4. Wie stroomden er naar werk gedurende 2020?
Niet alleen groeide de uitstroom van werk naar geen werk tijdens de coronacrisis, de instroom naar werk kromp in vrijwel even grote mate. Hierdoor was de daling van het aantal mensen met werk historisch groot in het tweede kwartaal. Vervolgens nam het aantal mensen met werk in het verdere verloop van 2020 weer toe. Dit hoofdstuk gaat nader in op de daling van de instroom naar werk. Daarbij wordt ook de balans opgemaakt voor het einde van 2020 wat betreft de gevolgen van de toegenomen uitstroom en afgenomen instroom.
Doorgaans beginnen werknemers met werken in een flexibele arbeidsrelatie. Vaak is er een proefperiode of is er sprake van een tijdelijk dienstverband (waarbij wel of niet al is aangegeven of er uitzicht is op een vast contract). Daarnaast zijn er uitzend- en oproepkrachten, die ook tot de flexwerknemers worden gerekend. Het aantal mensen dat werk vond als flexwerknemer daalde in het tweede kwartaal van 2020 sterk. Waren dit er in het tweede kwartaal van 2019 nog 241 duizend, een jaar later was dit gekrompen tot 158 duizend. Bij deze krimp gaat het vooral om oproepkrachten (van 84 duizend naar 59 duizend) en degenen met een tijdelijk dienstverband zonder vaste uren (van 46 duizend naar 28 duizend). Verder stroomden minder mensen direct in in een vaste baan. Hetzelfde geldt voor mensen die een eigen bedrijf startten. Maar doordat de doorstroom naar vast werk en zelfstandigheid groter was dan de uitstroom, nam per saldo het aantal werkenden in beide groepen toe.
In het derde en vierde kwartaal van 2020 herstelde de instroom naar werk zich. In het derde kwartaal nam de instroom van het aantal flexwerknemers toe. Deze was met 261 duizend weer een stuk hoger, en ook hoger dan hetzelfde kwartaal een jaar ervoor, 248 duizend. Dit hangt samen met de versoepeling van de eerste lockdown na het tweede kwartaal, waardoor er weer meer mensen nodig waren, bijvoorbeeld in de horeca. Dit zette door in het vierde kwartaal, ondanks de ‘harde’ lockdown tegen het einde van dat kwartaal. Ook de instroom naar vast werk en zelfstandigheid namen in dit kwartaal weer toe.
Uiteindelijk waren er in het vierde kwartaal in totaal 177 duizend flexwerknemers minder dan in het vierde kwartaal van 2019. Het aantal mensen met een vast dienstverband lag daarentegen 95 duizend hoger dan een jaar eerder, en ook het aantal zelfstandigen was gegroeid met 44 duizend. Het gaat dan vooral om zzp’ers. Overigens moet hierbij worden vermeld dat de ontwikkeling in het aantal vaste werknemers, flexwerknemers en zelfstandigen niet alleen wordt bepaald door de in- en uitstroom, maar ook door wisselingen tussen arbeidsrelaties, bijvoorbeeld als mensen overgaan van een flexibel naar een vast contract, of als werknemers gaan werken als zelfstandige.
Vaste arbeidsrelatie (x 1 000) | Flexibele arbeidsrelatie (x 1 000) | Zelfstandig (x 1 000) | ||
---|---|---|---|---|
2019 | 1e kwartaal | 26 | 208 | 37 |
2019 | 2e kwartaal | 38 | 241 | 32 |
2019 | 3e kwartaal | 39 | 248 | 30 |
2019 | 4e kwartaal | 38 | 237 | 36 |
2020 | 1e kwartaal | 33 | 216 | 30 |
2020 | 2e kwartaal | 25 | 158 | 25 |
2020 | 3e kwartaal | 30 | 261 | 40 |
2020 | 4e kwartaal | 46 | 247 | 42 |
In het tweede kwartaal werd vooral de instroom naar werk van 0 tot 12 uur per week flink kleiner, van 134 duizend mensen in 2019 naar 81 duizend. Overigens was er ook een relatief sterke afname bij mensen die instroomden in grotere banen, zoals voltijders, bij wie de instroom inzakte van 71 duizend naar 49 duizend. Het herstel van de instroom deed zich in het derde kwartaal vooral voor bij werk van minder dan 20 uur per week. In het vierde kwartaal nam deze instroom toch weer af onder degenen die 12 tot 20 uur werkten. De instroom naar werk voor minder dan 12 uur per week bleef wel hoger dan een jaar eerder in het vierde kwartaal. Ook de instroom in grotere banen, 20 uur of meer per week, nam in het vierde kwartaal toe ten opzichte van een jaar eerder.
