Auteur(s): André Mares, Paul Metzemakers
De Nederlandse economie in 2024

2. Economische groei en bestedingen

De Nederlandse economie is in 2024, voor prijsveranderingen gecorrigeerd, met 1,0 procent gegroeid. Dat is een verbetering in vergelijking met de minimale groei van 0,1 procent in 2023, maar een flink lagere groei dan in 2021 en 2022. De relatief hoge groei in die jaren was echter terug te voeren op het sterke herstel van de economie na de coronapandemie. Twee jaar op rij met groeicijfers als in 2021 en 2022 was sinds de start van de reeks in 1995 niet eerder voorgekomen. 

De economie, ofwel het bruto binnenlands product (bbp), kan groeien doordat er meer wordt gewerkt en/of doordat werkenden productiever zijn geworden. Dit artikel gaat over de groei van de hele Nederlandse economie. Daarom is hier gekeken naar de gewerkte uren en de arbeidsproductiviteit van alle Nederlandse bedrijfstakken samen. 

Net als in 2023 was de groei van de economie in 2024 volledig toe te schrijven aan een stijging van de werkgelegenheid. De toename van het aantal gewerkte uren kwam in 2024 uit op 1,2 procent. De arbeidsproductiviteit, het bbp per gewerkt uur, was 0,2 procent lager dan in 2023. In 2023 was de daling van de arbeidsproductiviteit 1,3 procent. Gemiddeld steeg de arbeidsproductiviteit in de afgelopen tien jaar met 0,2 procent. In het decennium daarvoor was dat gemiddeld 0,8 procent.

Figuur 2.1 Bruto binnenlands product (volume), arbeidsproductiviteit en gewerkte uren
JaarBbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Arbeidsproductiviteit (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Gewerkte uren (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
20101,32,1-0,7
20111,80,90,9
2012-1-0,1-0,9
201300,9-0,9
20141,60,90,7
20152,11,30,8
20162,402,4
20172,80,52,3
20182,3-0,42,7
20192,3-0,32,7
2020-3,90,4-4,2
20216,31,64,7
2022513,9
20230,1-1,31,4
20241-0,21,2

De economie had in 2024 een valse start. In het eerste kwartaal daalde het bbp met 0,2 procent ten opzichte van het vierde kwartaal van 2023, voor seizoen- en kalendereffecten gecorrigeerd. In de volgende drie kwartalen van 2024 nam het bbp toe met respectievelijk 1,0 procent, 0,8 procent en 0,4 procent. Dat resulteerde in de groei van 1,0 procent in 2024. De groei in 2024 lag onder de gemiddelde groei van de Nederlandse economie van 2,0 procent per jaar sinds het begin van de reeks in 1995.

Figuur 2.2 Bruto binnenlands product (volume, seizoen- en werkdaggecorrigeerd)
Perioden  % (% verandering t.o.v. kwartaal eerder)
20151e kwartaal0,4
20152e kwartaal0,4
20153e kwartaal0,5
20154e kwartaal0,2
20161e kwartaal0,6
20162e kwartaal0,8
20163e kwartaal0,9
20164e kwartaal0,8
20171e kwartaal0,6
20172e kwartaal0,5
20173e kwartaal0,8
20174e kwartaal0,6
20181e kwartaal0,7
20182e kwartaal0,5
20183e kwartaal0,3
20184e kwartaal0,3
20191e kwartaal1,2
20192e kwartaal0,4
20193e kwartaal0,5
20194e kwartaal0,1
20201e kwartaal-1,1
20202e kwartaal-8,3
20203e kwartaal6,6
20204e kwartaal0,4
20211e kwartaal0,8
20212e kwartaal3,9
20213e kwartaal1,9
20214e kwartaal0,2
20221e kwartaal0,9
20222e kwartaal2,6
20223e kwartaal0
20224e kwartaal-0,1
20231e kwartaal-0,2
20232e kwartaal-0,2
20233e kwartaal-0,4
20234e kwartaal0,2
20241e kwartaal-0,2
20242e kwartaal1
20243e kwartaal0,8
20244e kwartaal0,4

Het bbp is opgebouwd uit de consumptie van huishoudens, de overheidsconsumptie, de investeringen en de uitvoer minus de invoer (de handelsbalans). Net als het bbp was het volume van alle bestedingscategorieën aan het eind van 2024 hoger dan in het begin. Dat gold vooral voor de investeringen in vaste activa en de consumptie door de overheid, die in alle vier de kwartalen stegen. Ook de consumptie door huishoudens was aan het einde van het jaar hoger dan aan het begin, ondanks een krimp in het tweede kwartaal. De uitvoer van goederen en diensten kromp in het eerste kwartaal, maar steeg daarna drie kwartalen op rij. 

