7. Externe bronnen
In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2023.
7.1 Het weer
Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden. Voor het verschil in weer tussen 2022 en 2023 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1 over de jaren 2019 tot en met 2023 (KNMI, 2024).
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) | 2 | 0 | 7 | 2 | 0 |
Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) | 40 | 31 | 50 | 30 | 41 |
Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) | 99 | 110 | 97 | 112 | 117 |
Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) | 26 | 32 | 20 | 35 | 38 |
Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) | 11 | 12 | 1 | 9 | 5 |
Zonuren | 1 964 | 2 026 | 1 800 | 2 233 | 1 913 |
Neerslag (in mm) | 783 | 785 | 806 | 729 | 1 060 |
Bron: KNMI. |
Volgens het KNMI was 2023 het natste en warmste jaar sinds het begin van de metingen. De gemiddelde temperatuur lag hoger dan in de jaren 2014 en 2020, die tot nu toe het warmst waren. Het jaar 2022 werd nog bestempeld als ’Extreem warm, recordzonnig en droog’, terwijl 2021 geclassificeerd werd als: ‘Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood’. 2020 werd als ‘extreem warm, zeer zonnig’ en 2019 werd als ‘zeer zonnig’ getypeerd.
Het KNMI schrijft dat 2023 gekenmerkt werd door een natte maand januari (108 mm) en een droge maand februari (20 mm). De lente was zeer nat en vrij zonnig. De zomer was zeer warm en zeer zonnig met relatief veel neerslag in juli en augustus. De zomer kwam in de top-10 van warmste zomers sinds het begin van de metingen in 1901. De gemiddelde temperatuur was 18.4 °C en het aantal zonuren bedroeg 752 uur (normaal 17,4 °C en 619 uur). De herfst was zeer nat en zeer zacht; de neerslag lag 143 mm boven normaal en de gemiddelde temperatuur 1,9 °C boven normaal. De laatste vier maanden van 2023 waren sowieso ‘zeer nat’.
De gemiddelde temperatuur in 2023 was 11,8 °C tegen 10,5 °C normaal. Het aantal zonuren is normaal 1.774, maar in 2023 kwam het totaal op 1.913 uren uit. Het zonnige karakter van 2023 uitte zich vooral in de zomer waarin het grootste deel van het overschot van het aantal zonuren ten opzichte van het gemiddelde ontstond. Met 1.060 mm was 2023 flink natter dan normaal (795 mm). In de zeer natte maanden na september werden de grondwaterreserves die in de afgelopen jaren waren ontstaan op de meeste plaatsen weer volledig aangevuld. Het minst nat was het overigens in het zuidwesten van het land, terwijl de meeste neerslag op de Veluwe viel.
De SWOV schrijft: ”Het weer beïnvloedt de hoeveelheid en de soort mobiliteit: bij mooi weer zullen er bijvoorbeeld meer fietsers en voetgangers op pad zijn dan bij slecht weer” (SWOV, 2023). Volgens de SWOV kan bijvoorbeeld de lokale kortetermijnweersverwachting op de telefoon de blootstelling aan slecht weer beïnvloeden door de verplaatsing uit te stellen: ‘we kunnen beter over een kwartier gaan, er komt een bui aan…’. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat het effect van de apps niet voor alle verkeersdeelnemers even groot zal zijn. Vermoedelijk is voor fietsers en voetgangers de dreiging van een bui meer reden thuis te blijven of later te vertrekken, dan voor automobilisten.
