4. Organisatiegraad
Organisatiegraad verder gedaald
Een steeds kleiner deel van de werknemers is vakbondslid. Uit de NEA blijkt dat in 2022 de organisatiegraad 16 procent bedroeg, in 2018 was dat nog 18 procent. Tussen 2012 en 2016 was gemiddeld 19 procent lid van een vakbond, gebaseerd op het onderzoek Sociale samenhang en welzijn van het CBS (Gielen & Floris, 2018).
In de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw was tussen de 35 en 40 procent van de werknemers tot 65 jaar aangesloten bij een vakbond, volgens de statistiek Vakbeweging (Ter Steege, Groenigen, Kuijpers & Van Cruchten, 2013). Vanaf 1980 zette een daling in, waarbij de organisatiegraad terugliep naar ongeveer een kwart van alle werknemers. Afgezien van een kleine opleving begin jaren negentig is de organisatiegraad na 2000 verder afgenomen tot 20 procent in 2011. Hierbij moet worden opgemerkt dat sommige jaar-op-jaarverschillen te maken kunnen hebben met methodewijzigingen die over de jaren hebben plaatsgevonden. Desondanks is de dalende trend sinds het einde van de jaren zeventig onmiskenbaar. In figuur 4.1 is iedere volgtijdelijk vergelijkbare reeks weergegeven met een aparte lijn.
Jaar | Reeks 1 (% vakbondslid) | Reeks 2 (% vakbondslid) | Reeks 3 (% vakbondslid) | Reeks 4 (% vakbondslid) | Reeks 5 (% vakbondslid) | Reeks 6 (% vakbondslid) | Reeks 7 (% vakbondslid) | Reeks 8 (% vakbondslid) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1955 | 37 | |||||||
1956 | 37 | |||||||
1957 | 38 | |||||||
1958 | 39 | |||||||
1959 | 39 | |||||||
1960 | 39 | |||||||
1961 | 38 | |||||||
1962 | 39 | |||||||
1963 | 39 | |||||||
1964 | 38 | |||||||
1965 | 38 | |||||||
1966 | 37 | |||||||
1967 | 38 | |||||||
1968 | 38 | |||||||
1969 | 37 | |||||||
1970 | 36 | |||||||
1971 | 36 | |||||||
1972 | 36 | |||||||
1973 | 36 | |||||||
1974 | 37 | |||||||
1975 | 36 | |||||||
1976 | 36 | |||||||
1977 | 36 | |||||||
1978 | 36 | |||||||
1979 | 36 | |||||||
1980 | 34 | |||||||
1981 | 33 | |||||||
1982 | 31 | |||||||
1983 | 29 | |||||||
1984 | 28 | |||||||
1985 | 27 | |||||||
1986 | 26 | |||||||
1987 | 24 | |||||||
1988 | 24 | |||||||
1989 | 24 | |||||||
1990 | 24 | |||||||
1991 | 24 | |||||||
1992 | 27 | |||||||
1993 | 28 | |||||||
1994 | 28 | |||||||
1995 | 28 | |||||||
1996 | 28 | |||||||
1997 | 28 | |||||||
1998 | 27 | |||||||
1999 | 27 | |||||||
2000 | 25 | |||||||
2001 | 24 | |||||||
2002 | 24 | |||||||
2003 | 24 | |||||||
2004 | 24 | |||||||
2005 | ||||||||
2006 | 23 | |||||||
2007 | 22 | |||||||
2008 | 21 | |||||||
2009 | 22 | |||||||
2010 | 21 | |||||||
2011 | 20 | |||||||
2012 | 19 | |||||||
2013 | 19 | |||||||
2014 | 19 | |||||||
2015 | 19 | |||||||
2016 | 19 | |||||||
2017 | ||||||||
2018 | 18 | |||||||
2019 | 18 | |||||||
2020 | 18 | |||||||
2021 | 17 | |||||||
2022 | 16 |
Organisatiegraad hoogst onder oudere werknemers
Met 27 procent was de organisatiegraad in 2022 het hoogst bij 55- tot 65-jarige werknemers, gevolgd door werknemers van 65 tot 75 jaar (22 procent) en 45 tot 55 jaar (19 procent). Werknemers tot 25 jaar waren met 7 procent het minst vaak aangesloten bij een vakbond. De organisatiegraad is tussen 2018 en 2022 het sterkst afgenomen onder de oudere leeftijdsgroepen. In 2018 was 31 procent van de 55- tot 65-jarige werknemers en 22 procent van de 45- tot 55-jarigen lid.
Naar het hoogst behaalde onderwijsniveau van werknemers zijn de verschillen tussen de groepen wat kleiner. Middelbaar opgeleiden (18 procent) zijn wel wat vaker vakbondslid dan laag- (16 procent) en hoogopgeleiden (15 procent). In de afgelopen jaren is het vakbondslidmaatschap bij deze drie groepen ongeveer in gelijke mate afgenomen. Bij alle mannelijke werknemers bedroeg in 2022 de organisatiegraad 17 procent, bij de vrouwelijke 15 procent. Bij beide groepen nam het percentage ten opzichte van 2018 af, wel was die daling wat sterker onder mannen.