Figuur 2.3 Bestedingen naar categorie (volume, seizoen- en werkdaggecorrigeerd)
   Consumptieve bestedingen overheid (2023-I=100)Consumptieve bestedingen huishoudens incl. izw's t.b.v. huishoudens (2023-I=100)Bruto investeringen in vaste activa (2023-I=100)Uitvoer van goederen en diensten (2023-I=100)
20231e kwartaal100100100100
20232e kwartaal100,599,598,798,5
20233e kwartaal102,698,797,195,9
20234e kwartaal103,599,694,597,8
20241e kwartaal104,1100,295,496,5
20242e kwartaal104,899,996,598,2
20243e kwartaal105,7100,596,898,7
20244e kwartaal106,6101,599,699,2

De consumptie door de overheid droeg in 2024 net als in 2023 het meest bij aan de jaargroei. Daarnaast leverden de consumptie door huishoudens en het handelssaldo een positieve bijdrage, omdat de export van goederen en diensten meer groeide dan de import van goederen en diensten. De bijdrage van de investeringen in vaste activa was echter negatief. De ontwikkelingen van de bestedingen zijn voor prijsveranderingen gecorrigeerd.

De overheidsconsumptie was 3,6 procent groter dan in 2023. Dat is vooral toe te schrijven aan hogere zorgkosten en hogere uitgaven van Rijk en gemeenten, onder meer door hogere personeelskosten. In 2023 bedroeg de groei 2,9 procent.

Huishoudens consumeerden vorig jaar 1,2 procent meer dan in 2023. De consumptiegroei was iets hoger dan in 2023, toen de consumptie met 0,8 procent groeide. Consumenten hadden in 2024 gemiddeld meer te besteden dan in 2023. Het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens was 3 procent groter dan in 2023. De cao-lonen stegen in 2024 met 6,6 procent, de hoogste toename in ruim veertig jaar. Ook groeide de werkgelegenheid weer en was de inflatie lager dan in 2023. 

Huishoudens gaven vorig jaar zowel meer uit aan diensten, zoals huisvesting en vervoer en communicatie, als aan goederen, zoals kleding, woninginrichting en elektrische apparaten. Bestedingen aan diensten maken ruim de helft uit van de totale binnenlandse consumptieve bestedingen door huishoudens.

In 2024 zijn de investeringen in vaste activa met 0,5 procent gekrompen vergeleken met 2023. Er is vooral minder geïnvesteerd in gebouwen en woningen. De investeringen in overig wegvervoer (zoals opleggers, vrachtwagens en busjes) waren echter hoger. Dat hing samen met de belastingwijzigingen per 1 januari 2025 en veranderende regels rond milieuzones in sommige steden, waardoor bepaalde investeringen waarschijnlijk naar voren werden gehaald. 

De totale uitvoer van goederen en diensten groeide in 2024 met 0,4 procent. Dat is te danken aan de grotere uitvoer van diensten (2,5 procent) en de grotere uitvoer van eerder ingevoerde producten (1,5 procent). De uitvoer van door Nederland geproduceerde producten kromp met 2,5 procent. 

Vooral de export van aardolieproducten, ruwe aardolie en aardgas, transportmiddelen en machines was lager. De uitvoer van chemische producten, landbouwproducten en voedings- en genotmiddelen was echter hoger dan een jaar eerder. 

Nederlandse producenten waren in 2024 negatiever over hun buitenlandse orders dan in 2023. Ook kromp bij Nederlands belangrijkste handelspartner, Duitsland, de productie van de industrie en was het Duitse producentenvertrouwen negatiever dan in 2023. Het producentenvertrouwen en het oordeel over de buitenlandse orders van de landen in de eurozone was ook negatiever dan in 2023.

De invoer van goederen en diensten was 0,3 procent hoger dan een jaar eerder. Vergelijkbaar met de uitvoer groeide de invoer van diensten en kromp de invoer van goederen. De stijging van de uitvoer was in 2024 groter dan die van de invoer. Hierdoor had het handelssaldo een positieve bijdrage aan de economische groei. In 2023 was de bijdrage van het handelssaldo negatief.

Figuur 2.4 Bestedingen naar categorie (volume)
Categorie2024 (% verandering t.o.v. jaar eerder)2023 (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Bruto binnenlands product10,1
Invoer goederen en diensten0,3-1,8
Consumptie overheid3,62,9
Consumptie huishoudens1,20,8
Uitvoer goederen en diensten0,4-0,5
Investeringen in vaste activa-0,51,3