1. Inleiding
De krapte op de arbeidsmarkt in Nederland blijft historisch hoog, ondanks een daling van het aantal vacatures en een lichte stijging van het aantal werklozen in het afgelopen jaar. De vraag die momenteel veel gesteld wordt, is hoeveel van het onbenut arbeidspotentieel kan worden benut om arbeidstekorten te verminderen. Dit artikel verkent die vraag, en richt zich daarbij vooral op de grootste groep binnen het potentieel: de onderbenutte deeltijders.
Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit de volgende groepen:
- Werklozen: personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn.
- Semiwerklozen: personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht of daarvoor direct beschikbaar zijn.
- Onderbenutte deeltijders: personen die deeltijd werken in hun eerste werkkring, meer uren willen gaan werken en hiervoor direct beschikbaar zijn.
In het tweede kwartaal van 2024 bestond deze groep in totaliteit uit bijna 1,2 miljoen mensen: 365 duizend werklozen, 290 duizend semiwerklozen en 517 duizend onderbenutte deeltijders. Ten opzichte van tien jaar geleden is de omvang van het onbenut arbeidspotentieel flink gedaald, toen waren het nog 2,1 miljoen mensen. De afgelopen twee jaar is de grootte van deze groep nauwelijks meer veranderd.
Om te begrijpen hoeveel van dit potentieel daadwerkelijk wordt benut, zijn cijfers over de in- en uitstroom van deze groepen nodig. Zo vonden in 2023 gemiddeld per kwartaal ruim 4 op de 10 werklozen binnen drie maanden betaald werk (CBS, 2024a), en van de semiwerklozen waren dat er ruim 2 op de 10 (CBS, 2024b). Voor onderbenutte deeltijders ontbraken vergelijkbare cijfers tot nu toe. Wel blijkt uit onderzoek van Thielecke et al. (2024) dat 30 procent van de werknemers die meer uren willen werken, dit een jaar later ook daadwerkelijk doet. Voor het eerst presenteert het CBS in dit artikel cijfers over de doorstroom van onderbenutte deeltijders naar meer werkuren.
De onderzoeksvragen in dit artikel zijn:
- Wat zijn de kenmerken van onderbenutte deeltijders? (hoofdstuk 3)
- Hoeveel onderbenutte deeltijders gaan meer uren werken, en hoeveel zien af van die wens of zijn niet langer beschikbaar voor meer werkuren? (hoofdstuk 4)
- Hoeveel dragen onderbenutte deeltijders en andere groepen bij aan de ontwikkeling van de totale arbeidsduur? (hoofdstuk 5)