Kenmerk | Vakbondslid (% werknemers 15 tot 75 jaar) |
---|---|
Man | 17,4 |
Vrouw | 15,3 |
15 tot 25 jaar | 6,5 |
25 tot 35 jaar | 11,6 |
35 tot 45 jaar | 15,8 |
45 tot 55 jaar | 19,0 |
55 tot 65 jaar | 26,9 |
65 tot 75 jaar | 22,0 |
Laagopgeleid | 15,7 |
Middelbaar opgeleid | 17,8 |
Hoogopgeleid | 15,4 |
Bron: CBS, TNO |
Organisatiegraad hoogst in het openbaar bestuur
Naar bedrijfstak was het percentage vakbondsleden in 2022 het hoogst in het openbaar bestuur: 29 procent van alle werknemers in deze bedrijfstak was lid van een vakbond. In het onderwijs was 27 procent lid en in de bouw 23 procent. De organisatiegraad was met 8 procent het laagst in de informatie en communicatie en de zakelijke dienstverlening. Ook in de landbouw, bosbouw en visserij (9 procent) was relatief een klein deel van de werknemers lid van een vakbond.
Bedrijfstak | Vakbondslid (% werknemers 15 tot 75 jaar) |
---|---|
Openbaar bestuur | 29,2 |
Onderwijs | 26,7 |
Bouwnijverheid | 23,0 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 20,5 |
Nijverheid (geen bouw) en energie | 18,3 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | 14,0 |
Financiële dienstverlening | 11,6 |
Handel, vervoer en horeca | 11,6 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 11,2 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 8,9 |
Zakelijke dienstverlening | 8,3 |
Informatie en communicatie | 7,5 |
Bron: CBS, TNO |
Twee derde werknemers politie en brandweer vakbondslid
Van de verschillende beroepsgroepen zijn werknemers bij de politie en brandweer met 67 procent verreweg het vaakst vakbondslid. Op enige afstand volgen buschauffeurs en trambestuurders (49 procent), timmerlieden (43 procent), docenten in het basisonderwijs (40 procent), docenten algemene vakken in het voortgezet onderwijs en fysiotherapeuten (beide 38 procent). Daarentegen was van de algemeen directeuren met 3 procent naar verhouding maar een kleine groep lid. Dat geldt ook voor managers in de ICT, managers verkoop en marketing, grafisch vormgevers en productontwerpers en kelners en barpersoneel (allen 5 procent).
Beroepsgroep | Vakbondslid (% werknemers 15 tot 75 jaar) |
---|---|
Politie en brandweer | 67,3 |
Buschauffeurs en trambestuurders | 49,0 |
Timmerlieden | 42,8 |
Leerkrachten basisonderwijs | 39,6 |
Docenten algemene vakken secundair onderwijs | 38,1 |
Kelners en barpersoneel | 5,3 |
Grafisch vormgevers en productontwerpers | 5,3 |
Managers verkoop en marketing | 4,9 |
Managers ICT | 4,8 |
Algemeen directeuren | 3,4 |
Bron: CBS, TNO |
Organisatiegraad stijgt met bedrijfsomvang
De organisatiegraad van werknemers die in kleinere organisaties werken is lager dan van werknemers van grote bedrijven. In 2022 was 11 procent van de werknemers die in een bedrijf met 1 tot 10 personen werkten vakbondslid, bij bedrijven met 500 of meer personen was dit 21 procent.
Verder is ook onderzocht of er een verschil bestaat in de organisatiegraad naar het vallen onder een reguliere cao. Werknemers die onder een cao vallen waren in 2022 met 20 procent ruim dubbel zo vaak lid van een vakbond als werknemers die niet te maken hebben met cao-afspraken (8 procent).
Vaste werknemers twee keer zo vaak vakbondslid
Werknemers met een vaste arbeidsrelatie zijn ongeveer dubbel zo vaak lid van een vakbond als werknemers met een flexibele arbeidsrelatie: 19 procent tegenover 9 procent. Onder werknemers met een flexibele arbeidsrelatie zijn oproep- en invalkrachten met 7 procent het minst vaak vakbondslid. Daarnaast zijn werknemers die in voltijd werken (17 procent) ook wat vaker lid dan deeltijdwerkers (15 procent). Vooral bij werknemers met een kleine deeltijdbaan (minder dan 20 uur per week) was de organisatiegraad met 9 procent relatief laag.
Positie | Vakbondslid (% werknemers 15 tot 75 jaar) |
---|---|
Vaste arbeidsrelatie | 19,4 |
Flexibele arbeidsrelatie (totaal), waarvan: | 9,4 |
Werknemer tijdelijk <1 jaar | 11,6 |
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast | 11,4 |
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar | 10,3 |
Werknemer flex, contract onbekend | 9,4 |
Uitzendkracht | 8,9 |
Oproep-/invalkracht | 7,5 |
Bron: CBS, TNO |