Het opzetten van een nieuw register over de afzet van biociden in Nederland

4. Fasering verdere uitwerking

De mate van uitvoering van het register is afhankelijk van een beschikbaar budget. Om op kleine schaal te ondervinden welke uitdagingen komen kijken bij het ontwikkelen van een biociden register, is het aan te raden om een pilot uit te voeren op kleine schaal alvorens wordt gestart met het opzetten van een volledig register. Een voordeel van deze aanpak is dat er een klein begin gemaakt kan worden, waarop later verder kan worden uitgebreid. Na een eventuele pilot zijn er diverse scenario’s van opschaling naar een biocidenregister denkbaar. In dit hoofdstuk schetsen we drie van zulke scenario’s. 

De onderwerpen in dit hoofdstuk sluiten aan op een deel van de laatste vraag uit het onderzoeksvoorstel:
e) Welke rol kan het CBS hierin (red: het opzetten van een systeem voor biocidenregister) vervullen, conform CBS-wet, in zowel het waarneemtraject als bij het opzetten van een register, en welke scenario’s kunnen daartoe gevolgd worden?

We gaan hier met name in op de scenario’s en minder op de rol van het CBS hierin.

4.1 Pilot

Het doel van de pilot is om onderzoek te doen naar de te maken keuzes bij het opstellen van een biocidenregister, zonder de geregistreerde gegevens primair te gebruiken voor de uiteindelijke doelen zoals het monitoren van beleid. Voor een selectie van producttypen, zoals bijvoorbeeld PT14 (rodenticiden), worden de stappen doorlopen die horen bij het opzetten van een register. Toelatingshouders worden gevraagd op vrijwillige basis te rapporteren over hoeveelheden afgezette werkzame stoffen en/of producten in het peiljaar. Door naar beide variabelen te vragen is het mogelijk om te leren welke van deze variabelen lijdt tot de beste kwaliteit van gegevens. 

Dataverzameling kan gebeuren middels een template csv-bestand, waarbij de toelatingshouders wordt gevraagd de gewenste gegevens in te vullen en vervolgens het bestand te uploaden in een portal. Dataverzameling via een template csv-bestand heeft als voordeel dat er relatief lage kosten bij horen. Er is  dan nog geen schaalbare software oplossing nodig voor de gegevensverzameling. De gegevensverwerking kan op deze schaal handmatig gebeuren in bijvoorbeeld een R-script. 

De hieruit resulterende tooling en code zal niet schaalbaar zijn naar een volledig register, maar de verkregen inzichten zijn naar verwachting waardevol voor het efficiënt opzetten van schaalbare tooling bij een volledig register. De output van de pilot is een lijst met aanbevelingen voor het opzetten van een biocidenregister, in aanvulling op dit rapport. De doorlooptijd van deze pilot wordt geschat op een jaar. 

Fytostat heeft aangegeven geïnteresseerd te zijn in het meewerken aan een dergelijke pilot. De dataverzameling kan dan geheel of gedeeltelijk bij Fytostat liggen, in samenwerking met bijv. het CBS, en de naar werkzame stof geaggregeerde gegevens kunnen worden gedeeld met de opdrachtgever (Ministerie IenW). Het is nog onbekend hoe de pilot er precies uit komt te zien.

De geleerde lessen vanuit de pilot kunnen vervolgens worden meegenomen in de uitvoering van een register van meer PT’s. Wanneer direct wordt besloten tot het uitvoeren van een volledig register, dan wordt alsnog aangeraden om de eerste projectfase in te richten zoals de hierboven beschreven pilot. Hieronder worden drie verschillende varianten van een steeds vollediger register besproken (minimale, medium en uitgebreide variant).

4.2 Minimale variant register

Het doel van de minimale variant is om voor een selectie van PT’s uitspraken te doen over de afzet van werkzame biocide stoffen in Nederland. Lijsten van toelatingshouders die biocide producten op de Nederlandse markt brengen voor professioneel gebruik van bepaalde producttypen (zie paragraaf 2.4.12) worden verzameld op basis van de ECHA en Ctgb databases. Deze toelatingshouders vormen de basis van het register. 

Ze worden door middel van een steekproef benaderd en op vrijwillige basis gevraagd te rapporteren over de in het peiljaar afgezette hoeveelheden werkzame stoffen via een web survey. Als vooraf verwacht wordt dat de kwaliteit van gegevens hoger is als wordt gevraagd naar de afzet van producten ten opzichte van vragen naar afgezette hoeveelheden werkzame stoffen, kan ook hiervoor gekozen worden. Om post-processing kosten in deze minimale variant te beperken, is het aan te raden om voor één van beide variabelen te kiezen. Een verwacht voordeel van een survey ten opzichte van een template csv-bestand (zoals bij de in paragraaf 4.1 beschreven pilot) is dat de ervaring gebruiksvriendelijker is voor de toelatingshouder. 

