Profiel van flexwerkers in Nederland, 2003-2019

2. Ontwikkeling flexwerk in Nederland

Flexwerkers zijn vanaf het begin van deze eeuw een steeds groter deel gaan uitmaken van de werkenden. In 2003 had nog 14 procent van de werkenden een flexibel dienstverband als werknemer, in 2017 was dit opgelopen tot 23 procent. In dezelfde periode nam het aandeel zzp’ers toe van ruim 8 procent tot ruim 12 procent. Vanaf 2018 is het aandeel flexibele werknemers licht gedaald en het aandeel zzp’ers is sinds 2016 min of meer constant gebleven. In 2019 kwam het percentage flexwerkers uit op 34 procent.

Het flexwerk kwam in Nederland sterker op dan in de meeste EU-landen (Kösters & Smits, 2015). Bovendien groeide in andere Europese landen doorgaans één van de twee groepen, zzp’ers of flexwerkers. In Nederland namen beide groepen in aandeel toe (Smits, 2017).

2.1 Ontwikkeling flexwerk
 Werknemers met flexibele arbeidsrelatie (% van de werkenden)Zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) (% van de werkenden)
200314,08,1
200413,98,4
200514,58,7
200615,59,0
200717,09,3
200817,39,7
200917,110,1
201017,510,4
201117,810,6
201218,710,9
201319,811,6
201420,612,0
201521,312,3
201621,912,2
201722,712,3
201822,512,2
201921,512,3

Grootste toename flexwerk in de bouwnijverheid

Met uitzondering van landbouw, bosbouw en visserij, een bedrijfstak met traditioneel al veel flexwerkers, nam het aandeel flexwerk in vrijwel alle bedrijfstakken toe. Het meest groeide het flexaandeel in de bouw, met een toename van ruim 19 procentpunt tussen 2003 en 2019, de handel, de horeca en de bedrijfstak verhuur en overige zakelijke diensten (alle een toename van rond 16 procentpunt). In sommige bedrijfstakken is de toename vooral toe te schrijven aan de inzet van flexibele werknemers. De meest sprekende voorbeelden daarvan zijn de horeca en de handel. In andere sectoren, zoals de bouw, de specialistische zakelijke dienstverlening en de overige dienstverlening, zorgen zzp’ers juist voor de groei.

2.2 Ontwikkeling flexwerk naar bedrijfstak, 2003-2019
BedrijfstakFlexibele werknemers (%-punt verandering)Zzp'ers (%-punt verandering)
Bouwnijverheid5,314,1
Handel15,01,0
Horeca17,3-1,3
Verhuur en overige zakelijke diensten10,45,3
Vervoer en opslag9,63,6
Specialistische zakelijke diensten0,811,2
Alle economische activiteiten7,44,2
Cultuur, sport en recreatie5,85,6
Onderwijs4,86,1
Overige dienstverlening0,29,8
Industrie6,32,6
Informatie en communicatie1,37,4
Verhuur en handel onroerend goed6,42,2
Gezondheids- en welzijnszorg3,34,5
Financiële dienstverlening1,65,4
Waterbedrijven en afvalbeheer3,03,0
Openbaar bestuur en overheidsdiensten2,30,3
Landbouw, bosbouw en visserij-0,2-0,9


Sterke groei oproepkrachten

Oproepkrachten vormen de grootste groep flexibele werknemers. In 2019 maakten ze 6,1 procent van de werkenden uit. Dit is ook de groep die het meest is toegenomen, in 2003 was het aandeel oproepkrachten 3,3 procent. Een andere grote groep, die naar verhouding ook flink is toegenomen, vormen de tijdelijke werknemers met uitzicht op een vast dienstverband (2,6 procent in 2003 en 4,3 procent in 2019). De andere groepen tijdelijke werknemers zijn minder sterk gegroeid. Het aandeel werkenden met een kortlopend tijdelijk contract bleef min of meer gelijk (2,1 procent van de werkenden) en het aandeel werkenden met een lang tijdelijk contract nam licht toe (van 1,3 procent naar 1,7 procent).

2.4 Aandeel flexwerkers
 2003 (% van de werkenden)2019 (% van de werkenden)
Oproep/-invalkracht3,36,1
Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast2,64,3
Uitzendkracht2,43,0
Werknemer tijdelijk, geen vaste uren1,52,6
Werknemer tijdelijk < 1 jaar2,12,1
Werknemer vast, geen vaste uren0,91,7
Werknemer tijdelijk >= 1 jaar1,31,7

2.5 Aandeel zzp'ers
 2019 (% van de werkenden)2012 (% van de werkenden)
Zzp-eigen arbeid9,98,5
Zzp-producten2,42,3

1) Het onderscheid tussen zzp-eigen arbeid en zzp-producten kan op basis van de EBB sinds 2012 worden gemaakt.