4. Behoefte aan externe financiering
De financieringsbehoefte in het mkb in de business economy is licht gestegen. Tussen juli 2023 en juli 2024 had 16 procent van die bedrijven behoefte aan nieuwe externe financiering. Vorig jaar was dit nog 15 procent. De toename is enkel te zien bij het micro- en kleinbedrijf. De meest voorkomende reden waarom bedrijven geen financieringsbehoefte hebben blijft ongewijzigd: er is geen aanleiding om op zoek te gaan naar nieuwe externe financiering.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de eerste stap, behoefte, in de zoektocht naar financiering door het bedrijfsleven verder uiteengezet. De volgende figuur geeft de positie van dit hoofdstuk in het gehele proces weer.
4.1 Behoefte aan externe financiering licht toegenomen
De behoefte aan externe financiering in de periode van juli 2023 tot juli 2024 is gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Toen had nog 15 procent van het mkb in de business economy financiering nodig, dit jaar is dat 16 procent. Deze toename is niet statistisch significant. Dit betekent dat er geen sprake hoeft te zijn van een ontwikkeling, maar dat dit ook een uiting kan zijn van de toevalskans die nu eenmaal in iedere steekproef zit. Alhoewel er schommelingen te zien zijn in de externe financieringsbehoefte tussen de individuele jaren blijft de algemene trend dalend.
2024 (%) | 2024, marge (%) | 2023 (%) | 2023, marge (%) | 2022 (%) | 2022, marge (%) | 2021 (%) | 2021, marge (%) | 2020 (%) | 2020, marge (%) | 2019 (%) | 2019, marge (%) | 2018 (%) | 2018, marge (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mkb | 16,2 | 14,1 – 18,3 | 15,0 | 13,0 – 17,0 | 16,4 | 14,3 – 18,4 | 18,9 | 16,3 – 21,5 | 22,0 | 19,6 – 24,5 | 19,6 | 17,3 – 21,9 | 23,6 | 21,0 – 26,3 |
Bedrijfsgrootte | ||||||||||||||
Micro | 14,2 | 11,7 – 16,6 | 13,4 | 11,0 – 15,8 | 15,0 | 12,6 – 17,4 | 18,0 | 14,9 – 21,1 | 20,5 | 17,6 – 23,5 | 16,6 | 13,8 – 19,5 | 22,7 | 19,4 – 25,9 |
Klein | 25,4 | 22,2 – 28,6 | 21,2 | 18,3 – 24,1 | 21,8 | 18,7 – 24,8 | 23,0 | 20,2 – 25,9 | 28,8 | 25,8 – 31,8 | 30,2 | 27,0 – 33,5 | 26,6 | 23,6 – 29,6 |
Midden | 27,4 | 23,2 – 31,6 | 26,6 | 22,4 – 30,8 | 25,9 | 21,9 – 30,0 | 22,6 | 19,1 – 26,1 | 29,7 | 25,7 – 33,8 | 31,4 | 27,4 – 35,5 | 31,0 | 27,0 – 35,0 |
Groot | 20,9 | 15,6 – 26,1 | 23,0 | 17,3 – 28,7 | 26,0 | 19,9 – 32,2 | 17,9 | 12,7 – 23,0 | 29,7 | 23,6 – 35,9 | 28,7 | 22,8 – 34,6 | 23,2 | 17,4 – 28,9 |
1)Het gaat hier om 95%-betrouwbaarheidsinterval marges, zie de onderzoeksverantwoording voor meer toelichting op de weergegeven marges. |
- Ook bij het micro- en kleinbedrijf is de behoefte aan nieuwe externe financiering gestegen, van respectievelijk 13 en 21 procent naar 14 en 25 procent. Voor het grootbedrijf is er juist een afname ten opzichte van vorig jaar. Deze veranderingen zijn echter niet statistisch significant. De behoefte in het middenbedrijf is nagenoeg gelijk gebleven.
- Het middenbedrijf heeft het vaakst een financieringsbehoefte, het microbedrijf het minst vaak. Het aandeel middenbedrijven met een behoefte (27 procent) is bijna twee keer zo groot als het aandeel microbedrijven (14 procent).