Het KiM concludeerde na resultaten van 20 studies naast elkaar te hebben gelegd dat het niet mee valt om de mate waarin mensen bij slecht weer overstappen op een andere vervoerwijze te kwantificeren. Een deel van de studies beperkten zich tot de invloed van de temperatuur op reisgedrag, andere studies bekeken daarnaast ook regen en wind. Volgens het KiM is bijna iedereen het er over eens is dat zowel regen als wind de kans dat iemand de fiets kiest verkleint. Dit geldt volgens de onderzoekers voor zowel de variatie op de korte termijn (van dag tot dag) als die op de lange termijn (over de seizoenen). Hoeveel de kans dat iemand de fiets kiest wordt verkleind is niet bekend. Wel bekend is uit een van die studies dat er ongeveer 30 procent verschil is in aantal fietsverplaatsingen tussen dagen met zomerse temperaturen en dagen waarop het vriest. ’s Winters is het aantal fietsverplaatsingen per persoon per dag gemiddeld 15 procent lager dan in de lente. Reizigers van 65 jaar of ouder reageren sterker op slecht weer en omgekeerd op warm weer dan reizigers die jonger zijn. 24°C is de optimale dagtemperatuur voor een fietser. Als de temperatuur hoger of lager is dan 24°C neemt zowel de kans dat voor de fiets wordt gekozen als het aantal fietsverplaatsingen af (KiM, 2020).
Algemene resultaten dat er bijvoorbeeld ’s winters minder fietsverplaatsingen plaatsvinden dan in de lente, kunnen ook met het ODiN worden getoetst. In hoeverre de diverse weerselementen zoals, zon, wind, regen, sneeuw, motregen, temperatuur, en de interactie tussen deze elementen de beslissing om een reis uit te stellen, of van vervoerwijze te veranderen op een minder algemeen niveau is op basis van het huidige ODiN nauwelijks vast te stellen. Daarvoor ontbreekt essentiële informatie zoals bijvoorbeeld de kennis over de keuze van een voertuig in diverse weersomstandigheden maar ook of de respondent wel de mogelijkheid heeft om een andere vervoerwijze te kiezen. Daarnaast ontbreekt de informatie over hoe het weer was op de tijd en de plaats waar de respondent zich verplaatste of voornemens was zich te verplaatsen.
7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet
7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2023
In de Rapportage Rijkswegennet (Rijkswaterstaat, 2024) wordt gemeld dat het aantal afgelegde voertuigkilometers op het rijkswegennet gemeten met detectielussen is toegenomen met 2,9 procent tot 69,3 miljard voertuigkilometers. Rijkswaterstaat meldt dat de toename in afgelegde kilometers zich over heel de dag manifesteert, maar met name overdag buiten de spitsperioden. Over het hele jaar bezien vindt de groei van het aantal kilometers op het rijkswegennet voornamelijk plaats in het eerste half jaar van 2023. Verder wordt opgemerkt dat de verkeersintensiteit in het laatste half jaar van 2023 ongeveer gelijk is aan het laatste half jaar van 2022.
7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN
Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal reizigerskilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. De verkeersintensiteit op het rijkswegennet wordt gemeten met detectielussen. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen, bestelauto’s en motorfietsen) dat van het rijkswegennet gebruik mag maken en dit betreft zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet (of nauwelijks) gemeten. Op grond van meetlusdata op het rijkswegennet kan (waar lussen liggen die dit mogelijk maken) onderscheid worden gemaakt tussen bijvoorbeeld vrachtverkeer en personenverkeer op basis van voertuiglengte klassen. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel reizigerskilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gereden door mensen uit het buitenland op het rijkswegennet.
Een toe- of afname van het verkeer op het rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. Ook maatregelen zoals onderhoud, het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.
Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het rijkswegennet en omgekeerd. Wel kan op basis van deze bronnen worden afgeleid of de patronen eenzelfde richting op wijzen.
