6. Aanvraag van externe financiering
Het aandeel bedrijven dat behoefte heeft aan externe financiering, zich vervolgens georiënteerd heeft op de mogelijkheden (of daarmee al bekend was) én een aanvraag doet is toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Vergeleken met de vorige meting neemt het percentage jonge bedrijven dat een aanvraag doet statistisch significant toe. Het aandeel bedrijven dat een aanvraag doet bij de bank blijft gelijk, terwijl het mediane bedrag per aanvraag daalt.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de derde stap in de zoektocht naar financiering door het bedrijfsleven verder uiteengezet. De analyses in dit hoofdstuk hebben betrekking op de bedrijven die de mogelijkheden van financiering hebben verkend én de bedrijven die daarmee al bekend waren en zich daarom niet nog eens georiënteerd hebben. De volgende figuur geeft de positie van dit hoofdstuk in het gehele proces weer.
6.1 Het aandeel bedrijven dat financiering aanvraagt neemt toe
Van de mkb-bedrijven in de business economy die behoefte hebben aan financiering én zich georiënteerd hebben op de mogelijkheden (of daarmee al bekend waren), doet 59 procent ook daadwerkelijk een financieringsaanvraag. Dit percentage is toegenomen ten opzichte van de vorige meting, toen dit nog 51 procent was. Dit verschil is, ondanks de daling van acht procentpunten, vanwege de relatief grote betrouwbaarheidsmarges niet statistisch significant. Wanneer er in het vervolg gesproken wordt over bedrijven die zich georiënteerd hebben omvat dit ook de bedrijven die al bekend waren met de mogelijkheden, tenzij anders aangegeven.
2024 (%) | 2024, marge (%) | 2023 (%) | 2023, marge (%) | 2022 (%) | 2022, marge (%) | 2021 (%) | 2021, marge (%) | 2020 (%) | 2020, marge (%) | 2019 (%) | 2019, marge (%) | 2018 (%) | 2018, marge (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mkb | 58,9 | 51,6 – 66,2 | 51,2 | 43,6 – 58,7 | 56,3 | 49,5 – 63,2 | 51,7 | 43,5 – 59,9 | 58,7 | 52,1 – 65,2 | 68,9 | 62,2 – 75,6 | 66,4 | 59,6 – 73,2 |
Bedrijfsgrootte | ||||||||||||||
Micro | 55,6 | 45,6 – 65,5 | 43,4 | 33,3 – 53,4 | 52,2 | 43,1 – 61,4 | 46,4 | 36,0 – 56,7 | 54,9 | 46,2 – 63,7 | 63,8 | 53,9 – 73,7 | 60,5 | 51,5 – 69,5 |
Klein | 66,8 | 59,6 – 74,0 | 66,6 | 59,5 – 73,6 | 64,5 | 56,9 – 72,1 | 66,6 | 59,9 – 73,4 | 67,8 | 62,0 – 73,6 | 76,6 | 70,5 – 82,8 | 81,5 | 76,1 – 86,8 |
Midden | 67,6 | 58,7 – 76,5 | 78,5 | 70,6 – 86,4 | 77,5 | 69,7 – 85,4 | 74,8 | 67,4 – 82,1 | 76,2 | 68,8 – 83,5 | 83,7 | 77,3 – 90,1 | 86,2 | 81,1 – 91,3 |
Groot | 79,2 | 67,1 – 91,3 | 81,6 | 70,1 – 93,1 | 70,7 | 57,3 – 84,0 | 86,7 | 76,6 – 96,9 | 62,3 | 49,8 – 74,8 | 80,3 | 69,2 – 91,3 | 80,3 | 67,7 – 92,8 |
1)Het gaat hier om 95%-betrouwbaarheidsinterval marges, zie de onderzoeksverantwoording voor meer toelichting op de weergegeven marges. |
- Het microbedrijf doet vaker daadwerkelijk een aanvraag ten opzichte van de vorige meting. Vorig jaar betrof dit nog 43 procent van de bedrijven, dit jaar is dit gestegen naar 56 procent. Bij het kleinbedrijf is er geen verschil waarneembaar tussen deze en de vorige meting. Het midden- en grootbedrijf deed minder vaak een aanvraag dan vorig jaar, maar deze aandelen liggen nog steeds hoger dan bij de andere grootteklassen. De verandering in procentpunten is bij sommige grootteklassen groter dan 10 procentpunten, maar vanwege de relatief grote betrouwbaarheidsmarges zijn de verschillen niet statistisch significant.