- De verschillen in financieringsbehoefte tussen de grootteklassen binnen het mkb zijn iets kleiner geworden ten opzichte van de vorige meting. In de voorgaande jaren werd het verschil juist steeds groter. Vorig jaar betrof het verschil tussen het microbedrijf en het middenbedrijf 14 procentpunten, dit is nu 13 procentpunten.
- Bedrijven in de sectoren landbouw en informatie en communicatie hebben het vaakst (20 procent) een externe financieringsbehoefte. Bedrijven in de sector onroerend goed en reparatie hebben hier het minst vaak behoefte aan (14 procent).
- Ten opzichte van de vorige meting is de behoefte aan nieuwe externe middelen in de sector nijverheid met 6 procentpunt afgenomen, en in de sector zakelijke dienstverlening juist toegenomen met 5 procentpunt. Beide verschillen zijn statistisch significant.
- Jonge bedrijven (tot vijf jaar) hebben vaker een financieringsbehoefte dan oude bedrijven. Dit percentage is nu ruim drie procentpunt hoger dan een jaar eerder, toen dit nog 20 procent was. Deze verandering is niet statistisch significant. Voor oude bedrijven ligt dit aandeel onveranderd op 14 procent.
- Bij het invullen van de enquête kunnen bedrijven aangeven als wat voor type onderneming zij zichzelf beschouwen. Er kunnen meerdere opties worden gekozen. Zie het dashboard voor een overzicht van alle mogelijkheden. Het aandeel startups dat dit jaar een externe financieringsbehoefte heeft (38 procent) ligt beduidend hoger dan in de vorige meting (23 procent). Ook innovatieve bedrijven (31 procent) en snelle groeiers (32 procent) hebben een relatief hoog aandeel bedrijven met een financieringsbehoefte. Net zoals in voorgaande jaren zijn dochterbedrijven de groep met het laagste aandeel financieringsbehoefte (14 procent). Voor hen geldt dat zij over het algemeen gemakkelijker toegang hebben tot interne middelen binnen het concern en daarom minder vaak extern naar financiering zoeken.
- Verschillen in het aandeel met een financieringsbehoefte hangen bovendien ook samen met de levensfase waarin de ondernemingen zich bevinden. Bij het invullen van de enquête kunnen bedrijven aangeven in welke levensfase het bedrijf zich bevindt. Er kunnen meerdere opties worden gekozen. Zie het dashboard voor een overzicht van alle mogelijkheden. Zo hebben bedrijven in de levensfase succes (12 procent) minder vaak behoefte aan externe financiering dan bedrijven in de levensfase uitbreiding (31 procent). Bij bedrijven die opschalen na de start is de behoefte aan externe financiering zelfs 42 procent. Bij de twee laatst genoemde groepen geldt dat de behoefte toegenomen is ten opzichte van de vorige meting: toen was dit nog respectievelijk 22 en 30 procent.
Bedrijven met een financieringsbehoefte kennen een lagere liquiditeit en solvabiliteit
De financieringsbehoefte wordt naast de hierboven genoemde verschillen in grootteklasse, sector, leeftijd, type onderneming en levensfase ook beïnvloed door de financiële positie van het bedrijf. In figuren 4.1.2a en 4.1.2b zijn de verschillen in solvabiliteit en liquiditeit weergegeven voor bedrijven met en zonder financieringsbehoefte.
behoefte | Solvabiliteit (%) |
---|---|
Wel financieringsbehoefte | 31 |
Geen financieringsbehoefte | 64 |
Bron: CBS, Financieringsmonitor, NFO en SZO. | |
1)De mediane solvabiliteit is berekend op basis van gewinsoriseerde data. |
behoefte | Liquiditeit (ratio vlottende activa / kort vreemd vermogen) |
---|---|
Wel financieringsbehoefte | 1,51 |
Geen financieringsbehoefte | 3,1 |
Bron: CBS, Financieringsmonitor, NFO en SZO. | |
1)De mediane liquiditeit is berekend op basis van gewinsoriseerde data. |
- Bedrijven met financieringsbehoefte hebben een lagere solvabiliteit, dus weinig eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal, in vergelijking met bedrijven die geen financieringsbehoefte hebben. Dit verschil is statistisch significant. Een lagere solvabiliteit biedt bedrijven minder mogelijkheden te financieren vanuit eigen middelen op de lange termijn.
