Bijlage
Van | Naar | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Onderwijsvolgend, niet onderbenut | Onderwijsvolgend, onderbenut | Onderwijsvolgend, niet werkzaam | ||||
Onderwijsvolgend, niet onderbenut | 132 000 | 99 000 | ||||
Onderwijsvolgend, onderbenut | 50 000 zijn daadwerkelijk meer uren gaan werken en zijn niet meer onderbenut, 81 000 zijn evenveel of minder uren gaan werken maar zijn niet meer onderbenut | 15 000 | ||||
Onderwijsvolgend, niet werkzaam | 99 000 | 121 000 | ||||
1) 15- tot 75-jarigen
Van | Naar | ||
---|---|---|---|
Niet onderwijsvolgend, niet onderbenut | Niet onderwijsvolgend, onderbenut | Niet onderwijsvolgend, niet werkzaam | |
Niet onderwijsvolgend, niet onderbenut | 122 000 | 165 000 | |
Niet onderwijsvolgend, onderbenut | 55 000 zijn daadwerkelijk meer uren gaan werken en zijn niet meer onderbenut, 82 000 zijn evenveel of minder uren gaan werken maar zijn niet meer onderbenut | 12 000 | |
Niet onderwijsvolgend, niet werkzaam | 139 000 | 14 000 | . |
1) 15- tot 75-jarigen
2) Niet alle stromen zijn opgenomen in de figuur vanwege de overzichtelijkheid. Alleen de stromen van en naar de onderbenutte deeltijders zijn weergegeven.
Van | Naar | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Onderwijsvolgend, niet onderbenut | Onderwijsvolgend, onderbenut | Onderwijsvolgend, niet werkzaam | Niet onderwijsvolgend, niet onderbenut | Niet onderwijsvolgend, onderbenut | Niet onderwijsvolgend, niet werkzaam | |
Onderwijsvolgend, niet onderbenut | 10 000 | |||||
Onderwijsvolgend, onderbenut | 5 0000 zijn daadwerkelijk meer uren gaan werken en zijn niet meer onderbenut, 10 000 zijn evenveel of minder uren gaan werken maar zijn niet meer onderbenut | 2 000 | ||||
Onderwijsvolgend, niet werkzaam | 2 000 | |||||
Niet onderwijsvolgend, niet onderbenut | 4 000 | |||||
Niet onderwijsvolgend, onderbenut | 2 000 zijn daadwerkelijk meer uren gaan werken en zijn niet meer onderbenut, 3 000 zijn evenveel of minder uren gaan werken maar zijn niet meer onderbenut | 7 000 | ||||
Niet onderwijsvolgend, niet werkzaam | 7 000 |
1) 15- tot 75-jarigen
2) Niet alle stromen zijn opgenomen in de figuur vanwege de overzichtelijkheid. Alleen de stromen van en naar de onderbenutte deeltijders zijn weergegeven.
Uitstroom onderwijsvolgenden
In 2023 waren er gemiddeld 131 duizend onderwijsvolgende onderbenutte deeltijders die een kwartaal later nog steeds onderwijsvolgend en werkzaam waren, maar uitstroomden omdat ze geen extra uren meer wilden of konden werken. Van hen waren er 50 duizend daadwerkelijk meer uren gaan werken. Zij wilden gemiddeld 8,7 uur meer werken en gingen uiteindelijk 11,0 uur extra werken. Daarnaast bleven 81 duizend personen een gelijk of kleiner aantal uren werken en wilden of konden geen extra uren meer werken.
De grootste groep van de 50 duizend onderwijsvolgenden die daadwerkelijk meer uren zijn gaan werken, was oproepkracht of invalkracht (30 duizend). De meesten van hen bleven werken als oproepkracht of invalkracht (20 duizend), een kleiner deel kreeg wel een contract met vaste uren (8 duizend). De tweede grootste groep die meer uren ging werken, waren onderwijsvolgenden met een vast dienstverband (6 duizend).
Naast de 131 duizend onderwijsvolgende onderbenutte deeltijders was er ook nog een uitstroom van 15 duizend personen die werkzaam bleven en niet meer onderbenut waren, maar niet meer in het onderwijs zaten. Van hen gingen 10 duizend personen meer uren werken. Tot slot stopten er 17 duizend met werken.
Uitstroom niet-onderwijsvolgenden
Bij de niet-onderwijsvolgende onderbenutte deeltijders gaat het om vergelijkbare aantallen. In 2023 waren er 137 duizend niet-onderwijsvolgenden die werkzaam bleven, niet meer onderbenut waren en ook geen onderwijs zijn gaan volgen. Van hen zijn er 55 duizend meer uren gaan werken. Zij wilden 9,5 uren meer werken en gingen uiteindelijk 10,5 uren meer werken. Daarnaast bleven 82 duizend mensen evenveel of zelfs minder uren werken en waren niet meer onderbenut. De grootste groep van de 55 duizend personen die meer uren zijn gaan werken, had een vast contract met vaste uren, namelijk 19 duizend. De meesten hiervan behielden dit type contract. Ook was er een uitstroom van 8 duizend niet-onderwijsvolgenden die als oproepkracht of invalkracht werkten en 8 duizend die als zzp’er werkten.
Naast de uitstroom van de 137 duizend niet-onderwijsvolgenden was er een uitstroom van 5 duizend onderbenutte deeltijders die onderwijs zijn gaan volgen en niet meer onderbenut waren. Tot slot stopten er 13 duizend met werken.
Instroom onderwijsvolgenden
In totaal kwamen er 169 duizend onderwijsvolgende onderbenutte deeltijdwerkers per kwartaal bij. Het grootste gedeelte hiervan was al werkzaam en onderwijsvolgend (132 duizend), maar er kwamen ook 26 duizend onderwijsvolgenden bij die eerst niet werkzaam waren.
Van de 169 duizend werkte 42 procent als oproepkracht of invalkracht voordat ze een onderbenutte deeltijder werden. Het grootste gedeelte van deze groep bleef ook werkzaam als oproepkracht of invalkracht. Daarnaast had 19 procent eerder geen werk en 9 procent werkte in een vast dienstverband met vaste uren.
De ingestroomde onderwijsvolgenden werkten het kwartaal ervoor gemiddeld 15,5 uur per week. Toen ze onderbenut werden, werkten ze gemiddeld 13,2 uur per week. Hun gewenste arbeidsduur werd toen 21,2 uur per week.
Instroom niet-onderwijsvolgenden
Bij de niet-onderwijsvolgenden die als onderbenutte deeltijders instroomden, ging het om 148 duizend personen per kwartaal. Van hen was het grootste gedeelte al werkzaam en niet onderbenut (122 duizend). Nog eens 14 duizend waren niet werkzaam en niet-onderwijsvolgend. De overige 12 duizend waren eerst wel onderwijsvolgend, waarvan er 10 duizend ook al werkten.
Van de 148 duizend niet-onderwijsvolgende instromers had de grootste groep (39 procent) al een vast dienstverband met vaste uren en de meesten behielden dit contract. Andere groepen waren oproepkrachten of invalkrachten (13 procent), zzp’ers met eigen arbeid (12 procent) en niet-werkzaam (11 procent).
De groep die het kwartaal ervoor al werkte en toen onderbenut raakte, werkte gemiddeld 24,2 uur per week. Op het moment dat ze onderbenut raakten, was dat 22,4 uur per week. Hun gewenste arbeidsduur werd toen 29,5 uur per week.