8. Inkomen en vermogen
Kunstenaars hadden in doorsnee een persoonlijk bruto-inkomen dat lager is dan dat van andere werkenden met creatief beroep, die op hun beurt een doorsnee inkomen hadden dat vrijwel gelijk was aan dat van de werkzame beroepsbevolking als geheel. De inkomenspositie van beide groepen week aanzienlijk minder af, als rekening wordt gehouden met de huishoudenssamenstelling en de inkomsten van andere leden van het huishouden. In het afgelopen decennium is het persoonlijk bruto-inkomen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep meer toegenomen dan dat van werkenden in het algemeen, maar afgemeten aan het huishoudensinkomen was hun relatieve inkomenspositie niet of nauwelijks veranderd. Het mediane vermogen van kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep was iets lager dan het doorsnee vermogen van alle werkenden, hoewel ook hun vermogens na de vorige economische crisis flink zijn gegroeid. Een klein deel had niet alleen inkomsten uit betaald werk, maar ontving daarnaast ook een uitkering. Kunstenaars en anderen met een creatief beroep die werken als zelfstandig ondernemer, hadden relatief vaak geen voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid of pensioen.
In dit hoofdstuk staat de inkomens- en vermogenspositie van kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep centraal. Ook wordt kort ingegaan op werken met een uitkering. Tot slot worden cijfers gepresenteerd over de voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen van kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep die een eigen bedrijf of praktijk hebben (zelfstandig ondernemers).
8.1 Persoonlijk bruto-inkomen
Kunstenaars hadden in 2017/2019 in doorsnee een persoonlijk brutojaarinkomen van 32 duizend euro, 9 duizend euro minder dan de werkzame beroepsbevolking als geheel. Het doorsnee (of mediane) inkomen is het middelste inkomen als alle inkomens van laag naar hoog worden gerangschikt. Dat betekent dat de helft van alle kunstenaars een inkomen had van 32 duizend euro of lager en de andere helft een hoger inkomen. Van de kunstenaars verdienden degenen met een ontwerpend beroep in doorsnee het meest (38 duizend euro) en degenen met een beeldend beroep het minst (14 duizend euro).
Met 40 duizend euro per jaar was het mediane inkomen van werkenden met een overig creatief beroep vrijwel gelijk aan dat van de werkzame beroepsbevolking. Werkenden op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) hebben met 62 duizend euro doorgaans een relatief hoog inkomen. Met 50 duizend euro verdienden de werkenden met een overig creatief beroep op het hoogste niveau minder, maar wel aanzienlijk meer dan werkenden met een creatief beroep op een lager beroepsniveau (29 duizend euro).
Om de reële ontwikkeling van het mediane inkomen in beeld te brengen is met behulp van de consumentenprijsindex (CPI) gecorrigeerd voor prijsstijgingen in de periode 2010-2019 en zijn de inkomens voor alle verslagperioden uitgedrukt in prijzen van 2019. Het doorsnee inkomen van werkenden bleef in deze periode vrij stabiel. Bij kunstenaars, en in mindere mate ook bij werkenden met een overig creatief beroep op lagere beroepsniveaus, bewoog het inkomen mee met de conjunctuur: een daling tussen 2010/2012 en 2013/2015, gevolgd door een stijging in de periode tot en met 2017/2019. Bij werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau nam het inkomen sinds 2010/2012 relatief sterk toe.
categorie | 2017/2019 (x 1 000 euro) | 2013/2015 (x 1 000 euro) | 2010/2012 (x 1 000 euro) |
---|---|---|---|
Totaal kunstenaars | 32 | 28 | 30 |
Beeldende beroepen | 14 | 13 | 13 |
Uitvoerende beroepen | 29 | 25 | 28 |
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen | 32 | 27 | 29 |
Ontwerpende beroepen | 38 | 36 | 39 |
Totaal anderen met een creatief beroep | 40 | 39 | 38 |
Niveau 1,2,3 | 29 | 27 | 28 |
Niveau 4 | 50 | 49 | 46 |
Totaal werkenden | 41 | 40 | 40 |
Beroepsniveau 4 | 62 | 62 | 63 |
Bron: EBB |
Kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 en 3 hebben naar verhouding een laag inkomen. Zo had 50 procent van hen in 2017/2019 een persoonlijk brutojaarinkomen van minder dan 30 duizend euro. Bij kunstenaars was dat iets minder dan de helft (44 procent), van alle werkenden verdiende 33 procent minder dan 30 duizend euro. Daarentegen hebben relatief weinig werkenden op het hoogste beroepsniveau een inkomen tot 30 duizend euro. Van alle werkenden op dat niveau gold het voor 14 procent; van de werkenden met een creatief beroep voor 26 procent.
