2. Definitie en beleidsambities
De Europese Commissie (2023) identificeert meer dan dertig materialen als zijnde kritieke materialen met als onderliggende criteria dat het voor elk materiaal gaat om een significante economische waarde en een potentieel leveringsrisico. Elke drie jaar wordt de lijst geactualiseerd. We gaan in deze publicatie uit van de meest recente actualisatie (maart 2023). Daarnaast zijn er ook strategische materialen: zij worden beschouwd als cruciaal voor technologieën die belangrijk zijn voor de energie en digitale ambities van Europa, maar ook voor defensie- en ruimtevaarttoepassingen.
Twee materialen zijn niet kritiek, maar wel strategisch van aard: koper en nikkel. De totale lijst bestaat uit 34 kritieke en/of strategische materialen3) en deze worden allen beschreven in deze publicatie. Tussen 2012 en 2018 is de onzekerheid van levering (de zogenaamde kritikaliteit)4) van germanium, aluminiumoxide, beryllium, magnesium en gallium het meest gestegen (Bastein et al., 2021).
In de EU zijn in 2023 duidelijke normen vastgesteld (en verder aangescherpt (Europese Raad, 2023)) om de hele strategische toeleveringsketen voor grondstoffen voor de EU uiterlijk in 2030 als volgt te diversifiëren:
- Ten minste 10 procent van het jaarlijkse verbruik van de EU komt uit eigen bodem;
- Ten minste 20 procent van het jaarlijkse verbruik van de EU komt uit recycling/hergebruik;
- Ten minste 50 procent van de verwerking vindt in de EU plaats;
- Niet meer dan 65 procent van het jaarlijkse verbruik van elke strategische grondstof in de EU in elk relevant stadium van verwerking mag afkomstig zijn uit een derde land.
In Nederland zijn de ambities geformuleerd in een nationale grondstoffenstrategie. Deze zet in op verschillende handelingsperspectieven waarbij leveringszekerheid en duurzaamheid telkens terugkomen. In de eerste plaats gaat het om circulariteit en innovatie. Door zo efficiënt mogelijk om te gaan met de beschikbare kritieke grondstoffen, vergroten we enerzijds de leveringszekerheid en tegelijkertijd verminderen we de voetafdruk van grondstoffen op onze planeet. Dit kan door (in volgorde van voorkeur) het afzien van producten, producten langer en intensiever gebruiken, hergebruik en reparatie van producten en onderdelen, en het verwerken/ hergebruiken van materialen (recycling) (PBL, 2023). Het produceren van gerecycled staal vergt bijvoorbeeld 72 procent minder energie dan de productie van primair staal (Rijksoverheid, 2022). Er liggen verder grote innovatieve kansen bij het zó ontwerpen van bijvoorbeeld windturbines en zonnepanelen dat kritieke materialen hergebruikt kunnen worden.
Nederland en Europa kunnen de leveringszekerheid van kritieke materialen ook verhogen door ze uit eigen bodem te halen (in plaats van ze te importeren uit andere landen) en/of raffinage- en verwerkingscapaciteit op te schalen (in plaats van ze te laten verwerken buiten Europa). Daarbij zal er automatisch worden geprofiteerd van de hoge duurzame standaarden die in de EU gangbaar zijn (in vergelijking met landen buiten de EU) (Rijksoverheid, 2022). De leveringszekerheid staat onder andere onder druk, omdat het beschikbare aanbod van materialen de vraag (onder andere vanwege de energietransitie) niet kan bijbenen, niet omdat er niet genoeg in de bodem zit. Om de snel toenemende vragen bij te houden zal het mijnen van bepaalde materialen met een factor 20 tot 50 moeten toenemen richting 2050 (Leiden-Delft-Erasmus, 2022).
