4. Bedrijven en instellingen
Alles wat in Nederland aan waarde wordt toegevoegd door middel van productie telt op tot het bbp in basisprijzen. De bruto toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) van bedrijven en instellingen groeide in 2024 met 1,0 procent. De toegevoegde waarde van bedrijven plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies telt op tot het bbp in marktprijzen, waarmee de groei van de economie wordt berekend. De groei van het bbp kwam ook uit op 1,0 procent.
De bedrijfstakken specialistische zakelijke dienstverlening, gezondheids- en welzijnszorg, openbaar bestuur en handel en reparatie droegen van alle bedrijfstakken het meest bij aan de groei van de economie in 2024. Deze bedrijfstakken drukten met hun groei en omvang een grote stempel op de economische ontwikkeling. De delfstoffenwinning, de bouwnijverheid en de industrie hadden de grootste negatieve bijdrage.
De toegevoegde waarde van de bedrijfstak waterbedrijven en afvalbeheer groeide in 2024 met 6,3 procent het hardst van alle bedrijfstakken. Water en afval is echter een kleine bedrijfstak en droeg daardoor bescheiden mee aan de economische groei.
Na water en afval volgden de gezondheids- en welzijnszorg en de specialistische zakelijke dienstverlening met ieder een stijging van 4,1 procent. Onder de specialistische dienstverlening vallen onder andere management- en adviesbureaus en architecten- en ingenieursbureaus.
Van alle bedrijfstakken in Nederland kromp de toegevoegde waarde van delfstoffenwinning het meest. Daarna volgde de bouwnijverheid.
2024 (% verandering) | 2023 (% verandering) | |
---|---|---|
Water en afval | 6,3 | -2,4 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 4,1 | 3,5 |
Specialistische zakelijke dienstverlening | 4,1 | 5,1 |
Cultuur, sport, recreatie en overige diensten | 3,3 | 6,8 |
Energiebedrijven | 3,2 | 1,5 |
Vervoer, opslag en post | 3 | -6,8 |
Openbaar bestuur | 2,9 | 1,9 |
Informatie en communicatie | 2,4 | 0,6 |
Verhuur en handel onroerend goed | 1,6 | 2,2 |
Handel en reparatie | 1,5 | -1 |
Verhuur roerende goederen en overig zakelijke dienstverlening | -0,7 | -1,1 |
Industrie | -0,8 | -0,9 |
Landbouw, bosbouw en visserij | -1,2 | -1,7 |
Horeca | -1,2 | 5,8 |
Onderwijs | -1,7 | -0,5 |
Financiële instellingen | -1,8 | -1 |
Bouwnijverheid | -2,7 | 2,1 |
Delfstoffenwinning | -13,8 | -30,2 |
De krimp van de export van Nederlands fabricaat is terug te zien in de productie van de industrie. In 2024 was de toegevoegde waarde van de industrie 0,8 procent lager dan in 2023. In 2023 kromp deze bedrijfstak met 0,9 procent, na twee achtereenvolgende jaren van groei. In ruim de helft van de bedrijfsklassen van de industrie was de toegevoegde waarde lager dan in 2023. Het grootst was de krimp bij de transportmiddelenindustrie. Dat heeft onder meer te maken met de sluiting van een autofabriek. De chemische en farmaceutische industrie noteerde de grootste groei.
De industrie had in 2024 onder meer te maken met een teruglopende vraag, personeelstekorten en nog steeds relatief hoge energieprijzen. Het producentenvertrouwen is sinds april 2023 negatief. Fabrikanten zijn vooral negatief over hun orderportefeuille en voorraden gereed product.
Jaar | Productie (% verandering) |
---|---|
2020 | -1,8 |
2021 | 11,3 |
2022 | 4,9 |
2023 | -0,9 |
2024 | -0,8 |
In 2024 zijn 4 270 bedrijven en instellingen, inclusief eenmanszaken, failliet verklaard. Dat is ruim 30 procent meer dan in 2023. Toen bedroeg het aantal faillissementen 3 272. Het aantal faillissementen in 2024 was het hoogste aantal in acht jaar. In vrijwel alle bedrijfstakken gingen er meer bedrijven failliet dan in 2023.
De piek in het aantal faillissementen, van 9 431, werd tijdens de eurocrisis in 2013 bereikt. Het laagste aantal sinds de start van de statistiek in 1981 werd in 2021 genoteerd, namelijk 1 818. Dat in coronatijd relatief weinig bedrijven failliet werden verklaard, is niet los te zien van de noodsteun van de overheid. Na 2021 is deze steun weer afgebouwd en nam het aantal faillissementen toe geleidelijk toe.
Jaar | Aantal |
---|---|
2010 | 7147 |
2011 | 6883 |
2012 | 8346 |
2013 | 9431 |
2014 | 7621 |
2015 | 6006 |
2016 | 5012 |
2017 | 3867 |
2018 | 3633 |
2019 | 3792 |
2020 | 3177 |
2021 | 1818 |
2022 | 2145 |
2023 | 3272 |
2024 | 4270 |
Het vertrouwen van het niet-financiële bedrijfsleven is al dertien achtereenvolgende kwartalen negatief. Het ondernemersvertrouwen geeft de stemming van het Nederlandse niet-financiële bedrijfsleven weer over de ontwikkeling van het economische klimaat in de afgelopen en komende drie maanden. In 2024 was het ondernemersvertrouwen wel minder negatief dan in 2023 en werden ondernemers elk kwartaal iets minder negatief.
Aan het begin van 2025 daalde het ondernemersvertrouwen echter weer. Op de zakelijke dienstverlening na was het ondernemersvertrouwen in alle bedrijfstakken negatief. In de landbouw, bosbouw en visserij en de horeca zijn ondernemers het meest negatief gestemd.
Jaar | Kwartaal | Ondernemersvertrouwen |
---|---|---|
2020 | 1e kwartaal | -0,6 |
2020 | 2e kwartaal | -51,1 |
2020 | 3e kwartaal | -22,2 |
2020 | 4e kwartaal | -15,2 |
2021 | 1e kwartaal | -11,1 |
2021 | 2e kwartaal | 0,2 |
2021 | 3e kwartaal | 13,3 |
2021 | 4e kwartaal | 14 |
2022 | 1e kwartaal | -0,5 |
2022 | 2e kwartaal | -7,3 |
2022 | 3e kwartaal | -10,5 |
2022 | 4e kwartaal | -20,8 |
2023 | 1e kwartaal | -12,2 |
2023 | 2e kwartaal | -6,5 |
2023 | 3e kwartaal | -7 |
2023 | 4e kwartaal | -9,2 |
2024 | 1e kwartaal | -7,1 |
2024 | 2e kwartaal | -5,8 |
2024 | 3e kwartaal | -3,4 |
2024 | 4e kwartaal | -3,2 |
2025 | 1e kwartaal | -5,4 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |