8. Kwaliteit
Vanaf het verslagjaar 2022 verschilt de wijze waarop gegevens voor de NEA zijn verzameld en verwerkt op enkele punten van eerdere verslagjaren. Hoofdstuk 2 beschrijft de wijzigingen. Als gevolg van de wijzigingen zijn de cijfers vanaf 2022 mogelijk niet in alle gevallen vergelijkbaar met de cijfers tot en met 2021. Paragraaf 8.1 gaat als voorbeeld in op twee gewijzigde vraagstellingen. Paragraaf 8.2 besteedt aandacht aan de invloed van context effecten. Paragraaf 8.3 vergelijkt enkele resultaten op basis van de oude en de nieuwe weging. Paragraaf 8.4 beschrijft de item non-respons op de items over arbeidsvoorwaarden na de introductie van de antwoordmogelijkheid ‘geen antwoord’.
8.1 Gewijzigde vraagstellingen
In hoofdstuk 3 is toegelicht dat de vraagstelling van een aantal vaste onderwerpen in 2022 is gewijzigd. Tabel A.1. in bijlage A geeft een overzicht van de gewijzigde vraagstellingen en de vragenlijstdocumentatie geeft een gedetailleerder beeld.
In deze paragraaf worden de uitkomsten van twee gewijzigde vraagstellingen nader toegelicht.
Werken met gevaarlijke stoffen
In 2022 is een nieuwe vaste vraag (GevStof) gebruikt om vast te stellen of respondenten met gevaarlijke stoffen werken en een ad hoc vraag of vast te stellen met welke gevaarlijke stoffen respondenten werken (GS_Srt). Respondenten die op de vaste vraag ‘weet ik niet’ hebben geantwoord, krijgen, met een aangepaste tekst, ook de vraag met welke gevaarlijke stoffen zij werken. Het komt voor dat respondenten eerst ‘weet ik niet’ zeggen en vervolgens in de lijst gevaarlijke stoffen een stof herkennen waarmee zij werken. Dit kan opgevat worden als een indicatie dat de vaste vraag het aandeel werknemers dat met gevaarlijke stoffen werkt, onderschat.
Gebaseerd op de beschikbare gegevens, onderschat de vaste vraagstelling het percentage werknemers dat weleens werkt met of dichtbij stoffen die ongezond kunnen zijn met ongeveer 2 procentpunt (zie tabel 8.1.1). De vaste vraag wordt aan alle respondenten gesteld, maar de ad hoc vraag alleen aan cluster 1. In 2022 werkt 23,9 procent van de werknemers weleens met of dichtbij stoffen die ongezond kunnen zijn. In cluster 1, waarvoor de onderschatting bepaald kan worden, ligt dit met 23,5 procent iets lager. Als rekening wordt gehouden met de antwoorden op de ad hoc vraag, dan werkt 25,6 procent van de werknemers weleens met of dichtbij stoffen die ongezond kunnen zijn.
Hele steekproef met reguliere vraag | 23,9 | |
---|---|---|
Cluster 1 reguliere vraag | 23,5 | |
Cluster 1 reguliere vraag plus onderschatting | 25,6 | |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
Ongewenst gedrag
In de NEA is een set aan vragen opgenomen over ongewenst gedrag op het werk. Deze is in 2022 gewijzigd, zie paragraaf 3.1. In 2022 is minder ongewenst gedrag gemeten dan in voorgaande jaren. Met name de antwoordcategorie 'een enkele keer' komt in 2022 minder voor. Figuur 8.1.2 toont de uitkomsten voor intimidatie door klanten en figuur 8.1.3 voor intimidatie door leidinggevenden en collega's, waarbij voor 2022 de cijfers over leidinggevenden en collega's zijn samengevoegd ten behoeve van de vergelijking met eerdere jaren. Bij de cijfers over ongewenste seksuele aandacht, lichamelijk geweld en pesten treedt een vergelijkbaar verschil tussen 2022 en eerdere jaren op.
Catgories1 | nee, nooit (%) | ja, een enkele keer (%) | ja, vaak (%) | ja, zeer vaak (%) |
---|---|---|---|---|
2018 | 81,3 | 16,5 | 1,8 | 0,4 |
2019 | 76,4 | 21 | 2,2 | 0,3 |
2020 | 82,4 | 15,5 | 1,7 | 0,3 |
2021 | 81,6 | 16 | 1,9 | 0,4 |
2022 | 91,7 | 6,7 | 1,2 | 0,4 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
Catgories1 | nee, nooit (%) | ja, een enkele keer (%) | ja, vaak (%) | ja, zeer vaak (%) |
---|---|---|---|---|
2018 | 89,3 | 9,1 | 1,2 | 0,4 |
2019 | 86,8 | 11,6 | 1,3 | 0,3 |
2020 | 91,6 | 7,3 | 0,9 | 0,3 |
2021 | 91,2 | 7,6 | 0,9 | 0,3 |
2022 | 97,1 | 2,2 | 0,5 | 0,2 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
8.2 Contexteffecten
Het antwoord dat respondenten geven op een vraag kan beïnvloed worden door de context waarin vragen gesteld worden. In algemene zin bestaat die context uit het onderwerp van de enquête, in smallere zin over de onderwerpen die al aan bod zijn geweest en in nog smallere zin over de direct voorafgaande vragen. Tabel A.1 in bijlage A geeft een overzicht van contextwijzigingen in de NEA 2022 in die laatste zin. Vergelijking van de vragenlijstdocumentatie van de NEA 2022 en eerdere jaren geeft een indruk van de contextwijzigingen in de bredere zin.
Het split-half ontwerp brengt bovendien met zich mee dat er contextverschillen zijn tussen de twee clusters. Bepaalde sets vragen zijn alleen aan de ene helft van de respondenten gesteld, en andere sets alleen aan de andere helft. Ook zijn er vragen aan beide helften gesteld. Bij deze vragen komen respondenten via deels verschillende routes. De context waarin vragen gesteld worden, verschilt dus iets tussen de twee clusters. Dat roept de vraag op in hoeverre er verschillen optreden in de cijfers van beide clusters als een gevolg van de iets andere context waarin respondenten de vragen hebben beantwoord.
In tabellen 8.2.1 en 8.2.2 zijn enkele kernindicatoren opgenomen die bij de hele steekproef zijn uitgevraagd, met de uitkomsten uitgesplitst naar cluster. Uit tabel 8.2.1 blijkt dat de verschillen tussen de clusters voor een aantal indicatoren een paar tienden betreffen. Bij het individueel ziekteverzuimpercentage, regelmatig veel kracht moeten zetten en regelmatig zelf kunnen beslissen hoe het werk uit te voeren is het verschil tussen de clusters wat groter.
Cluster 1 | Cluster 2 | |
---|---|---|
Arbeidsongeval met minimaal 1 dag verzuim | 1,3 | 1,3 |
Arbeidsongeval met minimaal 4 dagen verzuim | 1,0 | 0,9 |
Ziekteverzuimpercentage | 5,4 | 5,1 |
Goed of zeer goed ervaren gezondheid | 79,3 | 79,5 |
Vaak of altijd erg snel werken | 31,2 | 31,4 |
Regelmatig veel kracht zetten | 19,9 | 20,3 |
Regelmatig zelf beslissen | 62,0 | 62,5 |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
Bij de twee indicatoren voor de werk-privé disbalans ligt het verschil tussen cluster 1 en cluster 2 op zo’n 0,5 procentpunt (tabel 8.2.2). Cluster 2 zegt wat vaker gezinsactiviteiten te verwaarlozen door het werk, cluster 1 verwaarloost juist vaker werk door gezinsactiviteiten.
Cluster 1 | Cluster 2 | |
---|---|---|
Verwaarloost weleens gezinsactiviteiten door werk | 39,4 | 39,8 |
Verwaarloost weleens werk door gezinsactiviteiten | 25,3 | 24,8 |
Psychisch vermoeid door werk (burn-outklachten) | 20,1 | 20,0 |
Tevreden met arbeidsomstandigheden | 77,2 | 74,6 |
Tevreden met het werk | 79,1 | 76,6 |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
Voor de tevredenheid met de arbeidsomstandigheden en het werk zijn de verschillen tussen de clusters groter dan bij de overige beschreven kernindicatoren. Cluster 1 is duidelijker positiever dan cluster 2, waarbij het verschil bij beide indicatoren zo’n 2,5 procentpunt bedraagt. De direct voorafgaande vragen zijn voor beide clusters gelijk, maar een contexteffect lijkt eigenlijk de enig mogelijke verklaring voor dit verschil. De aanloop naar de tevredenheidsvragen is wat anders voor beide clusters. Cluster 2 krijgt een blok met vragen te zien over opleiding en ontwikkeling, inclusief enkele vragen in het blok over hun loopbaan, die cluster 1 niet hoeft in te vullen. Cluster 1 krijgt in plaats daarvan een aantal extra vragen in het blok functioneren en inzetbaarheid. Verder naar voren in de vragenlijst zijn er nog meer routingverschillen tussen de twee clusters.
8.3 Oud vs. nieuw weegmodel
In tabel 8.3.1 en 8.3.2 zijn een aantal kernindicatoren opgenomen, gewogen volgens het oude en nieuwe weegmodel. Op die manier wordt inzicht geboden in het effect van de wijziging in het weegmodel.
