Trends in sterfte en doodsoorzaken, 2014-2024

5. Conclusie en beschouwing

De trends in sterfte en doodsoorzaken tonen allereerst een duidelijk effect van de vergrijzing, waarbij relatief grote naoorlogse geboortejaargangen verouderen, zodat het aantal ouderen toeneemt en daarmee het aantal overledenen ieder jaar licht stijgt. De coronapandemie had een verstorend effect op deze cijfers, met een significante stijging in het aantal sterfgevallen in 2020 en 2021. Het aantal overledenen door COVID-19 als onderliggende doodsoorzaak is sinds 2022 sterk afgenomen, maar de totale sterfte bleef relatief hoog. Hoewel de levensverwachting sinds 2022 weer toeneemt was die in 2023 en 2024 nog steeds lager dan voor de coronapandemie.

Er lijkt dan ook sprake van een herstel in gezondheidstrends. Het herstel van de levensverwachting gaat samen met een afname in de sterfte door COVID-19 als onderliggende doodsoorzaak. Het sterftecijfer ligt echter nog steeds hoger dan op basis van de trend tot aan de pandemie verwacht kon worden. Dit onderzoek is beschrijvend van aard. Verdere studies zijn nodig om een volledig begrip van deze ontwikkelingen te verkrijgen.

Nieuwvormingen en hart- en vaatziekten zijn al lange tijd de belangrijkste doodsoorzaken. Kwaadaardige nieuwvormingen zijn verantwoordelijk voor 28 procent van de sterfgevallen in 2023 en hart- en vaatziekten voor 23 procent. Het sterftecijfer aan deze aandoeningen kende sinds 2014 (startjaar van de huidige analyse), maar ook daarvoor al decennialang, een trendmatige daling. Deze werd voor hart- en vaatziekten onderbroken vanaf 2021 en werd hervat in 2023. De onderbreking van de trendmatige daling in sterfte aan hart- en vaatziekten in 2021 en 2022 kan mogelijk deels worden toegeschreven aan de gevolgen van COVID-19, dat de kwetsbaarheid voor dergelijke ziekten heeft vergroot (Raisi-Estabragh et al. 2023, Tereshchenko et al. 2022).

Het sterftecijfer door dementie en Alzheimer was tijdelijk verlaagd voorafgaand en ten tijde van de coronapandemie, waarna het weer is gestegen. De sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen kent een seizoensgebonden patroon, dat in 2020-2022 verstoord werd. Er waren over het algemeen tijdens de coronapandemie geen grote verschuivingen in de relatieve verdeling van hoofdgroepen doodsoorzaken (CBS, 2023a). Toekomstige data zijn nodig om een beter beeld te krijgen van de ontwikkelingen in de doodsoorzaken na de coronapandemie.

Het aantal en aandeel sterfgevallen door niet-natuurlijke doodsoorzaken kende een gestage stijging in het decennium 2014-2023. Dit komt door een stijging in de sterfte door een accidentele val (CBS, 2024). Verder vereist de stijging in ontbrekende doodsoorzaakverklaringen de aandacht. Dit probleem hindert de registratie van doodsoorzaken en leidt uiteindelijk tot minder accurate monitoring.

Er zijn leeftijds- en geslachtsverschillen in de sterfte aan verschillende aandoeningen. Ouderen (80 jaar en ouder) vertegenwoordigen de meeste sterfgevallen. Onder overledenen jonger dan 50 jaar is de groep niet-natuurlijke doodsoorzaken de belangrijkste doodsoorzaak. Onder niet-natuurlijke doodsoorzaken vallen zelfdodingen, ongelukken en moord en doodslag. Voor de leeftijdsgroep van 50 tot 75 jaar vormen nieuwvormingen de grootste oorzaak van sterfte, en onder mensen van 75 jaar en ouder zijn dit hart- en vaatziekten (en daarna nieuwvormingen).

Bij vrouwen is het aandeel sterfte aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel aanzienlijk hoger, vanwege de hogere sterfte aan dementie en Alzheimer. Het sterftecijfer aan kanker en hart- en vaatziekten is bij mannen hoger, maar het verschil tussen mannen en vrouwen wordt steeds kleiner. Met name voor hart- en vaatziekten is het verschil in sterftecijfer tussen mannen en vrouwen geminimaliseerd. Er zijn voornamelijk verschillen in vormen van hart- en vaatziekten tussen mannen en vrouwen. Het sterftecijfer aan coronaire hartziekten is bijvoorbeeld hoger onder mannen, terwijl onder vrouwen het sterftecijfer aan beroerten hoger is.

De resultaten van de huidige analyses suggereren dat de coronapandemie mogelijk heeft bijgedragen aan een verhoogde kwetsbaarheid onder vrouwen voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten, doordat de daling in het sterftecijfer met name onder vrouwen werd onderbroken. De analyses hebben echter een beschrijvend karakter en tonen geen verbanden. Daarnaast zijn toekomstige data nodig om een beeld te krijgen van de trend, waarbij niet alleen het eerste jaar na de coronapandemie wordt meegenomen, maar ook de ontwikkelingen in de jaren daarna, voor een breder perspectief.

Historisch gezien kwam het vaker voor dat er perioden van vrij plotselinge daling en stijging in de sterftecijfers zitten. Na enkele jaren kon dan worden aangetoond dat een daling samenviel met bijvoorbeeld krimpende wachtlijsten in de zorg (zie bijvoorbeeld Mackenbach et al., 2011), of er werden nieuwe screeningsmethoden gebruikt of behandelingen gevonden tegen bepaalde ziekten.