Aan de andere kant van de inkomensverdeling komen hoge inkomens relatief weinig voor bij kunstenaars en bij personen met een overig creatief beroep die niet op het hoogste beroepsniveau werken. Van alle kunstenaars in 2017/2019 had 27 procent een inkomen van 50 duizend euro of meer, van de werkenden met een creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 of 3 was dat 18 procent. Daarentegen verdiende ruim een derde (36 procent) van alle werkenden 50 duizend euro of meer, op het hoogste beroepsniveau was dat 61 procent. Ook van werkenden met een creatief beroep op dat niveau had een relatief groot deel (47 procent) een dergelijk inkomen. Deze verdeling is vergelijkbaar met die in de perioden 2010/2012 en 2013/2015.
categorie | Minder dan 2 000 euro (%) | 2 000 tot 10 000 euro (%) | 10 000 tot 20 000 euro (%) | 20 000 tot 30 000 euro (%) | 30 000 tot 40 000 euro (%) | 40 000 tot 50 000 euro (%) | 50 000 tot 60 000 euro (%) | 60 000 euro en meer (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 6 | 10 | 15 | 13 | 12 | 10 | 7 | 20 |
Anderen met een creatief beroep | 4 | 7 | 11 | 12 | 13 | 11 | 10 | 26 |
Anderen met een creatief beroep - niveau 4 | 3 | 5 | 9 | 9 | 11 | 11 | 11 | 36 |
Anderen met een creatief beroep - niveau 1, 2, 3 | 6 | 11 | 16 | 17 | 16 | 13 | 9 | 9 |
Werkenden - niveau 4 | 2 | 3 | 4 | 5 | 8 | 11 | 12 | 49 |
Totaal werkenden | 3 | 8 | 10 | 12 | 13 | 12 | 10 | 26 |
Bron: EBB |
8.2 Besteedbaar huishoudensinkomen
Om de materiële welvaartspositie van kunstenaars en overige werkenden met een creatief beroep in kaart te brengen, volstaat het niet om enkel het persoonlijk bruto-inkomen in beschouwing te nemen. Ook de omvang en samenstelling van het huishouden waartoe zij behoren zijn van belang, evenals de inkomsten van andere leden van het huishouden. Zo werd in paragraaf 3.4 geconstateerd dat kunstenaars, en in mindere mate ook werkenden met een overig creatief beroep, relatief vaak een eenpersoonshuishouden vormen of lid zijn van een paar zonder kinderen. Om het inkomen van hun huishouden te kunnen vergelijken met dat van andere werkenden is hiervoor gecorrigeerd door het inkomen te standaardiseren (zie kader).
De inkomenspositie van kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep week aanzienlijk minder af van die van de werkzame beroepsbevolking als geheel, als rekening wordt gehouden met de huishoudenssamenstelling en de inkomsten van andere leden van het huishouden. In 2017/2019 bedroeg het mediane gestandaardiseerde besteedbare huishoudensinkomen van kunstenaars 32 duizend euro. Dat was iets minder dan de 33 duizend euro van de werkzame beroepsbevolking als geheel, en de 34 duizend euro die werkenden in een overig creatief beroep in doorsnee ontvingen. Werkenden met beroepsniveau 4 hadden een relatief hoog inkomen: 38 duizend euro. Degenen onder hen met een creatief beroep ontvingen 36 duizend euro, 6 duizend euro meer dan degenen met een creatief beroep op niveau 1, 2 of 3. Met 30 duizend euro hadden die laatsten op hun beurt een huishoudensinkomen dat 6 duizend euro hoger was dan dat van kunstenaars met een beeldend beroep.
