3. De zoektocht naar financiering
De komende hoofdstukken beschrijven de zoektocht van ondernemers naar externe bedrijfsfinanciering. Deze zoektocht is een proces dat uit verschillende stappen bestaat. Keuzes en afwegingen die bedrijven in iedere stap maken, komen aan bod. Dit hoofdstuk biedt een leeswijzer voor die zoektocht. Het staat stil bij de manier waarop de rest van de monitor is opgebouwd, bij de onderzoekspopulatie en de verschillende typen bedrijven die worden onderscheiden. Dit hoofdstuk neemt ook al een voorschot op de belangrijkste uitkomsten en sluit af door de beschikbaarheid van externe financiering in perspectief te plaatsen ten opzichte van andere uitdagingen voor de bedrijfsvoering.
3.1 Het aantrekken van financiering als proces
In deze monitor wordt het gehele traject van behoefte tot daadwerkelijk aantrekken van externe financiering beschouwd als een proces dat uit een aantal stappen bestaat. Als eerste is er een mogelijke behoefte aan financiering. Als tweede is er de fase van oriëntatie. Ondernemers met een serieuze behoefte zetten stappen om informatie in te winnen over hun mogelijkheden. Als derde volgt een echte aanvraag als die kansrijk lijkt tijdens de oriëntatie en als vierde is er de uitkomst van de aanvraag. Die vier stappen hebben in deze monitor allemaal betrekking op de periode van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024. Tot slot is er nog een vijfde stap: de verwachte behoefte aan financiering in de toekomst. Het gaat dan om de periode 1 juli 2024 tot 1 juli 2025. Dit gehele proces ziet er als volgt uit:
Het gaat in deze monitor steeds om nieuwe, externe financiering. Dat zijn alle vormen van vreemd vermogen en extern eigen vermogen. Voorbeelden van extern eigen vermogen zijn crowdfunding met aandelen of private equity. Het gaat dus niet om intern eigen vermogen. Dat is financiering uit het bedrijfsresultaat of als een ondernemer beroep doet op zijn of haar eigen middelen.
Steeds specifiekere resultaten verder in het proces
Niet elk bedrijf heeft behoefte aan nieuwe externe financiering. Niet alle bedrijven met een financieringsbehoefte gaan ook daadwerkelijk op zoek of doen een aanvraag. Er is daarom sprake van een trechterwerking waardoor er in iedere stap minder bedrijven overblijven. In termen van de enquête waar de monitor op gebaseerd is: vragen worden steeds specifieker naarmate het proces van de zoektocht vordert en de steekproef wordt dus steeds kleiner.
Van de onderzoekspopulatie heeft 16 procent een financieringsbehoefte. Van die bedrijven met een financieringsbehoefte verkent 82 procent ook echt de mogelijkheden om financiering aan te trekken. Het is ook mogelijk om bedrijven die zich oriënteren te relateren aan de totale populatie. Op deze wijze uitgedrukt, heeft 13 procent van alle bedrijven zich georiënteerd op financiering.18) Daarnaast is nog eens 9 procent al bekend met de financieringsmogelijkheden.
In figuur 3.1.2 wordt voor het mkb in de business economy gevisualiseerd hoe deze trechter eruit ziet.
3.2 Beschrijving onderzoekspopulatie
De hoofdpopulatie van de monitor bestaat uit alle bedrijven in het mkb in de business economy. Het mkb bestaat uit bedrijven met minder dan 250 werkzame personen. Er wordt daarnaast een ondergrens van twee werkzame personen gehanteerd; zzp’ers behoren dus niet tot de onderzoekspopulatie. De business economy komt ruwweg neer op de marktgerichte bedrijfstakken (dus bijvoorbeeld zonder overheid) en exclusief de landbouw en de financiële dienstverlening.19) Als er in de monitor uitkomsten genoemd worden zonder verdere specificering (bijvoorbeeld naar grootteklasse) hebben ze altijd betrekking op het gehele mkb in de business economy, vanaf twee werkzame personen. De populatie van de Financieringsmonitor is bepaald op basis van het Algemeen Bedrijven Register (ABR) met als peilmaand juni 2024. Op dat moment bestond het mkb in de business economy met minstens twee werkzame personen uit ongeveer 307 duizend bedrijven.
Hoewel de landbouw geen onderdeel vormt van de business economy, zijn er soms toch apart uitkomsten voor deze sector opgenomen. De enquête is namelijk wel in die sector uitgezet om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen. De resultaten voor de landbouw zijn echter nooit verwerkt in de totaalcijfers. Hetzelfde geldt voor het grootbedrijf dat is opgenomen als benchmark voor het mkb.
3.3 Interpretatie van resultaten in de monitor
De Financieringsmonitor bevat voornamelijk uitkomsten voor het gehele mkb in de business economy. Die uitkomsten zijn gebaseerd op een steekproef onder 10 duizend bedrijven in die doelpopulatie, aangevuld met het grootbedrijf en bedrijven actief in de landbouw. Dit leidt tot grofweg 4 900 respondenten. Door middel van weging en ophoging zijn de uitkomsten representatief voor de gehele populatie. Er vindt weging plaats naar werkgelegenheid.
