Lonen en loonkosten, een overzicht van de verschillende CBS-cijfers

3. Statistieken over lonen en loonkosten

3.1 Brongegevens

In hoofdstuk 2 is ingegaan op de vraag wat loon is. Daarbij is in paragraaf 2.5 beschreven hoe bij de verschillende CBS-statistieken loon is gedefinieerd. Hoe het CBS deze lonen waarneemt en welke statistieken het CBS publiceert over lonen, volgt nu in hoofdstuk 3.

Het CBS publiceert uitkomsten over lonen en loonkosten op basis van gegevens uit verschillende bronnen:
A. informatie over alle loonbetalingen aan werknemers uit de Polisadministratie;
B. enquêtes bij bedrijven;
C. inkomensgegevens van de Belastingdienst;
D. informatie uit cao’s.

Elk van deze vier ‘bronnen’ leidt tot een statistiek met uitkomsten over lonen en loonkosten. Uit deze statistieken worden vaak ook weer andere publicaties afgeleid die soms onder een andere statistieknaam gepubliceerd worden. Daarnaast worden ook gegevens met elkaar gecombineerd om te komen tot betere of verrijkte uitkomsten.

In figuur 3.1.1 is weergegeven wat de belangrijkste gegevensbron is van de verschillende statistieken over lonen en loonkosten. Het schema laat zien hoe de informatiestromen lopen. In het hart van de figuur staat de oorsprong van alle gegevens: de bedrijven en de werknemers die daar in dienst zijn.

Stroomschema van de bronnen waarmee het CBS loon- en loonkostenstatistieken maakt. 

A. Polisadministratie

Bedrijven zijn verplicht om maandelijks of per vier weken digitaal gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst over de loonbetalingen aan hun werknemers. Deze loonaangifte bestaat uit een collectief deel en een nominatief deel. Het collectieve deel bevat de gesommeerde loonbedragen en blijft hier verder buiten beschouwing. Het nominatieve deel met de individuele inkomstenverhoudingen van werknemers en uitkeringsgerechtigden omvat een groot aantal gegevens, meer nog dan er in het algemeen op een loonstrookje vermeld staan. De Belastingdienst levert deze nominatieve gegevens door aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Bij het UWV wordt hiermee de zogenoemde Polisadministratie samengesteld. Aan de hand van de geregistreerde gegevens stelt het UWV onder meer vast of iemand aanspraak kan maken op een werknemersverzekering. Voor zover de informatie van belang is voor het samenstellen van statistieken wordt deze ook beschikbaar gesteld aan het CBS. Het CBS selecteert hieruit vervolgens de banen van werknemers en bewerkt de gegevens tot statistische uitkomsten over lonen en loonkostencomponenten per werknemersbaan (zie verder de bijlage). Ook dit bestand wordt aangeduid als Polisadministratie. Het omvat per individuele werknemersbaan circa 110 gegevens.

Op basis van de Polisadministratie publiceert het CBS op de eerste plaats de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL). Tussen de CBS-Polisadministratie en de SWL bestaat één verschil: in de gepubliceerde SWL-uitkomsten zijn de bedrijfstakken huishoudens (sbi T) en extraterritoriale organisaties (sbi U) buiten beschouwing gelaten.

Doordat bij het CBS de gepseudonimiseerde individuele baangegevens gekoppeld kunnen worden met persoonsgegevens uit andere microbestanden (bijvoorbeeld over het hoogst behaalde onderwijsniveau), kunnen gemakkelijk afgeleide statistieken worden samengesteld, zoals de Structure of earnings survey (SES) ten behoeve van Eurostat.

En omdat in de Polisadministratie niet alleen het brutoloon staat, maar ook de bedragen voor de verschillende werkgeverspremies, vormt dit bestand ook de basis voor de berekening van de loonkosten bij Arbeidsrekeningen en de arbeidskosten bij het Arbeidskostenonderzoek. In het bovenste deel van figuur 3.1.1 zijn ook de overige statistieken genoemd die de Polisadministratie als voornaamste bron hebben.

B. Enquêtes bij bedrijven

Een van de enquêtes die het CBS houdt bij bedrijven is de Productiestatistiek. Per bedrijf worden gedetailleerde gegevens gevraagd over de werkgelegenheid, de omzet, de bedrijfskosten en het bedrijfsresultaat. Daarbij wordt ook een aantal vragen gesteld over de personele kosten. De enquête wordt jaarlijks verstuurd naar alle bedrijven met 50 of meer werkzame personen. De kleinere bedrijven worden op steekproefbasis benaderd. De Productiestatistiek wordt niet in alle bedrijfstakken gehouden.

