Onderweg in Nederland (ODiN) 2023 - Plausibiliteitsrapportage

Over deze publicatie

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De plausibiliteitsrapportage bevat de resultaten over het onderzoeksjaar 2023 en deze worden vergeleken met de resultaten van voorgaande ODiN-jaren.

1. Inleiding

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) is het nationale mobiliteitsonderzoek onder inwoners van Nederland. Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is er het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) dat werd uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

In dit rapport worden de resultaten van ODiN 2023 gepresenteerd en vergeleken met die van de onderzoeksjaren 2019 en 2022 van ODiN. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen van het landelijke onderzoek, maar ook op die van meerwerkonderzoeken. Al deze responsen worden namelijk geïntegreerd in één bestand en ook gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. De mutaties van 2023 ten opzichte van 2022 worden getoetst op basis van statistische marges. Voor een globale beschrijving van de uitvoering van het onderzoek wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2023.

Het jaar 2023 is het eerste jaar sinds 2020 waarin geen mobiliteitsbeperkende maatregelen golden tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19. Begin 2022 golden nog maatregelen maar de meeste waren na een aantal maanden niet meer van kracht. Halverwege januari 2022 eindigde een periode met een harde lockdown. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote impact op de Nederlandse samenleving dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had en die nog steeds voortduurt.

De belangrijkste verschillen in de onderzoeksmethode tussen ODiN 2022 en ODiN 2023 staan in onderstaande paragraaf. In paragraaf 1.2 wordt ingegaan op de betekenis van de gebruikte indicatoren. De verdere indeling van deze rapportage volgt in paragraaf 1.3.

1.1 Verschillen tussen ODiN 2022 en ODiN 2023

In deze paragraaf worden de onderzoeksverschillen beschreven van ODiN 2023 ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar. Daarbij gaat het met name om de verschillen die mogelijk van belang zijn bij het beoordelen van de verschillen tussen de resultaten van beide onderzoeksjaren.

In 2023 heeft het onderzoek enkele wijzigingen ondergaan die de vergelijkbaarheid met het vorige jaar licht kunnen beïnvloeden. Deze worden hieronder vermeld. Er zijn echter meer wijzigingen geweest in het onderzoeksproces. Voor een volledig overzicht van de verschillen en meer detailinformatie wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2023.

Wijzigingen meerwerk

Met ingang van ODiN 2023 is de herindeling van Weesp bij de gemeente Amsterdam doorgevoerd. In de regionale indeling van ODiN is de gemeente Weesp daarbij overgegaan van basisregio Gooi en Vechtstreek naar de gemeente Amsterdam. Bij deze herindeling is tevens Driemond van het stadsdeel Zuidoost overgegaan naar het stadsgebied Weesp. Voor het meerwerk Noordvleugel is in 2023 een responswens binnen de gemeente Amsterdam gehanteerd voor het stadsdeel Zuidoost en voor het stadsgebied Weesp van elk 250 respondenten. In de steekproeftrekking, het verwerkingsproces en de weging is hiermee rekening gehouden.

Wijziging herkomst

Het CBS stapt over op twee nieuwe indelingen van het persoonskenmerk herkomst over de migratieachtergrond van een persoon. Onderzocht is welke van die twee herkomstindelingen voor ODiN het beste alternatief is als het doel is de methodebreuk te minimaliseren. In plaats van de indeling naar westerse en niet-westerse migratieachtergrond kwam uit analyses de indeling naar herkomstland als beste naar voren. Het gebruik van deze indeling geeft de minste verschillen ten opzichte van de huidige herkomstvariabele. De voor ODiN gebruikte onderverdeling van herkomstland is een driedeling: Nederland, Europa (excl. Nederland) en Buiten-Europa.

Bij deze indeling speelt het geboorteland van de ouders een rol indien de persoon in Nederland is geboren. Wanneer de moeder in het buitenland is geboren, dan is dat leidend in het bepalen van de herkomst. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt. Dit leidt tot de nu volgende toekenningen:

  • Herkomstland is Nederland als de persoon en zijn beide ouders in Nederland zijn geboren.

  • Herkomstland is Europa als
    • de persoon in Europa (exclusief Nederland) is geboren
    • òf als de persoon in Nederland is geboren en de moeder elders in Europa is geboren
    • òf als de persoon en de moeder in Nederland zijn geboren en de vader elders in Europa is geboren.
  • Het herkomstland wordt Buiten-Europa als
    • de persoon buiten Europa is geboren
    • òf als de persoon in Nederland is geboren en de moeder buiten Europa is geboren
    • òf als de persoon en de moeder in Nederland zijn geboren en de vader buiten Europa is geboren.
De nieuwe herkomstindeling is in ODiN 2023 doorgevoerd in de verwerking, de weging en het databestand. Bij ODiN 2024 wordt de indeling naar herkomstland ook doorgevoerd in de steekproeftrekking en de respondentbenadering.

1.2 Indicatoren in deze plausibiliteitsrapportage

In de tabellen worden evenals in voorgaande jaren de waarden van verschillende indicatoren per jaar weergegeven. In deze rapportage betreft het de ODiN-jaren 2019 tot en met 20231). Daarbij dient opgemerkt te worden dat in 2020 en 2021 en in het begin van 2022 afwisselend diverse maatregelen van toepassing waren in verband met covid-19. Daarom is er in deze rapportage voor gekozen zowel de verschilpercentages op te nemen waarmee de waarden in 2023 gewijzigd zijn ten opzichte van 2022 en waarmee de waarden in 2023 gewijzigd zijn ten opzichte van 2019.

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Alle in deze rapportage opgenomen indicatoren hebben dus betrekking op deze afbakening van de doelpopulatie en daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar.

Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Daarbij gaat het om:

  • Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
  • op Nederlands grondgebied
  • inclusief vakantieverplaatsingen
  • exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen
  • exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
  • exclusief ritten met een vliegtuig.

De (werkgerelateerde) serieverplaatsingen van ODiN betreffen: drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig). Een serieverplaatsing wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing2). Wanneer er 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is ieder van die verplaatsingen wel afzonderlijk uitgevraagd. Deze afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsingen worden in ODiN beschouwd als reguliere verplaatsingen. Ook bij de resultaten van serieverplaatsingen worden de afgelegde kilometers met een vliegtuig en met een zwaar vrachtvoertuig niet meegeteld.

De voornaamste indicator in deze rapportage is de totale vervoersprestatie (reizigerskilometers) van Nederlanders van 6 jaar of ouder in Nederland per jaar per vervoerwijze. Deze bestaat uit de totale afgelegde afstand van reguliere verplaatsingen en de serieverplaatsingen. De totale vervoersprestatie wordt uitgesplitst naar type vervoerwijze. In de analyse wordt bepaald of de reizigerskilometers naar vervoerwijze significant zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor de overige indicatoren in deze rapportage.

De plausibiliteitsrapportage richt zich vooral op het belangrijkste bestandsdeel van de totale vervoersprestatie: de reguliere verplaatsingen. Deze omvatten circa 96 procent van het totale aantal reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder. Het totaal aantal reguliere reizigerskilometers is de gemiddelde afstand per verplaatsing maal het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag maal het aantal personen van 6 jaar of ouder maal het aantal dagen in het jaar. De gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon van 6 jaar of ouder per dag zijn dus de bepalende variabelen uit ODiN voor het totale aantal reizigerskilometers. De totale reizigerskilometers, de reguliere reizigerskilometers, de gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag worden in de rapportage afzonderlijk gepresenteerd. Zij worden uitgesplitst naar vervoerwijze en/of verplaatsingsmotief.

De verkeersdeelname en de deelname aan het openbaar vervoer zijn eveneens belangrijke indicatoren. Zij worden uitgesplitst naar de persoonskenmerken geslacht en maatschappelijke participatie. Een persoon neemt aan het verkeer deel als deze minimaal één reguliere verplaatsing per dag of minimaal één serieverplaatsing per dag maakt in Nederland. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Niet mee tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig en uiteraard tellen niet mee personen met enkel verplaatsingen geheel in het buitenland. Deze laatsten worden meegeteld bij de ‘thuisblijvers’.

Betrouwbaarheid en significantie

In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die statistisch betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar met een asterisk weergegeven.

1.3 Indeling van de rapportage

De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de ongewogen responsinformatie in ODiN 2023 vergeleken met die van voorgaande jaren. Daarna komen in hoofdstukken 3, 4 en 5 de resultaten over de totale reizigerskilometers, het aantal reguliere verplaatsingen en de afstand per verplaatsing aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de verkeersdeelname gepresenteerd. In hoofdstuk 7 worden externe bronnen aangehaald en hoofdstuk 8 ten slotte bevat de samenvatting en conclusie. In bijlage A staan nogmaals de schattingen van 2023 uit de tabellen in de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld, maar dan samen met de marges.

1) De cijfers van 2019 en 2020 zijn afkomstig uit ‘Onderweg in Nederland (ODiN) 2018-2020, eindrapportage heropleveringen’ met herziene cijfers van ODiN 2018, 2019 en 2020 zoals begin 2021 gepubliceerd.
2) Serieverplaatsingen verminderen de responslast van respondenten die voor de uitoefening van hun werk/beroep veelvuldig adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken (zoals bijvoorbeeld bij pakketbezorgers en pizzakoeriers). Door een andere wijze van uitvraag van serieverplaatsingen is het niet mogelijk om dezelfde uitsplitsingen te maken als bij reguliere verplaatsingen.

2. Ongewogen responsinformatie

In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de ongewogen responsinformatie van ODiN 2023. Dit onderzoeksjaar van ODiN omvat niet alleen het landelijk onderzoek met een responseis van 45.000 respondenten, maar ook de responsen van de drie meerwerkopdrachten die zijn uitgevoerd:

  • Het meerwerk Noordvleugel in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam dat wordt uitgevoerd in de provincies Noord-Holland en Flevoland. De responsvraag voor het deelgebied van de metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten is 2.000 meerwerkresponsen. Voor de deelregio Noord-Holland Noord gaat het om 700 respondenten (uit de landelijke en de meerwerksteekproef) voor elk van de drie deelregio’s van Noord-Holland Noord en voor Urk en Noordoostpolder was het gezamenlijke totaal ook 700 respondenten. Tenslotte gaat het binnen de gemeente Amsterdam voor het stadsdeel Zuidoost en voor het stadsgebied Weesp om elk 250 responsen.
  • Het meerwerk MRDH in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag waarvan de steekproef is gericht op het behalen van in totaal 5.529 responsen uit de landelijke en de meerwerksteekproef. Daarbij wordt beoogd voor elk deelgebied van het meerwerkgebied 700 responsen te behalen.
  • Het meerwerk Utrecht in opdracht van de Provincie Utrecht en de Gemeente Utrecht dat wordt uitgevoerd in alle gemeenten van de provincie kent een totale responsvraag van 3.924 personen uit de landelijke en de meerwerksteekproef. Daarvan zijn er 1.092 bedoeld voor de gemeente Utrecht en 2.832 voor de overige gemeenten in de provincie. Voor elk deelgebied van dit meerwerk geldt een afzonderlijke responsvraag van tussen de circa 250 en 550 personen.

2.1 Responsaantallen

Het databestand van ODiN 2023 bevat 64.459 respondenten. In tabel 2.1.1 is te zien hoe deze verdeeld zijn over de landelijke steekproef en de meerwerksteekproeven en is de vergelijking met de responsaantallen van alle voorgaande ODiN-jaren te zien. Het meerwerk in de stadsregio Parkstad Limburg is alleen bij ODiN 2020 uitgevoerd.

2.1.1 Responsaantallen in opgeleverde bestanden naar steekproef per jaar
ODiN 2018ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022ODiN 2023
Totaal57 26053 38062 94067 08361 95364 459
Landelijke steekproef54 58945 32049 08752 10947 70749 211
Steekproef Noordvleugel2 6712 1662 3073 0383 4673 895
Steekproef MRDH-5 8946 3717 0066 1686 498
Steekproef SPL--797---
Steekproef Utrecht--4 3784 9304 6114 855

2.2 Aandeel correcties

De belangrijkste correctie die met het oog op de plausibiliteit wordt uitgevoerd op het ODiN-bestand is de correctie op basis van geconstateerde extreme snelheden. Om te hoge en te lage ritsnelheden (rekening houdend met de ritvervoerwijze) te corrigeren zijn regels opgesteld die de gerespondeerde ritafstand en/of ritreisduur aanpassen. In ODiN 2023 gebeurde dit bij 5,3 procent van alle reguliere ritten. In 2,5 procent van de ritten ging het om correcties vanwege een te hoge snelheid en in 2,8 procent van de ritten betrof het een correctie vanwege een te lage snelheid. Zie tabel 2.2.1 voor de percentages gecorrigeerde ritten van 2019 tot en met 2023.

2.2.1 Percentage gecorrigeerde ritten in opgeleverde bestanden per jaar
ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022ODiN 2023
Totaal5,86,05,85,75,3
Correctie van een te hoge snelheid2,82,92,72,72,5
Correctie van een te lage snelheid3,03,13,12,92,8

2.3 Uitval niet-bruikbare responsen

De responsen die uit het veldwerk komen worden getoetst op bruikbaarheid. Dit gebeurt op verschillende momenten in het verwerkingsproces. Responsen worden verwijderd bij het ontbreken van essentiële informatie en bij inconsistenties van gegevens die niet op een aannemelijke wijze gecorrigeerd kunnen worden. Ook gevallen waarbij de respondent duidelijk niet serieus heeft ingevuld of waarbij de respondent de vragen overduidelijk foutief geïnterpreteerd heeft, worden - indien gesignaleerd - verwijderd. In tabel 2.3.1 wordt het aantal responsen en de uitval gepresenteerd voor ODiN 2019 tot en met 2023. Uit die tabel volgt dat voor ODiN 2023 64.908 responsen uit het veldwerk opgehaald werden. De uitval in het verwerkingsproces bedroeg 449 responsen. In het databestand zijn daarmee uiteindelijk 64.459 respondenten aanwezig.

2.3.1 Aantal responsen en uitval in verwerkingsproces per jaar
ODiN 2019ODiN 2020ODiN 2021ODiN 2022ODiN 2023
Responsen uit veldwerk53 84963 51067 41262 36864 908
Uitval 469 570 329 415 449
Responsen in het databestand53 38062 94067 083 61 95364 459

3. Reizigerskilometers

In dit hoofdstuk worden reizigerskilometers per jaar gepresenteerd van inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De totale vervoersprestatie betreft alle reizigerskilometers van inwoners van Nederland in Nederland inclusief binnenlandse vakanties en serieverplaatsingen maar exclusief (beroepsmatig) wegvervoer met vrachtwagens.