- Voor het daadwerkelijk doen van een aanvraag na behoefte en oriëntatie geldt: hoe groter het bedrijf, hoe groter de kans is dat er daadwerkelijk een aanvraag wordt gedaan. De verschillen tussen de grootteklassen binnen het mkb zijn wel afgenomen vergeleken met vorig jaar. Toen had het middenbedrijf bijna twee keer zo vaak een financieringsaanvraag gedaan dan het microbedrijf. Nu verschillen de aandelen van beide grootteklassen 12 procentpunt.
- Niet alleen tussen de grootteklassen zijn verschillen zichtbaar, ook per sector loopt het aandeel dat een aanvraag doet uiteen. Bedrijven in de sector zakelijke dienstverlening doen het minst vaak een aanvraag, namelijk in 55 procent van de gevallen. De sector onroerend goed en reparatie doet dit het vaakst (68 procent). De verschillen tussen de sectoren zijn afgenomen vergeleken met de vorige meting, toen het maximale verschil nog 30 procentpunten was. Dit komt doordat het percentage bedrijven in de sector handel, vervoer en horeca dat een aanvraag deed vorig jaar veel lager lag (39 procent) dan dit jaar (58 procent). Bij de ICT-bedrijven is juist een sterkte toename zichtbaar: van 44 naar 60 procent. Dit laatste verschil is statistisch significant.
- Verschillen in het al dan niet doen van een aanvraag na behoefte en oriëntatie hangen bovendien ook samen met de leeftijd van het bedrijf. Jonge bedrijven doen vaker (63 procent) een aanvraag dan oude bedrijven (57 procent). Vorig jaar was deze verhouding juist andersom en was het percentage jonge bedrijven dat een aanvraag deed bovendien veel lager: 44 procent van de jonge bedrijven tegenover 55 procent van de oudere bedrijven deed toen een aanvraag. De toename bij de jonge bedrijven ten opzichte van de vorige meting is statistisch significant.
- Ook bij de verschillende typen ondernemingen loopt het aandeel dat na oriëntatie een aanvraag doet uiteen. Sociale ondernemingen doen, net als in de vorige meting, het minst vaak (42 procent) een aanvraag, dochterondernemingen het vaakst (75 procent).
- De financiële gezondheid van bedrijven met een financieringsbehoefte die zich hebben georiënteerd op de mogelijkheden verschilt licht tussen bedrijven die wel of geen financieringsaanvraag hebben gedaan. Bedrijven die nieuwe, externe financiering hebben aangevraagd, hebben een iets hogere solvabiliteit en een iets lagere liquiditeit dan bedrijven die dat niet doen. Dit was in de vorige meting ook zo. Deze verschillen zijn echter niet statistisch significant. Hierdoor kan niet gezegd worden dat er een statistisch verband is tussen financiële gezondheid van bedrijven en het al dan niet daadwerkelijk doen van een financieringsaanvraag.
6.2 Aandeel bancaire aanvragen blijft stabiel
Bedrijven in het mkb in de business economy die een aanvraag doen, doen dit het vaakst uitsluitend bij een bancaire financier (48 procent). In 40 procent van de gevallen doen ze de aanvraag uitsluitend bij een non-bancaire financier (zoals via crowdfunding, informele financiers of business angels). De rest van de aanvragen wordt gedaan bij een mix van bancaire en non-bancaire financiers. Het aandeel dat enkel een aanvraag doet bij een bancaire financier is gelijk gebleven ten opzichte van vorig jaar. De jaren hiervoor nam het percentage jaarlijks iets af.
- Voor deze meting geldt dat het percentage mkb-bedrijven dat enkel een aanvraag deed bij een bancaire financier toeneemt naarmate de bedrijfsomvang toeneemt. Microbedrijven doen in 43 procent van de gevallen een aanvraag bij een bancaire financier, bij het middenbedrijf is dit bij twee van de drie aanvragen het geval. Bij het grootbedrijf doet ruim driekwart van de bedrijven enkel de aanvraag bij een bancaire financier.
- Microbedrijven doen vaker een aanvraag (14 procent) bij meerdere financiers, zowel bancair als niet-bancair, vergeleken met andere grootteklassen.
- Binnen de verschillende sectoren loopt de kanaalkeuze eveneens uiteen: landbouwbedrijven doen, net als in eerdere jaren, het vaakst enkel een bancaire aanvraag en bouwbedrijven het minst vaak. Voor de business economy geldt dat bedrijven in de sector onroerend goed het vaakst enkel een aanvraag doen bij een bank: in zes op de tien gevallen.
- Oude bedrijven dienen, in lijn met eerdere jaren, vaker hun financieringsaanvraag enkel in bij een bancaire partij dan jongere bedrijven, al is dit verschil minder groot dan vorig jaar. Vorig jaar deed nog 37 procent van de jonge bedrijven na behoefte en oriëntatie enkel een aanvraag bij een bancaire financier, dit jaar is dat 45 procent. Het percentage voor oudere bedrijven neemt iets af ten opzichte van de vorige meting: van 52 naar 50 procent.
- Wanneer er niet voor een bancaire financier wordt gekozen maar voor een non-bancaire vorm van financiering, kiezen bedrijven het vaakst voor leasing of een onderhandse lening. Dit waren in de vorige meting ook de drie meest voorkomende typen vreemd vermogen.
Het mediane gezochte bedrag daalt
Het bedrag dat het mkb in de business economy aan nieuwe externe financiering zocht, was, met een mediaan23) van 150 duizend euro, een stuk lager dan vorig jaar (250 duizend euro). Vorig jaar nam het mediane gezochte bedrag juist sterk toe: twee jaar geleden was dit namelijk nog 125 duizend euro.
- De samenstelling van de populatie is dit jaar anders dan in de vorige meting. Hierdoor is het mediane24) gezochte bedrag voor het mkb in de business economy gedaald ten opzichte van de vorige meting en de mediane bedragen voor de onderliggende grootteklassen niet. Met name het aandeel microbedrijven dat een financieringsbehoefte had, zich vervolgens heeft georiënteerd en een aanvraag heeft gedaan is gestegen. Het mkb bestaat grotendeels uit het microbedrijf. Als het microbedrijf relatief gezien sneller toeneemt, heeft dit ook een groot effect op het mkb als geheel.
- Deze afname van het gewenste financieringsbedrag is echter niet zichtbaar binnen alle grootteklassen. Bij micro- en kleinbedrijven is de mediaan exact gelijk gebleven aan de vorige meting (respectievelijk 100 duizend euro en 300 duizend euro). Bij het middenbedrijf neemt het bedrag waar behoefte aan is toe: zij zoeken dit jaar (het mediane bedrag van) 2 miljoen euro. Vorig jaar was dit nog 1,6 miljoen euro. Ook bij het grootbedrijf nam de hoogte toe: van 4 miljoen euro naar 6 miljoen euro. Het mediaan gezochte bedrag neemt dus toe naarmate de bedrijfsomvang toeneemt.
- Het gezochte bedrag is wederom het hoogst in de sector onroerend goed (1,3 miljoen euro). Dit is flink gestegen ten aanzien van een jaar eerder. Toen zochten bedrijven in die sector nog een bedrag 600 duizend euro. Ook in de sectoren nijverheid en bouw is een toename te zien, voor de overige sectoren geldt dat er afname te zien in het mediane gezochte bedrag.
- Voor alle typen bedrijven geldt dat het mediane gezochte bedrag dit jaar lager ligt dan in de vorige meting. Het bedrag is het hoogst bij dochterbedrijven (450 duizend euro) en het laagst bij sociale ondernemingen (98 duizend euro).
6.3 Vier op de tien bedrijven doet na behoefte en oriëntatie geen aanvraag
Van de bedrijven in de business economy die de mogelijkheden voor nieuwe externe financiering hebben verkend of al bekend waren met de mogelijkheden, gaat ruim vier op de tien vervolgens niet over tot een daadwerkelijke aanvraag. Er kunnen meerdere redenen zijn om toch geen aanvraag te doen. Hoewel het minder vaak voorkomt dan in de vorige meting (41 procent), blijft de meest voorkomende reden hiervoor dat er toch intern gefinancierd kon worden (in 23 procent van de gevallen). Ongeveer even vaak (22 procent) was de reden om toch geen aanvraag te doen dat het niet het juiste moment hiervoor was.
Figuur 6.3.1 toont de vijf meest genoemde financieringsdoelen voor bedrijven die uiteindelijk geen aanvraag hebben ingediend. Bedrijven kunnen meerdere doelen hebben voor hun beoogde financiering.
Doel | Aandeel (%) |
---|---|
Start & Uitbreiding, uitbreiding | 47 |
Continuering, voorraden | 41 |
Start & Uitbreiding, overige activa | 25 |
Continuering, overbruggen anders | 23 |
Continuering, overbruggen Corona | 21 |
Dit jaar heeft 47 procent van de bedrijven die geen aanvraag heeft ingediend uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten als subdoel voor de financiering. Daarnaast geeft 41 procent van deze groep aan dat continuering van de voorraden een belangrijk subdoel is. Dit zijn ook de belangrijke doelen bij de groep die uiteindelijk wél een aanvraag heeft ingediend. Dit geldt voor respectievelijk 34 en 42 procent van de bedrijven.
24) Het gemiddelde aangevraagde bedrag ligt voor alle grootteklassen binnen de business economy lager dan vorig jaar. Dit cijfer is gevoelig voor uitschieters en zegt daarom minder dan de mediaan.