Trends in sterfte en doodsoorzaken, 2014-2024

4. Doodsoorzaken: absoluut, relatief en gestandaardiseerd

4.1 Hoofdgroepen doodsoorzaken

Nieuwvormingen en hart- en vaatziekten komen het vaakst voor als doodsoorzaak in Nederland. De groep nieuwvormingen (waaronder kwaadaardige nieuwvormingen, oftewel kanker) is sinds 2007 de meest voorkomende doodsoorzaak. In 2023 was 28 procent van de sterfgevallen hieraan toe te schrijven en 23 procent aan hart- en vaatziekten. Het absolute aantal sterfgevallen door nieuwvormingen neemt al decennialang toe, terwijl dat door hart- en vaatziekten sinds de jaren negentig afneemt.

COVID-19 veroorzaakte drie duidelijke sterftegolven, waarbij het tijdens de eerste twee golven (in maart en april van 2020 en rond de start van 2021) tijdelijk de meest voorkomende doodsoorzaak was. In 2022 en 2023 is de COVID-19-sterfte sterk afgenomen. Sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen kent normaliter een seizoenpatroon met hogere sterfte in de winter. Dit patroon werd in 2020 en 2021 verstoord: er was een tijdelijke daling in sterfte aan deze ziekten, doordat het normale seizoenpatroon met hogere sterfte in de winter ontbrak gedurende de winter van 2020/2021. In 2023 nam de sterfte aan deze ziekten weer toe ten opzichte van 2022.

Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (waartoe dementie en Alzheimer behoren) laten al jarenlang een stijgende sterftetrend zien, met op basis van absolute aantallen een toename van 39 procent in 2023 ten opzichte van 2014. Hoewel over de langere termijn de sterfte toenam, was er in 2019, ten opzichte van 2018, een lichte daling in sterfte aan deze groep. In 2020 en 2021 is de sterfte nog verder afgenomen, waarna deze weer is toegenomen. De sterfte aan niet-natuurlijke doodsoorzaken, zoals ongevallen, nam ook toe, met name door een stijging in accidentele val als doodsoorzaak (zie ook 4.2, figuur 4.2.5). 

De sterfte aan overige en onbekende doodsoorzaken, inclusief ontbrekende doodsoorzaakverklaringen, is vooral vanaf 2019 toegenomen, met een sterkere stijging vanaf 2021. Dit komt doordat het CBS vaker geen doodsoorzaakverklaring ontving (zie ook 4.2, overige doodsoorzaken).