7.3 Voorlopige verkeersprestaties 2023
Op 30 april 2025 heeft het CBS voorlopige verkeersprestaties van 2023 bekend gemaakt, berekend op grond van tellerstanden van motorvoertuigen uit de OKR kilometerregistraties en Erkenning KeuringsInstanties (EKI) van de RDW. Voor het controleren van de plausibiliteit van het aantal personenautobestuurderskilometers door inwoners van Nederland op Nederlands grondgebied uit ODiN 2023 is een vergelijking gemaakt met voorlopige verkeersprestatiecijfers van het CBS. Op basis van de voorlopige verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied is de verkeersprestatie in 2023 vergeleken met 2022 (voorlopige cijfers) toegenomen met 3,9 procent tot 106,5 miljard. Ten opzichte van de voorlopige verkeersprestaties van 2019 liggen de verkeersprestaties in 2023 3,4 procent lager. In tegenstelling tot de ODiN gegevens over personenautobestuurderskilometers zijn in de verkeersprestatiecijfers op Nederlands grondgebied, naast de verkeersprestatie van Nederlandse personenauto’s ook de verkeersprestatie van buitenlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied meegenomen (CBS, 2024c).
De verkeersprestaties over 2023 worden in het najaar van 2024 definitief berekend. De huidige cijfers over 2023 zijn berekend op basis van tellerstanden die zijn geregistreerd tot 1 maart 2024 in plaats van 1 juli 2024. Dit is de datum tot waarmee de definitieve cijfers worden berekend. Voor de verdeling van de verkeersprestaties over binnen- en buitenland in 2023 zijn dezelfde aandelen aangehouden als in 2022. Als in het laatste kwartaal van 2023 deze cijfers worden herzien op basis van tellerstanden tot 1 juli 2024, worden ook de aandelen binnen- en buitenland opnieuw bepaald voor 2023. Dan is het ook mogelijk om de definitieve verkeersprestaties van Nederlandse voertuigen op Nederlands grondgebied (dus zonder kilometers van buitenlandse personenauto’s in Nederland) van 2023 te vergelijken met de autobestuurderskilometers uit ODiN 2023. Opgemerkt dient te worden dat er al jaren een niveauverschil is tussen de gegevens uit het survey-onderzoek ODiN en de verkeersprestatiegegevens gebaseerd op de registratie van de kilometertellerstanden.
7.4 Reizigerskilometers met de trein
Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn meer aanbieders, zoals Arriva, Breng, Thalys Nederland en Keolis Nederland. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn VIAS, DB Regio NRW, Keolis, NMBS en EuroBahn.
De NS rapporteert in het jaarverslag over 2023 dat er in 2023 15,5 miljard treinreizigerskilometers zijn afgelegd, 17 procent meer dan in 2022. Over het verschil met 2019 merkt NS het volgende op: “Het aantal reizigerskilometers in 2023 ten opzichte van 2019, het laatste jaar vóór corona, was 89% (2022: 76%). Dit niveau blijkt het ‘nieuwe normaal’ qua reizigersaantallen na corona. Nu thuiswerken is ingeburgerd blijven de reizigersaantallen van vooral forensen achter bij het niveau van 2019. De reizigerskilometers liggen echter nog steeds lager dan voor corona. Een belangrijke oorzaak is dat het voor veel mensen normaal is geworden om één of meer dagen thuis te werken. Daarnaast is de koopkracht van veel mensen verminderd, waardoor ze minder reizen” (NS, 2024).
Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt en van de andere vervoerders nog geen informatie beschikbaar is bij het schrijven van dit rapport, is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden en ook wegens verschillen in de meetmethode laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN-gegevens ruimte voor interpretatie.
7.5 Woon-werkreizen uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2023
De online enquête van het Landelijk Reizigersonderzoek is in 2023 uitgevoerd door Goudappel – I&O Research onder leden van het onderzoekspanel van I&O Research. De werving van respondenten is in 2023 onder een andere groep inwoners van Nederland uitgevoerd dan in voorgaande jaren. De weging en de ophoging zijn hetzelfde gebleven als in voorgaande jaren. In het rapport wordt vermeld dat in de onderzoeksresultaten een aantal forse afwijkingen zijn geconstateerd ten opzichte van voorgaande jaren. Sommige kunnen deels worden verklaard door een iets andere verdeling van de respondenten over verschillende beroepsgroepen, voor een deel van de andere is er geen verklaring.