C. Inkomensgegevens

Bij de Belastingdienst komen de inkomensgegevens binnen van alle personen die belastingplichtig zijn in Nederland, waaronder de werknemers. De loongegevens verkrijgt de Belastingdienst via de Aangifte inkomstenbelasting en de loonbelastinggegevens. Op basis van de gegevens van de Belastingdienst publiceert het CBS de Inkomensstatistiek, die een beeld geeft van de samenstelling en verdeling van het inkomen van personen en huishoudens in Nederland. Daarbinnen worden ook gegevens over lonen gepubliceerd (zie staat 2.5.5). Daarnaast lijkt het persoonlijk primair inkomen van werknemers sterk op het bedrag aan loonkosten (zie ook onderdeel F van paragraaf 5.3).

D. Cao-gegevens

Voor ongeveer drie op de vier werknemers in Nederland zijn het loon en de andere arbeidsvoorwaarden vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s). Deze cao’s worden afgesloten voor een individueel bedrijf of een gehele bedrijfstak. Daarbij worden de werknemers vertegenwoordigd door de vakbonden, terwijl werkgeversorganisaties vaak namens de bedrijven onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden.

Bij het CBS worden de gegevens van circa 225 cao’s continu gevolgd, zodat op basis hiervan gepubliceerd kan worden over de contractuele loon- en arbeidsduurontwikkeling. Hiertoe behoren ook alle grote cao’s, zodat ongeveer 95 procent van alle werknemers met een cao direct in de uitkomsten is vertegenwoordigd.

3.2 Statistieken

In deze paragraaf worden de statistieken gepresenteerd waarmee gepubliceerd wordt over lonen of loonkosten. Een statistiek omvat een samenhangend geheel aan uitkomsten die vaak vanuit een bron worden geproduceerd. Het is geen harde definitie, soms wordt ook een deel uit een samenhangende set van afgeleide uitkomsten als afzonderlijke statistiek beschouwd.

Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL)

De SWL-uitkomsten betreffen alle banen van werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland. Banen van Nederlanders die in het buitenland werken vallen hier niet onder. Daarentegen tellen banen van personen die niet in Nederland wonen (maar hier wel werken) wél mee. Verder geldt dat alle banen van werknemers met een arbeidsduur van minstens één uur per week meetellen. Ook de banen van werknemers jonger dan 15 jaar of ouder dan 74 jaar tellen mee. Banen van zelfstandigen vallen buiten het onderzoek, dga’s worden wel meegerekend. De bedrijfstakken huishoudens en extraterritoriale organisaties worden niet meegenomen in de publicaties van de SWL.

Uit deze gegevens wordt ook de Statistiek minimumloners afgeleid, alsmede, in combinatie met andere gegevens, de Structure of earnings survey (SES, voorheen het Loonstructuuronderzoek) en het Arbeidskostenonderzoek.

Verder wordt met behulp van een aanvullende enquête de regionale verdeling van de banen van werknemers in december vastgesteld.
In de bijlage wordt uitgebreid ingegaan op de verwerking van de Polisadministratie tot de SWL.

Arbeidsrekeningen

De Arbeidsrekeningen maken deel uit van de Nationale rekeningen, de officiële boekhouding van de Nederlandse economie. Bij de Arbeidsrekeningen gaat het om de werkgelegenheid bij bedrijven, instellingen en particuliere huishoudens in Nederland. Alle betaalde arbeid telt hierbij mee, ongeacht leeftijd, woonland of het aantal uren dat iemand per week werkt. De werkgelegenheid wordt bij de Arbeidsrekeningen op verschillende manieren gekwantificeerd: het aantal werkzame personen, het aantal banen van werkzame personen en het arbeidsvolume op basis van het aantal gewerkte uren. Daarnaast wordt ook gepubliceerd over de beloning van werknemers.

De belangrijkste bronnen bij het samenstellen van de Arbeidsrekeningen zijn de banenbestanden op basis van de Polisadministratie, het bestand Satelliet zelfstandige ondernemers (SZO) en de informatie over zelfstandigen uit de Inkomensstatistiek.