4.1.1 Overledenen naar doodsoorzaak per maand
JaarMaandCOVID-19 (x 1 000)Nieuwvormingen (x 1 000)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (x 1 000)Hart- en vaatziekten (x 1 000)Ziekten van de ademhalingsorganen (x 1 000)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (x 1 000)Overige ziekten en onbekend (incl. ontbrekende verklaringen) (x 1 000)
2014jan3,7851,4693,4081,0160,5841,936
2014feb3,3941,3273,1610,9910,4811,788
2014mrt3,7961,3653,3940,9860,5791,888
2014apr3,4831,3373,0770,9310,6031,827
2014mei3,7361,3483,0240,8480,5701,841
2014jun3,5251,3102,8170,7140,5391,691
2014jul3,8951,5152,9320,8240,6971,858
2014aug3,8391,4042,9770,6880,5121,779
2014sep3,7861,4162,7610,6890,5451,775
2014okt3,8661,4173,1370,8260,5731,816
2014nov3,7331,4343,3450,8010,5531,859
2014dec3,9701,7003,8291,1400,5772,186
2015jan4,1132,0144,0571,7270,6762,368
2015feb3,4741,7443,5971,6330,6292,106
2015mrt3,8771,7673,8041,5080,5972,120
2015apr3,8131,5293,3531,0760,5771,847
2015mei3,7151,4703,2610,9230,5691,873
2015jun3,6961,4012,9180,7900,5711,762
2015jul3,8941,4982,9380,8390,5871,834
2015aug3,8271,4642,7990,6850,5951,804
2015sep3,8231,4472,9010,7270,5721,780
2015okt3,9561,5443,2220,9020,6501,961
2015nov3,7681,5063,1250,9060,6031,704
2015dec3,8341,6253,4040,9650,6271,863
2016jan4,0641,8513,6971,3310,6852,141
2016feb3,7801,7533,4131,3500,6321,999
2016mrt4,0721,8443,6571,3450,7122,067
2016apr3,8541,6153,1841,0430,6251,907
2016mei3,8931,6773,2460,9120,6191,876
2016jun3,7671,5072,8990,7400,5871,737
2016jul3,8401,5942,9540,8130,6371,869
2016aug3,7891,5862,8180,7390,6001,875
2016sep3,9721,5512,8210,6770,5841,665
2016okt4,0581,6163,2380,7950,6802,011
2016nov3,9191,7313,2030,9000,6441,936
2016dec3,9622,0233,5161,3380,7092,253
2017jan4,0542,3694,0752,1290,7732,414
2017feb3,6591,9573,4911,7350,6602,140
2017mrt3,9451,7683,4191,2090,6852,011
2017apr3,7631,6013,1200,9050,6171,793
2017mei3,9131,6963,2190,9660,6181,919
2017jun3,8281,5422,7250,8240,6121,867
2017jul3,9761,6082,7150,7310,6711,834
2017aug3,8851,5692,7610,6980,6221,861
2017sep3,8551,5792,8020,7630,6081,780
2017okt3,8361,6403,0410,9100,6111,850
2017nov3,8161,6963,1800,9420,7281,885
2017dec4,0262,0033,6051,1530,7662,187
2018jan4,1012,2343,8051,6700,7682,279
2018feb3,7212,1493,6012,0590,7442,180
2018mrt4,2152,4663,8692,4210,7572,604
2018apr3,7601,6653,0291,1410,6881,872
2018mei3,8551,5722,9750,8630,6951,852
2018jun3,7781,5372,7330,7850,6461,769
2018jul3,8371,7712,8330,8350,7501,988
2018aug3,8811,8482,7460,7100,6441,926
2018sep3,7101,6582,6520,7150,6921,809
2018okt3,9901,6603,0160,8320,7671,924
2018nov3,9001,6453,0900,8680,7121,924
2018dec3,9091,7853,4461,1450,7682,119
2019jan4,1052,0123,5111,3350,7802,255
2019feb3,6711,8803,1091,4120,7161,970
2019mrt4,0911,9403,4231,4280,7282,147
2019apr3,8251,7753,1541,1290,7022,008
2019mei3,9151,7713,0580,9940,6742,014
2019jun3,7891,6402,7890,8380,6831,944
2019jul4,0211,7363,0800,7790,7351,963
2019aug3,9591,7482,6970,8000,6861,883
2019sep3,7111,6502,7280,6900,6821,806
2019okt3,9061,7013,2560,9600,7452,003
2019nov3,9901,8673,3371,0000,7172,106
2019dec4,0071,8313,3991,2590,8262,406
2020jan4,1321,9333,5851,3630,8032,295
2020feb3,8201,7403,2701,2370,7422,086
2020mrt2,2104,1252,0063,4071,3630,7842,342
2020apr6,3783,8601,8602,9940,9470,7662,071
2020mei1,3273,6961,4702,8230,6680,7101,947
2020jun0,2673,8401,3862,7860,6230,7061,870
2020jul0,0924,0261,5402,6950,6640,7091,901
2020aug0,1684,0111,7922,8560,8060,7942,141
2020sep0,3373,8091,5782,7620,6400,7382,041
2020okt2,1723,9941,6253,1860,7290,7232,184
2020nov3,2363,7951,5192,9720,6720,7152,016
2020dec3,9863,9811,6203,2860,7910,8402,298
2021jan4,4653,9521,6483,3990,8260,7982,219
2021feb2,5803,4571,4403,0090,6740,7082,074
2021mrt1,6493,9001,4713,0950,7160,7542,212
2021apr1,4083,9291,5083,0720,7350,7832,098
2021mei0,9513,8221,5723,1040,7640,7052,206
2021jun0,2523,9751,6662,7660,7490,7472,050
2021jul0,1783,9931,7152,9630,8220,7672,169
2021aug0,4393,9111,7262,8620,8340,7132,284
2021sep0,3533,9951,6732,8640,8260,7442,254
2021okt0,6734,0681,8403,3341,0200,8022,413
2021nov3,1383,9781,7693,3711,1050,8332,588
2021dec3,5224,1272,0223,6071,0480,9122,809
2022jan1,0143,9881,7503,3560,9640,8592,498
2022feb1,0573,6801,5773,1350,8350,7782,183
2022mrt1,5174,0201,8053,5331,1550,8802,539
2022apr0,9293,8021,8303,3971,3370,8522,423
2022mei0,2493,8821,8303,2231,1130,8392,348
2022jun0,2753,9451,6593,0061,0530,8572,253
2022jul0,7023,9871,8702,9110,9010,8872,397
2022aug0,4884,1641,9222,7930,8040,8832,324
2022sep0,2933,8511,7762,9270,7840,7802,348
2022okt0,8304,0741,9603,2411,0440,9692,558
2022nov0,3693,9751,8553,3851,0930,9072,459
2022dec0,5444,2242,3424,1361,8781,0303,222
2023jan0,4784,0732,2923,7581,9170,9763,096
2023feb0,3293,6411,8543,3981,3050,9422,521
2023mrt0,6574,1742,0853,7791,4391,0282,934
2023apr0,2713,7211,7563,1821,0990,8342,494
2023mei0,1273,9081,7873,0970,9790,8992,345
2023jun0,0573,8661,9312,9940,9410,8742,440
2023jul0,0273,9871,8362,8370,8190,8342,308
2023aug0,0453,9211,8172,7550,8050,8682,474
2023sep0,1223,9821,8012,7980,8780,9092,360
2023okt0,1844,0271,9413,1631,1040,9772,742
2023nov0,3283,9232,1723,4351,2210,9742,770
2023dec0,4574,1662,3403,6101,5431,0762,907

4.1.2 Overledenen naar doodsoorzaak per jaar
JaarCOVID-19 (x 1 000)Nieuwvormingen (x 1 000)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (x 1 000)Hart- en vaatziekten (x 1 000)Ziekten van de ademhalingsorganen (x 1 000)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (x 1 000)Overige ziekten en onbekend (incl. ontbrekende verklaringen) (x 1 000)
201444,80817,04237,86210,4546,81322,244
201545,79019,00939,37912,6817,25323,022
201646,97020,34938,64611,9847,71423,335
201746,55621,02838,15312,9657,97123,541
201846,65721,99037,79514,0448,63124,246
201946,99021,55137,54112,6248,67424,505
202020,17347,08920,06936,62210,5039,03025,192
202119,60847,10720,05037,44610,1199,26627,376
20228,26747,59222,17639,04312,96110,52129,552
20233,08247,38923,61238,80614,05011,19131,391

Hoofdgroepen doodsoorzaken: relatieve verdeling

Van alle hoofdgroepen doodsoorzaken, is het aandeel sterfgevallen door nieuwvormingen (kanker en andere niet-kwaadaardige nieuwvormingen) en hart- en vaatziekten het hoogst, onder zowel mannen als vrouwen.