Marges
In deze monitor wordt regelmatig de vergelijking gemaakt met cijfers uit de vorige editie van de Financieringsmonitor. De uitkomsten zijn schattingen op basis van de steekproef. Er zit een bepaalde onzekerheid rondom die geschatte waarde. Dit zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen waarbinnen de uitkomsten vallen. Dat wil zeggen dat bij herhaling van de enquête de geschatte uitkomst in 95 procent van de gevallen binnen dat interval ligt. Marges zijn in de monitor opgenomen voor de vijf voornaamste indicatoren.
In de betreffende figuren in de volgende hoofdstukken zijn marges met gekleurde staafjes aangegeven. Voor alle andere indicatoren in de monitor is deze detailinformatie niet gegeven. Dat is gedaan met het oog op de leesbaarheid. Ook bevatten veel vragen in de monitor veel antwoordcategorieën of is een vraag alleen gesteld aan een specifieke subpopulatie waardoor het aantal respondenten erg klein wordt. Verschillen tussen jaren en groepen bedrijven op deze indicatoren moeten dan ook voorzichtig geïnterpreteerd worden.
Waar de betrouwbaarheidsmarges van twee groepen bedrijven of van twee jaren elkaar niet overlappen, bestaat er een statistisch significant verschil. Als er sprake is van een overlap, kan worden berekend of er alsnog sprake is van een statistisch significant verschil.20) Zo is er in figuur 5.1.1 geen overlap te zien tussen het aantal bedrijven dat zich oriënteert in 2024 ten opzichte van 2023, en toont de berekening dus ook daadwerkelijk een statistisch significant verschil aan. Vertonen de betrouwbaarheidsmarges wel een overlap, dan toont deze meting meestal, maar niet altijd, geen statistisch significant verschil aan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de ontwikkeling van de financieringsbehoefte van het gehele mkb in 2024 ten opzichte van 2023 in figuur 4.1.1.
3.4 Uitdagingen voor bedrijven: toegang tot financiering in perspectief
Bedrijven krijgen in veel opzichten te maken met uitdagingen voor de bedrijfsvoering die een belemmering kunnen vormen voor hun bedrijfsprestaties. Gestegen kosten zijn de belangrijkste belemmering voor het mkb in de business economy: voor meer dan de helft van de bedrijven (53 procent) zijn gestegen kosten in meer of mindere mate een belemmering voor de bedrijfsprestaties. Dit percentage is afgenomen vergeleken met de afgelopen twee jaren, toen vormde dit nog voor bijna zes op de tien bedrijven een belemmering. Hoewel de inflatiecijfers sinds half 2023 zijn afgenomen en ook nu nog niet op hetzelfde niveau zijn als een jaar geleden (CBS, 2024i), ervaart nog steeds meer dan de helft van het mkb in de business economy de gestegen kosten als een belemmering. Naast de gestegen kosten vormde voor het mkb vooral het kunnen vinden van gekwalificeerd personeel een belemmering voor de bedrijfsprestaties (43 procent). Hier is ook een kleine daling te zien ten opzichte van de vorige metingen: in 2023 was dit 45 procent en in 2022 50 procent Op de derde plaats staat voor het mkb, net als in de vorige meting, de wet- en regelgeving (31 procent). Dit aandeel is iets afgenomen ten opzichte van vorig jaar (35 procent).
- Door het microbedrijf worden gestegen kosten minder vaak als belemmerend ervaren dan door het klein-, midden- en grootbedrijf: 50 procent van het microbedrijf ervaart gestegen kosten als een belemmering, voor het klein-, midden- en grootbedrijf is dit meer dan 60 procent. Net als voor het totale mkb zijn hier de percentages gedaald ten opzichte van de vorige meting. De sectoren nijverheid (60 procent) en handel, vervoer en horeca (58 procent) ervaren het vaakst belemmeringen door de gestegen kosten. De grootste afname is te zien bij dochterbedrijven (van 68 naar 50 procent; een daling van 18 procentpunt) en snelgroeiende bedrijven (van 61 naar 46 procent; een daling van 15 procentpunt).
- Het vinden van gekwalificeerd personeel vormt met name voor het klein-, midden- en grootbedrijf een uitdaging: voor 65 procent of meer van deze bedrijven is het lastig kunnen vinden van gekwalificeerd personeel in meer of mindere mate een belemmering voor de bedrijfsprestaties. Ter vergelijking, bij microbedrijven gaat dit om 39 procent. Hoewel dit aandeel voor het microbedrijf vergelijkbaar is gebleven, is het aandeel bij de andere grootteklassen gedaald. Met uitzondering van de sector zakelijke dienstverlening is er per sector een daling te zien in het aandeel bedrijven dat het vinden van gekwalificeerd personeel als belemmerend ervaart.
- Wet- en regelgeving wordt, net als in de vorige meting, vooral in de landbouwsector als belemmerend ervaren (66 procent). Bij het klein- (41 procent) en middenbedrijf (36 procent) is wet- en regelgeving vaker een belemmering voor de bedrijfsprestaties dan bij micro- (28 procent) en grootbedrijven (30 procent). Alle typen bedrijven ervaren de wet- en regelgeving dit jaar even vaak of minder vaak als belemmerend. De uitzondering hierin zijn innovatieve bedrijven, waar het aandeel met 5 procentpunt (van 33 naar 38 procent) is gestegen.