Bij het vergelijken van de cijfers in dit hoofdstuk dient rekening te worden gehouden met het feit dat het aantal kilometers per jaar afhankelijk is van het aantal dagen van het jaar (schrikkeljaren), maar dat dit bijvoorbeeld ook afhankelijk kan zijn van het aantal doordeweekse dagen, weekenddagen en werkdagen in een jaar (zie bijlage B voor een overzicht met de verschillen per jaar).

3.1 Totale vervoersprestatie

De vervoersprestatie in tabel 3.1.1 is uitgesplitst naar vervoerwijze. Zoals gebruikelijk voor de reizigerskilometers zijn de afstanden gebaseerd op de ritinformatie3).

3.1.1 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze per jaar
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal218,8152,0*168,4*186,9*199,3*+7-9
Personenauto als bestuurder108,579,4*85,6*92,9*99,6*+7-8
Personenauto als passagier39,025,8*30,2*32,7*36,5*+12-6
Trein24,19,6*10,215,8*20,0*+27-17
Bus/tram/metro6,52,9*3,5*5,0*5,1+1-21
Fiets17,8*15,5*16,1*18,4*17,8*-30
Lopen5,26,6*8,2*7,2*6,9*-5+33
Overig17,912,1*14,7*15,013,4-10-25
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

De mobiliteit in de jaren 2020 tot begin 2022 werd getekend door de covid-19 pandemie en de maatregelen die de regering nam om de gevolgen voor de bevolking en de gezondheidszorg zo gunstig mogelijk te laten verlopen. Dit waren uitzonderlijke jaren. Veel van die maatregelen in die periode hadden hun weerslag op het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking. In 2022 zijn de meeste maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19 beëindigd; halverwege januari 2022 eindigde een periode met een harde lockdown en op 15 maart van dat jaar vervielen de resterende coronamaatregelen. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote uitwerking op de mobiliteit van Nederlandse bevolking dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had, zoals hogere brandstofprijzen. Ook in 2023 zijn de brandstofprijzen nog hoog en duurt de oorlog met Oekraïne nog voort. 2023 is wel het eerste jaar sinds 2020 waarin geen mobiliteitsbeperkende coronamaatregelen meer gelden.

Totale vervoersprestatie

In 2023 bedraagt de totale vervoersprestatie in ODiN 199,3 miljard reizigerskilometers zoals weergegeven in tabel 3.1.1. Dit is een significante toename van 7 procent ten opzichte van 2022. De totale vervoersprestatie is bijna een tiende (-9 procent) minder dan in ODiN 2019 en uit nadere analyse blijkt ook dat verschil significant. Voor de vervoerwijzen met de hoogste vervoersprestatie zoals personenautobestuurder en -passagier en de trein geldt dat deze in 2023 significant is toegenomen ten opzichte van 2022. De vervoersprestatie voor de modaliteiten fiets en lopen is daarentegen significant lager dan in 2022 (afname met respectievelijk 3 procent en 5 procent). Ten opzichte van 2019 liggen de vervoersprestaties van bijna alle vervoerwijzen in 2023 significant lager dan in 2019 (CBS, 2023a). Uitzondering hierop vormen de vervoersprestaties van fietsen en lopen. De vervoersprestatie van de fiets in 2023 verschilt niet significant van die in 2019, maar de vervoersprestatie van lopen verschilt wel significant van 2019. Het aantal reizigerskilometers te voet is in 2023 een derde hoger dan in 2019. De vervoersprestatie met overige vervoerwijzen verschilt ook significant met 2019. Deze ligt een kwart onder het niveau van 2019.

Autobestuurders en autopassagiers

Het aantal reizigerskilometers afgelegd door autobestuurders van een personenauto in 2023 is in vergelijking met 2022 significant toegenomen met 7 procent tot 99,6 miljard kilometer. Vergeleken met 2019 is het aantal personenautobestuurderskilometers in 2023 significant lager (-8 procent). Het aantal kilometers voor passagiers in een personenauto nam in 2023 eveneens significant toe ten opzichte van 2022 (12 procent). Vergeleken met 2019 zijn ook de autopassagierskilometers in 2023 significant lager (-6 procent).

Voor het controleren van de plausibiliteit van het aantal personenautobestuurderskilometers door inwoners van Nederland op Nederlands grondgebied uit ODiN 2023 is een vergelijking gemaakt met de voorlopige verkeersprestatiecijfers van het CBS gebaseerd op de kilometerregistraties van de Dienst Wegverkeer (RDW) (CBS, 2024c). De voorlopige cijfers over de personenautokilometers op Nederlands grondgebied in 2023 zijn vergeleken met de voorlopige cijfers van 2022 en 2019. Hieruit volgt dat het aantal voertuigkilometers van (Nederlandse plus buitenlandse) personenauto’s binnen Nederland in 2023 ten opzichte van 2022 is toegenomen met 3,9 procent tot 106,5 miljard kilometer. Ten opzichte van 2019 (110,2 miljard kilometer) zijn het aantal voertuigkilometers in 2023 3,4 procent lager. Ofschoon de waarden van deze (voorlopige) verkeersprestatiecijfers afwijken van de waarden berekend met ODiN, komt de tendens van beide onderzoeken overeen. In beide onderzoeken is sprake van een toename van de personenauto(bestuurders)kilometers van 2023 vergeleken met 2022 en een lager aantal kilometers in vergelijking met 2019 (zie ook paragraaf 7.3).

Een andere bron die een indicatie kan geven over de plausibiliteit van de ODiN-gegevens is de rapportage over het rijkswegennet (Rijkswaterstaat, 2024). Daarin wordt gemeld dat het aantal afgelegde voertuigkilometers op het hoofdwegennet met 2,9 procent toe nam tot 69,3 miljard voertuigkilometers. Ten opzichte van 2019 is er een daling van 4,9 procent van de verkeersprestatie te zien. Hoewel op het rijkswegennet niet alleen personenauto’s rijden, zijn personenauto’s in aantal verreweg het grootst. Om die reden is een voorzichtige vergelijking met deze gegevens toch zinvol. In elk geval komt de tendens: toename verkeersprestatie van 2022 naar 2023 en een lagere verkeersprestatie in 2023 in vergelijking met 2019, overeen met de tendens uit de ODiN-cijfers.

De verkeersindex van het ‘personenvervoer’, gepubliceerd door het CBS (CBS, z.d.) op basis van een selectie door NDW van 200 meetpunten met verkeerslusgegevens op rijkswegen is ook een bron die aangehaald kan worden. Middels een berekend globaal indexcijfer voor heel 2023 blijkt dat in 2023 ten opzichte van 2022 de verkeersintensiteit van het ‘personenverkeer’ op werkdagen met 9 procent is toegenomen en op weekenddagen met 1,4 procent. De verkeersintensiteit over 2023 bleek op werkdagen 1,4 procent lager en op weekenddagen 5 procent lager dan in 2019. Een voorzichtige conclusie is dat de tendens van deze cijfers voor wat betreft de ontwikkeling van 2023 ten opzichte van 2022 in de dezelfde richting wijst als de ODiN gegevens. Dit geldt ook voor het verschil in ontwikkeling van 2023 in vergelijking met 2019. De gegevens over het ‘personenverkeer’ geven aan dat er minder kilometers worden afgelegd dan in 2019 op de door NDW geselecteerde rijkswegen (zie ook paragraaf 7.6.1).

Uit resultaten van het Landelijk Reizigersonderzoek 2023 blijkt dat ten opzichte van 2022 de afgelegde woon-werkafstand door automobilisten met bijna 3 procent is toegenomen. Ook het totaal aantal afgelegde (woon-werk) kilometers is met bijna 3 procent gegroeid (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). Hoewel het hier om slechts een deel van de kilometers gaat die zijn afgelegd door automobilisten, is er evenals in ODiN, sprake van een toename van het aantal afgelegde kilometers door autobestuurders van 2022 naar 2023.

Trein

Het aantal treinreizigerskilometers is in 2023 significant gewijzigd ten opzichte van 2022. Uit ODiN blijkt dat het aantal reizigerskilometers met de trein is toegenomen van 15,8 miljard in 2022 naar 20,0 miljard in 2023 (27 procent). Ten opzichte van de 24,1 miljard reizigerskilometers in 2019 is het aantal treinreizigerskilometers in ODiN 2023 17 procent lager. De grootste treinreizigersvervoerder, de Nederlandse Spoorwegen (NS, 2024), rapporteert in het jaarverslag over 2023 dat de reizigerskilometers over 2023 15,5 miljard bedragen. Dat is 17 procent meer dan in 2022. Dit betekent dat zowel de NS als het ODiN een significante toename rapporteren van het aantal treinreizigerskilometers van 2023 ten opzichte van 2022.

Over het verschil met 2019 merkt NS het volgende op: “Het aantal reizigerskilometers in 2023 ten opzichte van 2019, het laatste jaar vóór corona, was 89% (2022: 76%). Dit niveau blijkt het ‘nieuwe normaal’ qua reizigersaantallen na corona. Nu thuiswerken is ingeburgerd blijven de reizigersaantallen van vooral forensen achter bij het niveau van 2019. De reizigerskilometers liggen echter nog steeds lager dan voor corona. Een belangrijke oorzaak is dat het voor veel mensen normaal is geworden om één of meer dagen thuis te werken. Daarnaast is de koopkracht van veel mensen verminderd, waardoor ze minder reizen” (NS, 2024). Uit navraag bij de NS blijkt dat het aantal reizigerskilometers uit 2019 17,5 miljard reizigerskilometers bedraagt. Hiermee kan worden berekend dat het aantal reizigerskilometers van de NS in 2023 (15,536 miljard), zo’n 11 procent lager is dan in 2019. De tendens dat het aantal treinreizigerskilometers in 2023 nog steeds lager ligt dan in 2019 komt overeen met de ODiN-resultaten.

Volgens het Landelijk Reizigersonderzoek maakte het openbaar vervoer een inhaalslag in 2023: de totaal afgelegde afstand voor woon-werk in het OV was in vergelijking met 2022 met ruim 18 procent gegroeid (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). Het betreft hier een deel van de gemeten afgelegde kilometers voor een specifiek doel. De tendens in het Landelijk Reizigersonderzoek dat het aantal woon-werkkilometers met het OV (waarvan de trein het grootste aandeel heeft), van 2022 naar 2023 is toegenomen, vormt een gedeeltelijke ondersteuning voor de toename in reizigerskilometers met de trein van 2022 naar 2023 uit het ODiN.

Bus, tram en metro

Uit de ODiN-cijfers blijkt dat het aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro van 5,1 miljard kilometer in 2023 niet significant is gewijzigd ten opzichte van 2022. Vergeleken met 2019 lag het aantal reizigerskilometers in ODiN met deze vervoerwijzen in 2023 ruim een vijfde lager.

Fiets

Het totale aantal reizigerskilometers op de fiets nam van 2022 naar 2023 significant af met 0,6 miljard (-3 procent). In 2023 is er geen verschil meer in het aantal fietskilometers met 2019. In beide jaren zijn er 17,8 miljard reizigerskilometers per fiets afgelegd. Uit het Landelijk Reizigersonderzoek blijkt dat van 2022 naar 2023 bijna 5 procent minder kilometers zijn gefietst in het woon-werkverkeer (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). Hoewel het woon-werkverkeer maar een deel van alle fietskilometers betreft, is de in dit onderzoek voor woon-werk geconstateerde lichte daling in fietskilometers in lijn met de in ODiN gevonden daling van het totaal aantal fietskilometers in 2023 vergeleken met een jaar eerder. Het is lastig aantoonbaar, maar niet uit te sluiten, dat de daling van het aantal gefietste kilometers in 2023 ten opzichte van 2022 mede verband houdt met de grote hoeveelheid neerslag in 2023 (zie ook paragraaf 7.1 over het weer).

Lopen

De vervoersprestatie van lopen is in 2023 significant afgenomen ten opzichte van 2022 en wel met 5 procent. Het aantal kilometers dat te voet is afgelegd bedroeg in 2023 6,9 miljard reizigerskilometer. Het aantal ‘gelopen’ reizigerskilometers in 2023 ligt een derde hoger dan in 2019 (1,7 miljard hoger) en dat is een significant verschil.

Overige vervoerwijzen

Tot slot volgt de totale vervoersprestatie van ‘overige vervoerwijzen’. Uit de gegevens van 2023 blijkt dat deze niet significant is gewijzigd ten opzichte van 2022, maar wel ten opzichte van 2019. Het aantal reizigerskilometers met het totaal aan ‘overige vervoerwijzen’ waaronder bestelauto’s, brom-, snor- en motorfietsen, invalidevoertuigen, steps, skeelers en dergelijke, is in 2023 een kwart lager dan in 2019 en bedraagt 13,4 miljard reizigerskilometers in 2023.

3.2 Reguliere reizigerskilometers

Tabel 3.2.1 bevat de totale reguliere reizigerskilometers in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar verplaatsingsmotief.

3.2.1 Reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief per jaar
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal210,9147,0*161,2*180,9*193,1*+7-8
Van en naar het werk57,0*36,4*36,344,3*48,2*+9-15
Zakelijk en beroepsmatig19,2*10,9*11,412,413,6+9-29
Diensten en verzorging4,33,6*4,4*4,34,5+4+5
Winkelen en boodschappen doen18,314,7*15,317,1*18,4*+8+1
Onderwijs of cursus volgen12,06,0*6,9*9,7*10,1+4-16
Visite en logeren34,2*24,0*27,6*30,1*31,3+4-8
Uitgaan, sport en hobby39,2*23,7*27,8*34,1*38,1*+12-3
Toeren en wandelen9,512,2*14,9*12,3*11,1*-10+17
Ander motief17,215,4*16,6*16,717,8+7+4
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Reguliere reizigerskilometers totaal

Uit de ODiN-gegevens van tabel 3.2.1 volgt dat het totaal aantal reguliere reizigerskilometers in 2023 significant verschilt met 2022. Het aantal reguliere reizigerskilometers is in 2023 7 procent hoger dan het jaar ervoor. Ook is er een significant verschil ten opzichte van 2019. Het niveau is in 2023 significant lager (-8 procent) dan in 2019 voor de coronamaatregelen. Het verschil tussen de totale vervoersprestatie (tabel 3.1.1) en het totaal aantal reguliere reizigerskilometers bedraagt in 2023 6,1 miljard kilometer (in 2022 was dat 6,0 miljard kilometer).

Het verschil tussen beide gegevens is toe te schrijven aan de serieverplaatsingen die bij het berekenen van de totale vervoersprestatie wél worden meegenomen, maar niet bij de reguliere verplaatsingen. Het aantal kilometers aan serieverplaatsingen van 6,1 miljard reizigerskilometers in 2022 ligt onder het niveau van 2019 toen er bijna 8 miljard kilometer aan serieverplaatsingen werd afgelegd. Aanvullende analyse van de serieverplaatsingen leert dat het aantal reizigerskilometers gereden in bestelauto’s in 2023 niet significant is toegenomen in vergelijking met 2022.

