Profiel van flexwerkers in Nederland, 2003-2019

5. Welke flexwerkers hebben een laag inkomen?

Uit verschillende studies blijkt dat het jaarinkomen van flexwerkers gemiddeld lager is dan dat van andere werkenden. Dat komt onder andere doordat flexwerkers minder uren per week werken en doordat ze vaker dan andere werkenden gedurende het jaar periodes zonder werk doormaken. Echter, ook studies waarin rekening wordt gehouden met de gewerkte uren vinden aanzienlijke verschillen in verdiensten tussen flexwerkers en andere werkenden. Smits en de Vries (2019) laten bijvoorbeeld zien dat de uurlonen van flexibele werknemers lager liggen dan die van vaste werknemers. Deze loonverschillen hangen samen met de lagere opleiding van flexwerkers, het werk dat ze doen en hun (jonge) leeftijd. Verder blijken er grote verschillen in uurloon te zijn tussen verschillende soorten flexwerkers onderling.

De beste vergelijkingsmogelijkheid is het persoonlijk primair inkomen. Dit omvat inkomen uit arbeid en inkomen uit eigen onderneming. In 2018 bedroeg het gemiddeld persoonlijk primair inkomen van de werkzame beroepsbevolking 44 duizend euro per jaar. Voor alle soorten flexwerk ligt het gemiddelde inkomen hieronder.

Oproepkrachten hadden gemiddeld het laagste jaarinkomen, in 2018 was dat 9,9 duizend euro. Dat is nog geen kwart van het gemiddelde voor de totale werkzame beroepsbevolking. Ook werknemers met wekelijks wisselende uren en korte tijdelijke contracten hebben een laag inkomen. De hoogste gemiddelde inkomens hebben flexwerkers met uitzicht op een vast dienstverband. Daarnaast hebben ook zzp’ers die eigen arbeid aanbieden en werknemers met lange tijdelijke contracten relatief hoge inkomens in vergelijking met andere flexwerkers. Zzp’ers die producten verkopen en uitzendkrachten vallen wat betreft hun gemiddeld inkomen in de middenmoot. Deze flexwerkers werken, vergeleken met veel andere typen flexwerkers, relatief vaak voltijds. Voor deze groepen zijn de relatief lage inkomens dus niet toe te schrijven aan deeltijdwerk.

5.1 Gemiddeld persoonlijk primair inkomen, 2018*
 Gemiddeld persoonlijk primair inkomen (x 1 000 euro)
Alle werkenden44,0
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast36,5
Zzp-eigen arbeid35,2
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar30,9
Zzp-producten27,7
Uitzendkracht26,2
Werknemer vast, geen vaste uren22,2
Werknemer tijdelijk < 1 jaar17,7
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren11,8
Oproep/-invalkracht9,9
*Voorlopige cijfers


Een laag persoonlijk primair inkomen hoeft niet problematisch te zijn als flexwerkers een partner of andere huisgenoten hebben die ook inkomen inbrengen. Om hier een beeld van te krijgen, wordt ook het gestandaardiseerd inkomen van flexwerkers bekeken. Dat is het besteedbaar huishoudensinkomen, gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Het gemiddeld gestandaardiseerd inkomen verschilt veel minder tussen de verschillende soorten flexwerkers dan het persoonlijk primair inkomen. Zzp’ers die eigen arbeid aanbieden, hebben het hoogste gestandaardiseerde inkomen en ook zzp’ers-producten scoren op dit punt beter dan andere soorten flexwerkers. Uitzendkrachten hebben het laagste gemiddelde gestandaardiseerd inkomen.

5.2 Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen, 2018*
 Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen (x 1 000 euro)
Zzp-eigen arbeid36,6
Alle werkenden35,0
Zzp-producten33,0
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar31,9
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast31,5
Oproep/-invalkracht30,9
Werknemer vast, geen vaste uren29,8
Werknemer tijdelijk < 1 jaar29,0
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren28,8
Uitzendkracht27,3
*Voorlopige cijfers

Tevredenheid over inkomen en salaris

Uitzendkrachten zijn het vaakst ontevreden over hun verdiensten, zelfstandig ondernemers die hun eigen arbeid aanbieden het minst vaak (figuur 5.3). Van de uitzendkrachten gaf 36 procent aan niet tevreden te zijn met hun salaris. Uit onderzoek is gebleken dat uitzendkrachten niet alleen minder verdienen dan werknemers met een vast dienstverband, maar ook dat het verschil in uurloon maar in beperkte mate samenhangt met kenmerken als leeftijd, onderwijsniveau en beroep (Smits & de Vries, 2019, Skriabikova & Smits, 2019). Ook als gecontroleerd wordt voor deze kenmerken blijft er een loonverschil bestaan.

Oproepkrachten verdienen weliswaar het minst, maar bij deze flexwerkers is het loonverschil met vaste medewerkers vrijwel geheel toe te schrijven aan de jonge leeftijd en het soort werk dat ze doen. Oproepkrachten waren in 2019 minder vaak ontevreden over hun salaris dan uitzendkrachten, ongeveer 30 procent tegenover 36 procent. Opvallend is verder dat ook van de vaste werknemers een kwart ontevreden was over het salaris. Tenslotte blijkt er een groot verschil in tevredenheid te zijn tussen zzp’ers die hun eigen arbeid aanbieden en zzp’ers die producten verkopen. Van de eerste groep was 22 procent ontevreden in 2019, van de tweede groep 34 procent.

5.3 Flexwerkers die ontevreden zijn over salaris of inkomen 1), 2019
Arbeidsrelatie (%)
Uitzendkracht35,6
Zzp-producten 2)34,3
Werknemer tijdelijk < 1 jaar31,4
Oproep/-invalkracht30,2
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar29,5
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast28,0
Werknemer, vast26,5
Werknemer vast, geen vaste uren26,5
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren25,5
Zzp-eigen arbeid 2)22,0
Bron: CBS, TNO
1) De werknemers is gevraagd naar tevredenheid met hun salaris, de zzp’ers is gevraagd naar tevredenheid met hun inkomen als zelfstandige. 2) Zzp-eigen arbeid en zzp-producten betreft alleen zelfstandig ondernemers zonder personeel.