De representatieve steekproef is getrokken uit de 40.000 leden van 16 jaar of ouder van Het I&O-Research panel. Tekorten op bepaalde achtergrondkenmerken zijn ingevuld door gebruik te maken van partner PanelInzicht. Op deze wijze is voldoende respons opgehaald om verdichting en verdieping te realiseren. De personen van het I&O Research Panel hebben toestemming gegeven om uitnodigingen te ontvangen voor onderzoek. De dataverzameling is op 13 november 2023 gestart en afgesloten op 13 december 2023. Na opschoning resteerden er 15.047 respondenten die de vragenlijst volledig en betrouwbaar hebben ingevuld.
Elk meetjaar hebben de metingen van het LRO in oktober plaatsgevonden behalve in 2023. In dat jaar is de meetperiode iets verschoven en is er langer doorgemeten in november en december. De onderzoekers geven aan dat het reisgedrag in november kan verschillen van oktober. Als reden wordt genoemd andere weersomstandigheden in november (en december) 2023 (kouder, minder zonuren, meer wind, maar wel minder regen) en dat de daglengte 1 uur en 49 minuten korter was. De onderzoekers verwachten dat er hierdoor in november minder gefietst wordt. De onderzoekers geven aan dat er volgens ODiN 2022 minder vaak de auto en de fiets wordt gekozen en men in november vaker met het OV gaat in vergelijking met oktober.
De woon-werkafstand is bepaald op basis van de opgegeven viercijferige postcodes van de woon- en werklocatie. Voor reizen met een enkele vervoerwijze is dit het aantal kilometers voor reizen waarvoor meerdere vervoermiddelen zijn gebruikt is de volledige ‘deur-tot-deur’-afstand meegenomen voor het hoofdvervoermiddel (waarmee de grootste afstand binnen de reis wordt afgelegd). Afstanden zijn bepaald via Google Maps API op basis van de afstand behorende bij de kortste reistijd tijdens de ochtendspits op een dinsdag in november, vertrektijd 8.00 uur. Voor respondenten die wonen en werken binnen hetzelfde poscode-4 gebied is de woon-werkafstand op 0 km gezet.
Enkele resultaten uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2023 in vergelijking met 2022:
- Het aantal woon-werk autoritten is in 2023 toegenomen met ruim 5 procent.
- De afgelegde woon-werkafstand per autorit is toegenomen met 3 procent, de totaal afgelegde woon-werkafstand met 3 procent.
- Het aantal woon-werkritten met het OV is in 2023 toegenomen met 16 procent.
- De totaal afgelegde afstand voor woon-werk met het OV is toegenomen met ruim 18 procent in 2023.
- Het aantal woon-werkritten op de fiets is afgenomen met bijna 1 procent.
- Ten opzichte van 2022 is de gemiddelde ritafstand per fiets in voor woon-werk afgenomen met bijna 5 procent en ook de totale afstand per fiets voor woon-werkverkeer nam in 2023 af met 5 procent.
7.6 Andere bronnen
Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen in de resultaten tussen ODiN 2023 en ODiN 2022 op plausibiliteit te kunnen beoordelen. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.
7.6.1 Actuele verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'
Op de website van het CBS is onder het Dashboard verkeer en vervoer (CBS, z.d.) onder andere een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020 tot heden op basis van verkeersindexcijfers van het Nationaal Dataportal Wegverkeer (NDW). In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020 tot heden (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld). De meetpunten zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengtecategorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto’s of motorfietsen die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties op het rijkswegennet uitgangspunt was het goed meten van de intensiteit van het goederenvervoer.
Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2023 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat in 2023 ten opzichte van 2022 de verkeersintensiteit van het ‘personenverkeer’ op zowel werkdagen (9 procent) als weekenddagen (1,4 procent) is toegenomen. De verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2023 ten opzichte van 2019 is op werkdagen 1,4 procent lager en op weekenddagen 5 procent lager. Bij deze berekeningen moet de kanttekening worden geplaatst dat ze over een jaar een ongewogen gemiddelde weergeven. Er is geen rekening gehouden met de verschillen in verkeersprestaties van week tot week. Op basis van deze ongewogen gemiddelden is af te leiden dat de verkeersintensiteit in 2023 toegenomen is ten opzichte van 2022 en lager is dan in 2019. Of dit zo is, of dat de toename misschien groter of kleiner is, kan alleen worden berekend wanneer in plaats van indexcijfers de onderliggende cijfers (microdata verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening. Niet bekend is in hoeverre de gegevens van deze ‘steekproef’ van 200 meetpunten op het rijkswegennet daardoor afwijken van de werkelijke situatie.
Een aantal factoren maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd. Voor de verkeersgegevens zijn voertuiglengtes gebruikt voor de bepaling van het ‘personenverkeer’. Daaronder vallen niet alleen personenauto’s maar mogelijk ook motoren en een deel van de bestelauto’s. Daarnaast wordt naast het verkeer van Nederlandse voertuigen ook verkeer van buitenlandse voertuigen gemeten.
7.6.2 OV-Klantenbarometer 2023
Voor het onderzoek OV-klantenbarometer is het Nederlandse openbaar vervoer ingedeeld in onderzoeksgebieden, meestal concessiegebieden, of deelgebieden daarvan. In 2023 bestond de OV-Klantenbarometer uit 70 onderzoeksgebieden: 59 in het regionale OV (bus, tram, metro, regionale trein en ov over water) en 11 voor het hoofdrailnet (HRN). Per onderzoeksgebied zijn aselect 8.194 ritten en vaarten getrokken (inclusief de Friese Waddenveren). De ritten en vaarten uit de steekproef werden bezocht door enquêteurs die reizigers vroegen een vragenlijst in te vullen. Zij werden gevraagd rapportcijfers te geven aan hun rit of vaart. Dit leverde 97.490 ingevulde vragenlijsten op. 26% van de mensen die een vragenlijst aangeboden kreeg, vulde deze in. Er is een Engelstalige vragenlijst voor internationale reizigers. De OV-Klantenbarometer bevat nagenoeg het gehele Nederlandse openbaar vervoer. Het onderzoek is uitgevoerd door Goudappel en NDC in opdracht van CROW-KpVV. Het onderzoek is voor de tweeën twintigste keer gehouden namelijk elk jaar tussen 2001 en 2023, met uitzondering van coronajaar 2020 (CROW, 2024). CROW geeft aan dat vervoer met buurtbussen, flex-systemen en buitenlandse bussen en treinen die eindigen in Nederland, niet in het onderzoek zitten.
Gebaseerd op tellingen in het voertuig tijdens het veldwerk is het reizigersvolume in de diverse modaliteiten vastgesteld. Daaruit blijkt dat de bezetting van de voertuigen bij bus, tram en metro is toegenomen. CROW vindt vooral in de bus een stevige toename van gemiddeld 17 instappers per rit in 2022 naar 20 in 2023 (afgeronde cijfers). De tram ging van ruim 95 reizigers per rit in 2022 naar bijna 97 reizigers per rit, de metro van 150 reizigers per rit naar bijna 154 reizigers in 2023. CROW meldt dat het aantal reizigers per rit voor de regionale trein in 2023 lager is dan in 2022. Hier zijn respectievelijk in 2022 74 instappers en in 2023, 73 instappers geteld. Het aantal reizigers per rit in het hoofdrailnet (meting in één rijtuig) is in 2022 nagenoeg gelijk aan dat van 2023.
