6. Deelname aan het verkeer
Andere belangrijke indicatoren zijn de verkeersdeelname in het algemeen en de deelname aan het openbaar vervoer in het bijzonder. De eerste indicator wordt berekend op basis van verplaatsingsinformatie en voor de tweede wordt ritinformatie gebruikt.
6.1 Verkeersdeelname
Volgens de gehanteerde definitie bij ODiN neemt een persoon die in Nederland op een dag één of meer reguliere verplaatsingen of één of meer serieverplaatsingen maakt, deel aan het verkeer. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Uitzondering daarop vormen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig. Zij tellen niet mee voor de bepaling van verkeersdeelname. Ook personen die enkel verplaatsingen geheel in het buitenland maken tellen niet mee voor de verkeersdeelname. Bij nul verplaatsingen neemt een persoon niet deel aan het verkeer.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | verschil 2023 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 81,9* | 73,8* | 78,1* | 79,7* | 80,4* | +1 | -2 |
Mannen | 82,6 | 74,4* | 77,9* | 79,8* | 80,5 | +1 | -3 |
Vrouwen | 81,3* | 73,2* | 78,4* | 79,7* | 80,3 | +1 | -1 |
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag. Daarbij tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet mee. * Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
Uit tabel 6.1.1 blijkt dat op een gemiddelde dag in 2023 ruim 80,4 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minstens eenmaal deelneemt aan het verkeer. Dat is significant hoger (1 procent) dan in ODiN 2022, maar significant lager (-2 procent) dan in 2019. Zowel bij vrouwen als mannen is er geen significante toename in verkeersdeelname in 2023 ten opzichte van 2022. De deelname van zowel mannen als vrouwen ligt in 2023 significant onder het niveau van 2019 (mannen -3 procent, vrouwen -1 procent). In 2023 was er net als in 2022 geen significant verschil in verkeersdeelname tussen mannen en vrouwen.
Tabel 6.1.2 geeft de percentages weer van de inwoners in particuliere huishoudens in Nederland die per dag deelnemen aan het verkeer in Nederland, onderverdeeld naar maatschappelijke participatie.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | verschil 2023 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 81,9* | 73,8* | 78,1* | 79,7* | 80,4* | +1 | -2 |
Werkzaam 12-30 uur per week | 87,8* | 82,7* | 86,4* | 86,8 | 87,0 | 0 | -1 |
Werkzaam ≥ 30 uur per week | 88,7 | 80,5* | 82,8* | 83,6 | 84,8* | +2 | -4 |
Scholier/student | 86,4 | 74,9* | 80,0* | 82,5* | 83,6 | +1 | -3 |
Werkloos | 71,2 | 66,1* | 66,4 | 66,3 | 66,9 | +1 | -6 |
Arbeidsongeschikt | 67,8 | 58,3* | 67,1* | 70,3 | 70,2 | 0 | +4 |
Gepensioneerd/VUT | 69,0 | 62,7* | 69,6* | 71,6* | 70,9 | -1 | +3 |
Overig | 71,0* | 62,1* | 67,8* | 70,1* | 70,5 | +1 | -1 |
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag. * Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
De verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie, getoond in tabel 6.1.2, laat zien dat voor het totaal en één van de onderscheiden groepen met betrekking tot maatschappelijke participatie de verkeersdeelname in 2023 significant hoger is dan in 2022. Voor de categorie ‘Werkzaam >=30 uur per week’ is de verkeersdeelname in 2023 significant hoger (2 procent). Bij het vergelijken van de verkeersdeelname tussen 2023 en 2019 blijkt dat de verkeersdeelname van mensen die meer dan 30 uur per week werken en de groep van scholieren en studenten significant lager is dan in 2019 (respectievelijk -4 procent en -3 procent). De verkeersdeelname van mensen behorend tot de groep ‘Gepensioneerd/VUT’ is met een toename van 3 procent significant hoger dan in 2019.
6.2 Deelname openbaar vervoer
In tabel 6.2.1 is het aandeel dat gebruik maakt van het openbaar vervoer in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven. De deelname aan het openbaar vervoer houdt in dat er door een persoon minstens één reguliere rit of minimaal één serieverplaatsing is gemaakt met het openbaar vervoer op de dag waarover gerapporteerd wordt in het onderzoek ODiN.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | verschil 2023 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 8,6 | 3,9* | 4,2* | 6,1* | 7,0* | +15 | -19 |
Mannen | 7,9 | 3,6* | 3,8 | 5,6* | 6,6* | +18 | -17 |
Vrouwen | 9,2 | 4,2* | 4,7* | 6,5* | 7,4* | +13 | -20 |
1) Deelname aan het openbaar vervoer behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag met trein, bus, tram of metro. * Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
In 2023 is het percentage OV-deelname significant gewijzigd ten opzichte van 2022. De OV-deelname is in 2023 15 procent hoger dan in 2022 en 19 procent lager dan in ODiN 2019. Ook dit laatste verschil is significant. 7,0 procent van de inwoners van 6 jaar of ouder maakten in 2023 gemiddeld op een dag gebruik van trein, bus, tram of metro. De deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer was in 2023 7,4 procent. Dat is 13 procent hoger dan in 2022, maar wel 20 procent lager dan in 2019. De deelname van mannen aan het OV is in 2023 eveneens significant toegenomen in vergelijking met 2022, namelijk met 18 procent. In vergelijking met 2019 was de deelname van mannen aan het OV 17 procent lager. Evenals in de vier voorgaande jaren was de deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer in 2023 significant hoger dan bij mannen.