De steekproef kan bijvoorbeeld bestaan uit alle “grote” toelatingshouders (bijvoorbeeld naar hoeveelheid werknemers of winst, bekend uit andere bronnen) en een steekproef van de overige toelatingshouders. Bij de start van het register wordt voor twee jaar aan gegevens opgevraagd, ter controle. Toelatingshouders in de steekproef wordt gevraagd om voor meerdere jaren op rij deel te nemen (panel design) om zo een meer nauwkeurige berekening te maken van ontwikkelingen door de tijd. 

Er worden uitsluitend werkzame stoffen, en dus geen producten, geregistreerd (of andersom als dit een hogere kwaliteit geeft). Er volgt een minimale (automatische) controle op volledigheid en kwaliteit van de verkregen data. Er wordt geen contact gezocht met  bedrijven waarbij informatie mist of waar de aangeleverde informatie niet plausibel lijkt te zijn. Het voordeel van een steekproefbenadering is dat veel toelatingshouders geen responslast zal ervaren. Door de kleinere schaal van dataverzameling vallen de kosten naar verwachting lager uit.

De output bestaat uit statistisch beveiligde aggregaten van hoeveelheden op de markt gebrachte werkzame stoffen. Vanwege de steekproefsgewijze aanpak, is het denkbaar dat verdere uitsplitsingen in de output niet mogelijk is (om onthulling te voorkomen). De structuur van dit register wordt zo opgezet dat het in de toekomst mogelijk is om hoeveelheden  werkzame stoffen (en/of hoeveelheden producten) uit te vragen voor meer PT’s en voor meer toelatingshouders. 

4.3 Medium variant register

Het doel van de medium variant is om voor een grote selectie van PT’s uitspraken te doen over de afzet van werkzame biocide stoffen in Nederland. De opzet van deze “medium” variant van het register is grotendeels gelijk aan die van de hierboven genoemde minimale variant. 

Het register is hierbij echter meer gevuld, met bijvoorbeeld alle PT’s of een grotere selectie van toelatingshouders dan de minimaal benodigde steekproef. Alle toelatingshouders worden gevraagd te rapporteren over de hoeveelheden werkzame stoffen of de hoeveelheden van de op de markt gebrachte (sub)producten. Deze keuze ligt bij de toelatingshouders om een goede aansluiting bij de eigen administratie, en daarmee hoge data kwaliteit, te bevorderen. 

Na gegevensverzameling wordt een uitgebreide kwaliteitscontrole uitgevoerd, waarbij contact wordt opgenomen met toelatingshouders in het geval van missende of vermoedelijk incorrecte informatie. Vanwege de keuze bij het rapporteren, wordt er een modelmatige stap uitgevoerd waarbij alle gegevens worden omgerekend tot hoeveelheden werkzame stoffen. Het is denkbaar dat wordt gestart met de minimale variant, en dat in de loop der tijd meer gegevens worden verzameld om richting de medium variant te komen. 

4.4 Uitgebreide variant register

Het doel van de uitgebreide variant is om voor alle PT’s uitspraken te doen over de afzet van werkzame stoffen en biocide producten in Nederland. De structuur en opzet van deze variant van het register is uitgebreider dan die van de hierboven genoemde varianten. 

Het register is hierbij zo volledig mogelijk gevuld, met alle PT’s en toelatingshouders. In de meest uitgebreide versie zou het ook de middelen voor niet-professioneel gebruik kunnen bevatten. Alle toelatingshouders worden gevraagd te rapporteren over de hoeveelheden werkzame stoffen of de hoeveelheden van de op de markt gebrachte (sub)producten. Deze keuze ligt bij de toelatingshouders om een goede aansluiting bij de eigen administratie, en daarmee hoge data kwaliteit, te bevorderen. Naast de toelatingshoudertabel (zie paragraaf 3.8.1) worden ook een producttabel (zie paragraaf 3.8.2) en werkzame stof tabel (paragraaf 3.8.3) bijgehouden. Per werkzame stof wordt de toxische impact geregistreerd in de werkzame stof tabel en per product de H-zinnen in de producttabel. 

Na gegevensverzameling wordt een uitgebreide kwaliteitscontrole uitgevoerd, waarbij contact wordt opgenomen met toelatingshouders in het geval van missende of vermoedelijk incorrecte informatie. Vanwege de keuze bij het rapporteren, wordt er een modelmatige stap uitgevoerd waarbij alle gegevens worden omgerekend tot hoeveelheden werkzame stoffen. De output bestaat uit statistisch beveiligde aggregaten van hoeveelheden op de markt gebrachte werkzame stoffen, met uitsplitsingen naar toxische impact (op basis van werkzame stoffen) of in de verstgaande variant naar H-zinnen (op basis van producten).