4. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag
De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en de verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar vervoerwijze en naar motief. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie, terwijl de tabellen in hoofdstuk 3 gebaseerd zijn op ritinformatie. Voor betere leesbaarheid zijn in alle tabellen van dit hoofdstuk de cijfers weergegeven per 1.000 personen van 6 jaar of ouder.
In tabel 4.1 wordt het gemiddeld aantal verplaatsingen in Nederland naar hoofdvervoerwijze van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland vermeld4). Het betreft reguliere verplaatsingen.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | verschil 2023 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 710* | 2 352* | 2 506* | 2 696* | 2 718 | +1 | 0 |
Personenauto als bestuurder | 948 | 805* | 823 | 868* | 912* | +5 | -4 |
Personenauto als passagier | 312 | 240* | 257* | 278* | 300* | +8 | -4 |
Trein | 82 | 33* | 35 | 52* | 66* | +28 | -19 |
Bus/tram/metro | 72* | 35* | 37 | 55* | 58 | +4 | -20 |
Fiets | 757* | 626* | 636 | 751* | 729* | -3 | -4 |
Lopen | 426* | 523* | 614* | 585* | 557* | -5 | +31 |
Overig | 112 | 90* | 104* | 107 | 95* | -11 | -15 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
Uit tabel 4.1 is af te leiden dat uit het ODiN-onderzoek van 2023 blijkt dat het totaal aantal verplaatsingen per 1.000 personen van 6 jaar of ouder per dag (2.718) niet significant verschilt met ODiN 2022.
Ten opzichte van 2019 is het totaal aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners ook nagenoeg gelijk. Voor de vervoerwijzen personenauto als bestuurder, personenauto als passagier en trein geldt dat het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder in 2023 in vergelijking met 2022 significant is toegenomen. Het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners met de fiets, te voet of met overige vervoerwijzen is juist afgenomen in vergelijking met 2022. Voor de combinatie bus, tram, metro is er geen verschil tussen 2023 en 2022 wat het aantal verplaatsingen betreft.
Alle modaliteiten: verplaatsingen
Ten opzichte van 2019 geldt voor iedere afzonderlijke modaliteit, met uitzondering van lopen, dat het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners in 2023 significant lager ligt dan in 2019. Het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen voor lopen is daarentegen bijna een derde hoger in 2023 dan in 2019.
Personenautobestuurders: verplaatsingen
Het aantal verplaatsingen met de personenauto als bestuurder per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder is in 2023 significant toegenomen met 5 procent in vergelijking met 2022. In vergelijking met 2019 is het aantal autobestuurdersverplaatsingen in 2023 4 procent lager dan in 2019.
Personenautopassagiers: verplaatsingen
Evenals het aantal verplaatsingen als bestuurder van een personenauto neemt het aantal passagiers ook toe in 2023 in vergelijking met 2022 en wel met 8 procent. Ten opzichte van 2019 is het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder als passagier van een personenauto 4 procent lager. De toename van het aantal verplaatsingen van zowel bestuurders als passagiers in 2023 is misschien ten dele toe te schrijven aan het feit dat er begin 2022 nog mobiliteitsbeperkende coronamaatregelen van kracht waren zoals de verplichting om thuis te werken indien mogelijk en om minder mensen te bezoeken. Dat het aantal verplaatsingen in 2023 lager is dan in 2019 kan voor een deel worden toegeschreven aan het thuiswerken en online vergaderen (zie ook hoofdstuk 3).
Trein: verplaatsingen
De verhoudingsgewijze grootste toename in 2023 ten opzichte van 2022 deed zich voor bij het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners met de trein. Het aantal verplaatsingen met de trein was in 2023 ruim een kwart (28 procent) hoger dan in 2022, maar bijna een vijfde lager (-19 procent) dan in 2019.
Hoewel niet helemaal vergelijkbaar, want inchecktransacties en verplaatsingen zijn niet hetzelfde, sluit de toename van het aantal treinverplaatsingen op grond van ODiN 2023 enigszins aan op de door het CBS gerapporteerde toename van 15 procent aan inchecktransacties in 2023 bij trein, bus, tram en metro gezamenlijk, vergeleken met 2022. Vergeleken met 2019, het jaar voordat de covid-19 pandemie begon, is het aantal check-ins in 2023 13,2 procent lager (CBS, 2024). De NS rapporteert over het verschil tussen de jaren 2023 en 2022: “Nu thuiswerken is ingeburgerd, blijven de reizigersaantallen van vooral forensen achter bij het niveau van 2019” (NS, 2024) (zie ook paragraaf 7.6.4).