Voor resterende uitdagingen valt het volgende op:
- Voor 30 procent van het grootbedrijf vormt concurrentie van andere bedrijven in meer of mindere mate een belemmering voor de bedrijfsprestatie. Bij het mkb is dit slechts 19 procent.
- Steeds minder bedrijven ervaren schulden als gevolg van het coronavirus als een belemmering voor de bedrijfsprestaties. In alle bedrijfstakken en grootteklassen is het aandeel bedrijven lager dan in eerdere jaren.
- Onrust op mondiaal niveau21) vormt voor 21 procent van het mkb in de business economy een belemmering in de bedrijfsprestaties. Bij het grootbedrijf ligt dit aandeel op 27 procent.
Toegang tot financiering als obstakel
Uitdagingen rond de toegang tot financiering vormt voor ongeveer 15 procent van het mkb in meer of mindere mate een belemmering voor de bedrijfsprestaties. Dit aandeel is niet veranderd ten opzichte van de vorige meting.
- Hoe groter het bedrijf, hoe minder de toegang tot financiering als een belemmering wordt ervaren. De uitdagingen rond toegang tot financiering worden het vaakst als belemmerend ervaren door het microbedrijf (15 procent) en het minst vaak door het grootbedrijf (8 procent). Bij landbouwbedrijven is het aandeel bedrijven dat wordt belemmerd het hoogst (21 procent). Dit is wel gedaald ten opzichte van de vorig meting (toen was het aandeel 30 procent).
- Andere bedrijven die de toegang tot financiering relatief vaak als belemmerend ervaren voor hun bedrijfsprestaties ervaren zijn startups (32 procent, een toename van 4 procentpunt ten opzichte van de vorige meting), innovatieve bedrijven (24 procent, een toename van 5 procentpunt ten opzichte van de vorige meting) en snelgroeiende bedrijven (24 procent, een toename van 4 procentpunt ten opzichte van de vorige meting). Dit zijn vaak bedrijven die door onzekere uitkomsten of door hun korte bestaan weinig zekerheid over hun eigen toekomst kunnen bieden.
uitdaging-grootteklasse | heel belemmerend (%) | belemmerend (%) | neutraal (%) | niet belemmerend (%) | helemaal niet belemmerend (%) |
---|---|---|---|---|---|
concurrentie | |||||
mkb | 3 | 15 | 45 | 22 | 15 |
groot | 2 | 28 | 50 | 17 | 3 |
kosten | |||||
mkb | 13 | 40 | 29 | 12 | 6 |
groot | 7 | 58 | 28 | 6 | 1 |
vraag | |||||
mkb | 5 | 19 | 38 | 25 | 14 |
groot | 3 | 31 | 40 | 21 | 6 |
financiering | |||||
mkb | 6 | 10 | 42 | 22 | 20 |
groot | 1 | 7 | 35 | 33 | 25 |
personeel | |||||
mkb | 16 | 28 | 31 | 13 | 13 |
groot | 16 | 51 | 24 | 8 | 2 |
digitalisering | |||||
mkb | 1 | 7 | 46 | 29 | 17 |
groot | 0 | 9 | 47 | 37 | 7 |
ketenmacht | |||||
mkb | 3 | 9 | 46 | 24 | 17 |
groot | 1 | 9 | 51 | 29 | 10 |
regelgeving | |||||
mkb | 8 | 23 | 42 | 17 | 10 |
groot | 3 | 26 | 45 | 22 | 3 |
internationalisering | |||||
mkb | 1 | 2 | 49 | 24 | 24 |
groot | 0 | 2 | 45 | 35 | 18 |
verduurzaming | |||||
mkb | 3 | 10 | 46 | 26 | 15 |
groot | 1 | 13 | 49 | 33 | 5 |
innovatie | |||||
mkb | 2 | 6 | 51 | 24 | 17 |
groot | 0 | 3 | 54 | 30 | 12 |
coronavirus schulden | |||||
mkb | 4 | 5 | 29 | 22 | 40 |
groot | 4 | 4 | 31 | 22 | 39 |
onrust mondiaal | |||||
mkb | 3 | 18 | 42 | 20 | 17 |
groot | 2 | 25 | 39 | 19 | 14 |
1) De uitkomsten in deze figuur zijn gebaseerd op alle deelnemers aan de Financieringsmonitor in de business economy, dus ook bedrijven zonder financieringsbehoefte. |
19) De exacte afbakening van de business economy is de SBI-codes B t/m N en 95, exclusief K. Zie onderdeel I.1 in de verantwoording.
20) Zie de onderzoeksverantwoording voor de formule van de berekening.
21) De uitvraag naar uitdagingen in de bedrijfsvoering als gevolg van mondiale onrust is sinds dit jaar opgenomen in de vragenlijst van de Financieringsmonitor. Een vergelijking met eerdere jaren is hierdoor helaas niet mogelijk.