In de periode 2010-2019 nam het doorsnee huishoudensinkomen van kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep toe met ongeveer 5 duizend euro. Dat was vergelijkbaar met de toename van het inkomen van alle werkenden. Afgemeten aan het huishoudensinkomen is de relatieve inkomenspositie van beide groepen daarmee niet of nauwelijks veranderd ten opzichte van de werkzame beroepsbevolking. Onder kunstenaars was de toename bij de beeldende beroepen minder sterk, bij de uitvoerende en ontwerpende beroepen juist wat sterker dan gemiddeld.
categorie | 2017/2019 (x 1 000 euro) | 2013/2015 (x 1 000 euro) | 2010/2012 (x 1 000 euro) |
---|---|---|---|
Totaal kunstenaars | 32 | 29 | 27 |
Beeldende beroepen | 24 | 25 | 21 |
Uitvoerende beroepen | 32 | 27 | 26 |
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen | 33 | 30 | 28 |
Ontwerpende beroepen | 33 | 31 | 27 |
Totaal anderen met een creatief beroep | 34 | 31 | 29 |
Niveau 1,2,3 | 30 | 27 | 25 |
Niveau 4 | 36 | 34 | 31 |
Totaal werkenden | 33 | 31 | 28 |
Beroepsniveau 4 | 38 | 36 | 33 |
Bron: EBB |
Van alle kunstenaars in 2017/2019 leefde 18 procent in een huishouden met een gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen van minder dan 20 duizend euro per jaar. Zij hadden een inkomenspositie rond het beleidsmatig minimum, dat in 2019 ruim 12 duizend euro per jaar bedroeg voor een alleenstaande vanaf 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Van alle werkenden had 11 procent een huishoudensinkomen tot 20 duizend euro. Ook werkenden met een overig creatief beroep op beroepsniveau 1, 2 en 3 hadden relatief vaak een dergelijk laag inkomen: 17 procent. Van degenen op het hoogste beroepsniveau was dat 10 procent, twee keer zo veel als van alle werkenden op dat niveau.
11 procent van de kunstenaars had een hoog huishoudensinkomen; 50 duizend euro of meer per jaar. Dat was net iets minder dan bij de werkzame beroepsbevolking als geheel (12 procent), maar wel aanzienlijk minder dan op het hoogste beroepsniveau (21 procent). Werkenden met een overig creatief beroep op het hoogste niveau hadden minder vaak (17 procent) een inkomen van 50 duizend euro of meer. Hoge huishoudensinkomens komen het minst voor bij werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3 (8 procent).
categorie | Minder dan 2 000 euro (%) | 2 000 tot 10 000 euro (%) | 10 000 tot 20 000 euro (%) | 20 000 tot 30 000 euro (%) | 30 000 tot 40 000 euro (%) | 40 000 tot 50 000 euro (%) | 50 000 tot 60 000 euro (%) | 60 000 euro en meer (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 1 | 4 | 13 | 24 | 25 | 15 | 6 | 5 |
Anderen met een creatief beroep | 1 | 2 | 10 | 23 | 28 | 17 | 7 | 6 |
Anderen met een creatief beroep - niveau 4 | 1 | 2 | 7 | 19 | 28 | 20 | 9 | 8 |
Anderen met een creatief beroep - niveau 1, 2, 3 | 1 | 2 | 14 | 31 | 29 | 11 | 4 | 4 |
Werkenden - niveau 4 | 0 | 1 | 4 | 16 | 29 | 22 | 10 | 11 |
Totaal werkenden | 0 | 2 | 9 | 26 | 30 | 16 | 6 | 6 |
Bron: EBB |
8.3 Vermogenspositie
De materiële welvaart van kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep hangt niet alleen samen met de hoogte van het huishoudensinkomen, maar ook met hun vermogenspositie. Het vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.
Met respectievelijk 66 duizend en 63 duizend euro in 2017/2019 was het mediane vermogen van kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep iets lager dan het doorsnee vermogen van alle werkenden. Vergeleken met de vermogenspositie van werkenden op het hoogste beroepsniveau, in doorsnee 94 duizend euro, was hun vermogen echter relatief laag. Het mediane vermogen van kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep nam af tussen 2010/2012 en 2013/2015, gedurende de vorige economische crisis, om vervolgens weer te groeien. De toename tussen 2013/2015 en 2017/2019 heeft vooral te maken met de waardestijging van eigen woningen.