Ook het CROW rapporteerde in de OV-Klantenbarometer over het aantal reizigers per rit van een OV-voertuig. Zij rapporteren afzonderlijke reizigersaantallen per rit over het hoofdrailnet (meting in één voertuig) en met de regionale trein. Opmerkelijk is dat de getelde reizigersaantallen per rit in 2023 voor beide treinvervoersoorten een fractie lager liggen in 2023 dan in 2022 (Hoofdrail in 2022 47,6 reizigers per rit en in 2023 46,8. Regionale trein in 2022 74,2 reizigers per rit en in 2023 73,1). Ook het geconstateerde verschil in reizigers per rit tussen 2023 en 2019 is marginaal (hoofdrail: aantal reizigers per rit in 2023 1 procent lager dan in 2019 en regionale trein: aantal reizigers per rit 3 procent lager dan in 2019) (CROW, 2024). Hoewel moeilijk te beoordelen, omdat ze moeilijk vergelijkbaar zijn, lijkt de tendens uit deze resultaten niet helemaal aan te sluiten bij zowel de resultaten van ODiN als bij die van de NS.
Bus, tram en metro: verplaatsingen
Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder met bus, tram en metro is in 2023 ongeveer gelijk aan dat van 2022 (niet significant gewijzigd). Het is wel significant gewijzigd in vergelijking met 2019. Het aantal reguliere verplaatsingen is in 2023 20 procent lager dan in 2019.
Uit een tabel in de OV-Klantenbarometer blijkt dat het aantal busreizigers dat bij het veldwerk is geteld, per rit in een bus in 2023 85 procent bedraagt van de bezetting in 2019 (CROW, 2024). Het aantal tramreizigers per tramrit bedroeg in 2023 93 procent van de bezetting in 2019 en het aantal metroreizigers was in 2023 92 procent van het aantal dat is geteld in 2019. De tendens dat er minder reizigers zijn in 2023 dan in 2019 sluit aan bij de tendens in ODiN dat het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder, significant lager is dan in 2019.
CROW rapporteerde in de OV-Klantenbarometer 2023 dat de bezetting van de voertuigen bij bus, tram en metro is toegenomen. De daarvoor gebruikte cijfers zijn gebaseerd op de tellingen in het voertuig die bij het veldwerk zijn uitgevoerd. CROW signaleert vooral een stevige toename in de bus: van afgerond 17 instappers per rit in 2022 naar 20 in 2023 (CROW, 2024). Berekend met de cijfers uit de tabel op pagina 8 van de ‘OV-Klantenbarometer 2023’ zou dat een toename van het reizigersvolume met de bus in 2023 tegenover 2022 zijn van bijna 19 procent. Het reizigersvolume met de tram en metro in 2023 is vergeleken met 2022 amper toegenomen en mogelijk niet significant (tram 1 procent, metro 2 procent). Volgens CROW zijn van de openbaar vervoermodaliteiten bus en trein-hoofdrailnet verreweg de grootste modaliteiten. Elk zijn goed voor ongeveer een derde van het totaal. De tram (aandeel van 18 procent in totaal OV-modaliteiten) vervoert bijna het dubbele aantal reizigers van de metro (aandeel van 11 procent in totaal OV-modaliteiten). Hoewel niet 1-op-1 vergelijkbaar met de resultaten uit ODiN in reizigerskilometers voor bus, tram en metro, kan uit de gegevens van de OV-Klantenbarometer worden opgemaakt dat er in 2023 door meer personen is gereisd met de bus. Echter voor de modaliteiten tram en metro is de uit de tabel af te leiden ‘toename’ in vergelijking met 2022 mogelijk niet significant. Daarnaast kan worden gesteld dat in vergelijking met 2019 het aantal reizigers voor bus, tram en metro gezamenlijk per rit in 2023 grofweg een tiende lager is. Deze tendens lijkt in de zelfde richting te wijzen als de resultaten uit ODiN.
Fiets: verplaatsingen
Het aantal verplaatsingen op de fiets per 1.000 inwoners is in 2023 significant afgenomen met 3 procent. Het aantal fietsverplaatsingen in 2023 is 4 procent (significant) lager dan in 2019. Het enige onderzoek dat iets meldt over fietsverplaatsingen (ritten) is het Landelijk Reizigersonderzoek. Daaruit volgt dat het aantal woon-werkritten op de fiets in 2023 vergeleken met 2022 is afgenomen met bijna 1 procent (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). De gevonden gegevens uit het Landelijk Reizigersonderzoek zeggen alleen iets over een deel van de fietsverplaatsingen maar tonen ook aan dat er sprake is van een (bescheiden) afname.
Lopen en overig: verplaatsingen
Het aantal verplaatsingen te voet per 1.000 inwoners per jaar is in 2023 met -5 procent significant lager dan in 2022. Ten opzichte van 2019 is het aantal loopverplaatsingen in 2023 met bijna een derde significant hoger). Ook het aantal verplaatsingen met overige voertuigen vertoont in 2023 een negatief verschil procent ten opzichte van 2022 (-11 procent). Ten opzichte van 2019 ligt het niveau van verplaatsingen met overige vervoermiddelen in 2023 15 procent lager.
