesten en stalken was dit het vaakst het geval. De meest genoemde daders van online bedreiging en intimidatie zijn de ex-partner, een vriend/vriendin of een medestudent/-scholier. De ex-partner wordt bij online stalken en shamesexting het vaakst als dader genoemd, respectievelijk door 18 en 14 procent van de slachtoffers. Bij online pesten, waarvan jongeren het vaakst slachtoffer zijn, wordt een medestudent/-scholier (15 procent) of een vriend/vriendin (12 procent) het vaakst als dader genoemd.
3 op de 10 slachtoffers van online criminaliteit voelen zich minder veilig
Voor 37 procent van de slachtoffers van online criminaliteit heeft of had het voorval tot gevolg dat men minder vertrouwen in mensen heeft en voor 30 procent dat men zich minder veilig voelt of voelde. Slaapproblemen, depressieve klachten, angstklachten en het voorval steeds opnieuw beleven werden elk door 7 á 8 procent van de slachtoffers genoemd. Deze laatste klachten worden door slachtoffers van online bedreiging en intimidatie meer dan dubbel zo vaak gerapporteerd als door slachtoffers van de andere online delicten.
2 op de 10 slachtoffers van online criminaliteit doen melding en aangifte bij de politie
21 procent van de slachtoffers van online criminaliteit hebben bij de politie gemeld wat hen overkomen is, en bijna 5 op de 10 hebben dit bij een andere instantie of persoon gedaan. Bijna alle meldingen van online criminaliteit bij de politie resulteerden in een aangifte (19 procent deed aangifte). De meest genoemde reden om het voorval niet bij de politie te melden of aangifte te doen is dat er niet aan wordt gedacht of dat men het niet zo belangrijk vindt, gevolgd door ‘het helpt toch niets’.
340 duizend Nederlanders voelden zich in 2022 online gediscrimineerd
2 procent van de Nederlanders voelden zich in 2022 weleens online gediscrimineerd. Dat zijn bijna 340 duizend mensen. Van degenen die online discriminatie ervoeren ging het bij 40 procent om discriminatie op grond van ras of huidskleur, gevolgd door discriminatie op grond van nationaliteit (34 procent) en godsdienst of levensbeschouwing (29 procent). Het gaat vooral om discriminerende opmerking (genoemd door 70 procent), gevolgd door stigmatisering, ongelijke behandeling, en agressief taalgebruik (elk door ongeveer de helft genoemd). De meesten (bijna 80 procent) zeiden zich op sociale media zoals Facebook, Instagram, Snapchat of TikTok gediscrimineerd te hebben gevoeld. Meer dan de helft van degenen die online discriminatie ervoeren zeggen dat zij daardoor minder vertrouwen in mensen hebben. Iets meer dan 30 procent voelt/voelde zich minder veilig en 20 procent heeft/had depressieve klachten. Bijna een kwart van de mensen die zich in de afgelopen 12 maanden online gediscrimineerd voelden, heeft dit ergens gemeld.
1,4 miljoen Nederlanders zagen in 2022 online oproepen tot openbare-ordeverstoring
In 2022 zei 9 procent van de Nederlanders in de afgelopen 12 maanden weleens online berichten, bijvoorbeeld via sociale media of in app-groepen gezien te hebben waarin opgeroepen werd tot openbare-ordeverstoring of bijeenkomsten die dit tot gevolg kunnen hebben, bijvoorbeeld rellen, demonstraties, illegale feesten of straatraces. Dat zijn 1,4 miljoen mensen. Verreweg de meesten die deze berichten zagen, zeiden dat het ging om een oproep tot demonstratie (59 procent). Berichten die oproepen tot illegale feesten of evenementen werden door 15 procent genoemd en oproepen tot rellen door 10 procent.
760 duizend Nederlanders maakten ordeverstorende evenementen in eigen buurt mee
In 2022 gaf 5 procent van de Nederlanders aan dat er in de afgelopen 12 maanden in hun eigen buurt weleens een bijeenkomst heeft plaatsgevonden waarbij de openbare orde werd verstoord. Dat zijn 760 duizend mensen. De meesten (41 procent) zeiden dat het ging om demonstraties. Daarna volgden rellen (27 procent), illegale feesten of evenementen (12 procent), straatraces (5 procent) en bedreiging van bekende personen of politie (2 procent). Openbare-ordeverstoring in de buurt vindt in de stad vaker plaats dan op het platteland. Van de mensen die openbare-ordeverstoring in de eigen buurt ervoeren, zei 1 op de 10 hier zelf veel overlast van te hebben ervaren.