Aangezien bestelauto’s tijdens serieverplaatsingen veelal gebruikt worden voor het halen en brengen van goederen, ligt dit in lijn met andere CBS-onderzoeken waaruit volgt dat de verkoop van digitale producten en diensten in de eerste helft van 2023 vergeleken met 2022 licht toe nam, terwijl de verkoop van goederen nauwelijks was veranderd (CBS, 2023).

Reguliere reizigerskilometers naar motief

Gelet op de verdeling naar motief in tabel 3.2.1 blijkt dat voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ‘Winkelen en boodschappen doen’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2023 significant hoger is dan bij ODiN 2022. Daar tegenover staat dat er in 2023 significant minder reguliere reizigerskilometers zijn afgelegd met als motief ‘Toeren en wandelen’. Voor alle andere motieven geldt dat het aantal reguliere reizigerskilometers in 2023 niet significant verschilt van 2022.

2023 is het eerste jaar sinds 2020 dat er helemaal geen mobiliteitsbeperkende overheidsmaatregelen meer zijn om besmetting met het coronavirus te beperken. In 2022 golden in de eerste maanden nog wat mobiliteitsbeperkende maatregelen. Vanaf 15 februari 2022 mochten mensen de helft van de tijd op kantoor werken. In de maanden daarna verdwenen stapsgewijs de meeste coronamaatregelen. Op 15 maart van dat jaar werden de coronaregels omgezet in adviezen en waren er geen coronaregels en adviezen meer om thuis te werken (RIVM, 2023).

Van en naar het werk

Het aantal reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ is in vergelijking met 2022 met 9 procent significant toegenomen tot ruim 48 miljard in 2023. Ten opzichte van 2019 is dit significant lager (-15 procent ofwel 8,8 miljard reizigerskilometers minder). Tot 15 februari 2022 was voor mensen die op kantoor werkten nog de coronamaatregel over thuis werken van toepassing. Vanaf 15 februari 2022 mochten mensen de helft van de tijd op kantoor werken. In 2023 waren er geen belemmeringen meer wat betreft preventieve maatregelen om verspreiding van corona tegen te gaan. Toch blijft ook na die maatregelen een deel van de mensen (gedeeltelijk) thuis werken. Volgens het CBS werkt ruim de helft van de Nederlanders weleens thuis. In 2023 werkten thuiswerkers gemiddeld bijna twee volledige werkdagen (15 uur) per week thuis. Dat is iets minder dan de helft van al hun gewerkte uren. Opgeteld maakten alle thuiswerkuren bijna 20 procent uit van de gewerkte uren door alle werkenden. Zelfstandigen werkten relatief veel thuis: 30 procent van al hun gewerkte uren. Bij werknemers was dat iets meer dan 17 procent (CBS, 2024a).

Dat er nog steeds meer thuis gewerkt wordt dan voor de maatregelen tegen de pandemie blijkt uit een rapport van TNO (TNO, 2024). Daarin wordt gemeld dat hybride werken sinds de start van de covid-19 pandemie een vlucht heeft genomen en dat dit een blijvende verandering lijkt. Dit blijkt uit het NEA-COVID-19 onderzoek van TNO onder ruim 6.000 werknemers, dat van 6 juni tot en met 6 juli 2023 plaatsvond. In het rapport wordt de situatie medio 2023 vergeleken met die van voor de pandemie (eind 2019). Hieruit volgt dat medio 2023 bijna 2 op de 3 werknemers volledig op locatie werkte en het aantal thuiswerkuren fors is gestegen: van gemiddeld 2,6 uur per week in 2019 naar bijna 7 uur per week medio 2023. De resultaten van het TNO-onderzoek vertonen parallellen met de resultaten uit ODiN en ondersteunen de resultaten waaruit blijkt dat het aantal afgelegde reizigerskilometers ’Van en naar het werk’ in 2023 significant lager is dan in 2019.

Winkelen en boodschappen doen

In 2023 zijn significant meer reizigerskilometers afgelegd voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ namelijk 8 procent meer dan in 2022. Voor de gevonden toename in het ODiN van het aantal reizigerskilometers voor ‘Winkelen en boodschappen doen’, volgt enige bevestiging uit CBS-gegevens over de omzet van de detailhandel. Deze zette in het vierde kwartaal van 2023 ruim 4 procent meer om. Het verkoopvolume was 0,3 procent hoger vergeleken met de zelfde periode in 2022. Dat de omzetgroei naast hogere prijzen mede werd behaald door een hoger verkoopvolume, was voor het eerst sinds het eerste kwartaal van 2022 (CBS, 2024b). In vergelijking met ODiN 2019 zijn er in 2023 geen significante verschillen in het aantal afgelegde reizigerskilometers om boodschappen te doen en te winkelen.

Uitgaan, sport en Hobby

Uit ODiN blijkt dat in 2023 12 procent meer reizigerskilometers zijn gemaakt dan in 2022 om uit te gaan, te sporten of om een hobby uit te oefenen. Dat verschil is significant. In 2022 waren er na de harde lockdown nog voor een deel van het jaar beperkingen met betrekking tot bezoek aan uitgaansgelegenheden, bioscoop- en theatervoorstellingen, sportevenementen, festivals en dergelijke (RIVM 2023). Er is in 2023 geen verschil in reizigerskilometers voor dit motief vergeleken met 2019.

Toeren en wandelen

Het aantal reizigerskilometers gemaakt voor ‘Toeren en wandelen’ is in 2023 significant gedaald met 10 procent. Er is ook een significant verschil in het aantal reizigerskilometers afgelegd voor toeren en wandelen tussen 2023 en 2019. Het aantal reizigerskilometers voor toeren en wandelen is in 2023 zo’n 1,6 miljard hoger (17 procent) dan in 2019. Op dit moment zijn er geen onderzoeken beschikbaar waar dit gevonden resultaat aan kan worden getoetst.

Zakelijk en beroepsmatig

Het aantal kilometers dat is afgelegd voor het motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’ in 2023 is niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder. Het enige andere onderzoek over deze periode dat hierover iets zegt is het Nationaal Zakelijke Mobiliteitsonderzoek (NZMO). Dit meldt in september 2023 dat het aantal zakelijk afgelegde autokilometers met 4 procent is gestegen (NZMO, 2023). Het is moeilijk te duiden door de grote verschillen in onderzoeksmethode van beide onderzoeken en het feit dat het NZMO de situatie van halverwege 2023 schetst, of dit resultaat kan worden gezien als strijdig met het ODiN-resultaat of dat de verschillen marginaal zijn.

Het aantal zakelijke en beroepsmatige kilometers in ODiN 2023 (13,6 miljard kilometer) was 29 procent lager dan in 2019. Onder zakelijke reizen vallen ook reizen naar externe vergaderingen en overleggen. Vorig jaar rapporteerde het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) hierover dat van de werkenden met ervaring in digitaal vergaderen de overgrote meerderheid (66 procent) in oktober 2022 aangaf nog steeds vaker digitaal te vergaderen dan vóór de covid-19 pandemie. Ook gaf de helft van de werkenden met ervaring in digitaal vergaderen aan dit op langere termijn ook te blijven doen (KiM, 2023). Mogelijk draagt dit bij tot een deel van de verklaring van het verschil in zakelijke en beroepsmatige kilometers tussen 2019 en 2023.

Overige motieven

Het aantal reizigerskilometers met het motief ‘Diensten en verzorging’ in 2023 bleef nagenoeg gelijk aan dat van 2022 (verschil is niet significant). Ook het verschil in reizigerskilometers tussen 2023 ten opzichte van 2019 is niet significant voor dit motief. Dit geldt ook voor het motief ‘Ander motief’. De motieven ‘Onderwijs of cursus volgen’ en ’Visite en logeren’ verschillen in 2023 ook niet significant van 2022, maar wel van 2019. ‘Onderwijs of cursus volgen’ is 16 procent lager, en ’Visite en logeren’ 8 procent lager dan in 2019.

3.3 Ontwikkelingen naar maand

Ten behoeve van de plausibiliteitsrapportage van dit jaar is onderstaande extra analyse naar maand gemaakt voor resultaten gepresenteerd over de vervoersprestatie in paragraaf 3.1 en over de reguliere reizigerskilometers in paragraaf 3.2. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de verschillen per maand niet getoetst zijn. Van alle verschillen is dus niet duidelijk of die verschillen significant zijn, ook niet als ze in de tekst benoemd worden. Daarmee verschilt de betekenis van deze maandcijfers dus met die van de jaarcijfers in deze rapportage.

Totale vervoersprestatie naar maand

In grafiek 3.3.1 is de totale vervoersprestatie van 2019, 2022 en 2023 per maand in beeld gebracht. De totale vervoersprestatie (zie ook tabel 3.1.1) is de som van het aantal reguliere reizigerskilometers en de kilometers van serieverplaatsingen. Uit de grafiek is af te leiden dat het patroon van de vervoersprestaties per maand in 2023 weer lijkt op het jaar 2019 voordat de pandemie uitbrak. Wel liggen de vervoersprestaties per maand voor 2022 en 2023 onder het niveau van 2019.

3.3.1 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar maand per jaar
maand2019 (mld km)2022 (mld km)2023 (mld km)
januari17,712,414,9
februari16,312,714,4
maart17,516,116,2
april18,215,415,7
mei19,016,817,9
juni18,916,016,5
juli18,015,416,8
augustus18,716,216,3
september19,216,217,1
oktober18,916,617,1
november18,916,715,8
december17,716,214,6

Uitgaande van de tijdlijnen van 2023 en 2022 is te zien dat in 2023 het grootste verschil in de totale vervoersprestatie met 2022 in de maanden januari (22 procent hoger) en februari (17 procent hoger) plaatsvindt. Dit verschil is mogelijk verklaarbaar omdat in 2022 in de maanden januari en februari nog mobiliteitsbeperkende coronamaatregelen van kracht waren en in 2023 niet. Ook in de maand juli lijkt de totale vervoersprestatie iets meer te verschillen (11 procent hoger) dan in juli 2022. Een directe verklaring hiervoor is niet te geven. Juli is een vakantiemaand en mogelijk is het moment waarop mensen daadwerkelijk op vakantie gaan hierop van invloed.

De totale vervoersprestatie lijkt in 2023 in alle maanden behalve november en december hoger te liggen dan in 2022. Of de geconstateerde verschillen tussen de maanden in 2022 en 2023 significant zijn, is niet getoetst. In de grafiek is te zien dat de totale vervoersprestatie in 2023 elke maand lager is dan in 2019. In de maanden november tot en met december 2023 is het verschil in de vervoersprestatie in vergelijking met dezelfde periode in 2019 het grootst. Een mogelijke verklaring kan zijn dat in 2023 ten gevolge van de weersomstandigheden, mensen besloten om vaker thuis te werken of online te vergaderen. Zoals eerder gemeld in dit hoofdstuk, vindt thuiswerken en online vergaderen in 2023 vaker plaats sinds het ingaan van de mobiliteitsbeperkende coronamaatregelen in 2020. Ook in de maanden april en juni 2023 is de vervoersprestatie 11 procent lager dan in 2019. Ook al deze genoemde verschillen zijn niet op significantie getoetst.

Reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ naar maand

Het totaal aantal reguliere reizigerskilometers is de totale vervoersprestatie minus de kilometers afgelegd tijdens serieverplaatsingen. In de eerder gepresenteerde tabel 3.2.1 is het aantal reguliere reizigerskilometers uitgesplitst naar motief. Voor het motief ‘Van en naar het werk’ zijn ook de verschillen per maand in de jaren 2019, 2022 en 2023 in kaart gebracht (grafiek 3.3.2). Of deze verschillen significant zijn, is niet berekend.

3.3.2 Reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar maand per jaar
maand2019 (mld km)2022 (mld km)2023 (mld km)
januari4,83,23,8
februari4,53,43,6
maart4,64,54,3
april4,93,43,7
mei5,13,84,6
juni4,33,84,2
juli4,93,33,7
augustus4,13,23,3
september4,73,94,2
oktober5,43,94,2
november5,24,14,7
december4,53,83,7

De grootste verschillen in het aantal reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ tussen 2023 en 2022 vinden plaats in de maanden januari, mei en november. In de maanden januari en mei 2023 is het aantal afgelegde kilometers ‘Van en naar het werk’ 20 procent hoger dan in 2022. In november 2023 is het verschil 16 procent hoger dan in november 2022. Wat de reden voor deze verschillen is, is niet nader onderzocht. In de maanden februari, maart, augustus en december is er nog amper verschil in het aantal kilometers ‘Van en naar het werk’ tussen beiden jaren. Vergelijken we de resultaten van 2023 met die van 2019 dan lijkt het aantal kilometers ‘Van en naar het werk’ in 2023 nog iedere maand lager dan in dezelfde maand in 2019. Dit lijkt te wijzen op bijvoorbeeld het verschil in thuiswerken en online vergaderen dat in 2023 frequenter plaatsvindt dan in 2019. Opvallend is echter dat er in de maanden maart en juni, nog amper verschil lijkt tussen beide jaren. Ook november lijkt (in iets mindere mate) een maand waarvan het aantal afgelegde kilometers ‘Van en naar het werk’ in 2023 dicht in de buurt ligt van het aantal afgelegde kilometers in november 2019. In hoeverre de genoemde verschillen wel of niet significant zijn, is niet getoetst.

3) Dit is de meest zuivere bepaling. Verplaatsingen kunnen met meerdere vervoerwijzen worden gemaakt, bijvoorbeeld fiets-trein-bus-lopen. In dat geval wordt bij de hier gehanteerde afleiding de afgelegde afstand per rit van al de vier gebruikte vervoerwijzen binnen de hele verplaatsing ook toegekend aan elk van de vier gebruikte vervoerwijzen. ODiN kent daarnaast voor die gevallen een hoofdvervoerwijze toe voor de gehele verplaatsing op basis van de langst afgelegde afstand binnen de verplaatsing. Deze hoofdvervoerwijze speelt echter geen rol bij de toekenning van de hier gepresenteerde afstanden.

4. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en de verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar vervoerwijze en naar motief. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie, terwijl de tabellen in hoofdstuk 3 gebaseerd zijn op ritinformatie. Voor betere leesbaarheid zijn in alle tabellen van dit hoofdstuk de cijfers weergegeven per 1.000 personen van 6 jaar of ouder.

In tabel 4.1 wordt het gemiddeld aantal verplaatsingen in Nederland naar hoofdvervoerwijze van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland vermeld4). Het betreft reguliere verplaatsingen.

4.1 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze per jaar
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*2 696*2 718+10
Personenauto als bestuurder948805*823868*912*+5-4
Personenauto als passagier312240*257*278*300*+8-4
Trein8233*3552*66*+28-19
Bus/tram/metro72*35*3755*58+4-20
Fiets757*626*636751*729*-3-4
Lopen426*523*614*585*557*-5+31
Overig11290*104*10795*-11-15
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 4.1 is af te leiden dat uit het ODiN-onderzoek van 2023 blijkt dat het totaal aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag (2.718) niet significant verschilt met ODiN 2022.