Het meest opvallende verschil tussen mannen en vrouwen in de relatieve verdeling van doodsoorzaken, is het verschil in het aandeel sterfte aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (waartoe onder andere dementie en de ziekte van Alzheimer behoren). Dit verschil is in 2014-2023, maar ook daarvoor zichtbaar (zie ook VZinfo, z.d.). Het aandeel sterfte aan dementie (inclusief Alzheimer als meest voorkomende oorzaak) is bij vrouwen bijna twee keer hoger dan bij mannen.

Bij mannen is het aandeel sterfte aan overige psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel juist hoger dan bij vrouwen (zie 4.2.2). Tot deze groep behoren bijvoorbeeld psychische stoornissen door alcohol- en/-of drugsgebruik, de ziekte van Parkinson, overige ziekten van het zenuwstelsel en ziekten van de zintuigen.

Het aandeel niet-natuurlijke doodsoorzaken steeg in de periode 2014-2023 bij vrouwen sterker dan bij mannen.

4.1.3a Overledenen naar doodsoorzaak, mannen
JaarNieuwvormingen (%)Hart- en vaatziekten (%)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (%)Ziekten van de ademhalingsorganen (%)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (%)COVID-19 (%)Overige ziekten en onbekend (incl. ontbrekende verklaringen) (%)
202330,523,211,78,16,32,118,1
202230,522,910,87,56,05,416,8
202129,421,79,56,15,212,715,4
202029,921,69,76,55,213,014,1
201933,724,711,88,55,70,015,5
201833,624,711,89,25,70,015,0
201734,425,311,48,95,50,014,6
201634,625,511,28,65,40,014,6
201534,226,610,49,25,10,014,5
201435,226,99,88,45,10,014,7

4.1.3b Overledenen naar doodsoorzaak, vrouwen
JaarNieuwvormingen (%)Hart- en vaatziekten (%)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (%)Ziekten van de ademhalingsorganen (%)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (%)COVID-19 (%)Overige ziekten en onbekend (incl. ontbrekende verklaringen) (%)
202325,522,616,18,46,91,618,9
202225,523,015,37,86,34,317,8
202125,622,214,05,75,610,416,5
202025,921,814,16,15,411,215,5
201928,224,916,68,25,60,016,5
201827,324,816,99,35,40,016,3
201727,625,916,68,64,80,016,5
201628,326,716,27,84,70,016,3
201527,927,415,58,44,40,016,4
201428,828,114,87,14,20,016,9

Trends in sterftecijfers naar doodsoorzaak en geslacht

De gestandaardiseerde sterfte aan nieuwvormingen is de afgelopen tien jaar verder gedaald, zowel onder mannen als vrouwen. Die daling is er al vanaf eind jaren tachtig (zie voor lange tijdreeksen VZinfo, z.d.). Bij mannen is de afname sterker dan bij vrouwen. In 2014 was de gestandaardiseerde sterfte aan nieuwvormingen onder mannen 345 gevallen per 100 duizend inwoners; in 2023 was dit 288 per 100 duizend inwoners. Onder vrouwen ging het om 267 gevallen per 100 duizend inwoners in 2014 en 243 per 100 duizend inwoners in 2023.

Ook de gestandaardiseerde sterftecijfers aan hart- en vaatziekten zijn gedaald; van rond de 260 per 100 duizend inwoners in 2014 naar 217 per 100 duizend inwoners in 2023. In deze periode waren deze sterftecijfers voor mannen en vrouwen ongeveer gelijk. De trendmatige daling werd in 2015 en opnieuw in 2021-2022 tijdelijk onderbroken. Bij vrouwen was er in 2022 een tijdelijke toename ten opzichte van 2021 en 2020, maar het niveau bleef lager dan dat van vóór 2020.

COVID-19 stond in de jaarlijkse gestandaardiseerde sterftecijfers van 2020 en 2021 op de derde plaats als doodsoorzaak. In 2022 was er een aanzienlijke afname, die zich in 2023 verder voortzette. In 2020 overleden er, per geslacht gestandaardiseerd naar leeftijd, 134 mannen per 100 duizend inwoners en 110 vrouwen per 100 duizend inwoners aan COVID-19. In 2023 was dit gedaald naar 19 per 100 duizend mannen en 15 per 100 duizend vrouwen.

De gestandaardiseerde sterfte aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen kende vanaf 2014 (en ook daarvoor) een stijging. Vanaf 2019 was er een beginnende afname te zien in de sterfte aan deze groep aandoeningen, die zich in 2020 verder doorzette. In 2021 begon de afname af te vlakken en vanaf 2022 nam het sterftecijfer weer toe. De sterfte aan deze groep psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen is voor vrouwen hoger dan voor mannen. Dit komt vooral door de grotere bijdrage van sterfte aan dementie en de ziekte van Alzheimer onder vrouwen (zie ook 4.2.2). In 2023 overleden er, per geslacht gestandaardiseerd voor leeftijd, 110 mannen en 153 vrouwen per 100 duizend inwoners aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen.

De sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen vertoonde een vergelijkbaar patroon als die aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen in de jaren 2014 tot en met 2023: na een stijging was er vanaf 2019 een afname. Bij vrouwen was deze daling sterker dan bij mannen. In 2022 nam de sterfte aan deze ziekten weer toe. In 2023 overleden er, per geslacht gestandaardiseerd voor leeftijd, 77 mannen en 80 vrouwen per 100 duizend inwoners aan ziekten van de ademhalingsorganen.

Onder zowel mannen als vrouwen nam de sterfte aan niet-natuurlijke doodsoorzaken toe in de onderzoeksperiode. De toename was onder vrouwen sterker dan onder mannen. In 2014 was de gestandaardiseerde sterfte aan niet-natuurlijke doodsoorzaken onder mannen 50 gevallen per 100 duizend inwoners; in 2023 was dit 60 per 100 duizend inwoners. Onder vrouwen ging het om 39 gevallen per 100 duizend inwoners in 2014 en 65 per 100 duizend inwoners in 2023. Dit komt door een stijging in het aantal overledenen aan een accidentele val (zie ook 4.2.5).

Sinds 2019 is er een gestage stijging in de groep overige doodsoorzaken, die in 2021 sterker toenam en daarna voortzette. Dit komt voornamelijk doordat het aantal ontbrekende doodsoorzaakverklaringen is gestegen. In paragraaf 4.2 wordt de groep overige doodsoorzaken verder uitgesplitst.

4.1.4a Gestandaardiseerde sterfte naar doodsoorzaak, mannen1)
JaarCOVID-19 (per 100 duizend)Nieuwvormingen (per 100 duizend)Hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Overige ziekten en onbekend (incl. ontbrekende verklaringen) (per 100 duizend)
2014345,3264,495,982,149,8144,7
2015344,6268,2104,993,251,5146,7
2016343,5253,3111,485,653,3145,4
2017333,2244,7110,586,453,0141,2
2018323,2238,4113,988,954,4144,5
2019315,1231,0110,279,553,4144,8
2020134,1308,3223,5100,666,853,4145,6
2021129,3299,9221,597,162,652,9157,1
202252,7296,0222,5104,672,558,6163,3
202319,4287,6219,3110,476,859,9171,1
1) Gebaseerd op de leeftijdgestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.1.4b Gestandaardiseerde sterfte naar doodsoorzaak, vrouwen1)
JaarCOVID-19 (per 100 duizend)Nieuwvormingen (per 100 duizend)Hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Overige ziekten en onbekend (incl. ontbrekende verklaringen) (per 100 duizend)
2014267,5260,5137,766,139,3157,1
2015268,0263,2148,981,242,1158,0
2016270,0254,3154,374,544,5155,8
2017261,3245,1157,681,645,9156,1
2018258,8234,9160,488,151,2155,1
2019257,9227,7152,475,550,8151,6
2020109,8255,1214,6138,659,652,9152,8
2021101,3250,6216,5136,856,254,6161,3
202242,3248,6224,6149,076,061,4174,1
202315,1242,8214,9153,580,265,3180,2
1) Gebaseerd op de leeftijdgestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

Trends in sterftecijfers naar doodsoorzaak en leeftijd

Voor de leeftijdsgroep jonger dan 50 jaar vormden nieuwvormingen de grootste oorzaak van sterfte tot het jaar 2021, sinds 2022 zijn dat niet-natuurlijke doodsoorzaken. Daaronder vallen onder andere zelfdodingen, ongevallen (waaronder vervoersongevallen en accidentele vergiftigingen) en moord en doodslag.

Zelfdoding was de vaakst voorkomende doodsoorzaak binnen de niet-natuurlijke doodsoorzaken in de leeftijdsgroep jonger dan 50 jaar; het aandeel zelfdoding was constant een belangrijke oorzaak en varieerde tussen 54 en 58 procent van de niet-natuurlijke sterfgevallen in 2014-2023. Het aandeel ongevallen toonde een lichte stijging over de tijd, van 30 procent in 2014 naar 37 procent in 2023. Het aandeel vervoersongevallen was stabiel rond de 16 procent, terwijl het aandeel accidentele vergiftigingen onder de niet-natuurlijke doodsoorzaken steeg van 5 procent in 2014 naar 10 procent in 2023. In de leeftijdsgroep jonger dan 50 jaar werd gemiddeld 5 procent van de niet-natuurlijke sterfgevallen over de periode 2014-2023 veroorzaakt door moord- en doodslag (CBS, StatLine).

Voor de leeftijdsgroep van 50 tot 75 jaar vormden nieuwvormingen de grootste oorzaak van sterfte, gevolgd door hart- en vaatziekten. In 2020 en 2021 kwam COVID-19 op de derde plaats in deze leeftijdscategorie.

Onder mensen van 75 jaar en ouder vormden hart- en vaatziekten de grootste oorzaak van sterfte. Nieuwvormingen staan op de tweede plaats. In 2020 en 2021 kwam COVID-19 op de derde plaats in deze leeftijdscategorie, gevolgd door dementie en de ziekte van Alzheimer.