Een derde strategie, naast meer circulariteit en een hogere mate van zelfvoorziening, is diversificatie. Daarbij valt te denken aan het minder afhankelijk zijn van een land als China door het aangaan van grondstofpartnerschappen met andere, bijvoorbeeld Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen. Zo is er de Afrikastrategie 2023-2032, waarbij er onder andere wordt gekeken naar de productieketens van kritieke materialen zoals kobalt. Veel van deze materialen worden gewonnen in Afrika, naar andere landen verstuurd voor verwerking en komen dan pas in de EU terecht. Zowel de EU als Afrika hebben baat bij andere routes of directe verwerking in Afrika (Rijksoverheid, 2023a). Via handelsakkoorden kunnen handelsbeperkende maatregelen (zoals heffingen of quota’s) verminderd of vermeden worden. Diepzeemijnbouw kan zorgen voor verdere diversificatie, waarbij het bovendien vaak gaat om wateren buiten de rechtsmacht van specifieke landen. Hier komt wel duurzaamheid weer om de hoek kijken, omdat diepzeemijnbouw negatieve effecten heeft op het maritieme milieu (Rijksoverheid, 2022).
Duurzaamheid is in zowel nationaal als internationaal beleid een steeds terugkerend aandachtspunt. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de manier waarop grondstoffen gewonnen en verwerkt worden. Ontbossing, te veel watergebruik, te veel broeikasgassen, biodiversiteitsverlies en slechte arbeidsomstandigheden zijn daarbij zaken die zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Hier is een link met de Europese Green Deal, met het VN-duurzaamheidsdoel ‘verantwoorde consumptie en productie’ (CBS, 2023c), met het EU-actieplan voor kritieke grondstoffen en met diverse initiatieven op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De Europese Raad heeft de EU-ambities in juni 2023 aangescherpt met meer aandacht voor het hergebruik van producten met een hoog potentieel voor grondstofterugwinning, voor terugwinning van secundaire kritieke grondstoffen uit afval en voor terugwinning van magneten uit producten (Europese Raad, 2023). Nederland investeert momenteel in innovatieve, duurzame oplossingen via het Nationaal Groeifonds zoals circulaire zonnepanelen en circulaire batterijen (Rijksoverheid, 2023b).
Nederland heeft de ambitie om in 2050 volledig circulair te handelen en daarmee het eigen gebruik van nieuwe materialen sterk terug te dringen. De uitdagingen zijn groot, omdat consumenten goedkope producten vragen en tegelijk ook steeds hogere ethische standaarden hebben als het gaat om duurzame productie. Een andere uitdaging is dat de EU relatief laat is gestart met een ambitieus grondstoffenbeleid, maar in dat beleid wel grote ambities op korte termijn heeft. Tegelijk is er de realiteit dat niemand in Europa graag een grondstoffenmijn in zijn of haar achtertuin heeft (Leiden-Delft-Erasmus, 2022). Daar komt bij dat, vanwege een koppeling met de groei van de wereldeconomie, de vraag naar materialen steeds groter zal zijn. Voor alle materialen (ook niet-kritieke materialen) gaat het naar schatting om meer dan een verdubbeling van het materiaalgebruik tussen 2011 en 2060. In dezelfde periode zal het wereldwijde bbp ongeveer verviervoudigen (OESO, 2019). Ten slotte is het lastig te voorspellen welke materialen over 20 of 30 jaar nodig en het meest belangrijk zijn voor onze digitale en energietransitie.
3) Recent is aluminium nog toegevoegd aan deze lijst (Europese Raad, 2023), maar dat is niet meer verwerkt in onze analyses. Bauxiet en aluminium zijn echter sterk aan elkaar gelinkt en daarom zit aluminium uiteindelijk toch in diverse analyses (bij indirecte afhankelijkheden van bauxiet en bij producten met bauxiet/aluminium). Lichte en zware zeldzame aardmetalen worden in deze publicatie als één groep gerekend. Aluminium is ook geanalyseerd in eerdere publicaties (Bohn, et al., 2022; Bohn, et al., 2023).
4) TNO heeft een geavanceerde analyse voor het meten van kritikaliteit waarbij de uitgangspunten zijn dat de leveringszekerheid van materialen relatief laag is indien (1) winning van grondstoffen in een beperkt aantal landen plaatsvindt, (2) de winning plaatsvindt in landen met een bedenkelijke reputatie, (3) bronlanden bereid zijn handelsbeperkingen op te leggen en (4) de mate van recycling achterblijft (Bastein et al., 2021).