Ten opzichte van 2019 is het totaal aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners ook nagenoeg gelijk. Voor de vervoerwijzen personenauto als bestuurder, personenauto als passagier en trein geldt dat het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder in 2023 in vergelijking met 2022 significant is toegenomen. Het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners met de fiets, te voet of met overige vervoerwijzen is juist afgenomen in vergelijking met 2022. Voor de combinatie bus, tram, metro is er geen verschil tussen 2023 en 2022 wat het aantal verplaatsingen betreft.

Alle modaliteiten: verplaatsingen

Ten opzichte van 2019 geldt voor iedere afzonderlijke modaliteit, met uitzondering van lopen, dat het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners in 2023 significant lager ligt dan in 2019. Het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen voor lopen is daarentegen bijna een derde hoger in 2023 dan in 2019.

Personenautobestuurders: verplaatsingen

Het aantal verplaatsingen met de personenauto als bestuurder per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder is in 2023 significant toegenomen met 5 procent in vergelijking met 2022. In vergelijking met 2019 is het aantal autobestuurdersverplaatsingen in 2023 4 procent lager dan in 2019.

Personenautopassagiers: verplaatsingen

Evenals het aantal verplaatsingen als bestuurder van een personenauto neemt het aantal passagiers ook toe in 2023 in vergelijking met 2022 en wel met 8 procent. Ten opzichte van 2019 is het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder als passagier van een personenauto 4 procent lager. De toename van het aantal verplaatsingen van zowel bestuurders als passagiers in 2023 is misschien ten dele toe te schrijven aan het feit dat er begin 2022 nog mobiliteitsbeperkende coronamaatregelen van kracht waren zoals de verplichting om thuis te werken indien mogelijk en om minder mensen te bezoeken. Dat het aantal verplaatsingen in 2023 lager is dan in 2019 kan voor een deel worden toegeschreven aan het thuiswerken en online vergaderen (zie ook hoofdstuk 3).

Trein: verplaatsingen

De verhoudingsgewijze grootste toename in 2023 ten opzichte van 2022 deed zich voor bij het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners met de trein. Het aantal verplaatsingen met de trein was in 2023 ruim een kwart (28 procent) hoger dan in 2022, maar bijna een vijfde lager (-19 procent) dan in 2019.

Hoewel niet helemaal vergelijkbaar, want inchecktransacties en verplaatsingen zijn niet hetzelfde, sluit de toename van het aantal treinverplaatsingen op grond van ODiN 2023 enigszins aan op de door het CBS gerapporteerde toename van 15 procent aan inchecktransacties in 2023 bij trein, bus, tram en metro gezamenlijk, vergeleken met 2022. Vergeleken met 2019, het jaar voordat de covid-19 pandemie begon, is het aantal check-ins in 2023 13,2 procent lager (CBS, 2024). De NS rapporteert over het verschil tussen de jaren 2023 en 2022: “Nu thuiswerken is ingeburgerd, blijven de reizigersaantallen van vooral forensen achter bij het niveau van 2019” (NS, 2024) (zie ook paragraaf 7.6.4).

Ook het CROW rapporteerde in de OV-Klantenbarometer over het aantal reizigers per rit van een OV-voertuig. Zij rapporteren afzonderlijke reizigersaantallen per rit over het hoofdrailnet (meting in één voertuig) en met de regionale trein. Opmerkelijk is dat de getelde reizigersaantallen per rit in 2023 voor beide treinvervoersoorten een fractie lager liggen in 2023 dan in 2022 (Hoofdrail in 2022 47,6 reizigers per rit en in 2023 46,8. Regionale trein in 2022 74,2 reizigers per rit en in 2023 73,1). Ook het geconstateerde verschil in reizigers per rit tussen 2023 en 2019 is marginaal (hoofdrail: aantal reizigers per rit in 2023 1 procent lager dan in 2019 en regionale trein: aantal reizigers per rit 3 procent lager dan in 2019) (CROW, 2024). Hoewel moeilijk te beoordelen, omdat ze moeilijk vergelijkbaar zijn, lijkt de tendens uit deze resultaten niet helemaal aan te sluiten bij zowel de resultaten van ODiN als bij die van de NS.

Bus, tram en metro: verplaatsingen

Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder met bus, tram en metro is in 2023 ongeveer gelijk aan dat van 2022 (niet significant gewijzigd). Het is wel significant gewijzigd in vergelijking met 2019. Het aantal reguliere verplaatsingen is in 2023 20 procent lager dan in 2019.

Uit een tabel in de OV-Klantenbarometer blijkt dat het aantal busreizigers dat bij het veldwerk is geteld, per rit in een bus in 2023 85 procent bedraagt van de bezetting in 2019 (CROW, 2024). Het aantal tramreizigers per tramrit bedroeg in 2023 93 procent van de bezetting in 2019 en het aantal metroreizigers was in 2023 92 procent van het aantal dat is geteld in 2019. De tendens dat er minder reizigers zijn in 2023 dan in 2019 sluit aan bij de tendens in ODiN dat het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder, significant lager is dan in 2019.

CROW rapporteerde in de OV-Klantenbarometer 2023 dat de bezetting van de voertuigen bij bus, tram en metro is toegenomen. De daarvoor gebruikte cijfers zijn gebaseerd op de tellingen in het voertuig die bij het veldwerk zijn uitgevoerd. CROW signaleert vooral een stevige toename in de bus: van afgerond 17 instappers per rit in 2022 naar 20 in 2023 (CROW, 2024). Berekend met de cijfers uit de tabel op pagina 8 van de ‘OV-Klantenbarometer 2023’ zou dat een toename van het reizigersvolume met de bus in 2023 tegenover 2022 zijn van bijna 19 procent. Het reizigersvolume met de tram en metro in 2023 is vergeleken met 2022 amper toegenomen en mogelijk niet significant (tram 1 procent, metro 2 procent). Volgens CROW zijn van de openbaar vervoermodaliteiten bus en trein-hoofdrailnet verreweg de grootste modaliteiten. Elk zijn goed voor ongeveer een derde van het totaal. De tram (aandeel van 18 procent in totaal OV-modaliteiten) vervoert bijna het dubbele aantal reizigers van de metro (aandeel van 11 procent in totaal OV-modaliteiten). Hoewel niet 1-op-1 vergelijkbaar met de resultaten uit ODiN in reizigerskilometers voor bus, tram en metro, kan uit de gegevens van de OV-Klantenbarometer worden opgemaakt dat er in 2023 door meer personen is gereisd met de bus. Echter voor de modaliteiten tram en metro is de uit de tabel af te leiden ‘toename’ in vergelijking met 2022 mogelijk niet significant. Daarnaast kan worden gesteld dat in vergelijking met 2019 het aantal reizigers voor bus, tram en metro gezamenlijk per rit in 2023 grofweg een tiende lager is. Deze tendens lijkt in de zelfde richting te wijzen als de resultaten uit ODiN.

Fiets: verplaatsingen

Het aantal verplaatsingen op de fiets per 1.000 inwoners is in 2023 significant afgenomen met 3 procent. Het aantal fietsverplaatsingen in 2023 is 4 procent (significant) lager dan in 2019. Het enige onderzoek dat iets meldt over fietsverplaatsingen (ritten) is het Landelijk Reizigersonderzoek. Daaruit volgt dat het aantal woon-werkritten op de fiets in 2023 vergeleken met 2022 is afgenomen met bijna 1 procent (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). De gevonden gegevens uit het Landelijk Reizigersonderzoek zeggen alleen iets over een deel van de fietsverplaatsingen maar tonen ook aan dat er sprake is van een (bescheiden) afname.

Lopen en overig: verplaatsingen

Het aantal verplaatsingen te voet per 1.000 inwoners per jaar is in 2023 met -5 procent significant lager dan in 2022. Ten opzichte van 2019 is het aantal loopverplaatsingen in 2023 met bijna een derde significant hoger). Ook het aantal verplaatsingen met overige voertuigen vertoont in 2023 een negatief verschil procent ten opzichte van 2022 (-11 procent). Ten opzichte van 2019 ligt het niveau van verplaatsingen met overige vervoermiddelen in 2023 15 procent lager.

Tabel 4.2 toont wederom het aantal dagelijkse verplaatsingen in Nederland per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland, maar ditmaal naar reismotief.

4.2 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief per jaar
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 710*2 352*2 506*2 696*2 718+10
Van en naar het werk505*370*371420*435*+4-14
Zakelijk en beroepsmatig107*72*768285+4-21
Diensten en verzorging8672*88*9187-5+1
Winkelen en boodschappen doen544*552563580*584+1+7
Onderwijs of cursus volgen222138*144183*184+1-17
Visite en logeren273*238*259*263268+2-2
Uitgaan, sport en hobby511357*374*481*500*+4-2
Toeren en wandelen171269*319*281*258*-8+51
Ander motief291*285312*3173170+9
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Totaal motieven: verplaatsingen

Het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2023 is niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder en ook niet significant gewijzigd ten opzichte van 2019. Er zijn met betrekking tot een deel van de motieven wel significante wijzigingen ten opzichte van 2022 en of 2019.

Een significante toename van het aantal reguliere verplaatsingen in 2023 in vergelijking met een jaar eerder vond plaats voor de motieven ‘Van en naar het werk’ (4 procent) en ‘Uitgaan, sport en hobby’ (4 procent). Het aantal verplaatsingen met het motief ‘Toeren en wandelen’ was in 2023 significant lager dan in 2022 (-8 procent). Het aantal verplaatsingen voor de motieven: ‘Zakelijk en beroepsmatig’, ’Diensten en verzorging’, ‘Winkelen en boodschappen doen’, ’Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’ en ander motief bleef in 2023 nagenoeg hetzelfde als in 2022.

Voor het motief ‘Van en naar het werk’ is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in 2023 4 procent hoger dan een jaar eerder. De onderzoekers van het Landelijk Reizigersonderzoek, vonden eveneens een toename van het aantal ‘ritten’ in het woon-werkverkeer (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). Zo nam het aantal ritten van automobilisten toe met 7 procent, met het OV toe met 16 procent maar daalde het aantal woon-werkritten met de fiets met bijna 1 procent. De resultaten over de toename van automobilisten- en OV-ritten in het woon-werkverkeer vormen een ondersteuning voor de ODiN-gegevens. Aangezien de ODiN-verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ in deze rapportage alleen het totaal betreft van verplaatsingen met alle onderscheiden modaliteiten, is het moeilijk te duiden of de kleine gerapporteerde daling uit het Landelijk Reizigersonderzoek hiermee in tegenspraak is.

Uit de ODiN cijfers blijkt dus dat aantal verplaatsingen voor winkelen en boodschappen in 2023 in vergelijking met 2022 niet significant verschilt. Uit CBS-gegevens over de omzet van de detailhandel volgt dat in het vierde kwartaal van 2023 ruim 4 procent meer is omgezet. Het verkoopvolume was 0,3 procent hoger vergeleken met de zelfde periode in 2022. Dat de omzetgroei naast hogere prijzen mede werd behaald door een hoger verkoopvolume, was voor het eerst sinds het eerste kwartaal van 2022 (CBS, 2024b). De cijfers van ODiN 2023 en de omzetontwikkeling van het CBS zijn niet een op een te vergelijken, daarnaast is de gerapporteerde positieve ontwikkeling in 2023 ten opzichte van 2022 uit het laatste onderzoek vrij bescheiden. De resultaten kunnen daardoor niet echt als steun, noch als tegengesteld aan de ontwikkeling in ODiN 2023 worden beschouwd.

Voor een deel van de motieven is er (ook) een significant verschil gevonden tussen 2023 en 2019.
Het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners ‘Van en naar het werk’ was in 2023 14 procent lager dan in 2019. Ook het aantal verplaatsingen voor het motief ’Zakelijk en beroepsmatig’ is in 2023 met -21 procent significant lager dan in 2019. Opmerkelijk is, dat het aantal verplaatsingen voor ’Winkelen en boodschappen doen’ in 2023 significant hoger was dan in 2019, namelijk 7 procent. Het aantal verplaatsingen dat werd gemaakt om ’Onderwijs of cursus te volgen’ was met -17 procent significant lager in 2023 dan in 2019. In 2023 werden er de helft meer verplaatsingen gemaakt met het motief ‘Toeren en wandelen’ dan in 2019. Tot slot is met betrekking tot ’Ander motief’ in ODiN alleen een significant verschil gevonden tussen 2023 en 2019. Dat aantal verplaatsingen was in 2023 9 procent hoger.

4) De hoofdvervoerwijze betreft de vervoerwijze waarmee binnen de verplaatsing de langste afstand is afgelegd.

5. Gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op de gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing naar vervoerwijze en naar motief. Evenals bij het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in het voorgaande hoofdstuk, wordt bij de afgelegde afstand per verplaatsing alleen gerekend met reguliere verplaatsingen. Voor deze indicator wordt vooral informatie op verplaatsingsniveau gebruikt. Echter, bij de indeling naar vervoerwijze wordt voor alle reguliere verplaatsingen gekeken naar de som van de ritafstanden per ritvervoerwijze (bijvoorbeeld de fiets) en deze wordt vervolgens gedeeld door het totaal aantal verplaatsingen waarvan (in dit geval) de fiets de hoofdvervoerwijze is.

In tabel 5.1 wordt de gemiddelde afstand per verplaatsing in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar vervoerwijze.

5.1 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze per jaar
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,2910,58*10,87*11,20*11,76*+5-11
Personenauto als bestuurder19,0016,33*17,08*17,4417,67+1-7
Personenauto als passagier21,3018,21*19,83*19,6120,12+3-6
Trein49,8448,5147,9450,7349,32-3-1
Bus/tram/metro14,6413,6214,3714,2514,290-2
Fiets3,974,16*4,224,04*4,00-1+1
Lopen2,072,15*2,25*2,07*2,05-1-1
Overig20,6117,33*17,4418,3617,53-5-15
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.1 volgt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing voor het totaal van alle vervoerwijzen in ODiN 2023 11,8 kilometer is. Dat is significant langer (5 procent) dan in 2022. Vergeleken met 2019 is de gemiddelde verplaatsingsafstand van personen van 6 jaar of ouder in 2023 met -11 procent significant korter.

De gemiddelde afstand per verplaatsing voor zowel personenautobestuurders (-7 procent) en personenautopassagiers (-6 procent) was in 2023 significant korter dan in 2019. Ook bij de categorie ‘overige vervoerwijzen’ is de gemiddelde verplaatsingsafstand in 2023 korter dan in 2019 (-15 procent). De gemiddelde verplaatsingsafstand van een verplaatsing met de trein, bus/tram/metro, met de fiets of lopend verschilde in 2023 niet significant met de verplaatsingsafstand in 2019.

In tabel 5.2 is de gemiddelde afstand per verplaatsing naar reismotief in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven.

5.2 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief per jaar
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,2910,58*10,87*11,20*11,76*+5-11
Van en naar het werk19,2616,66*16,5417,61*18,33*+4-5
Zakelijk en beroepsmatig30,5625,76*25,2625,4326,44+4-13
Diensten en verzorging8,51*8,558,447,928,59+8+1
Winkelen en boodschappen doen5,754,49*4,594,92*5,23*+6-9
Onderwijs of cursus volgen9,257,44*8,13*8,86*9,03+2-2
Visite en logeren21,4117,10*18,0219,08*19,34+1-10
Uitgaan, sport en hobby13,09*11,23*12,55*11,84*12,63*+7-4
Toeren en wandelen9,527,69*7,887,32*7,12-3-25
Ander motief10,079,13*9,008,789,29+6-8
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.2 blijkt dat de gemiddelde afgelegde afstand per reguliere verplaatsing voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ’Winkelen en boodschappen doen’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ significant verschilt met ODiN 2022. Echter de gemiddelde afstand per verplaatsing in 2023 is in vergelijking met 2019 voor alle motieven behalve ‘Diensten en verzorging’, ‘Onderwijs of cursus volgen’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ significant lager.

Voor het motief ‘Van en naar het werk’ is de gemiddelde verplaatsingsafstand van 2022 op 2023 significant toegenomen met 4 procent (0,7 kilometer langer dan in 2022). Uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2023 volgt dat de afgelegde woon-werkafstand per autorit is toegenomen met 3 procent, maar dat de gemiddelde ritafstand per fiets voor woon-werk met bijna 5 procent is afgenomen ten opzichte van 2022 (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024).

Gelet op het verschil tussen 2023 en 2019 met betrekking tot de gemiddelde verplaatsingsafstand, blijkt uit de resultaten dat er op totaalniveau een verschil is met 2019 van -11 procent. Ook is er een significant negatief verschil gevonden bij de meeste van de verplaatsingsmotieven. In vergelijking met 2019 is de verplaatsingsafstand in 2023 voor ‘Van en naar het werk’ 5 procent korter. Van 19,3 kilometer per verplaatsing in 2019 naar 18,3 kilometer per verplaatsing in 2023. Ook de afstand per verplaatsing voor doeleinden zoals ‘Zakelijk en beroepsmatig’ (-13 procent), ‘Winkelen en boodschappen doen’ (-9 procent), ‘Visite en logeren’ (-10 procent) en ander motief (-7 procent) is significant korter. Het grootste verschil in de gemiddelde verplaatsingsafstand in 2023 in vergelijking met 2019 is te vinden voor het motief ‘Toeren en wandelen’; gemiddeld is de afstand voor dit motief in 2023 2,4 kilometer korter (-25 procent). Voor de motieven ‘Diensten en verzorging’, ‘Uitgaan, sport en hobby’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ is er geen significant verschil ten opzichte van 2019.

6. Deelname aan het verkeer

Andere belangrijke indicatoren zijn de verkeersdeelname in het algemeen en de deelname aan het openbaar vervoer in het bijzonder. De eerste indicator wordt berekend op basis van verplaatsingsinformatie en voor de tweede wordt ritinformatie gebruikt.

6.1 Verkeersdeelname

Volgens de gehanteerde definitie bij ODiN neemt een persoon die in Nederland op een dag één of meer reguliere verplaatsingen of één of meer serieverplaatsingen maakt, deel aan het verkeer. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Uitzondering daarop vormen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig. Zij tellen niet mee voor de bepaling van verkeersdeelname. Ook personen die enkel verplaatsingen geheel in het buitenland maken tellen niet mee voor de verkeersdeelname. Bij nul verplaatsingen neemt een persoon niet deel aan het verkeer.

6.1.1 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal81,9*73,8*78,1*79,7*80,4*+1-2
Mannen82,674,4*77,9*79,8*80,5+1-3
Vrouwen81,3*73,2*78,4*79,7*80,3+1-1
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag. Daarbij tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet mee.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 6.1.1 blijkt dat op een gemiddelde dag in 2023 ruim 80,4 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minstens eenmaal deelneemt aan het verkeer. Dat is significant hoger (1 procent) dan in ODiN 2022, maar significant lager (-2 procent) dan in 2019. Zowel bij vrouwen als mannen is er geen significante toename in verkeersdeelname in 2023 ten opzichte van 2022. De deelname van zowel mannen als vrouwen ligt in 2023 significant onder het niveau van 2019 (mannen -3 procent, vrouwen -1 procent). In 2023 was er net als in 2022 geen significant verschil in verkeersdeelname tussen mannen en vrouwen.

Tabel 6.1.2 geeft de percentages weer van de inwoners in particuliere huishoudens in Nederland die per dag deelnemen aan het verkeer in Nederland, onderverdeeld naar maatschappelijke participatie.

6.1.2 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie per jaar1)
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal81,9*73,8*78,1*79,7*80,4*+1-2
Werkzaam 12-30 uur per week87,8*82,7*86,4*86,887,00-1
Werkzaam ≥ 30 uur per week88,780,5*82,8*83,684,8*+2-4
Scholier/student86,474,9*80,0*82,5*83,6+1-3
Werkloos71,266,1*66,466,366,9+1-6
Arbeidsongeschikt67,858,3*67,1*70,370,20+4
Gepensioneerd/VUT69,062,7*69,6*71,6*70,9-1+3
Overig71,0*62,1*67,8*70,1*70,5+1-1
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

De verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie, getoond in tabel 6.1.2, laat zien dat voor het totaal en één van de onderscheiden groepen met betrekking tot maatschappelijke participatie de verkeersdeelname in 2023 significant hoger is dan in 2022. Voor de categorie ‘Werkzaam >=30 uur per week’ is de verkeersdeelname in 2023 significant hoger (2 procent). Bij het vergelijken van de verkeersdeelname tussen 2023 en 2019 blijkt dat de verkeersdeelname van mensen die meer dan 30 uur per week werken en de groep van scholieren en studenten significant lager is dan in 2019 (respectievelijk -4 procent en -3 procent). De verkeersdeelname van mensen behorend tot de groep ‘Gepensioneerd/VUT’ is met een toename van 3 procent significant hoger dan in 2019.

6.2 Deelname openbaar vervoer

In tabel 6.2.1 is het aandeel dat gebruik maakt van het openbaar vervoer in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven. De deelname aan het openbaar vervoer houdt in dat er door een persoon minstens één reguliere rit of minimaal één serieverplaatsing is gemaakt met het openbaar vervoer op de dag waarover gerapporteerd wordt in het onderzoek ODiN.

6.2.1 Deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
20192020202120222023verschil 2023 t.o.v. 2022 (%)verschil 2023 t.o.v. 2019 (%)
Totaal8,63,9*4,2*6,1*7,0*+15-19
Mannen7,93,6*3,85,6*6,6*+18-17
Vrouwen9,24,2*4,7*6,5*7,4*+13-20
1) Deelname aan het openbaar vervoer behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag met trein, bus, tram of metro.
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

In 2023 is het percentage OV-deelname significant gewijzigd ten opzichte van 2022. De OV-deelname is in 2023 15 procent hoger dan in 2022 en 19 procent lager dan in ODiN 2019. Ook dit laatste verschil is significant. 7,0 procent van de inwoners van 6 jaar of ouder maakten in 2023 gemiddeld op een dag gebruik van trein, bus, tram of metro. De deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer was in 2023 7,4 procent. Dat is 13 procent hoger dan in 2022, maar wel 20 procent lager dan in 2019. De deelname van mannen aan het OV is in 2023 eveneens significant toegenomen in vergelijking met 2022, namelijk met 18 procent. In vergelijking met 2019 was de deelname van mannen aan het OV 17 procent lager. Evenals in de vier voorgaande jaren was de deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer in 2023 significant hoger dan bij mannen.

7. Externe bronnen

In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2023.

7.1 Het weer

Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden. Voor het verschil in weer tussen 2022 en 2023 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1 over de jaren 2019 tot en met 2023 (KNMI, 2024).

7.1.1 Indicatoren van het weer per jaar
20192020202120222023
IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) 2 0 7 2 0
Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) 40 31 50 30 41
Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) 99 110 97 112 117
Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) 26 32 20 35 38
Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) 11 12 1 9 5
Zonuren1 9642 0261 8002 2331 913
Neerslag (in mm) 783 785 806 7291 060
Bron: KNMI.

Volgens het KNMI was 2023 het natste en warmste jaar sinds het begin van de metingen. De gemiddelde temperatuur lag hoger dan in de jaren 2014 en 2020, die tot nu toe het warmst waren. Het jaar 2022 werd nog bestempeld als ’Extreem warm, recordzonnig en droog’, terwijl 2021 geclassificeerd werd als: ‘Gemiddeld normaal 2021 met recordaantal codes oranje en rood’. 2020 werd als ‘extreem warm, zeer zonnig’ en 2019 werd als ‘zeer zonnig’ getypeerd.

Het KNMI schrijft dat 2023 gekenmerkt werd door een natte maand januari (108 mm) en een droge maand februari (20 mm). De lente was zeer nat en vrij zonnig. De zomer was zeer warm en zeer zonnig met relatief veel neerslag in juli en augustus. De zomer kwam in de top-10 van warmste zomers sinds het begin van de metingen in 1901. De gemiddelde temperatuur was 18.4 °C en het aantal zonuren bedroeg 752 uur (normaal 17,4 °C en 619 uur). De herfst was zeer nat en zeer zacht; de neerslag lag 143 mm boven normaal en de gemiddelde temperatuur 1,9 °C boven normaal. De laatste vier maanden van 2023 waren sowieso ‘zeer nat’.

De gemiddelde temperatuur in 2023 was 11,8 °C tegen 10,5 °C normaal. Het aantal zonuren is normaal 1.774, maar in 2023 kwam het totaal op 1.913 uren uit. Het zonnige karakter van 2023 uitte zich vooral in de zomer waarin het grootste deel van het overschot van het aantal zonuren ten opzichte van het gemiddelde ontstond. Met 1.060 mm was 2023 flink natter dan normaal (795 mm). In de zeer natte maanden na september werden de grondwaterreserves die in de afgelopen jaren waren ontstaan op de meeste plaatsen weer volledig aangevuld. Het minst nat was het overigens in het zuidwesten van het land, terwijl de meeste neerslag op de Veluwe viel.

De SWOV schrijft: ”Het weer beïnvloedt de hoeveelheid en de soort mobiliteit: bij mooi weer zullen er bijvoorbeeld meer fietsers en voetgangers op pad zijn dan bij slecht weer” (SWOV, 2023). Volgens de SWOV kan bijvoorbeeld de lokale kortetermijnweersverwachting op de telefoon de blootstelling aan slecht weer beïnvloeden door de verplaatsing uit te stellen: ‘we kunnen beter over een kwartier gaan, er komt een bui aan…’. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat het effect van de apps niet voor alle verkeersdeelnemers even groot zal zijn. Vermoedelijk is voor fietsers en voetgangers de dreiging van een bui meer reden thuis te blijven of later te vertrekken, dan voor automobilisten.

Het KiM concludeerde na resultaten van 20 studies naast elkaar te hebben gelegd dat het niet mee valt om de mate waarin mensen bij slecht weer overstappen op een andere vervoerwijze te kwantificeren. Een deel van de studies beperkten zich tot de invloed van de temperatuur op reisgedrag, andere studies bekeken daarnaast ook regen en wind. Volgens het KiM is bijna iedereen het er over eens is dat zowel regen als wind de kans dat iemand de fiets kiest verkleint. Dit geldt volgens de onderzoekers voor zowel de variatie op de korte termijn (van dag tot dag) als die op de lange termijn (over de seizoenen). Hoeveel de kans dat iemand de fiets kiest wordt verkleind is niet bekend. Wel bekend is uit een van die studies dat er ongeveer 30 procent verschil is in aantal fietsverplaatsingen tussen dagen met zomerse temperaturen en dagen waarop het vriest. ’s Winters is het aantal fietsverplaatsingen per persoon per dag gemiddeld 15 procent lager dan in de lente. Reizigers van 65 jaar of ouder reageren sterker op slecht weer en omgekeerd op warm weer dan reizigers die jonger zijn. 24°C is de optimale dagtemperatuur voor een fietser. Als de temperatuur hoger of lager is dan 24°C neemt zowel de kans dat voor de fiets wordt gekozen als het aantal fietsverplaatsingen af (KiM, 2020).

Algemene resultaten dat er bijvoorbeeld ’s winters minder fietsverplaatsingen plaatsvinden dan in de lente, kunnen ook met het ODiN worden getoetst. In hoeverre de diverse weerselementen zoals, zon, wind, regen, sneeuw, motregen, temperatuur, en de interactie tussen deze elementen de beslissing om een reis uit te stellen, of van vervoerwijze te veranderen op een minder algemeen niveau is op basis van het huidige ODiN nauwelijks vast te stellen. Daarvoor ontbreekt essentiële informatie zoals bijvoorbeeld de kennis over de keuze van een voertuig in diverse weersomstandigheden maar ook of de respondent wel de mogelijkheid heeft om een andere vervoerwijze te kiezen. Daarnaast ontbreekt de informatie over hoe het weer was op de tijd en de plaats waar de respondent zich verplaatste of voornemens was zich te verplaatsen.

7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet

7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2023

In de Rapportage Rijkswegennet (Rijkswaterstaat, 2024) wordt gemeld dat het aantal afgelegde voertuigkilometers op het rijkswegennet gemeten met detectielussen is toegenomen met 2,9 procent tot 69,3 miljard voertuigkilometers. Rijkswaterstaat meldt dat de  toename in afgelegde kilometers zich over heel de dag manifesteert, maar met name overdag buiten de spitsperioden. Over het hele jaar bezien vindt de groei van het aantal kilometers op het rijkswegennet voornamelijk plaats in het eerste half jaar van 2023. Verder wordt opgemerkt dat de verkeersintensiteit in het laatste half jaar van 2023 ongeveer gelijk is aan het laatste half jaar van 2022.

7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN

Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal reizigerskilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. De  verkeersintensiteit op het rijkswegennet wordt gemeten met detectielussen. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen, bestelauto’s en motorfietsen) dat van het rijkswegennet gebruik mag maken en dit betreft zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet (of nauwelijks) gemeten. Op grond van meetlusdata op het rijkswegennet kan (waar lussen liggen die dit mogelijk maken) onderscheid worden gemaakt tussen bijvoorbeeld vrachtverkeer en personenverkeer op basis van voertuiglengte klassen. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel reizigerskilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gereden door mensen uit het buitenland op het rijkswegennet.

Een toe- of afname van het verkeer op het rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. Ook maatregelen zoals onderhoud, het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.

Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het rijkswegennet en omgekeerd. Wel kan op basis van deze bronnen worden afgeleid of de patronen eenzelfde richting op wijzen.