4.1.5a Gestandaardiseerde sterfte naar doodsoorzaak, jonger dan 50 jaar1)
JaarCOVID-19 (per 100 duizend)Nieuwvormingen (per 100 duizend)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Overige ziekten en onbekend (incl ontbrekende formulieren) (per 100 duizend)
201416,93,56,21,114,714,2
201516,53,86,21,213,813,2
201616,24,15,81,213,814,1
201716,14,25,50,914,514,1
201815,04,25,41,014,013,9
201914,93,94,80,914,115,1
20201,315,34,45,30,814,114,9
20211,814,34,75,80,714,015,0
20220,914,34,65,41,314,715,5
20230,312,64,74,91,314,116,7
1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.1.5b Gestandaardiseerde sterfte naar doodsoorzaak, 50 tot 75 jaar1)
JaarCOVID-19 (per 100 duizend)Nieuwvormingen (per 100 duizend)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Overige ziekten en onbekend (incl ontbrekende formulieren) (per 100 duizend)
2014428,847,1162,951,133,7112,7
2015431,252,8166,759,434,2113,8
2016424,153,8156,559,334,8114,5
2017406,954,1151,158,334,1107,3
2018398,756,8150,263,035,2114,4
2019383,453,6144,559,933,0111,7
202063,7372,153,8140,248,633,6114,6
202180,0372,854,0147,752,133,7131,1
202227,4362,958,2146,062,137,0135,4
20239,3352,760,8141,465,637,7139,8
1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.1.5c Gestandaardiseerde sterfte naar doodsoorzaak, 75 jaar en ouder1)
JaarCOVID-19 (per 100 duizend)Nieuwvormingen (per 100 duizend)Psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Overige ziekten en onbekend (incl ontbrekende formulieren) (per 100 duizend)
20141577,71013,12072,1560,7251,91074,4
20151576,61094,52096,0668,5278,61092,1
20161609,61148,92014,8599,6298,81066,7
20171575,21159,71946,8647,7303,51072,7
20181551,11181,91868,2679,4337,31061,8
20191559,21133,71818,3580,4337,11047,2
20201013,61549,11011,31726,5474,1346,71050,5
2021893,31490,3982,61701,3426,7352,41097,6
2022385,21494,81068,91756,7542,3401,11177,9
2023143,01469,31111,61710,3575,3428,81226,7
1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

De grafieken 4.1.5a t/m 4.1.5c geven een totaaloverzicht van zeven groepen doodsoorzaken in één grafiek, zodat de relatieve bijdragen en onderlinge verhoudingen zichtbaar zijn. In de grafieken vanaf paragraaf 4.2 is voor specifiekere (groepen) doodsoorzaken binnen de hoofdgroepen de trend per doodsoorzaak weergegeven. De schaal op de y-assen is daarbij aangepast aan de schaal van de doodsoorzaak. Zo zijn variaties in trends binnen elke doodsoorzaak goed zichtbaar, zonder dat deze onderdrukt worden door een vaste schaal.

4.2 Specifieke doodsoorzaken

Kwaadaardige nieuwvormingen

Het sterftecijfer als gevolg van kwaadaardige nieuwvormingen (96 procent van het totaal aantal nieuwvormingen) neemt af. In 2014 was de gestandaardiseerde kankersterfte onder mannen 332 gevallen per 100 duizend inwoners; in 2023 was dit 277 per 100 duizend inwoners. Onder vrouwen ging het om 255 gevallen per 100 duizend inwoners in 2014 en 232 per 100 duizend inwoners in 2023. 

De gestandaardiseerde sterftecijfers voor zowel borstkanker als prostaatkanker vertonen al geruime tijd een dalende trend. In 2021 was er een onderbreking in deze afname. In 2022 en 2023 daalde de sterfte door borstkanker opnieuw. Bij prostaatkanker was er sprake van een daling tot en met 2022 en een lichte stijging in 2023 ten opzichte van 2022.

De gestandaardiseerde sterfte aan dikkedarm- (inclusief rectum-) kanker en hematologische kanker (dit omvat kwaadaardige afwijkingen van bloed, bloedvormende organen en lymfeklieren) is voor zowel mannen als vrouwen afgenomen. Het sterftecijfer door longkanker is voornamelijk onder mannen gedaald, van 88 per 100 duizend in 2014 naar 61 per 100 duizend in 2023. Bij vrouwen daalde het sterftecijfer in dezelfde periode van 54 per 100 duizend naar 50 per 100 duizend. De gestandaardiseerde sterfte aan pancreaskanker is in de afgelopen jaren relatief stabiel gebleven, met een sterftecijfer rond de 18 overlijdens per 100 duizend inwoners per jaar in de periode 2014-2023.