- Hetzelfde geldt voor de liquiditeit (een gunstigere verhouding tussen de vlottende activa en het kort vreemd vermogen): deze is lager voor bedrijven met externe financieringsbehoefte. Ook dit verschil is statistisch significant. Een lagere liquiditeit betekent dat bedrijven minder mogelijkheden hebben om te financieren vanuit eigen middelen op de korte termijn.
Bedrijven belemmerd door hoge kosten hebben vaker een financieringsbehoefte
Bij meer dan de helft van de bedrijven in het mkb in de business economy (53 procent) worden gestegen kosten als een belemmering gezien voor de bedrijfsprestaties (zie paragraaf 3.4). Er is dit jaar wederom een samenhang tussen het al dan niet ervaren van hoge kosten als belemmering en het hebben van een externe financieringsbehoefte. Figuur 4.1.3 toont dat 22 procent van de mkb-bedrijven die hoge kosten (in meer of mindere mate) als een belemmering ervaren een financieringsbehoefte heeft. Voor bedrijven die hoge kosten niet als belemmerend ervaren is dit 8 procent. Dit verschil is, net als vorig jaar, statistisch significant en bovendien groter dan in de vorige meting, toen de percentages in beide groepen nog respectievelijk 19 procent en 7 procent waren.
selectie | aandeel bedrijven met financieringsbehoefte (%) |
---|---|
mkb | 17,9 |
bedrijven die hoge kosten als belemmerend zien | 21,9 |
bedrijven die hoge kosten niet als belemmerend zien | 7,9 |
1)Bedrijven die 'neutraal' hebben ingevuld bij hoge kosten als belemmering, worden hier niet specifiek getoond. |
4.2 Start en uitbreiding wederom belangrijkste financieringsdoel
Bedrijven kunnen meerdere financieringsdoelen tegelijkertijd hebben. Bij 86 procent van de bedrijven met financieringsbehoefte heeft het financieringsdoel te maken met start, uitbreiding en/of vernieuwing van het bedrijf of bedrijfsactiviteiten. In iets mindere mate (70 procent) is het financieringsdoel gerelateerd aan continuering van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten. Dit is iets hoger dan vorig jaar, toen was dit 66 procent.
- Voor alle grootteklassen geldt dat de financieringsbehoefte vaker gerelateerd is aan start, uitbreiding en/of vernieuwing dan aan continuering. Bij microbedrijven komt dit financieringsdoel het vaakst voor (88 procent), bij kleinbedrijven het minst vaak (80 procent).
- Ook voor alle sectoren geldt dat zij start, uitbreiding en/ of vernieuwing vaker als hoofddoel opgeven dan continuering. Bij bedrijven in de sector bouw komt start, uitbreiding en/ of vernieuwing het vaakst voor als hoofddoel (95 procent), bij bedrijven in de nijverheid het minst vaak (75 procent).
- Dochterondernemingen en sociale ondernemingen zijn de enige bedrijfstypen die vaker continuering als hoofddoel aangeven voor de financieringsbehoefte dan start, uitbreiding en/of vernieuwing. Bovendien komt dit veel vaker voor dan in de vorige meting; respectievelijk 81 en 85 procent versus 51 en 46 procent vorig jaar.
Categorie | Percentage |
---|---|
start, uitbreiding en/of vernieuwing | 86 |
continuering | 70 |
1)Bedrijven kunnen meerdere hoofddoelen tegelijkertijd hebben voor hun financiering. |
Subdoelen vergelijkbaar tussen grootteklassen, binnen sectoren wisselt het sterk
De hierboven genoemde financieringsdoelen worden onderverdeeld in subdoelen. Ook hier kunnen bedrijven meerdere doelen tegelijkertijd hebben.