categorie | 2017/2019 (x 1 000 euro) | 2013/2015 (x 1 000 euro) | 2010/2012 (x 1 000 euro) |
---|---|---|---|
Totaal kunstenaars | 66 | 22 | 41 |
Beeldende beroepen | 48 | 71 | 74 |
Uitvoerende beroepen | 45 | 18 | 28 |
Schrijvers en overige kunstenaarsberoepen | 104 | 34 | 56 |
Ontwerpende beroepen | 70 | 17 | 38 |
Totaal anderen met een creatief beroep | 63 | 24 | 53 |
Niveau 1,2,3 | 57 | 26 | 55 |
Niveau 4 | 67 | 23 | 52 |
Totaal werkenden | 67 | 27 | 55 |
Beroepsniveau 4 | 94 | 39 | 74 |
Bron: EBB |
Binnen beroepsgroepen zijn er aanzienlijke verschillen in de vermogenspositie. Zo had 20 procent van alle kunstenaars en werkenden met een creatief beroep op het hoogste beroepsniveau een negatief vermogen; hun schulden waren groter dan hun bezittingen. Dat was iets meer dan bij de werkzame beroepsbevolking als geheel. Werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3 hadden daarentegen iets minder vaak een negatief vermogen. Zij hadden wel wat vaker een klein vermogen (tot 20 duizend euro) dan kunstenaars en werkenden met een creatief beroep op het hoogste niveau.
Van alle kunstenaars en werkenden met een creatief beroep op niveau 4 had 27 procent een vermogen van 200 duizend euro of meer. Dat was iets meer dan in de werkzame beroepsbevolking als geheel, maar minder dan werkenden op het hoogste beroepsniveau. Ook werkenden met een creatief beroep op niveau 1, 2 en 3 hebben minder vaak een groot vermogen (24 procent).
categorie | Negatief vermogen (%) | 0 tot 20 000 euro (%) | 20 000 tot 200 000 euro (%) | 200 000 euro en meer (%) |
---|---|---|---|---|
Kunstenaars | 20 | 14 | 33 | 27 |
Anderen met een creatief beroep | 19 | 14 | 35 | 26 |
Anderen met een creatief beroep - niveau 4 | 20 | 13 | 35 | 27 |
Anderen met een creatief beroep - niveau 1, 2, 3 | 17 | 17 | 36 | 24 |
Werkenden - niveau 4 | 17 | 11 | 37 | 30 |
Totaal werkenden | 18 | 15 | 36 | 26 |
Bron: EBB |
8.4 Werken met een uitkering
Het persoonlijk bruto-inkomen bestaat niet alleen uit inkomen uit arbeid of eigen onderneming, maar ook uit een eventuele uitkering inkomensverzekeringen of sociale voorzieningen (behalve kinderbijslag en kindgebonden budget). De doelpopulatie van deze monitor betreft personen die betaald werk verrichten als kunstenaar of in een overig creatief beroep. Zij hebben inkomen uit arbeid of onderneming. Sommigen van hen ontvingen daarnaast inkomen uit een uitkering. Op basis van de gegevens die voor deze monitor zijn verzameld, kan echter niet worden bepaald hoeveel niet-werkende kunstenaars en niet-werkenden met een overig creatief beroep een uitkering ontvingen4).
Een klein deel van de kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep ontving naast de inkomsten uit betaald werk een uitkering. In 2017/2019 ontving 2 procent van hen een WW-uitkering, eveneens 2 procent een arbeidsongeschiktheidsuitkering en 1 procent ontving bijstand. Onder kunstenaars hebben degenen met een beeldend beroep relatief vaak een bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Vergeleken met werkenden op het hoogste beroepsniveau kwam een uitkering naast het werk iets vaker voor bij kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep.
8.5 Zelfstandig ondernemers: voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen
Bij werknemers worden arbeidsongeschiktheids- en pensioenpremies ingehouden, maar zelfstandigen moeten zelf voorzieningen treffen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen. In 2017/2019 betaalde 19 procent van alle zelfstandigen in de werkzame beroepsbevolking een premie voor een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dat is ruim twee keer zo veel als kunstenaars en werkenden met een overig creatief beroep. Zelfstandigen met een creatief beroep betalen ook minder vaak dan gemiddeld premies voor een lijfrente, vooral als zij niet op het hoogste beroepsniveau werkzaam zijn.
Van de zelfstandig ondernemers die geen verzekering hebben tegen arbeidsongeschiktheid, gaf in 2019 bijna de helft van de kunstenaars en de andere creatieve beroepen aan dat de baten hiervan niet opwegen tegen de kosten, en eveneens bijna de helft kon het naar eigen zeggen niet betalen. In vergelijking met alle zelfstandig ondernemers was met name de groep die aangaf het niet te kunnen betalen onder kunstenaars en overige creatieve zelfstandig ondernemers relatief groot.