oude weging | nieuwe weging | |
---|---|---|
Arbeidsongeval met minimaal 1 dag verzuim | 1,3 | 1,3 |
Arbeidsongeval met minimaal 4 dagen verzuim | 1,0 | 1,0 |
Ziekteverzuimpercentage | 5,2 | 5,2 |
Goed of zeer goed ervaren gezondheid | 79,6 | 79,4 |
Vaak of altijd erg snel werken | 31,6 | 31,3 |
Regelmatig veel kracht zetten | 19,8 | 20,1 |
Regelmatig zelf beslissen | 62,7 | 62,3 |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
Over het algemeen zijn de verschillen tussen de oude en de nieuwe weging beperkt. Zo zijn er een aantal indicatoren waarvoor het cijfer afgerond op 1 decimaal gelijk blijft. Bij het aandeel werknemers dat vaak of altijd erg snel moet werken, regelmatig veel kracht moet zetten, regelmatig zelf kan beslissen hoe het werk uit te voeren en weleens gezinsactiviteiten verwaarloost door het werk is dat verschil een of enkele tienden van procentpunten.
oude weging | nieuwe weging | |
---|---|---|
Verwaarloost weleens gezinsactiviteiten door werk | 40,0 | 39,6 |
Verwaarloost weleens werk door gezinsactiviteiten | 25,3 | 25,1 |
Vaak of altijd emotioneel veeleisend werk | 8,5 | 8,4 |
Psychisch vermoeid door werk (burn-outklachten) | 20,0 | 20,0 |
Weleens lichamelijk geweld door klanten | 2,6 | 2,6 |
Welens intimidatie door klanten | 8,3 | 8,3 |
Tevreden met arbeidsomstandigheden | 76,0 | 75,9 |
Tevreden met het werk | 78,0 | 77,9 |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
8.4 Item non-respons blok Arbeidsvoorwaarden
De vragen over de tevredenheid met arbeidsvoorwaarden en het belang hiervan kunnen vanaf 2022 niet meer leeg overgeslagen worden. In plaats daarvan wordt de antwoordmogelijkheid ‘geen antwoord’ aangeboden.
In 2022 ligt de item non-respons flink hoger dan voorheen. Zie tabel 8.4.1 en 8.4.2.
2021 | 2022 | |
---|---|---|
Interessant werk | 0,2 | 2,4 |
Mogelijkheid om te leren | 0,9 | 6,0 |
Goede leidinggevenden | 0,7 | 4,8 |
Goed salaris | 0,4 | 2,4 |
Goede werkzekerheid | 0,5 | 2,7 |
Mogelijkheid om in deeltijd te werken | 1,4 | 16,3 |
Mogelijkheid om zelf uw werktijden te bepalen | 1,4 | 15,2 |
Mogelijkheid om thuis te werken | 4,6 | 33,7 |
Reistijd/afstand naar het werk | 0,8 | 3,8 |
Uw dienstverband/contractvorm (vast, tijdelijk, uitzendkracht, e.d.) | 0,9 | 3,9 |
Vertegenwoordiging van uw belangen door vakbonden | 5,0 | 45,3 |
De cao voor uw bedrijf | 2,9 | 23,0 |
Vertegenwoordiging van uw belangen door personeelsvertegenwoordiging | 4,4 | 36,5 |
Uw pensioenregeling | 2,0 | 20,7 |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
2021 | 2022 | |
---|---|---|
Interessant werk | 0,4 | 1,7 |
Mogelijkheid om te leren | 0,7 | 3,3 |
Goede leidinggevenden | 0,8 | 2,3 |
Goed salaris | 0,5 | 1,3 |
Goede werkzekerheid | 0,7 | 1,6 |
Mogelijkheid om in deeltijd te werken | 1,0 | 7,3 |
Mogelijkheid om zelf uw werktijden te bepalen | 1,1 | 7,7 |
Mogelijkheid om thuis te werken | 2,1 | 14,7 |
Reistijd/afstand naar het werk | 0,8 | 3,2 |
Een vast contract | 0,8 | 2,7 |
Het bestaan van vakbonden | 1,7 | 16,2 |
Het bestaan van cao's | 1,4 | 9,1 |
Het bestaan van personeelsvertegenwoordigingen | 1,8 | 14,8 |
Het bestaan van pensioenregeling | 1,0 | 5,1 |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
De item non-respons is selectief. De item non-respons op de tevredenheid met thuiswerkmogelijkheden is bijvoorbeeld hoger onder respondenten die niet thuis werken dan onder respondenten die wel thuis werken, zie tabel 8.4.3. Bijna 6 van de 10 respondenten die niet thuiswerken geeft in 2022 geen antwoord op de vraag hoe tevreden zij zijn met de thuiswerkmogelijkheden. Een kwart beantwoordt de vraag niet hoe belangrijk zij thuiswerkmogelijkheden vinden.
Tevredenheid | Belang | |
---|---|---|
Werknemers die ook ook of doorgaans thuiswerken | 7,6 | 3,6 |
Werknemers die niet thuiswerken | 57,7 | 24,6 |
Bron: NEA (CBS/TNO). |
De item non-respons op de items over deeltijdwerken, zelf werktijden bepalen, vakbonden en personeelsvertegenwoordiging hangt samen met respectievelijk wel/niet deeltijdwerken, wel/niet zelf werktijden bepalen, vakbondslidmaatschap en de aanwezigheid van een personeelsvertegenwoordiging in het bedrijf.