Het meest voorkomende financieringsdoel dat valt onder het hoofddoel start, uitbreiding en/of vernieuwing is investering in uitbreiding. Voor 39 procent van het mkb met een financieringsbehoefte is dit een subdoel. Bij bedrijven die een financieringsbehoefte hebben vanwege continuering is voorraden en werkkapitaal het meest voorkomende subdoel. Dit doel speelt bij 43 procent van het mkb met een financieringsbehoefte vanwege continuering.
- Deze belangrijkste subdoelen gelden voor alle grootteklassen.
- Binnen de sectoren verschillen de subdoelen sterk. Zo is in de landbouwsector voor slechts 18 procent van de bedrijven voorraden en werkkapitaal het belangrijkste subdoel dat valt onder continuering. In de sector handel is dit meer dan de helft. En voor ruim vier op de tien bedrijven uit de bouwsector is vernieuwing van het wagenpark het belangrijkste subdoel, terwijl dit in de ICT en onroerend goed nauwelijks voorkomt.
Duurzaamheid belangrijk subdoel voor landbouwbedrijven en sociale ondernemingen
Van alle bedrijven met een financieringsbehoefte is voor 9 procent investeren in verduurzaming een financieringsdoel. Binnen het mkb neemt dit aandeel toe naarmate de grootteklasse toeneemt. Bij bedrijven in de landbouw (24 procent) komt dit vaker voor dan in de overige sectoren. Bedrijven die zichzelf typeren als sociale onderneming vinden dit vaker (27 procent) een belangrijk subdoel dan andere bedrijfstypes. Bijlage A bevat meer informatie over bedrijven met verduurzaming als financieringsdoel.
4.3 ‘Geen aanleiding’ blijft belangrijkste reden bij groep zonder behoefte
Van het mkb in de business economy heeft veruit het grootste deel dit jaar geen nieuwe externe financieringsbehoefte, namelijk 84 procent. Het percentage is vergelijkbaar met de vorige meting, toen dit 85 procent was. Dit jaar is wederom de meest voorkomende reden hiervoor dat er geen aanleiding was om op zoek te gaan naar nieuwe externe financiering (44 procent). Vorig jaar was dit 47 procent. Daarnaast kon bij bijna een derde van de bedrijven zonder financieringsbehoefte een eventuele behoefte opgelost worden met intern eigen vermogen.
- Voor bijna de helft van de microbedrijven zonder financieringsbehoefte is de belangrijkste reden voor het ontbreken van deze behoefte dat er geen aanleiding voor was. In het kleinbedrijf is dit 29 procent en in het middenbedrijf 22 procent. Hier geldt: hoe groter het bedrijf, hoe lager het aandeel bedrijven dat om deze reden geen financieringsbehoefte heeft. Voor alle drie de grootteklassen binnen het mkb is het aandeel lager dan vorig jaar.
- Dit jaar is bij alle grootteklassen het aandeel bedrijven dat de behoefte op kan lossen met intern eigen vermogen groter dan vorig jaar.
- Het middenbedrijf (en het grootbedrijf) zonder financieringsbehoefte kan ruim twee keer zo vaak als het kleinbedrijf financieren met bestaand extern vermogen. Dit is bovendien bijna vijf keer zo vaak als bij het microbedrijf. Dit betekent dat grotere bedrijven dus vaker al toegang hebben tot extern vermogen, zoals bijvoorbeeld en lopend rekeningcourantkrediet, waar zij zich toe kunnen wenden als er een financieringswens opkomt.
- Ook valt op dat bedrijven in de sector landbouw dit jaar minder vaak (16 procent) geen behoefte aan externe financiering hebben, omdat ze niet zijn gegroeid of daar geen kansen voor zagen dan in de vorige meting (28 procent).
Categorie | Percentage |
---|---|
geen aanleiding voor financiering | 44,19 |
intern eigen vermogen | 30,5 |
geen groei(kansen) | 8,98 |
onafhankelijk van financier | 6,54 |
bestaande financiering | 4,65 |
versneld aflossen | 1,37 |
moedermaatschappij | 2,42 |