Totaal
Mannen
Vrouwen

1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.2.1 Overledenen1) aan nieuwvormingen
 Totaal, nieuwvormingen (per 100 duizend)Mannen, nieuwvormingen (per 100 duizend)Vrouwen, nieuwvormingen (per 100 duizend)Totaal, kwaadaardige nieuwvormingen (kanker) (per 100 duizend)Mannen, kwaadaardige nieuwvormingen (kanker) (per 100 duizend)Vrouwen, kwaadaardige nieuwvormingen (kanker) (per 100 duizend)Vrouwen, borstkanker (per 100 duizend)Mannen, prostaatkanker (per 100 duizend)Totaal, dikkedarmkanker (per 100 duizend)Mannen, dikkedarmkanker (per 100 duizend)Vrouwen, dikkedarmkanker (per 100 duizend)Totaal, longkanker (per 100 duizend)Mannen, longkanker (per 100 duizend)Vrouwen, longkanker (per 100 duizend)Totaal, pancreaskanker (per 100 duizend)Mannen, pancreaskanker (per 100 duizend)Vrouwen, pancreaskanker (per 100 duizend)Totaal, hematologische kanker (per 100 duizend)Mannen, hematologische kanker (per 100 duizend)Vrouwen, hematologische kanker (per 100 duizend)
2014302,6345,3267,5290,1332,4255,338,138,633,438,229,269,888,253,918,218,717,822,626,819,0
2015303,0344,6268,0292,3333,6257,440,838,934,138,630,168,985,554,417,918,717,223,227,219,7
2016303,8343,5270,0292,8332,2259,038,539,233,336,930,269,084,954,818,418,917,923,828,519,6
2017294,9333,2261,3284,3322,9250,537,639,131,936,028,365,680,352,318,218,617,723,127,119,4
2018289,3323,2258,8277,4311,3247,036,638,331,035,326,964,175,853,417,918,117,822,226,618,1
2019285,1315,1257,9273,9303,3247,036,037,829,131,127,262,072,552,318,218,218,322,626,818,6
2020280,7308,3255,1268,9296,1243,535,537,327,328,526,159,968,851,617,617,617,621,825,818,1
2021274,6299,9250,6262,7287,8239,035,636,026,329,123,558,765,152,617,517,517,521,125,117,2
2022271,9296,0248,6260,5284,4237,535,235,825,627,523,857,964,351,818,118,717,420,624,117,2
2023265,1287,6242,8254,3276,6232,434,136,324,626,522,655,561,050,117,617,517,820,323,616,9

Psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen

Het gestandaardiseerde sterftecijfer als gevolg van dementie en de ziekte van Alzheimer kende vanaf 2014 (en ook daarvoor) een stijging. Vanaf 2019 was er een beginnende afname te zien in de sterfte aan deze aandoeningen, die zich in 2020 verder doorzette. In 2021 begon de afname af te vlakken en vanaf 2022 nam de sterfte aan dementie en de ziekte van Alzheimer weer toe. De sterfte aan deze ziekten is voor vrouwen hoger dan voor mannen. In 2023 overleden er, per geslacht gestandaardiseerd voor leeftijd, 66 mannen en 120 vrouwen per 100 duizend inwoners aan dementie en Alzheimer.

Het gestandaardiseerde sterftecijfer aan overige psychische stoornissen (onder andere door alcohol- en/-of drugsgebruik) en ziekten van het zenuwstelsel (onder andere de ziekte van Parkinson) en zintuigen is in de periode 2015 tot en met 2021 stabiel. Daarna is er een kleine toename, van 35 per 100 duizend inwoners in 2021 naar 39 per 100 duizend inwoners in 2023.

Totaal
Mannen
Vrouwen

1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.2.2 Overledenen1) aan psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen
 Totaal, 4.2.2 Overledenen1) aan psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Mannen, 4.2.2 Overledenen1) aan psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Vrouwen, 4.2.2 Overledenen1) aan psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Totaal, dementie en Alzheimer (per 100 duizend)Mannen, dementie en Alzheimer (per 100 duizend)Vrouwen, dementie en Alzheimer (per 100 duizend)Totaal, overige psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Mannen, overige psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)Vrouwen, overige psychische stoornissen en ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (per 100 duizend)
2014117,395,9137,786,660,5111,030,735,426,7
2015127,3104,9148,993,365,1119,834,039,829,1
2016133,2111,4154,397,669,9124,035,641,530,3
2017134,4110,5157,699,069,4127,535,341,130,1
2018137,4113,9160,4101,872,3130,335,641,630,1
2019131,5110,2152,496,269,2122,335,341,030,1
2020119,8100,6138,685,360,4109,534,540,129,1
2021117,297,1136,881,956,6106,735,240,530,1
2022127,0104,6149,089,460,7117,637,643,831,5
2023132,1110,4153,593,265,8120,338,944,633,2

Hart- en vaatziekten

Het sterftecijfer als gevolg van hart- en vaatziekten nam in 2014-2023 af, met in 2021 en 2022 een onderbreking van deze afname. Ook in 2015 was er een tijdelijke onderbreking van de trendmatige daling van sterfte aan hart- en vaatziekten. De trendmatige daling met een onderbreking vanaf 2021 was te zien voor verschillende categorieën hart- en vaatziekten (ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte, hartfalen en overige hart- en vaatziekten). In 2022 was er bij vrouwen een lichte stijging van de gestandaardiseerde sterfte in al deze categorieën ten opzichte van voorgaande jaren, gevolgd door een afname in 2023.

