7 Samenvatting en conclusies
Dit artikel geeft een beeld van de kenmerken van de arbeidsmarkt van zorg en welzijn en de ontwikkelingen op korte en langere termijn. Ondanks het gebruik van cijfers tot en met het eerste en tweede kwartaal van 2020 sluit dit onderzoek niet geheel aan op de meeste actuele stand van zaken. In hoeverre de coronacrisis effect heeft gehad op de hier gepresenteerde ontwikkelingen kon op basis van de beschikbare cijfers niet worden onderzocht.
Met ruim 1,5 miljoen werkzame personen is zorg en welzijn - na handel - de grootste bedrijfstak van Nederland. Er werken anderhalf keer zoveel personen als twintig jaar eerder. In deze periode steeg ook het aantal zelfstandigen, maar met 15 procent was het aandeel in het tweede kwartaal van 2020 lager dan gemiddeld onder alle bedrijfstakken. Zelfstandigen komen naar verhouding het meest voor bij huisartsenpraktijken en gezondheidscentra. Van het grote aantal werkenden in zorg en welzijn is drie kwart in deeltijd actief, tegen gemiddeld ongeveer de helft in de gehele economie. Werknemers hebben vaker dan gemiddeld een vast dienstverband, met name in de geestelijke gezondheidszorg.
In tien jaar tijd steeg het aandeel 55-plussers van 15 procent naar bijna een kwart van de werknemers. Dit ligt ruim boven het gemiddelde van 20 procent, en ook de stijging was bovengemiddeld. De vergrijzing was in het eerste kwartaal van 2020 met 29 procent het sterkst in de branche verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT). In zorg en welzijn is het aandeel vrouwen onder werknemers het hoogst van alle bedrijfstakken. Met gemiddeld ruim 9 vrouwen op de 10 werknemers is kinderopvang de uitschieter. Middelbaar en hoogopgeleiden zijn vooral te vinden in de jeugdzorg en UMC’s.
De vacaturegraad is gemiddeld, vergeleken met andere bedrijfstakken. Wel behoren zorgberoepen tot de beroepsrichtingen met relatief veel moeilijk vervulbare vacatures. Bij gemiddeld 7 op de 10 vacatures per werkgever was sprake van wervingsproblemen in deze bedrijfstak.
De meest recente cijfers van begin 2020 wijzen voorzichtig op afvlakkende instroom in en toename van uitstroom van werknemers uit zorg en welzijn na jaren waarin de werkgelegenheid aantrok, waarbij de instroom de uitstroom steeds verder overtrof. Begin 2020 was het personeelsverloop bij sociaal werk op het totaal aantal werknemers het grootst. In deze branche is de vertegenwoordiging van herintreders en zij-instromers verhoudingsgewijs het grootst. Via de ziekenhuisbranche komen juist relatief weinig werknemers terug of op latere leeftijd voor het eerst de zorg binnen. Na sociaal werk is de uitstroom het grootst uit de jeugdzorg. Instroom in zorg en welzijn vanuit een opleiding in deze richting vertoonde de laatste jaren een stijgende lijn; met name onder hbo’ers.
Ruim drie kwart van de werknemers in zorg en welzijn is tevreden met het werk. Zij zijn in het algemeen vaker tevreden met hun werk dan gemiddeld in andere bedrijfstakken. Qua arbeidsomstandigheden, waaronder werkdruk, scoort zorg en welzijn juist iets minder dan gemiddeld. Ruim de helft van de werknemers in de ziekenhuiszorg, jeugdzorg en kinderopvang ervoer eind 2019 een (veel) te hoge werkdruk. Het ziekteverzuim is in deze bedrijfstak, samen met de industrie, het hoogst. De cao-loonontwikkeling ligt iets onder het gemiddelde van de economie, maar bleef daar de afgelopen twintig jaar in de buurt. Iets minder dan 30 procent van de werknemers in zorg en welzijn geeft aan voldoende betaald te krijgen.
Op brancheniveau valt op dat in de VVT gemiddeld twee derde van het aantal openstaande vacatures moeilijk vervulbaar is. Desondanks behoorde VVT tot de branches met de grootste groei van de instroom in het eerste kwartaal van 2020, ten opzichte van een jaar eerder. In VVT is het aandeel deeltijdwerkers het grootst. Ook is het ziekteverzuim hier het hoogst van alle branches.
Ook bij huisartsen en gezondheidscentra gingen relatief veel moeilijk vervulbare vacatures gepaard met een verhoudingsgewijs sterke groei van de instroom. Ook was de tevredenheid met het werk het grootst van alle branches en behoorde het ziekteverzuim tot de laagste percentages.
In de GGZ, en ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg is relatief vaak sprake van moeilijk vervulbare vacatures. Meer dan gemiddeld ervaren werknemers de werkdruk als (veel) te hoog. Het personeelsverloop is naar verhouding klein, maar in beide branches zijn relatief veel 55-plussers werkzaam die relatief dicht bij hun pensioen staan.
Jeugdzorg en sociaal werk zijn als welzijnsbranches gericht op hulp en ondersteuning bij opvoeding, opgroeien en participeren in de samenleving. Volgens werkgevers zijn er relatief weinig moeilijk vervulbare vacatures in deze branches. De arbeidsmarktsituatie oogt echter grillig door een relatief groot personeelsverloop. Daarnaast kampen relatief veel werknemers in de jeugdzorg met een hoge werkdruk.
Resumerend springt zorg en welzijn op een aantal terreinen in het oog vergeleken met andere bedrijfstakken. Met 1,5 miljoen werknemers is het een van de grootste sectoren op het gebied van werkgelegenheid. Bovendien is het een sector met een grote vertegenwoordiging van vrouwen. De bedrijfstak kent naar verhouding een hoog ziekteverzuim en een hoog percentage 55-plussers. Bovendien wordt veel werk in deeltijd (met name 20 tot 35 uur per week) uitgevoerd. Bijna de helft van de werknemers in zorg en welzijn ervaart een (veel) te hoge werkdruk. Toch is een ruime meerderheid van de werknemers tevreden met het werk. De spanning op de arbeidsmarkt in zorg en welzijn, in dit onderzoek uitgedrukt door middel van de vacaturegraad, is gemiddeld vergeleken met andere bedrijfstakken. Desondanks heeft de bedrijfstak te maken met veel moeilijk vervulbare vacatures: per werkgevers betreft dat gemiddeld 7 op de 10 vacatures. Niettemin hield de groei van de werkgelegenheid de laatste jaren aan.