Ten opzichte van de periode vóór de covid-19 pandemie zijn er ook verschillen. Uit de cijfers blijkt dat de getelde reizigers in de modaliteit bus in 2023 85 procent van het percentage van 2019 bevat. CROW constateert dat daarmee de bus nog het meest achterblijft bij 2019. Bij de regionale treinen is de bezetting in de voertuigen in 2023 97 procent van 2019. De tellingen in treinen van het hoofdrailnet naderen met 99 procent van het reizigersvolume in 2023 het volume van 2019. De tram en de metro hebben in 2023 respectievelijk 93 en 92 procent van het reizigersvolume in 2019.
Kanttekening bij deze methode: door uitgevallen ritten (waar niet is geteld) zal het drukker zijn geweest in de ritten daarna (waar mogelijk wel is geteld). Ook in ingekorte treinen is het vanzelfsprekend drukker per rijtuig. CROW heeft op basis van de telcijfers van het veldwerk en de dienstregelingen ook de verhouding van instappers per rit naar modaliteit bepaald. Bus en trein hoofdrailnet blijken dan verreweg de grootste modaliteiten te zijn. Beide zijn goed voor ongeveer een derde van het totale OV. De metro vervoert ruim het dubbele aantal reizigers van de regionale trein, en de tram weer bijna het dubbele van de metro.
7.6.3 Informatie overige vervoersaanbieders
RET
In een verslag van de RET over de eerste helft van 2023 wordt vermeld dat de reizigersaantallen van de RET met 22 procent zijn gegroeid ten opzichte van het eerste halfjaar in 2022. RET constateert dat het herstel ten opzichte van de periode van vóór de covid-19 pandemie door zet. Inmiddels zijn de reizigersaantallen 94 procent van pré-corona. De reizigerskilometers zijn in het eerste halfjaar van 2023 met 24 procent toegenomen t.o.v. het eerste halfjaar van vorig jaar. Het aantal reizigerskilometers lag in het tweede kwartaal van 2023 op 96 procent van voor de pandemie (RET, 2023).
GVB
Het Gemeentelijk Vervoersbedrijf geeft in haar jaarverslag aan dat in 2023 de reizigers in grote getale zijn teruggekomen. In 2023 zijn er 816.000 reizigersritten met bussen, trams, metro’s en veren gemaakt tegen 707.000 in 2022. Dat is een toename van ruim 15 procent.
Het GVB geeft aan dat ofschoon de forens het OV door het hybride werken nog minder gebruikt dan voorheen, dit flink gecompenseerd wordt door andere reizigersgroepen zoals toeristen en dagjesmensen. Volgens het GVB heeft het grotere reisgemak zoals de introductie van het in- en uitchecken met de bankpas of creditcard daaraan bijgedragen. 15% van de reizigers maakt al hiervan gebruik. Daarnaast is de GVB-app die gemiddeld een miljoen keer per maand wordt gebruikt een succes.
7.6.4 Aantal check-ins in het openbaar vervoer
Het CBS publiceert gegevens over het aantal keren dat is ingecheckt in het openbaar vervoer. Deze gegevens zijn afkomstig van Translink (CBS, z.d.a). Het aantal keren dat er wordt ingestapt in het openbaar vervoer is bepaald aan de hand van het aantal check-ins met de ov-chipkaart. Eén persoon kan per reis meerdere keren inchecken; bijvoorbeeld eerst in de bus, dan in de trein, en daarna overstappen op een trein van een andere vervoerder. Omdat één reiziger per dag meerdere malen kan inchecken, is het aantal check-ins hoger dan het aantal reizigers. Gegevens over losse kaartverkoop en dergelijke zijn hierin niet opgenomen.
Volgens het CBS waren er in 2023 ruim 15 procent meer check-ins in het openbaar vervoer dan in 2022 (CBS, 2024). Er werd in 2023 1,1 miljard keer ingecheckt in het openbaar vervoer. Vergeleken met 2019, het jaar voordat de covid-19 pandemie begon, was het aantal check-ins in 2023 13,2 procent lager.