7.3 Voorlopige verkeersprestaties 2023

Op 30 april 2025 heeft het CBS voorlopige verkeersprestaties van 2023 bekend gemaakt, berekend op grond van tellerstanden van motorvoertuigen uit de OKR kilometerregistraties en Erkenning KeuringsInstanties (EKI) van de RDW. Voor het controleren van de plausibiliteit van het aantal personenautobestuurderskilometers door inwoners van Nederland op Nederlands grondgebied uit ODiN 2023 is een vergelijking gemaakt met voorlopige verkeersprestatiecijfers van het CBS. Op basis van de voorlopige verkeersprestaties van personenauto’s op Nederlands grondgebied is de verkeersprestatie in 2023 vergeleken met 2022 (voorlopige cijfers) toegenomen met 3,9 procent tot 106,5 miljard. Ten opzichte van de voorlopige verkeersprestaties van 2019 liggen de verkeersprestaties in 2023 3,4 procent lager. In tegenstelling tot de ODiN gegevens over personenautobestuurderskilometers zijn in de verkeersprestatiecijfers op Nederlands grondgebied, naast de verkeersprestatie van Nederlandse personenauto’s ook de verkeersprestatie van buitenlandse personenauto’s op Nederlands grondgebied meegenomen (CBS, 2024c).

De verkeersprestaties over 2023 worden in het najaar van 2024 definitief berekend. De huidige cijfers over 2023 zijn berekend op basis van tellerstanden die zijn geregistreerd tot 1 maart 2024 in plaats van 1 juli 2024. Dit is de datum tot waarmee de definitieve cijfers worden berekend. Voor de verdeling van de verkeersprestaties over binnen- en buitenland in 2023 zijn dezelfde aandelen aangehouden als in 2022. Als in het laatste kwartaal van 2023 deze cijfers worden herzien op basis van tellerstanden tot 1 juli 2024, worden ook de aandelen binnen- en buitenland opnieuw bepaald voor 2023. Dan is het ook mogelijk om de definitieve verkeersprestaties van Nederlandse voertuigen op Nederlands grondgebied (dus zonder kilometers van buitenlandse personenauto’s in Nederland) van 2023 te vergelijken met de autobestuurderskilometers uit ODiN 2023. Opgemerkt dient te worden dat er al jaren een niveauverschil is tussen de gegevens uit het survey-onderzoek ODiN en de verkeersprestatiegegevens gebaseerd op de registratie van de kilometertellerstanden.

7.4 Reizigerskilometers met de trein

Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn meer aanbieders, zoals Arriva, Breng, Thalys Nederland en Keolis Nederland. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn VIAS, DB Regio NRW, Keolis, NMBS en EuroBahn.

De NS rapporteert in het jaarverslag over 2023 dat er in 2023 15,5 miljard treinreizigerskilometers zijn afgelegd, 17 procent meer dan in 2022. Over het verschil met 2019 merkt NS het volgende op: “Het aantal reizigerskilometers in 2023 ten opzichte van 2019, het laatste jaar vóór corona, was 89% (2022: 76%). Dit niveau blijkt het ‘nieuwe normaal’ qua reizigersaantallen na corona. Nu thuiswerken is ingeburgerd blijven de reizigersaantallen van vooral forensen achter bij het niveau van 2019. De reizigerskilometers liggen echter nog steeds lager dan voor corona. Een belangrijke oorzaak is dat het voor veel mensen normaal is geworden om één of meer dagen thuis te werken. Daarnaast is de koopkracht van veel mensen verminderd, waardoor ze minder reizen” (NS, 2024).

Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt en van de andere vervoerders nog geen informatie beschikbaar is bij het schrijven van dit rapport, is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden en ook wegens verschillen in de meetmethode laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN-gegevens ruimte voor interpretatie.

7.5 Woon-werkreizen uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2023

De online enquête van het Landelijk Reizigersonderzoek is in 2023 uitgevoerd door Goudappel – I&O Research onder leden van het onderzoekspanel van I&O Research. De werving van respondenten is in 2023 onder een andere groep inwoners van Nederland uitgevoerd dan in voorgaande jaren. De weging en de ophoging zijn hetzelfde gebleven als in voorgaande jaren. In het rapport wordt vermeld dat in de onderzoeksresultaten een aantal forse afwijkingen zijn geconstateerd ten opzichte van voorgaande jaren. Sommige kunnen deels worden verklaard door een iets andere verdeling van de respondenten over verschillende beroepsgroepen, voor een deel van de andere is er geen verklaring.

De representatieve steekproef is getrokken uit de 40.000 leden van 16 jaar of ouder van Het I&O-Research panel. Tekorten op bepaalde achtergrondkenmerken zijn ingevuld door gebruik te maken van partner PanelInzicht. Op deze wijze is voldoende respons opgehaald om verdichting en verdieping te realiseren. De personen van het I&O Research Panel hebben toestemming gegeven om  uitnodigingen te ontvangen voor onderzoek. De dataverzameling is op 13 november 2023 gestart en afgesloten op 13 december 2023. Na opschoning resteerden er 15.047 respondenten die de vragenlijst volledig en betrouwbaar hebben ingevuld.

Elk meetjaar hebben de metingen van het LRO in oktober plaatsgevonden behalve in 2023. In dat jaar is de meetperiode iets verschoven en is er langer doorgemeten in november en december. De onderzoekers geven aan dat het reisgedrag in november kan verschillen van oktober. Als reden wordt genoemd andere weersomstandigheden in november (en december) 2023 (kouder, minder zonuren, meer wind, maar wel minder regen) en dat de daglengte 1 uur en 49 minuten korter was. De onderzoekers verwachten dat er hierdoor in november minder gefietst wordt. De onderzoekers geven aan dat er volgens ODiN 2022 minder vaak de auto en de fiets wordt gekozen en men in november vaker met het OV gaat in vergelijking met oktober.

De woon-werkafstand is bepaald op basis van de opgegeven viercijferige postcodes van de woon- en werklocatie. Voor reizen met een enkele vervoerwijze is dit het aantal kilometers voor reizen waarvoor meerdere vervoermiddelen zijn gebruikt is de volledige ‘deur-tot-deur’-afstand meegenomen voor het hoofdvervoermiddel (waarmee de grootste afstand binnen de reis wordt afgelegd). Afstanden zijn bepaald via Google Maps API op basis van de afstand behorende bij de kortste reistijd tijdens de ochtendspits op een dinsdag in november, vertrektijd 8.00 uur. Voor respondenten die wonen en werken binnen hetzelfde poscode-4 gebied is de woon-werkafstand op 0 km gezet.

Enkele resultaten uit het Landelijk Reizigersonderzoek 2023 in vergelijking met 2022:

  • Het aantal woon-werk autoritten is in 2023 toegenomen met ruim 5 procent.
  • De afgelegde woon-werkafstand per autorit is toegenomen met 3 procent, de totaal afgelegde woon-werkafstand met 3 procent.
  • Het aantal woon-werkritten met het OV is in 2023 toegenomen met 16 procent.
  • De totaal afgelegde afstand voor woon-werk met het OV is toegenomen met ruim 18 procent in 2023.
  • Het aantal woon-werkritten op de fiets is afgenomen met bijna 1 procent.
  • Ten opzichte van 2022 is de gemiddelde ritafstand per fiets in voor woon-werk afgenomen met bijna 5 procent en ook de totale afstand per fiets voor woon-werkverkeer nam in 2023 af met 5 procent.

7.6 Andere bronnen

Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen in de resultaten tussen ODiN 2023 en ODiN 2022 op plausibiliteit te kunnen beoordelen. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.

7.6.1 Actuele verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'

Op de website van het CBS is onder het Dashboard verkeer en vervoer (CBS, z.d.) onder andere een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020 tot heden op basis van verkeersindexcijfers van het Nationaal Dataportal Wegverkeer (NDW). In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020 tot heden (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld). De meetpunten zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengtecategorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto’s of motorfietsen die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties op het rijkswegennet uitgangspunt was het goed meten van de intensiteit van het goederenvervoer.

Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2023 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat in 2023 ten opzichte van 2022 de verkeersintensiteit van het ‘personenverkeer’ op zowel werkdagen (9 procent) als weekenddagen (1,4 procent) is toegenomen. De verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2023 ten opzichte van 2019 is op werkdagen 1,4 procent lager en op weekenddagen 5 procent lager. Bij deze berekeningen moet de kanttekening worden geplaatst dat ze over een jaar een ongewogen gemiddelde weergeven. Er is geen rekening gehouden met de verschillen in verkeersprestaties van week tot week. Op basis van deze ongewogen gemiddelden is af te leiden dat de verkeersintensiteit in 2023 toegenomen is ten opzichte van 2022 en lager is dan in 2019. Of dit zo is, of dat de toename misschien groter of kleiner is, kan alleen worden berekend wanneer in plaats van indexcijfers de onderliggende cijfers (microdata verkeersprestaties) kunnen worden gebruikt voor de berekening. Niet bekend is in hoeverre de gegevens van deze ‘steekproef’ van 200 meetpunten op het rijkswegennet daardoor afwijken van de werkelijke situatie.

Een aantal factoren maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd. Voor de verkeersgegevens zijn voertuiglengtes gebruikt voor de bepaling van het ‘personenverkeer’. Daaronder vallen niet alleen personenauto’s maar mogelijk ook motoren en een deel van de bestelauto’s. Daarnaast wordt naast het verkeer van Nederlandse voertuigen ook verkeer van buitenlandse voertuigen gemeten.

7.6.2 OV-Klantenbarometer 2023

Voor het onderzoek OV-klantenbarometer is het Nederlandse openbaar vervoer ingedeeld in onderzoeksgebieden, meestal  concessiegebieden, of deelgebieden daarvan. In 2023  bestond de OV-Klantenbarometer uit 70 onderzoeksgebieden: 59 in het regionale OV (bus, tram, metro, regionale trein en ov over water) en 11 voor het hoofdrailnet (HRN). Per onderzoeksgebied zijn aselect 8.194 ritten en vaarten getrokken (inclusief de Friese Waddenveren). De ritten en vaarten uit de steekproef werden bezocht door enquêteurs die reizigers vroegen een vragenlijst in te vullen. Zij werden gevraagd rapportcijfers te geven aan hun rit of vaart. Dit leverde 97.490 ingevulde vragenlijsten op. 26% van de mensen die een vragenlijst aangeboden kreeg, vulde deze in. Er is een Engelstalige vragenlijst voor internationale reizigers. De OV-Klantenbarometer bevat nagenoeg het gehele Nederlandse openbaar vervoer. Het onderzoek is uitgevoerd door Goudappel en NDC in opdracht van CROW-KpVV. Het onderzoek is voor de tweeën twintigste keer gehouden namelijk elk jaar tussen 2001 en 2023, met uitzondering van coronajaar 2020 (CROW, 2024). CROW geeft aan dat vervoer met buurtbussen, flex-systemen en buitenlandse bussen en treinen die eindigen in Nederland, niet in het onderzoek zitten.

Gebaseerd op tellingen in het voertuig tijdens het veldwerk is het reizigersvolume in de diverse modaliteiten vastgesteld. Daaruit blijkt dat de bezetting van de voertuigen bij bus, tram en metro is toegenomen. CROW vindt vooral in de bus een stevige toename van gemiddeld 17 instappers per rit in 2022 naar 20 in 2023 (afgeronde cijfers). De tram ging van ruim 95 reizigers per rit in 2022 naar bijna 97 reizigers per rit, de metro van 150 reizigers per rit naar bijna 154 reizigers in 2023. CROW meldt dat het aantal reizigers per rit voor de regionale trein in 2023 lager is dan in 2022. Hier zijn respectievelijk in 2022 74 instappers en in 2023, 73 instappers geteld. Het aantal reizigers per rit in het hoofdrailnet (meting in één rijtuig) is in 2022 nagenoeg gelijk aan dat van 2023.

Ten opzichte van de periode vóór de covid-19 pandemie zijn er ook verschillen. Uit de cijfers blijkt dat de getelde reizigers in de modaliteit bus in 2023 85 procent van het percentage van 2019 bevat. CROW constateert dat daarmee de bus nog het meest achterblijft bij 2019. Bij de regionale treinen is de bezetting in de voertuigen in 2023 97 procent van 2019. De tellingen in treinen van het hoofdrailnet naderen met 99 procent van het reizigersvolume in 2023 het volume van 2019. De tram en de metro hebben in 2023 respectievelijk 93 en 92 procent van het reizigersvolume in 2019.

Kanttekening bij deze methode: door uitgevallen ritten (waar niet is geteld) zal het drukker zijn geweest in de ritten daarna (waar mogelijk wel is geteld). Ook in ingekorte treinen is het vanzelfsprekend drukker per rijtuig. CROW heeft op basis van de telcijfers van het veldwerk en de dienstregelingen ook de verhouding van instappers per rit naar modaliteit bepaald. Bus en trein hoofdrailnet blijken dan verreweg de grootste modaliteiten te zijn. Beide zijn goed voor ongeveer een derde van het totale OV. De metro vervoert ruim het dubbele aantal reizigers van de regionale trein, en de tram weer bijna het dubbele van de metro.

7.6.3 Informatie overige vervoersaanbieders

RET
In een verslag van de RET over de eerste helft van 2023 wordt vermeld dat de reizigersaantallen van de RET met 22 procent zijn gegroeid ten opzichte van het eerste halfjaar in 2022. RET constateert dat het herstel ten opzichte van de periode van vóór de covid-19 pandemie door zet. Inmiddels zijn de reizigersaantallen 94 procent van pré-corona. De reizigerskilometers zijn in het eerste halfjaar van 2023 met 24 procent toegenomen t.o.v. het eerste halfjaar van vorig jaar. Het aantal reizigerskilometers lag in het tweede kwartaal van 2023 op 96 procent van voor de pandemie (RET, 2023).

GVB
Het Gemeentelijk Vervoersbedrijf geeft in haar jaarverslag aan dat in 2023 de reizigers in grote getale zijn teruggekomen. In 2023 zijn er 816.000 reizigersritten met bussen, trams, metro’s en veren gemaakt tegen 707.000 in 2022. Dat is een toename van ruim 15 procent.

Het GVB geeft aan dat ofschoon de forens het OV door het hybride werken nog minder gebruikt dan voorheen, dit flink gecompenseerd wordt door andere reizigersgroepen zoals toeristen en dagjesmensen. Volgens het GVB heeft het grotere reisgemak zoals de introductie van het in- en uitchecken met de bankpas of creditcard daaraan bijgedragen. 15% van de reizigers maakt al hiervan gebruik. Daarnaast is de GVB-app die gemiddeld een miljoen keer per maand wordt gebruikt een succes.