0 tot 12 uur (x 1 000) | 12 tot 20 uur (x 1 000) | 20 tot 35 uur (x 1 000) | 35 uur en meer (x 1 000) | ||
---|---|---|---|---|---|
2019 | 1e kwartaal | 121 | 34 | 61 | 54 |
2019 | 2e kwartaal | 134 | 39 | 67 | 71 |
2019 | 3e kwartaal | 121 | 37 | 89 | 70 |
2019 | 4e kwartaal | 128 | 48 | 69 | 65 |
2020 | 1e kwartaal | 124 | 34 | 57 | 64 |
2020 | 2e kwartaal | 81 | 28 | 49 | 49 |
2020 | 3e kwartaal | 123 | 51 | 88 | 69 |
2020 | 4e kwartaal | 141 | 42 | 80 | 72 |
Sterkste krimp instroom bij dienstverlenende beroepen
In het tweede kwartaal was de krimp van de instroom naar werk het grootst bij dienstverlenende beroepen. Slechts 28 duizend mensen die eerder geen werk hadden, gingen in een dergelijk beroep werken, tegen 63 duizend in het tweede kwartaal van 2019. Samen met de sterk toegenomen uitstroom in de dienstverlenende beroepen leidde dit ertoe dat het aantal mensen met betaald werk in deze beroepsklasse het meest kromp. Ook bij de transport- en logistieke beroepen was de instroom in het tweede kwartaal van 2020 met 39 duizend lager dan het jaar ervoor, toen dit er nog 49 duizend waren. Ook hier was er tegelijkertijd sprake van een sterke groei van de uitstroom.
Beroepsklasse | Verandering t.o.v. een jaar eerder (verandering t.o.v. een jaar eerder (x 1 000)) |
---|---|
Bedrijfseconomische en administratieve beroepen | 81 |
Overig | 34 |
ICT beroepen | 30 |
Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen | 23 |
Zorg- en welzijnsberoepen | 23 |
Pedagogische beroepen | 9 |
Agrarische beroepen | -2 |
Creatieve en taalkundige beroepen | -10 |
Commerciële beroepen | -11 |
Transport- en logistiekberoepen | -31 |
Technische beroepen | -34 |
Managers | -58 |
Dienstverlenende beroepen | -93 |
Dat na de beëindiging van de eerste lockdown, begin juni, weer meer mensen nodig waren, is vooral goed te zien aan de instroom in dienstverlenende beroepen. In het derde kwartaal van 2020 gingen er 78 duizend mensen in een dergelijk beroep aan de slag, tegen 53 duizend een jaar eerder. Bij de overige beroepsklassen was er slechts een kleine toename, of zelfs een daling ten opzichte van een jaar eerder. Toen tegen het einde van het jaar de horeca, de winkels, de theaters en andere publieke voorzieningen weer dichtgingen vanwege de ‘harde’ lockdown, daalde opnieuw de instroom in de dienstverlenende beroepen. Waar deze instroom in het vierde kwartaal van 2019 nog op 51 duizend uitkwam, bedroeg die in het laatste kwartaal van 2020 34 duizend. Dit terwijl zich in de meeste van de andere beroepsklassen hier een (lichte) stijging voordeed. Daarbij nam ook de instroom in zorg- en welzijnsberoepen voor het eerst in 2020 toe. In vergelijking met een jaar eerder is deze instroom in het vierde kwartaal 13 duizend hoger en kwam uit op 42 duizend mensen die nieuw waren in een zorg- en welzijnsberoep.
Uiteindelijk waren er in het vierde kwartaal van 2020 in totaal 723 duizend mensen werkzaam in dienstverlenende beroepen, tegen 816 duizend in het vierde kwartaal van 2019, dus 93 duizend minder. Ook het aantal managers (-58 duizend), mensen met een technisch beroep (-34 duizend) of met een beroep in transport en logistiek (-31 duizend) kromp tijdens deze corona-periode. Hiertegenover staat een groei van bedrijfseconomische en administratieve beroepen (+81 duizend), ICT-beroepen (+30 duizend) en zorg- en welzijnsberoepen (+21 duizend).
De uiteindelijk stand van beroepen wordt niet alleen bepaald door het saldo van de in- en de uitstroom voor die beroepen. Er zijn ook mensen die wisselen van beroep, bijvoorbeeld docenten die in de verpleging gaan werken. In zowel 2019 als in het eerste kwartaal van 2020 had ongeveer 4 procent van de mensen met werk een ander beroep dan drie maanden ervoor. In het eerste kwartaal van 2020 waren dit er bijvoorbeeld 343 duizend, waarvan 242 duizend wisselden naar een andere beroepsklasse, de overige 101 duizend wisselden van beroep binnen de beroepsklasse.
Vanaf het tweede kwartaal zakt het aantal mensen dat van beroep wisselt terug tot 283 duizend (3,3 procent), waarvan 212 duizend naar een andere beroepsklasse. Dit aantal blijft ook op dit lagere niveau in de overige kwartalen van 2020. Dat geldt voor vrijwel alle beroepsklassen. Enige uitzondering zijn de creatieve en taalkundige beroepen en de dienstverlenende beroepen, waar het aandeel dat wisselde naar een andere beroepsklasse in het tweede kwartaal van 2020 is toegenomen ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Hetzelfde geldt opnieuw in het vierde kwartaal bij de dienstverlenende beroepen.