Totaal
Mannen
Vrouwen

1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.2.3 Overledenen1) aan hart- en vaatziekten
 Totaal, overledenen¹⁾ aan hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Mannen, overledenen¹⁾ aan hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Vrouwen, overledenen¹⁾ aan hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Totaal, ischemische hartziekten (per 100 duizend)Mannen, ischemische hartziekten (per 100 duizend)Vrouwen, ischemische hartziekten (per 100 duizend)Totaal, totaal hartinfarct (per 100 duizend)Mannen, totaal hartinfarct (per 100 duizend)Vrouwen, totaal hartinfarct (per 100 duizend)Totaal, acuut hartinfarct (per 100 duizend)Mannen, acuut hartinfarct (per 100 duizend)Vrouwen, acuut hartinfarct (per 100 duizend)Totaal, hartfalen (per 100 duizend)Mannen, hartfalen (per 100 duizend)Vrouwen, hartfalen (per 100 duizend)Totaal, beroerte (per 100 duizend)Mannen, beroerte (per 100 duizend)Vrouwen, beroerte (per 100 duizend)Totaal, overige hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Mannen, overige hart- en vaatziekten (per 100 duizend)Vrouwen, overige hart- en vaatziekten (per 100 duizend)
2014260,5264,4260,560,975,548,544,353,636,536,242,630,749,245,353,8111,997,5124,285,887,285,5
2015264,1268,2263,260,475,547,244,053,735,636,042,929,951,546,457,2112,2101,8122,187,388,287,1
2016252,6253,3254,356,469,844,640,749,233,233,038,927,749,944,355,7108,096,2118,583,983,784,6
2017243,9244,7245,153,466,741,338,646,431,631,637,426,249,143,954,5102,991,0114,082,582,882,8
2018235,8238,4234,952,666,340,038,947,231,231,938,026,246,642,750,8100,788,4112,079,079,379,0
2019228,7231,0227,750,362,538,936,844,429,729,835,624,344,339,149,699,290,1107,877,278,376,5
2020218,5223,5214,648,060,536,034,542,526,828,134,022,442,539,146,091,682,1100,575,276,773,9
2021218,7221,5216,547,059,534,834,542,826,628,034,821,543,740,047,591,181,4100,575,676,275,2
2022223,4222,5224,647,558,736,734,742,027,628,534,023,146,240,152,391,981,0102,176,977,876,1
2023217,1219,3214,945,456,134,933,740,426,927,832,922,644,940,649,190,379,6100,174,976,973,0

Ziekten van de ademhalingsorganen

In 2019-2021 daalde het sterftecijfer als gevolg van ziekten van de ademhalingsorganen, waaronder COPD en longontsteking. Fluctuaties in sterfte aan deze aandoeningen kunnen samenhangen met het voorkomen van griep, verkoudheid, andere luchtweginfecties en – vanaf 2020 – met COVID-19. In 2022 steeg het gestandaardiseerde sterftecijfer aan COPD en longontsteking ten opzichte van 2021 en voor longontsteking zette deze stijging door in 2023.

Totaal
Mannen
Vrouwen

1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.2.4 Overledenen1) aan ziekten van de ademhalingsorganen
 Totaal, Overledenen¹⁾ aan ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Mannen, Overledenen¹⁾ aan ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Vrouwen, Overledenen¹⁾ aan ziekten van de ademhalingsorganen (per 100 duizend)Totaal, COPD (per 100 duizend)Mannen, COPD (per 100 duizend)Vrouwen, COPD (per 100 duizend)Totaal, longontsteking (per 100 duizend)Mannen, longontsteking (per 100 duizend)Vrouwen, longontsteking (per 100 duizend)
201472,482,166,140,146,435,820,021,319,6
201585,793,281,247,353,742,722,622,723,1
201678,985,674,543,548,140,220,421,320,1
201783,286,481,644,247,441,922,522,123,4
201887,988,988,143,545,542,223,021,524,8
201977,079,575,541,543,540,020,419,821,2
202062,866,859,633,835,832,116,216,416,1
202159,262,656,232,933,732,415,115,914,4
202274,272,576,038,435,941,020,120,020,3
202378,676,880,238,035,640,324,323,824,8

Niet-natuurlijke doodsoorzaken

De toename in het sterftecijfer door niet-natuurlijke doodsoorzaken werd teweeggebracht door een stijging in het sterftecijfer aan accidentele vallen. Deze sterfte neemt al jaren toe. In 2014 was het gestandaardiseerde sterftecijfer aan accidentele vallen 21 per 100 duizend inwoners, in 2023 was dit 39 per 100 duizend inwoners. Het sterftecijfer nam sneller toe onder vrouwen dan onder mannen. Onder vrouwen was het gestandaardiseerde sterftecijfer 23 per 100 duizend in 2014 en 48 per 100 duizend in 2023; onder mannen was dit 19 in 2014 en 30 per 100 duizend in 2023.

Zelfdoding kende een stabiel sterftecijfer in de periode 2014-2023, met gemiddeld 11 overledenen door zelfdoding per 100 duizend inwoners. Zelfdoding komt vaker voor onder mannen dan onder vrouwen.

Het gestandaardiseerde sterftecijfer aan wegverkeersongevallen was in voorgaande decennia gestaag gedaald, maar bleef tussen 2014-2023 redelijk constant (ongeveer 2 per 100 duizend onder vrouwen en 5 per 100 duizend onder mannen). In 2022 was er wel een toename te zien, terwijl het cijfer in 2023 weer daalde. 

Totaal
Mannen
Vrouwen

1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)

4.2.5 Overledenen1) aan niet-natuurlijke doodsoorzaken
 Totaal, overledenen¹⁾ aan niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Mannen, overledenen¹⁾ aan niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Vrouwen, overledenen¹⁾ aan niet-natuurlijke doodsoorzaken (per 100 duizend)Totaal, accidentele val (per 100 duizend)Mannen, accidentele val (per 100 duizend)Vrouwen, accidentele val (per 100 duizend)Totaal, zelfdoding (per 100 duizend)Mannen, zelfdoding (per 100 duizend)Vrouwen, zelfdoding (per 100 duizend)Totaal, verkeersdoden (per 100 duizend)Mannen, verkeersdoden (per 100 duizend)Vrouwen, verkeersdoden (per 100 duizend)
201444,249,839,320,819,422,610,915,17,03,55,12,0
201546,551,542,123,320,825,911,115,47,03,65,61,8
201648,753,344,525,322,927,911,215,47,23,75,52,1
201749,353,045,925,722,329,211,215,47,13,55,21,9
201852,754,451,228,824,932,810,713,97,63,85,42,2
201952,053,450,828,824,133,510,514,36,73,75,22,2
202053,253,452,931,125,037,210,514,26,83,55,11,9
202153,752,954,631,724,438,910,614,96,43,24,71,8
202260,058,661,435,627,543,710,815,06,84,15,92,3
202362,659,965,339,029,548,410,414,76,23,65,22,1