7.6.4 Aantal check-ins in het openbaar vervoer

Het CBS publiceert gegevens over het aantal keren dat is ingecheckt in het openbaar vervoer. Deze gegevens zijn afkomstig van Translink (CBS, z.d.a). Het aantal keren dat er wordt ingestapt in het openbaar vervoer is bepaald aan de hand van het aantal check-ins met de ov-chipkaart. Eén persoon kan per reis meerdere keren inchecken; bijvoorbeeld eerst in de bus, dan in de trein, en daarna overstappen op een trein van een andere vervoerder. Omdat één reiziger per dag meerdere malen kan inchecken, is het aantal check-ins hoger dan het aantal reizigers. Gegevens over losse kaartverkoop en dergelijke zijn hierin niet opgenomen.

Volgens het CBS waren er in 2023 ruim 15 procent meer check-ins in het openbaar vervoer dan in 2022 (CBS, 2024). Er werd in 2023 1,1 miljard keer ingecheckt in het openbaar vervoer. Vergeleken met 2019, het jaar voordat de covid-19 pandemie begon, was het aantal check-ins in 2023 13,2 procent lager.

8. Samenvatting en conclusie

In dit rapport zijn de resultaten van het verplaatsingsonderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2023 gepresenteerd en die van de voorgaande vier onderzoeksjaren. Vanwege het feit dat de maatregelen genomen ter verspreiding van de covid-19 pandemie zowel in 2020, 2021 en een deel van 2022 van toepassing waren en de mobiliteit in deze jaren een trendbreuk vormt met 2019 en de jaren ervoor, zijn de verschillen tussen de resultaten van ODiN 2023 met zowel ODiN 2022 als ODiN 2019 onderzocht en beschreven. 2023 verschilt onder meer van 2022 omdat in het hele jaar 2023 geen beperkingen ten gevolge van de coronapandemie meer golden.

8.1 Samenvatting

In deze paragraaf staan puntsgewijs de belangrijkste bevindingen over de resultaten van ODiN 2023.

8.1.1 Totale vervoersprestatie

In ODiN 2023 is de totale vervoersprestatie ten opzichte van ODiN 2022 met 7 procent toegenomen tot 199,3 miljard reizigerskilometers. Dit is een significante toename.

Voor de totale vervoersprestatie geldt:

Voor drie vervoerwijzen is de vervoersprestatie significant toegenomen en voor twee modaliteiten is de vervoersprestatie significant afgenomen. De vervoersprestaties van ‘bus, tram en metro’ en ‘overige vervoerwijzen’ zijn stabiel gebleven.

  • De vervoersprestatie met de personenauto als bestuurder bedraagt in 2023 99,6 miljard kilometers en is ten opzichte van 2022 toegenomen met 7 procent.
  • Het aantal reizigerskilometers overbrugd als passagier in een personenauto is sinds 2022 significant toegenomen met 12 procent tot 36,5 miljard reizigerskilometers in 2023.
  • Het aantal reizigerskilometers met de trein is in 2023 significant toegenomen met 27 procent ten opzichte van 2022 en bedraagt 20,0 miljard reizigerskilometers.
  • De vervoersprestatie met de fiets (17,8 miljard kilometers) is in ODiN 2023 significant afgenomen met 3 procent ten opzichte van 2022.
  • De vervoersprestatie te voet nam af met 0,3 miljard kilometer tot 6,9 miljard in 2023.

Vergelijking met 2019: De vervoersprestatie van vijf van de zeven verschillende modaliteiten en het totaal ligt in 2023 significant beneden het niveau van 2019. Uitzondering daarop is ‘lopen’, dat ondanks de afname van 5 procent in 2023 ten opzichte van 2022 nog steeds significant boven het niveau van 2019 uitkomt (33 procent). Daarnaast vormt fietsen een uitzondering. Na een afname van het aantal reizigerskilometers met de fiets met 3 procent in 2023 ten opzichte van 2022, is er geen significant verschil met 2019.

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is een extra analyse gemaakt van de tabel met de totale vervoersprestatie van 2019, 2022 en 2023 naar maand. Deze analyse is opgenomen in hoofdstuk 3.

8.1.2 Reguliere reizigerskilometers

Het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2023 is 193,1 miljard. Dit is 12,2 miljard meer dan in ODiN 2022. Het gaat om een significante toename van 7 procent. De reguliere reizigerskilometers van vier van de negen motieven zijn in die periode significant gewijzigd.

Resultaten van de verdeling van motieven in de reguliere reizigerskilometers:

Voor drie van de negen motieven zijn de reguliere reizigerskilometers significant toegenomen. Voor het motief ‘Toeren en wandelen’ is sprake van een significante afname en voor de motieven ‘Zakelijk en beroepsmatig’, ‘Diensten en verzorging’ ,’Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’ en ‘Ander motief’ zijn de resultaten stabiel gebleven.

  • Het aantal reguliere reizigerskilometers met het motief ‘Van en naar het werk’, is in ODiN 2023 significant toegenomen in vergelijking met een jaar eerder, namelijk met 9 procent.
  • Voor het motief ‘Winkelen en boodschappen doen’ zijn de reguliere reizigerskilometers ten opzichte van 2022 significant toegenomen met 8 procent tot 18,4 miljard in 2023.
  • Ook de reguliere reizigerskilometers gereisd voor ‘Uitgaan, sport en hobby’ waren met een toename van 12 procent in 2023 significant boven het niveau van 2022.
  • Toeren en wandelen’ nam af in 2023. Het aantal kilometers voor dit motief nam af met 10 procent van 12,3 miljard naar 11,1 miljard.

Vergelijking met 2019: De reizigerskilometers van vier van de negen verschillende motieven en het ‘totaal van de motieven’ liggen in 2023 significant beneden het niveau van 2019. Het betreft ‘Van en naar het werk’ (-15 procent), ‘Zakelijk en beroepsmatig’ (-29 procent), ‘Onderwijs of cursus volgen’ (-16 procent) en ‘Visite en logeren’ (-8 procent). De gemaakte reizigerskilometers voor ‘Toeren en wandelen’ in 2023 liggen (17 procent) hoger dan in 2019.

Ten behoeve van deze plausibiliteitsrapportage is ook een extra analyse gemaakt van de tabel met de reguliere reizigerskilometers voor het motief ‘Van en naar het werk’ van 2019, 2022 en 2023 naar maand. Deze analyse is opgenomen hoofdstuk 3.

8.1.3 Gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners per dag

Het aantal verplaatsingen (gemiddeld per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag) is niet significant verschillend in ODiN 2023 vergeleken met ODiN 2022. Bij zes van de zeven vervoerwijzen is er wel een significante wijziging.

Resultaten van de verdeling naar vervoerwijze:

Voor drie van de zeven vervoerwijzen is er een significante toename en voor drie vervoerwijzen een significante afname in het aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag in 2023. De vervoerwijze ‘Bus, tram en metro’ is stabiel gebleven.

  • De gemiddelde aantallen verplaatsingen als personenautobestuurder en als -passagier zijn in 2023 toegenomen met respectievelijk 5 en 8 procent.
  • Het aantal verplaatsingen met de trein is in 2023 toegenomen met 28 procent in vergelijking met een jaar eerder.
  • Met de fiets is het aantal verplaatsingen van 2022 naar 2023 significant afgenomen met 3 procent.
  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag is voor lopen in 2023 met 5 procent afgenomen ten opzichte van 2022.
  • De verplaatsingen met ‘Overige vervoerwijzen’ zijn afgenomen met 11 procent in 2023 vergeleken met 2022.

Vergelijking met 2019: Het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in 2023 ligt rond hetzelfde niveau als in 2019. Uitgesplitst naar vervoerwijze is het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag in 2023 in zes van de zeven gevallen significant lager dan in 2019. Uitzondering vormt de modaliteit lopen, waarvan het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag significant hoger ligt (31 procent) in 2023 dan in 2019.

Resultaten van de verdeling naar motief:

Voor twee van de negen motieven geldt dat deze significant zijn toegenomen. Een significante afname is gemeten voor ‘Toeren en wandelen’.

  • Het aantal verplaatsingen voor het motief ‘Van en naar het werk' nam in 2023 toe met 4 procent in vergelijking met een jaar eerder.
  • Ook het aantal verplaatsingen met als motief 'Uitgaan, sport en hobby' nam in ODiN 2023 significant toe en wel met 4 procent ten opzichte van ODiN 2022.
  • Het aantal verplaatsingen voor 'Toeren en wandelen' is daarentegen significant afgenomen in ODiN 2023 (-8 procent).

Vergelijking met 2019: Hoewel het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1.000 inwoners per jaar in 2023 niet verschilt met 2019, geldt dat uitgesplitst naar motief er voor zes motieven sprake is van een significante wijziging. Het aantal verplaatsingen voor ‘Winkelen en boodschappen doen’, 'Toeren en wandelen' en 'Ander motief' ligt in 2023 significant hoger dan in 2019. Voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ‘Zakelijk en beroepsmatig’ en ‘Onderwijs of cursus volgen’ is het aantal verplaatsingen in 2023 significant lager dan in 2019. ‘Diensten en verzorging’, ‘Visite en logeren’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ zijn niet gewijzigd.

8.1.4 Gemiddeld afgelegde afstand per verplaatsing

De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het totaal is in ODiN 2023 5 procent hoger (significant) dan in ODiN 2022 en bedraagt 11,8 kilometer.

Resultaten van de verdeling naar vervoerwijze:

  • Voor alle vervoerwijzen is de afgelegde afstand per verplaatsing in ODiN 2023 stabiel gebleven in vergelijking met ODiN 2022.

Vergelijking met 2019: De gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing is in ODiN 2023 significant korter dan in ODiN 2019. De verplaatsingsafstand van personenauto als bestuurder, personenauto als passagier en van ‘overige vervoermiddelen’ is in 2023 ook significant korter dan in 2019.

Resultaten van de verdeling naar motief:

  • In 2023 verschillen de gemiddelde afstanden per verplaatsing voor de motieven ‘Van en naar het werk’, ‘Winkelen en boodschappen doen’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’ significant ten opzichte van 2022. ‘Van en naar het werk’ is toegenomen met 4 procent, ‘Winkelen en boodschappen doen’ met 6 procent en ‘Uitgaan, sport en hobby’ met 7 procent.

Vergelijking met 2019: Voor veel motieven (met uitzondering van ‘Diensten en verzorging’, ‘Onderwijs of cursus volgen’ en ‘Uitgaan, sport en hobby’) is de gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing in 2023 significant korter (variërend van 5 tot 25 procent) dan in ODiN 2019.

8.1.5 Verkeersdeelname en deelname openbaar vervoer

De deelname aan het verkeer in ODiN 2023 is 80,4 procent. In ODiN 2022 was dit significant lager en bedroeg de verkeersdeelname 79,7 procent. Andere constateringen zijn:

  • Zowel bij mannen als bij vrouwen is de toename in verkeersdeelname in 2023 ten opzichte van 2022 niet significant. In 2023 is er geen significant verschil tussen de verkeersdeelname van mannen en vrouwen.
  • Uit de verdeling van verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie blijkt dat er tussen ODiN 2023 en ODiN 2022 alleen bij de groep ‘Werkzaam 30 uur of meer per week’ een significant verschil is. Het betreft een toename van 2 procent.

Vergelijking met 2019: Van twee van de onderscheiden groepen binnen maatschappelijke participatie is de deelname aan het verkeer in 2023 significant lager dan in 2019, namelijk voor de groep ’Werkzaam 30 uur of meer per week’ en voor de groep ‘Scholier/student’. Daarentegen is de verkeersdeelname van mensen in de groep ‘Gepensioneerd/VUT’ significant hoger dan in 2019.

De deelname aan het openbaar vervoer is in 2023 ten opzichte van 2022 significant toegenomen met 15 procent en ten opzichte van 2019 met 19 procent afgenomen.

  • De deelname van mannen aan het openbaar vervoer is in 2023 in vergelijking met 2022 significant toegenomen met 18 procent en voor vrouwen met 13 procent.
  • In 2023 en de vier jaren daarvoor blijkt de deelname aan het openbaar vervoer van vrouwen significant hoger dan van mannen.

8.2 Conclusie

ODiN 2023 laat op een aantal punten significante verschillen in het mobiliteitsbeeld zien, vergeleken met ODiN 2022 en 2019. In 2023 waren er voor het eerst sinds 2019 helemaal geen mobiliteitsbeperkende maatregelen meer van kracht om de gevolgen van de covid-19 pandemie te beteugelen. Halverwege januari 2022 eindigde een periode met een ‘harde lockdown’ tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19 en op 15 maart van dat jaar vervielen de resterende coronamaatregelen. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote uitwerking op de mobiliteit van Nederlandse bevolking dan in de twee jaren daarvoor. De oorlog die Rusland startte met de inval in buurland Oekraïne (24 februari 2022), en die wereldwijd (economische) gevolgen had, was ook gedurende 2023 gaande.

Bij het interpreteren van de verschillen tussen 2023 en 2022 is het lastig te duiden wat de korte periode van de maatregelen in 2022 nog heeft bijgedragen aan het verschil in de mobiliteit tussen 2023 en 2022. In hoeverre de gevolgen van de oorlog en de daarmee samenhangende toename van de brandstofprijzen van invloed zijn geweest op de mobiliteit is niet onderzocht.

8.2.1 ODiN in vergelijking met andere onderzoeken

Voor een aantal gevonden resultaten uit ODiN is ondersteuning gevonden op basis van cijfers uit andere onderzoeken. Bij de interpretatie daarvan is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat de onderzoeken onder andere verschillend zijn van opzet, populatie, indeling, meetmethode en de reden waarom ze zijn gedaan, de achterliggende vraag. Daarom is bij het vergelijken van de resultaten met name gelet op de tendens van de met elkaar vergeleken onderzoeken en niet de ‘exacte’ overeenkomst van de statistische schattingen.

Uit ODiN 2023 blijkt dat de vervoersprestatie van de personenauto als bestuurder in 2023 significant is toegenomen in vergelijking met 2022. In vergelijking met 2019 zijn de kilometers met de personenauto in 2023 significant lager.

  • Uit de (voorlopige) verkeersprestatiecijfers van personenauto’s (CBS, 2024c) gebaseerd op de kilometerstanden komt eveneens dezelfde tendens naar voren als in ODiN wat betreft de verschillen tussen 2023 vergeleken met 2022 en 2023 vergeleken met 2019.
  • Uit de Rapportage Rijkswegennet 2023 (Rijkswaterstaat, 2024) gebaseerd op inductielussen komt dezelfde richting naar voren voor wat betreft de voertuigkilometers afgelegd op het hoofdwegennet.
  • Uit de verkeersindex van het personenverkeer (CBS, z.d.) blijkt dat de ontwikkelingen van de kilometers gebaseerd op 200 locaties met meetlusgegevens op een selectie van rijkswegenwegen, eveneens overeenkomsten vertonen met ODiN: meer kilometers afgelegd in 2023 ten opzichte van 2022, maar minder dan in 2019.
  • Uit resultaten van het Landelijk Reizigersonderzoek 2023 blijkt dat ten opzichte van 2022 het totaal aantal afgelegde (woon-werk) kilometers met bijna 3 procent is gegroeid (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). Hoewel het hier om slechts een deel van de kilometers gaat die afgelegd zijn door automobilisten, is er evenals in ODiN, sprake van een toename van het aantal afgelegde kilometers door autobestuurders van 2022 naar 2023.