10.2 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek
Onderzoek naar mogelijkheid jaarcijfers online criminaliteit
Criminelen zijn steeds op zoek naar nieuwe manieren om mensen online op te lichten, computers te hacken en mensen te bedreigen of te intimideren. Burgers, bedrijven en overheid proberen zich steeds beter hiertegen te beschermen. Dit betekent dat het terrein van online veiligheid en criminaliteit permanent in beweging is en zich steeds nieuwe vormen van online criminaliteit en nieuwe middelen om zich daartegen te beschermen ontwikkelen. Het is daarom wenselijk de ontwikkeling van Online Veiligheid en Criminaliteit jaarlijks te monitoren: van OVeC naar MOVeC (= Monitor Online Veiligheid en Criminaliteit) dus. Dit kan door dit onderzoek Online Veiligheid en Criminaliteit in de even jaren, afwisselend met de Veiligheidsmonitor in de oneven jaren, te herhalen. In 2024 zou dan dus een tweede onderzoek plaatsvinden.
De cijfers van de Veiligheidsmonitor en dit onderzoek Online Veiligheid en Criminaliteit zijn door (context-)verschillen van de vraagstellingen en mogelijke selectieverschillen niet zonder meer vergelijkbaar (zie paragraaf 7.1 en de Onderzoeksverantwoording). Om inzicht te krijgen of, en in welke mate, deze verschillen effect hebben op de onderzoeksresultaten – en dus in hoeverre de jaarlijkse metingen door twee onderzoeken een betrouwbare trend weergeven - zouden beide onderzoeken eenmalig tegelijk gehouden moeten worden (met de Veiligheidsmonitor in beperkte omvang). Door dit ‘dubbeldraaien’ is het mogelijk om vast te stellen in hoeverre de cijfers van beide onderzoeken bij het meten van de prevalentie van dezelfde delicten verschillen. Op basis daarvan kunnen omrekenfactoren worden berekend waardoor de cijfers vergelijkbaar zijn en daarmee jaarcijfers beschikbaar komen. Dit is een beproefde methodiek die bij de Veiligheidsmonitor al meerdere keren is toegepast (Van den Brakel, 2021).
Separate publicatie over financiële schade online criminaliteit
In de Veiligheidsmonitor 2021 is voor het eerst aan slachtoffers van traditionele en online vermogenscriminaliteit gevraagd welke financiële schade ze zelf hierdoor hebben geleden en welk deel door financiële instellingen zoals banken en verzekeraars vergoed is. Als het gaat om online criminaliteit bedroeg het totale schadebedrag in 2021 afgerond 680 miljoen euro. Hierover is in september 2022 separaat gepubliceerd (Reep, 2022) (zie ook paragraaf 7.2). Aanbevolen wordt, indien mogelijk, ook op basis van de data van Online Veiligheid en Criminaliteit een vervolg-publicatie uit te brengen waar de financiële schade van online criminaliteit tegen burgers ook voor het jaar 2022 in beeld wordt gebracht.
Aanpassing van de OVeC-vragenlijst
Bij de analyse van de data van OVeC 2022 en de totstandkoming van deze publicatie zijn een aantal vragen naar boven gekomen waarvan het de moeite waard zou zijn om deze – bij herhaling van OVeC in 2024 en volgende jaren – te onderzoeken. Een voorbeeld is om niet alleen, zoals nu gebeurd is, aan slachtoffers van hacken te vragen of ze voorafgaand aan het voorval al beveiligingsmaatregelen hadden getroffen, maar om dit ook voor een aantal vormen van online oplichting en fraude te vragen. Een ander voorbeeld is om bij openbare-ordeverstoring niet alleen te vragen in hoeverre men zelf in de eigen buurt overlast van heeft ervaren van ordeverstorende bijeenkomsten of evenementen, maar ook daarbuiten. Herhaling van OVeC in 2024 zou ook de gelegenheid bieden om met de vragenlijst in te spelen op nieuwe, nu nog niet te voorziene fenomenen op het gebied van online veiligheid en criminaliteit. Denk bij internetveiligheid bijvoorbeeld aan nieuwe maatregelen om apparaten of accounts te beveiligen, en bij online criminaliteit aan nieuwe manieren die criminelen weten te vinden om hun misdrijven te plegen.