Zelfstandigen kunnen ook andere voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen treffen dan een particuliere inkomensverzekering, zoals spaargeld en beleggingen, de waarde van het eigen bedrijf, de eigen woning, of via huidige of vroegere werkzaamheden in loondienst. Zo gaf 34 procent van alle kunstenaars die in 2019 werkzaam waren als zelfstandig ondernemer aan spaargeld en beleggingen te hebben als voorziening voor als men arbeidsongeschikt zou worden. Van de zelfstandig ondernemers met een overig creatief beroep was dat 29 procent. Deze percentages zijn lager dan van de totale groep zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau, maar respectievelijk hoger en gelijk aan dat van alle ondernemers. Kunstenaars en andere creatieve beroepen met een eigen bedrijf of praktijk hadden wel vaker dan gemiddeld geen enkele voorziening voor arbeidsongeschiktheid getroffen.
antwoord | Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) |
---|---|---|---|---|
Arbeidsongeschiktheidsverzekering als zelfstandig ondernemer | 11 | 13 | 24 | 26 |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering via mijn werk in loondienst | 5 | 5 | 6 | 6 |
Een verzekering via het UWV | 2 | 1 | 2 | 2 |
Broodfonds | 6 | 5 | 5 | 4 |
Spaargeld / beleggingen | 34 | 29 | 37 | 29 |
De waarde van mijn bedrijf dekt het risico af | 2 | 2 | 4 | 7 |
De waarde van mijn eigen woning dekt het risico af | 9 | 7 | 10 | 9 |
Iets anders | 6 | 5 | 7 | 6 |
Ik heb geen voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid | 46 | 50 | 36 | 39 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk |
Zelfstandig ondernemers hebben vaker voorzieningen voor hun pensioen dan voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid. Ruim 40 procent van de kunstenaars en andere creatieve beroepen met een eigen bedrijf of praktijk had in 2019 een voorziening in de vorm van spaargeld of beleggingen. Een even groot deel had een pensioen opgebouwd via huidige of vroegere werkzaamheden in loondienst. Dat is minder dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers op het hoogste beroepsniveau. Ook hadden zij wat minder vaak een oudedagsreserve, lijfrente, bankspaarregeling of de waarde van de eigen woning als voorziening achter de hand. Van alle zelfstandig ondernemers die werkzaam zijn als kunstenaar of in een overig creatief beroep had 26 procent geen enkele voorziening voor het pensioen. Dat is meer dan in de totale groep zelfstandig ondernemers.
antwoord | Kunstenaars (%) | Anderen met een creatief beroep (%) | Zelfstandig ondernemers - beroepsniveau 4 (%) | Totaal zelfstandig ondernemers (%) |
---|---|---|---|---|
Een pensioenfonds via mijn werk in loondienst (nu of vroeger) | 41 | 41 | 50 | 41 |
Een pensioenfonds via mijn werk als zelfstandig ondernemer | 5 | 5 | 12 | 8 |
Een oudedagsreserve (FOR) / lijfrente / bankspaarregeling | 19 | 21 | 28 | 25 |
Spaargeld / beleggingen | 41 | 41 | 50 | 43 |
De waarde van mijn bedrijf is mijn pensioen | 7 | 9 | 11 | 22 |
De waarde van mijn eigen woning is mijn pensioen | 27 | 29 | 34 | 34 |
Iets anders | 7 | 6 | 8 | 7 |
Ik heb geen voorzieningen voor mijn pensioen | 26 | 26 | 16 | 17 |
Bron: ZEA (CBS/TNO) 1)Meerdere antwoorden mogelijk |
Als redenen voor het niet hebben van voorzieningen voor het pensioen zei in 2017/2019 zo’n 55 procent van de kunstenaars met een eigen bedrijf of praktijk en 59 procent van de overige zelfstandig ondernemers met een creatief beroep dat ze het niet konden betalen. Dat was iets hoger dan gemiddeld onder alle zelfstandig ondernemers (53 procent). Daarnaast gaf een aanzienlijke groep kunstenaars (34 procent) en andere creatieve beroepen (32 procent) aan er nog niet aan te zijn toegekomen. Respectievelijk 26 en 25 procent gaf als reden dat het pensioen nog ver weg is. Dat was wat vaker dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers.