1. Inleiding
Het aantal mensen dat in Nederland is aangesloten bij een vakbond is sinds de eeuwwisseling gestaag afgenomen. Hadden alle vakbonden in 2003 gezamenlijk nog zo’n 1,9 miljoen leden, in 2023 waren dat er nog ongeveer 1,4 miljoen. Het percentage vakbondsleden op of boven de AOW-leeftijd is sinds 2003 wel toegenomen en in 2023 was dat ruim een vijfde van het aantal leden. Het aantal leden jonger dan 45 jaar neemt daarentegen al jaren af. Het slinkende ledenaantal van vakbonden in Nederland staat niet op zichzelf; ook in andere Europese landen is een dergelijke ontwikkeling zichtbaar. Vrijwel overal is de organisatiegraad gedaald. In sommige landen zijn de absolute ledenaantallen nog wel toegenomen (Schnabel, 2013).
De afname van het vakbondslidmaatschap deed zich voor op een arbeidsmarkt die, vooral in het eerste decennium van deze eeuw, verder is geflexibiliseerd. Zowel het aandeel werknemers met een flexibele arbeidsrelatie als het aandeel zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) nam toe (Smits, de Vries & Gringhuis, 2021). Het zijn juist deze groepen waarbij vakbonden het ook lastiger vinden om ze goed te vertegenwoordigen dan bij hun traditionele achterban, werknemers met een vaste arbeidsrelatie en een voltijdbaan (Jansen & Lehr, 2022). Tegenwoordig zijn vakbonden internationaal bezig met rekruteringscampagnes waarbij ze zich richten op het organiseren van werknemers in tijdelijke dienstverbanden, migrantenwerkers, werknemers in de informele economie, jongeren en platformwerkers (International Labour Organization, 2022).
Vakbonden zijn nauw betrokken bij het maken van afspraken met werkgevers over de arbeidsvoorwaarden van werknemers die zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). In 2021 viel 73 procent van de werknemers tussen de 15 en 75 jaar in 2021 onder een reguliere cao (CBS, 2022). Dat komt neer op 5,7 miljoen werknemers. Er bestaat dus een groot verschil tussen het aantal vakbondsleden enerzijds en het aantal werknemers dat voor hun arbeidsvoorwaarden te maken krijgt met de vertegenwoordiging door vakbonden anderzijds. Dat roept de vraag op wat vakbondsleden in Nederland kenmerkt.
Deze vraag wordt in dit artikel beantwoord met zowel cijfers op basis van de Statistiek Vakbewegingen als de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van CBS en TNO. De statistiek Vakbewegingen geeft informatie over de verschillende vakbewegingen en wie hier lid van zijn. De NEA richt zich specifiek op werknemers en hun arbeidskenmerken en -omstandigheden. Sinds 2018 zijn ook vragen over vakbondslidmaatschap opgenomen. Met deze gegevens kan de organisatiegraad per bedrijfstak worden vastgesteld, en ook die voor verschillende groepen werknemers, naar kenmerken van de werknemer zelf (bijvoorbeeld leeftijd, soort arbeidsrelatie, beroepsklasse) en de organisatie (naast bedrijfstak bijvoorbeeld bedrijfsomvang en het van toepassing zijn van een cao).
Met de NEA kan tevens de relatie tussen de organisatiegraad en de arbeidsomstandigheden van werknemers worden onderzocht. Vakbonden komen in Nederland al sinds het einde van de 19e eeuw op voor de belangen van werknemers. Historisch gezien was daarbij het verbeteren van de fysieke arbeidsomstandigheden van arbeiders zeer van belang. Gezien het feit dat de aard van betaald werk in de afgelopen eeuw drastisch is veranderd, is het de vraag in hoeverre de fysieke arbeidsbelasting van werknemers nog een samenhang vertoont met het lidmaatschap van vakbonden. Verder spelen inmiddels ook de psychosociale arbeidsbelasting en de tevredenheid met het werk en de tevredenheid met de arbeidsomstandigheden een rol bij de arbeidsomstandigheden van werknemers.
Ten slotte wordt in dit artikel ook dieper ingegaan op de verschillen in de organisatiegraad naar bedrijfstak. Het is namelijk de vraag of deze verschillen (gedeeltelijk) te maken kunnen hebben met verschillen naar andere kenmerken. Wanneer werknemers in een bepaalde bedrijfstak bijvoorbeeld vaker of juist minder vaak vakbondslid zijn, kan dit bijvoorbeeld verband houden met de gemiddelde hogere of lagere leeftijd van deze werknemers.
Dit artikel richt zich op de volgende onderzoeksvragen:
- Hoe heeft het aantal vakbondsleden zich in de laatste decennia ontwikkeld? (hoofdstuk 3)
- Hoe heeft de organisatiegraad zich in de laatste decennia ontwikkeld? En bij welk soort arbeidsrelatie en in welke bedrijfstak is de organisatiegraad het hoogst? (hoofdstuk 4)
- In welke mate bestaan er verschillen in de organisatiegraad naar de arbeidstevredenheid en arbeidsbelasting van werknemers? (hoofdstuk 5)
- In hoeverre hangen verschillen in de organisatiegraad naar bedrijfstak samen met andere kenmerken? (hoofdstuk 6)
- Wat zijn de redenen van werknemers om zich juist niet aan te sluiten bij een vakbond? (hoofdstuk 7)