Tabel 4.2 toont wederom het aantal dagelijkse verplaatsingen in Nederland per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland, maar ditmaal naar reismotief.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | verschil 2023 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 710* | 2 352* | 2 506* | 2 696* | 2 718 | +1 | 0 |
Van en naar het werk | 505* | 370* | 371 | 420* | 435* | +4 | -14 |
Zakelijk en beroepsmatig | 107* | 72* | 76 | 82 | 85 | +4 | -21 |
Diensten en verzorging | 86 | 72* | 88* | 91 | 87 | -5 | +1 |
Winkelen en boodschappen doen | 544* | 552 | 563 | 580* | 584 | +1 | +7 |
Onderwijs of cursus volgen | 222 | 138* | 144 | 183* | 184 | +1 | -17 |
Visite en logeren | 273* | 238* | 259* | 263 | 268 | +2 | -2 |
Uitgaan, sport en hobby | 511 | 357* | 374* | 481* | 500* | +4 | -2 |
Toeren en wandelen | 171 | 269* | 319* | 281* | 258* | -8 | +51 |
Ander motief | 291* | 285 | 312* | 317 | 317 | 0 | +9 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. |
Totaal motieven: verplaatsingen
Het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1.000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2023 is niet significant gewijzigd ten opzichte van een jaar eerder en ook niet significant gewijzigd ten opzichte van 2019. Er zijn met betrekking tot een deel van de motieven wel significante wijzigingen ten opzichte van 2022 en of 2019.
Een significante toename van het aantal reguliere verplaatsingen in 2023 in vergelijking met een jaar eerder vond plaats voor de motieven ‘Van en naar het werk’ (4 procent) en ‘Uitgaan, sport en hobby’ (4 procent). Het aantal verplaatsingen met het motief ‘Toeren en wandelen’ was in 2023 significant lager dan in 2022 (-8 procent). Het aantal verplaatsingen voor de motieven: ‘Zakelijk en beroepsmatig’, ’Diensten en verzorging’, ‘Winkelen en boodschappen doen’, ’Onderwijs of cursus volgen’, ‘Visite en logeren’ en ander motief bleef in 2023 nagenoeg hetzelfde als in 2022.
Voor het motief ‘Van en naar het werk’ is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in 2023 4 procent hoger dan een jaar eerder. De onderzoekers van het Landelijk Reizigersonderzoek, vonden eveneens een toename van het aantal ‘ritten’ in het woon-werkverkeer (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 2024). Zo nam het aantal ritten van automobilisten toe met 7 procent, met het OV toe met 16 procent maar daalde het aantal woon-werkritten met de fiets met bijna 1 procent. De resultaten over de toename van automobilisten- en OV-ritten in het woon-werkverkeer vormen een ondersteuning voor de ODiN-gegevens. Aangezien de ODiN-verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ in deze rapportage alleen het totaal betreft van verplaatsingen met alle onderscheiden modaliteiten, is het moeilijk te duiden of de kleine gerapporteerde daling uit het Landelijk Reizigersonderzoek hiermee in tegenspraak is.
Uit de ODiN cijfers blijkt dus dat aantal verplaatsingen voor winkelen en boodschappen in 2023 in vergelijking met 2022 niet significant verschilt. Uit CBS-gegevens over de omzet van de detailhandel volgt dat in het vierde kwartaal van 2023 ruim 4 procent meer is omgezet. Het verkoopvolume was 0,3 procent hoger vergeleken met de zelfde periode in 2022. Dat de omzetgroei naast hogere prijzen mede werd behaald door een hoger verkoopvolume, was voor het eerst sinds het eerste kwartaal van 2022 (CBS, 2024b). De cijfers van ODiN 2023 en de omzetontwikkeling van het CBS zijn niet een op een te vergelijken, daarnaast is de gerapporteerde positieve ontwikkeling in 2023 ten opzichte van 2022 uit het laatste onderzoek vrij bescheiden. De resultaten kunnen daardoor niet echt als steun, noch als tegengesteld aan de ontwikkeling in ODiN 2023 worden beschouwd.
Voor een deel van de motieven is er (ook) een significant verschil gevonden tussen 2023 en 2019.
Het aantal verplaatsingen per 1.000 inwoners ‘Van en naar het werk’ was in 2023 14 procent lager dan in 2019. Ook het aantal verplaatsingen voor het motief ’Zakelijk en beroepsmatig’ is in 2023 met -21 procent significant lager dan in 2019. Opmerkelijk is, dat het aantal verplaatsingen voor ’Winkelen en boodschappen doen’ in 2023 significant hoger was dan in 2019, namelijk 7 procent. Het aantal verplaatsingen dat werd gemaakt om ’Onderwijs of cursus te volgen’ was met -17 procent significant lager in 2023 dan in 2019. In 2023 werden er de helft meer verplaatsingen gemaakt met het motief ‘Toeren en wandelen’ dan in 2019. Tot slot is met betrekking tot ’Ander motief’ in ODiN alleen een significant verschil gevonden tussen 2023 en 2019. Dat aantal verplaatsingen was in 2023 9 procent hoger.