Overige doodsoorzaken

Sinds 2019 is er een gestage stijging in de groep overige doodsoorzaken, die in 2021 sterker toenam en daarna voortzette. Dit komt voornamelijk doordat het aantal ontbrekende doodsoorzaakverklaringen is gestegen. In 2023 bedroeg het sterftecijfer aan de groep overige ziekten en onbekende doodsoorzaken (inclusief ontbrekende doodsoorzaakverklaringen) ongeveer 176 per 100 duizend inwoners, vergeleken met 150 per 100 duizend in 2019.

Tot de hoofdgroep overige ziekten en onbekende doodsoorzaken behoren onder andere ontbrekende doodsoorzaakverklaringen, ziekten van de spijsverteringsorganen, infectieziekten (exclusief COVID-19) en onbekende doodsoorzaken.

De sterkste stijging was zichtbaar in de subgroep ‘ontbrekende doodsoorzaakverklaringen’, met een toename van 14 per 100 duizend in 2014 naar 33 per 100 duizend in 2023. Het totale aantal ontbrekende verklaringen in 2023 bedroeg 5 854. Onderzoek wijst uit dat de stijging van het aantal ontbrekende formulieren niet verklaarbaar is door een stijging binnen bijvoorbeeld een bepaalde leeftijdsgroep. Onder nuljarigen is het aandeel ontbrekende doodsoorzaakverklaringen het grootst, maar het uitsluiten van nuljarigen in de analyse veranderde het patroon van stijgende ontbrekende verklaringen niet, gezien het relatief kleine aantal overledenen in deze groep. De stijging in het aantal ontbrekende verklaringen was vooral te zien onder mensen die in Nederland zijn overleden. De stijging in het aantal ontbrekende doodsoorzaakverklaringen hangt dan ook waarschijnlijk samen met procesmatige veranderingen in het aanleveren, zoals veranderingen door het digitaliseringsproces. Zie de bijlage voor een uitgebreidere analyse.

Het gestandaardiseerde sterftecijfer als gevolg van infectieziekten (dit zijn infectieziekten met uitzondering van COVID-19) schommelde in de periode 2014-2023 tussen de 17 en 24 overledenen per 100 duizend inwoners. Het gestandaardiseerde sterftecijfer aan ziekten van de spijsverteringsorganen en endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten schommelde in het decennium 2014-2023 tussen de 50 en 55 overledenen per 100 duizend inwoners. De groep onbekende doodsoorzaken is gestegen van 3,5 per 100 duizend in 2014 naar 6,2 per 100 duizend in 2023; het gaat hier om relatief kleine aantallen.

Totaal
Mannen
Vrouwen

1)Gebaseerd op de gestandaardiseerde sterftecijfers (bevolkingsopbouw van 2023)
2Inclusief ontbrekende doodsoorzaakverklaringen

4.2.6 overledenen¹⁾ aan overige doodsoorzaken²⁾
 Totaal, overledenen¹⁾ aan overige doodsoorzaken²⁾ (per 100 duizend)Mannen, overledenen¹⁾ aan overige doodsoorzaken² (per 100 duizend)Vrouwen, overledenen¹⁾ aan overige doodsoorzaken²⁾ (per 100 duizend)Totaal, ziekten van de spijsverteringsorganen en endocriene voedings- en stofwisselingsziekten (per 100 duizend)Mannen, ziekten van de spijsverteringsorganen en endocriene voedings- en stofwisselingsziekten (per 100 duizend)Vrouwen, ziekten van de spijsverteringsorganen en endocriene voedings- en stofwisselingsziekten (per 100 duizend)Totaal, infectieziekten excl. COVID-19 (per 100 duizend)Mannen, infectieziekten excl. COVID-19 (per 100 duizend)Vrouwen, infectieziekten excl. COVID-19 (per 100 duizend)Totaal, ontbrekende doodsoorzaakverklaringen (per 100 duizend)Mannen, ontbrekende doodsoorzaakverklaringen (per 100 duizend)Vrouwen, ontbrekende doodsoorzaakverklaringen (per 100 duizend)Totaal, onbekende oorzaak (per 100 duizend)Mannen, onbekende oorzaak (per 100 duizend)Vrouwen, onbekende oorzaak (per 100 duizend)
2014150,5144,7157,153,651,555,821,422,021,214,018,110,13,53,63,4
2015152,0146,7158,054,253,155,523,524,323,112,616,59,03,03,32,7
2016150,2145,4155,853,553,054,219,920,020,014,819,110,72,93,22,6
2017148,5141,2156,151,049,452,520,019,320,815,218,511,93,23,52,9
2018149,6144,5155,151,351,351,420,720,121,414,818,511,33,33,72,9
2019148,0144,8151,649,849,650,120,120,120,315,620,011,33,94,43,4
2020149,1145,6152,850,651,949,417,817,218,318,522,614,55,15,74,5
2021159,1157,1161,350,251,948,517,416,418,426,430,822,15,15,54,8
2022168,7163,3174,152,452,952,017,817,018,729,532,826,35,26,44,1
2023175,6171,1180,251,452,050,721,820,223,432,736,928,66,27,35,0