1. Inleiding
Het groeiende aantal zzp’ers leidt tot veel maatschappelijke discussie. In het bijzonder zijn er zorgen dat er bij een deel van deze nieuwe zzp’ers sprake is van schijnzelfstandigheid. Het gaat dan om zzp’ers die als zelfstandige voor een opdrachtgever werkzaamheden verrichten die ook als werknemer in loondienst gedaan zouden kunnen worden. De werkrelatie tussen deze zzp’ers en hun opdrachtgever lijkt daarbij op de hiërarchische, afhankelijke relatie zoals die ook tussen een werknemer en een werkgever is. Door voor een zzp-constructie te kiezen in plaats van voor een werknemer in loondienst - zo is de gedachte - zouden werkgevers kosten kunnen besparen. Denk daarbij aan de afdracht van sociale premies voor bijvoorbeeld ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en pensioen maar ook aan het vermijden van onvoorziene kosten die zich kunnen voordoen bij het wegvallen van werk (ontslagkosten) of bij (langdurige) ziekte van een werknemer (loondoorbetaling bij ziekte). Er is echter nog weinig bekend over de overwegingen van werkgevers voor de inzet van zzp’ers of andere flexkrachten (De Beer, 2018).
Dit onderzoek richt zich op de inzet van zzp’ers door werkgevers. Uit het beperkte aantal studies dat is gedaan, blijkt dat werkgevers met name kiezen voor zzp’ers vanwege een tijdelijke behoefte aan specialistische kennis en daarnaast vanwege pieken in de productie of projecten (Josten, Vlasblom & Vrooman, 2014). Over de afwegingen die werkgevers maken bij het inhuren van zzp’ers dan wel het in dienst nemen van werknemers op een vast of flexibel contract is echter nog relatief weinig bekend. In dit onderzoek brengen we in kaart welke factoren een rol spelen bij de afweging van werkgevers om een zzp’er in te huren.
Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel betreft een kwalitatief onderzoek onder werkgevers. Doel van dit eerste onderdeel is beter te begrijpen wat er binnen een organisatie gebeurt wanneer er een vacature of arbeidsplaats ontstaat. Welke factoren bepalen dat er een vaste werknemer, een uitzendkracht of een zzp’er wordt gekozen? En wie binnen de organisatie maakt deze keuze?
De resultaten van het kwalitatieve onderzoek zijn de input voor het tweede kwantitatieve deel van het onderzoek waarbij we ons richten op het relatieve belang van de gevonden factoren. Kern van het tweede deel van het onderzoek is een vignetstudie waarbij werkgevers is gevraagd een aantal fictieve kandidaten voor een functie te rangschikken naar de mate van aantrekkelijkheid aangevuld met enkele enquêtevragen onder werkgevers.
In dit rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek. De opzet van deze rapportage is als volgt: Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de theoretische en empirische literatuur over de inzet van zzp’ers en andere flexwerkers door werkgevers. Hoofdstuk 3 bespreekt de opzet van het kwalitatieve onderzoek. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het kwalitatieve onderzoek besproken. In hoofdstuk 5 wordt de opzet van het kwantitatieve onderzoek gepresenteerd en in hoofdstuk 6 de resultaten hiervan. Hoofdstuk 7 geeft een algehele conclusie van de verschillende onderzoeksresultaten.