De ontwikkeling in de resultaten uit de genoemde onderzoeken ondersteunen de resultaten uit ODiN 2023.

De vervoersprestatie met de trein is in ODiN 2023 met 27 procent toegenomen, vergeleken met 2022. Ten opzichte van 2019 is het aantal treinreizigerskilometers in 2023 met 17 procent significant lager.

  • Uit de in het jaarverslag over 2023 (NS, 2024) gerapporteerde cijfers komt naar voren dat het aantal treinreizigerskilometers van 2023 vergeleken met 2022 is toegenomen. Het aantal treinkilometers is in 2023 lager dan in 2019.
  • Het Landelijk Reizigersonderzoek rapporteer een inhaalslag bij het OV in 2023: de totaal afgelegde afstand voor woonwerk in het OV was in vergelijking met 2022 met ruim 18 procent gegroeid (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024).

De ontwikkeling in de resultaten uit het NS onderzoek ondersteunen de resultaten uit ODiN 2023. De tendens in het Landelijk Reizigersonderzoek betreffende de toename van het aantal kilometers in het OV voor woon-werk, vormt een gedeeltelijke ondersteuning voor de toename in reizigerskilometers met de trein van 2022 naar 2023 uit het ODiN.

Uit ODiN volgt dat het totale aantal reizigerskilometers op de fiets 2022 naar 2023 significant af nam met 0,6 miljard (-3 procent).

  • Uit het Landelijk Reizigersonderzoek, 2023 blijkt dat van 2022 naar 2023 bijna 5 procent minder kilometers is gefietst in het woon-werkverkeer (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024).

Hoewel het woon-werkverkeer maar een deel van alle fietskilometers betreft, is de in dit onderzoek voor woon-werk geconstateerde lichte daling in fietskilometers in lijn met de in ODiN gevonden daling van het totaal aantal fietskilometers in 2023 vergeleken met een jaar eerder.

Voor het motief ‘Van en naar het werk’ zijn het aantal reizigerskilometers, het aantal verplaatsingen en de gemiddelde afstand per verplaatsing significant toegenomen van 2022 naar 2023. Vergeleken met 2019 zijn de reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ in 2023 lager, is het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen lager en is de gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing korter.

  • Volgens TNO (TNO, 2024) blijkt hybride werken een blijvende verandering te zijn. TNO vergeleek de situatie medio 2023 met die van eind 2019: het aantal thuiswerkuren is fors gestegen van gemiddeld 2,6 uur per week in 2019 naar bijna 7 uur per week medio 2023.

De ontwikkeling uit dit onderzoek ondersteunt de resultaten uit ODiN met betrekking tot ’Van en naar het werk’ in 2023 ten opzichte van 2019.

Voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ zijn in 2023 meer reizigerskilometers gemaakt dan in 2022, blijkt uit ODiN 2023.

  • Uit de CBS-gegevens over de omzet van de detailhandel blijkt dat in het vierde kwartaal van 2023 ruim 4 procent meer is omgezet vergeleken met dezelfde periode vorig jaar en dat het verkoopvolume 0,3 procent hoger was (CBS, 2024b).

De ontwikkeling in de resultaten uit dit onderzoek gaat over een nog te korte periode om te concluderen dat deze een ondersteuning vormen voor de resultaten uit ODiN 2023.

Het aantal zakelijk en beroepsmatige kilometers in ODiN 2023 vergeleken met 2022 is ongewijzigd, maar wél significant lager in vergelijking met 2019.

  • Uit het Nationaal Zakelijke Mobiliteitsonderzoek (NZMO, 2023) dat de situatie schetst halverwege 2023, volgt dat het aantal zakelijk afgelegde autokilometers met 4 procent is toegenomen.
  • Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM, 2023) rapporteerde eind oktober 2022 dat van de werkenden met ervaring in digitaal vergaderen de overgrote meerderheid nog steeds aangaf vaker digitaal te vergaderen dan vóór de pandemie.

De ontwikkeling in de resultaten uit het NZMO lijken het onderzoeksresultaat uit ODiN, dat het aantal zakelijke en beroepsmatige kilometers stabiel is gebleven in de periode 2022-2023, niet te ondersteunen. Maar in dit onderzoek is alleen gekeken naar zakelijke autokilometers.

Daarnaast is het een resultaat waarin maar een half jaar van 2023 is betrokken. Dit maakt het moeilijk om te oordelen of dit resultaat kan worden gezien als strijdig met ODiN of dat de verschillen marginaal zijn.

De resultaten uit het KiM-onderzoek gaan ook niet over de resultaten van 2023 maar vlak ervoor. Zij ondersteunen wel de tendens dat er meer digitaal wordt vergaderd dan in 2019 en dat het aannemelijk is dat daardoor het aantal zakelijk gereden kilometers voor dit doel in 2023 mogelijk lager zal liggen dan in 2019.

Uit ODiN blijkt dat er een toename is in 2023 ten opzichte van 2022 van het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners per dag met de trein. Het aantal verplaatsingen met de trein was in 2023 hoger dan in 2022, maar lager dan in 2019.

  • Op basis van de inchecktransacties in 2023 bij trein, bus, tram en metro gezamenlijk rapporteerde het CBS (CBS, 2024) een toename van het aantal keren inchecken in 2023 vergeleken met 2022. Het aantal check-ins was in 2023 significant lager dan in 2019.
  • Opmerkelijk uit het gerapporteerde aantal reizigers per rit over het hoofdrailnet (meting in één voertuig) en de regionale trein uit de OV-Klantenbarometer (CROW, 2024), is dat de getelde reizigersaantallen per rit in 2023 voor beide treinvervoersoorten een fractie lager liggen in 2023 dan in 2022. Ook het geconstateerde verschil in reizigers per rit tussen 2023 en 2019 is marginaal (hoofdrail: 1 procent lager dan in 2019 en regionale trein: 3 procent lager dan in 2019).
  • Uit het jaarverslag van het GVB is af te leiden dat in 2023 816.000 reizigersritten met bussen, trams, metro’s en veren zijn gemaakt tegen 707.000 in 2022. Dat is een toename van ruim 15 procent.

De ontwikkeling in de resultaten uit het onderzoek gebaseerd op de inchecktransacties ondersteunt de ontwikkelingen zoals gevonden in ODiN als het met het totale OV wordt vergeleken. Maar, hoewel moeilijk te beoordelen, omdat ze moeilijk vergelijkbaar zijn, lijkt de tendens uit OV-Klantenbarometer niet helemaal aan te sluiten bij zowel de resultaten van ODiN als bij die op basis van de OV-check-ins. Echter de door het GVB gemelde toename van ruim 15 procent van het aantal reizigersritten met bus, tram, metro en veren, komt niet overeen met het landelijk beeld uit ODiN waaruit blijkt dat het aantal verplaatsingen met bus, tram of metro niet significant is toegenomen.

Uit ODiN volgt dat voor het motief ‘Van en naar het werk’ het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in 2023 4 procent hoger is dan een jaar eerder.

  • Op grond van het Landelijk Reizigersonderzoek is eveneens een toename van het aantal ‘ritten’ in het woon-werkverkeer gevonden van automobilisten (7 procent) en met het OV (16 procent). Het aantal woon-werkritten met de fiets nam af (bijna 1 procent). De resultaten over de toename van automobilisten- en OV-ritten in het woon-werkverkeer vormen een ondersteuning voor de ODiN-gegevens. Aangezien de ODiN-verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ alleen het totaal betreft van verplaatsingen met alle modaliteiten, is het moeilijk te duiden of de kleine gerapporteerde daling van de fietsritten uit het Landelijk Reizigersonderzoek hiermee in tegenspraak is.

Uit de ODiN cijfers blijkt dat het aantal verplaatsingen voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ in 2023 niet significant verschilt met 2022. Ten opzichte van 2019 is het aantal verplaatsingen voor dit motief significant hoger in 2023.

  • De gerapporteerde positieve ontwikkeling over de omzet van de detailhandel in 2023 ten opzichte van 2022 is vrij bescheiden. De resultaten (CBS, 2024b) kunnen daardoor niet echt als steun, noch als tegengesteld aan de ontwikkeling in ODiN 2023 worden beschouwd.

Eindconclusie

In 2023 waren geen maatregelen van kracht vanwege covid-19. In 2022 golden er wel coronamaatregelen, maar voor een korte duur. Al met al zien we in de ODiN-resultaten over 2023 een verdere stijging van de mobiliteit in vergelijking met 2022 en 2021. In deze rapportage zijn waar mogelijk de resultaten van ODiN 2023 geconfronteerd met resultaten uit andere onderzoeken of is een (mogelijke) verklaring gegeven voor gevonden verschillen tussen ODiN 2023 en ODiN 2022 en soms tussen ODiN 2023 en ODiN 2019. Hoewel een deel van de onderzoeken niet altijd directe ondersteuning biedt en de verschillen soms moeilijk te duiden zijn, blijken zij veelal de tendens gevonden in ODiN 2023, te ondersteunen.

Referenties

CBS (z.d.) geraadpleegd op 15 april 2024: Hoe druk is het op de Nederlandse rijkswegen?

CBS (z.d.a): OV-monitor geraadpleegd op 15 april 2024: Aantal check-ins in het ov per week

CBS (2023): Bijna 8 op de 10 mensen deden online aankopen in 2023

CBS (2024): Ruim 15 procent meer check-ins in het openbaar vervoer in 2023

CBS (2024a): Ruim helft Nederlanders werkt weleens thuis

CBS (2024b): Detailhandel zet ruim 4 procent meer om in vierde kwartaal 2023

CBS (2024c): Voorlopige cijfers verkeersprestaties, 2022-2023

CROW (2024): OV-Klantenbarometer 2023, Hoofdrapport: Bibliotheek Verkeer en Vervoer

KiM (2020): De invloed van het weer op de personenmobiliteit

KiM (2023): Gedrag vóór en na de COVID-pandemie

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (2024): Landelijk Reizigersonderzoek 2023

NS (2024): NS Jaarverslag 2023

NZMO (2024): NZMO: Aantal afgelegde kilometers stijgt, tempo elektrificering daalt

Rijkswaterstaat (2024): Rapportage Rijkswegennet 2023: 1 januari – 31 december

RET (2023): RET toont krachtig herstel en vernieuwt

RIVM (2023) geraadpleegd op 20 april 2024: Tijdlijn van coronamaatregelen 2022

SWOV (2023) geraadpleegd op 28 mei 2024: De invloed van het weer

TNO (2024): Aantal thuiswerkuren sinds coronapandemie fors gestegen

Bijlage A Marges

In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2023 uit de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld samen met de onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.

A.3.1 Marges totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal199,3196,2202,41,6
Personenauto als bestuurder99,697,4101,82,2
Personenauto als passagier36,534,938,04,2
Trein20,018,821,25,9
Bus/tram/metro5,14,85,45,9
Fiets17,817,418,12,1
Lopen6,96,87,01,9
Overig13,412,414,47,6

A.3.2 Marges reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal193,1190,3196,01,5
Van en naar het werk48,246,849,62,8
Zakelijk en beroepsmatig13,612,614,67,4
Diensten en verzorging4,54,14,98,1
Winkelen en boodschappen doen18,417,719,13,8
Onderwijs of cursus volgen10,19,510,76,0
Visite en logeren31,330,032,74,3
Uitgaan, sport en hobby38,136,739,63,9
Toeren en wandelen11,110,611,64,3
Ander motief17,816,918,74,8

A.4.1 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 7182 6982 7370,7
Personenauto als bestuurder 912 898 9261,5
Personenauto als passagier 300 293 3082,5
Trein 66 63 694,5
Bus/tram/metro 58 55 614,9
Fiets 729 718 7411,6
Lopen 557 548 5661,7
Overig 95 90 1005,2

A.4.2 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 7182 6982 7370,7
Van en naar het werk 435 428 4431,7
Zakelijk en beroepsmatig 85 81 894,8
Diensten en verzorging 87 83 904,0
Winkelen en boodschappen doen 584 574 5931,6
Onderwijs of cursus volgen 184 179 1902,9
Visite en logeren 268 262 2742,3
Uitgaan, sport en hobby 500 492 5081,7
Toeren en wandelen 258 252 2632,1
Ander motief 317 309 3252,6


A.5.1 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal11,7611,5911,931,5
Personenauto als bestuurder17,6717,3418,011,9
Personenauto als passagier20,1219,3920,843,6
Trein49,3247,4851,163,7
Bus/tram/metro14,2913,6714,914,4
Fiets4,003,934,071,7
Lopen2,052,022,081,6
Overig17,5316,4218,646,3

A.5.2 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal11,7611,5911,931,5
Van en naar het werk18,3317,9018,772,4
Zakelijk en beroepsmatig26,4424,8828,005,9
Diensten en verzorging8,597,999,207,0
Winkelen en boodschappen doen5,235,055,413,5
Onderwijs of cursus volgen9,038,559,525,4
Visite en logeren19,3418,6220,073,8
Uitgaan, sport en hobby12,6312,1813,083,6
Toeren en wandelen7,126,837,404,0
Ander motief9,298,899,704,4

A.6.1.1 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal80,480,080,80,5
Mannen80,580,081,10,7
Vrouwen80,379,780,80,7

A.6.1.2 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal80,480,080,80,5
Werkzaam 12-30 uur per week87,086,087,91,1
Werkzaam ≥ 30 uur per week84,884,285,50,7
Scholier/student83,682,684,51,1
Werkloos66,963,170,55,7
Arbeidsongeschikt70,267,872,53,4
Gepensioneerd/VUT70,970,071,81,3
Overig70,568,972,02,2

A.6.2.1 Marges deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2023
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal7,06,87,23,2
Mannen6,66,36,94,9
Vrouwen7,47,17,74,4

Bijlage B Aantal typen dagen per jaar

Het aantal reizigerskilometers per jaar zoals gepresenteerd in hoofdstuk 3 is onder andere ook afhankelijk van het aantal dagen van het jaar en bijvoorbeeld het aantal werkdagen in een jaar. Onderstaand overzicht geeft daarin enig inzicht.

B.1 Aantal typen dagen per jaar
20192020202120222023
Alle dagen365366365365365
Doordeweekse dagen261262261260260
Weekenddagen104104104105105
Weekenddagen plus feestdagen1)111113112112113
Werkdagen2)254253253253252

1) Feestdagen: nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, beide paasdagen, Koningsdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, beide pinksterdagen, beide kerstdagen en oudjaarsdag.
2) Werkdagen: doordeweekse dagen exclusief feestdagen.