2. Ontwikkeling flexwerk in Nederland
Het flexwerk kwam in Nederland sterker op dan in de meeste EU-landen (Kösters & Smits, 2015). Bovendien groeide in andere Europese landen doorgaans één van de twee groepen, zzp’ers of flexwerkers. In Nederland namen beide groepen in aandeel toe (Smits, 2017).
Werknemers met flexibele arbeidsrelatie (% van de werkenden) | Zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) (% van de werkenden) | |
---|---|---|
2003 | 14,0 | 8,1 |
2004 | 13,9 | 8,4 |
2005 | 14,5 | 8,7 |
2006 | 15,5 | 9,0 |
2007 | 17,0 | 9,3 |
2008 | 17,3 | 9,7 |
2009 | 17,1 | 10,1 |
2010 | 17,5 | 10,4 |
2011 | 17,8 | 10,6 |
2012 | 18,7 | 10,9 |
2013 | 19,8 | 11,6 |
2014 | 20,6 | 12,0 |
2015 | 21,3 | 12,3 |
2016 | 21,9 | 12,2 |
2017 | 22,7 | 12,3 |
2018 | 22,5 | 12,2 |
2019 | 21,5 | 12,3 |
Grootste toename flexwerk in de bouwnijverheid
Met uitzondering van landbouw, bosbouw en visserij, een bedrijfstak met traditioneel al veel flexwerkers, nam het aandeel flexwerk in vrijwel alle bedrijfstakken toe. Het meest groeide het flexaandeel in de bouw, met een toename van ruim 19 procentpunt tussen 2003 en 2019, de handel, de horeca en de bedrijfstak verhuur en overige zakelijke diensten (alle een toename van rond 16 procentpunt). In sommige bedrijfstakken is de toename vooral toe te schrijven aan de inzet van flexibele werknemers. De meest sprekende voorbeelden daarvan zijn de horeca en de handel. In andere sectoren, zoals de bouw, de specialistische zakelijke dienstverlening en de overige dienstverlening, zorgen zzp’ers juist voor de groei.Bedrijfstak | Flexibele werknemers (%-punt verandering) | Zzp'ers (%-punt verandering) |
---|---|---|
Bouwnijverheid | 5,3 | 14,1 |
Handel | 15,0 | 1,0 |
Horeca | 17,3 | -1,3 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | 10,4 | 5,3 |
Vervoer en opslag | 9,6 | 3,6 |
Specialistische zakelijke diensten | 0,8 | 11,2 |
Alle economische activiteiten | 7,4 | 4,2 |
Cultuur, sport en recreatie | 5,8 | 5,6 |
Onderwijs | 4,8 | 6,1 |
Overige dienstverlening | 0,2 | 9,8 |
Industrie | 6,3 | 2,6 |
Informatie en communicatie | 1,3 | 7,4 |
Verhuur en handel onroerend goed | 6,4 | 2,2 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 3,3 | 4,5 |
Financiële dienstverlening | 1,6 | 5,4 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 3,0 | 3,0 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 2,3 | 0,3 |
Landbouw, bosbouw en visserij | -0,2 | -0,9 |
Sterke groei oproepkrachten
Oproepkrachten vormen de grootste groep flexibele werknemers. In 2019 maakten ze 6,1 procent van de werkenden uit. Dit is ook de groep die het meest is toegenomen, in 2003 was het aandeel oproepkrachten 3,3 procent. Een andere grote groep, die naar verhouding ook flink is toegenomen, vormen de tijdelijke werknemers met uitzicht op een vast dienstverband (2,6 procent in 2003 en 4,3 procent in 2019). De andere groepen tijdelijke werknemers zijn minder sterk gegroeid. Het aandeel werkenden met een kortlopend tijdelijk contract bleef min of meer gelijk (2,1 procent van de werkenden) en het aandeel werkenden met een lang tijdelijk contract nam licht toe (van 1,3 procent naar 1,7 procent).2003 (% van de werkenden) | 2019 (% van de werkenden) | |
---|---|---|
Oproep/-invalkracht | 3,3 | 6,1 |
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast | 2,6 | 4,3 |
Uitzendkracht | 2,4 | 3,0 |
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren | 1,5 | 2,6 |
Werknemer tijdelijk < 1 jaar | 2,1 | 2,1 |
Werknemer vast, geen vaste uren | 0,9 | 1,7 |
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar | 1,3 | 1,7 |
2019 (% van de werkenden) | 2012 (% van de werkenden) | |
---|---|---|
Zzp-eigen arbeid | 9,9 | 8,5 |
Zzp-producten | 2,4 | 2,3 |