Tot slot
Bij de daling van de werkzame beroepsbevolking aan het begin van de coronacrisis ging het zowel om een flinke groei van de uitstroom van werkenden als een flinke daling van de instroom in werk. De toegenomen uitstroom betrof vooral mensen met kleinere deeltijdbanen, die nog maar kort werkzaam waren in die baan, met vaak een flexibel contract, zoals uitzendkrachten, of een tijdelijk dienstverband zonder vaste uren. Meer dan voorheen werd als reden voor de uitstroom opgegeven dat het werk was vervallen of dat een tijdelijk contract niet werd verlengd. Bij de daling van de instroom ging het vooral om een afname van het aantal mensen die als flexwerknemers aan de slag gingen. Met name de instroom van oproepkrachten en mensen met een tijdelijk dienstverband zonder vaste uren nam af. Onder zelfstandigen daalde het aantal mensen met werk niet, maar hier kwam de crisis vooral tot uiting in veel minder gewerkte uren.
Deze uitkomsten hangen samen met de afgekondigde maatregelen van de overheid tijdens de coronacrisis. Een goed voorbeeld hiervan is de horecasluiting tijdens de eerste lockdown en later de ‘harde’ lockdown. Hierdoor waren veel minder mensen nodig in beroepen als kok, kelner en barpersoneel, met als gevolg dat niet alleen de uitstroom uit deze beroepen bijzonder groot was, maar ook dat de instroom in dergelijke beroepen flink inzakte. Daarbij zijn relatief veel jongeren werkzaam in de restaurants en cafés, bijvoorbeeld als bijbaan naast de opleiding of studie. Voor veel van hen had het weinig zin om tijdens de ‘intelligente’ en de ‘harde’ lockdown werk te gaan zoeken in de horeca. Gedurende 2020 is het aantal werkenden het meest gedaald onder jongeren. Het is echter niet zo dat alle jongeren die geen werk meer hebben werkloos zijn geworden. Een deel van hen heeft zich teruggetrokken van de arbeidsmarkt en is deel gaan uitmaken van de niet-beroepsbevolking. Voor mensen van 25 tot 45 jaar was het aantal mensen met betaald werk in het vierde kwartaal alweer iets hoger dan in het eerste kwartaal. En bij 45-plussers is dit bijna weer op hetzelfde niveau als in het begin van 2020. Voor de 45-plussers speelt mee dat een groter deel dan voorheen is gestopt met werken vanwege hoge leeftijd of pensioen.
Onder dienstverlenende beroepen was het gebruik van de steunmaatregelen het grootst, hetgeen kan worden gerelateerd aan de afgekondigde coronamaatregelen die deze beroepen het hardst hebben getroffen. Daarnaast zijn steunmaatregelen veel gebruikt door zelfstandigen in creatieve beroepen.
In dit artikel konden alleen nog de steunmaatregelen in het tweede kwartaal van 2020 worden onderzocht, dat wil zeggen alleen de NOW1-regeling en de Tozo voor die periode konden worden bekeken. Ondertussen zijn deze regelingen voortgezet. Binnenkort wordt het mogelijk om ook de gegevens zoals NOW2 en NOW3 en recentere gegevens van de Tozo te koppelen aan de EBB. Dat zal worden gedaan in vervolgonderzoek, waarbij dan recentere cijfers over 2020 en 2021 van de EBB ook worden meegenomen en dit in samenhang kan worden bekeken. Verder geven de cijfers over beroepen aanknopingspunten over de vraag in hoeverre werk gedurende de coronacrisis is verschoven van het ene naar het andere beroep. Het aantal mensen met werk is bijvoorbeeld in dienstverlenende beroepen gedaald. Zijn deze mensen in andere beroepen gaan werken? Te denken valt aan het verrichten van bron- en contactonderzoek bij de GGD of werk in de logistiek. In dit artikel is kort ingegaan op wisselingen van beroepen, maar er is vervolgonderzoek nodig om te kunnen concluderen uit welke beroepen mensen vooral zijn gestroomd en in welke ze vervolgens zijn ingestroomd.