Omdat niet alle brongegevens van de Arbeidsrekeningen en de Nationale rekeningen direct bij eerste publicatie beschikbaar zijn, wordt gewerkt met een cyclus van voorlopige, nader voorlopige en definitieve cijfers. Bij het samenstellen van de uitkomsten ligt de nadruk op het weergeven van de juiste ontwikkeling. Periodiek worden de Arbeidsrekeningen en de Nationale rekeningen gereviseerd (tegenwoordig om de vijf of zes jaar). Daarbij worden nieuwe bronnen, methoden en concepten doorgevoerd, zodat het beeld van de Nederlandse economie weer optimaal aansluit bij alle onderliggende statistieken, bronnen en internationale richtlijnen.

Op basis van de Arbeidsrekeningencijfers worden ook de Prijsindex arbeid en de Labour cost index (LCI) samengesteld (zie paragraaf 5.2 en 6.1).

Indexcijfers van cao-lonen

De statistiek Indexcijfers van cao-lonen publiceert elke maand cijfers over de contractuele loon- en arbeidsduurontwikkeling zoals deze geldt voor werknemers met een voltijdbaan die valt onder een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Daarnaast worden de contractuele loonkosten berekend. De indexcijfers contractuele loonkosten zijn gebaseerd op de cao-loonbedragen, vermeerderd met de wettelijke en contractuele werkgeverspremies voor pensioen, vut, werkloosheid, ziektekosten, arbeidsongeschiktheid en sociale fondsen.

Nederland telt ruim 800 cao’s. In de statistiek Indexcijfers van cao-lonen zijn circa 225 cao’s opgenomen. Hieronder bevinden zich in beginsel alle grotere cao’s (vanaf 2 500 werknemers) en een steekproef van kleinere cao’s. Ongeveer 95 procent van alle cao-werknemers is direct in de uitkomsten vertegenwoordigd.

De statistiek is uitgebreid beschreven in de Sociaal-economische maandstatistiek van juli 2003, pagina 30 e.v.. Daarnaast is er een toelichting beschikbaar op de berekeningswijze van de contractuele loonkosten. De overgang van de reeks 2000=100 naar 2010=100 staat beschreven in CBS vernieuwt statistiek cao-lonen.

Inkomensstatistiek

De Inkomensstatistiek geeft een beeld van de samenstelling en verdeling van het inkomen van personen en huishoudens in Nederland. De statistiek is voornamelijk gebaseerd op gegevens van de Belastingdienst. Voor werknemers komen de inkomensgegevens uit de Aangifte inkomstenbelasting en loonbelastinggegevens. De belangrijkste bronnen bij het samenstellen van cijfers over zelfstandigen zijn voor de zelfstandig ondernemers het bestand Satelliet zelfstandige ondernemers (SZO), waarin voor alle ondernemers gegevens over de winstaangiften zijn opgenomen. Voor dga’s zijn gegevens in de SZO afkomstig vanuit de Fiscale loonaangifte en voor meewerkende gezinsleden en overige zelfstandigen vanuit de Aangifte inkomstenbelasting.

De populatie bestaat uit alle personen in particuliere huishoudens met inkomen, op 1 januari van het verslagjaar. De aantallen personen waarover wordt gepubliceerd bij de Inkomensstatistiek komen overeen met de uitkomsten van de bevolkingsstatistieken per 1 januari, met uitzondering van de personen die wonen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (de institutionele bevolking) én de personen in huishoudens zonder waargenomen inkomensgegevens. Bij het publiceren van gemiddelde inkomens en dergelijke worden bovendien de personen zonder inkomen buiten beschouwing gelaten.

Informatie over de nieuwe opzet van de Inkomensstatistiek (revisiejaar 2015; nieuwe cijfers beschikbaar vanaf 2011) staat in de notitie Inkomensstatistiek: herziene cijfers.

Arbeidskostenonderzoek

In het Arbeidskostenonderzoek (AKO) worden de omvang en samenstelling van de arbeidskosten en de gewerkte uren van bedrijven en instellingen berekend. Voor dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van veel bronnen, met als belangrijkste de SWL, Statistiek Bedrijfsopleidingen, Ziekteverzuimstatistiek, jaarverslagen van pensioenfondsen en Nationale rekeningen.
Het AKO is een onderzoek dat eens in de vier jaar gehouden wordt vanwege een Europese verplichting.

Productiestatistiek

De Productiestatistieken (PS-en) geven een beeld van de werkgelegenheid in en het financiële reilen en zeilen van een bedrijfstak. Van de volgende bedrijfstakken worden PS-en samengesteld: landbouw, delfstoffenwinning, industrie, energievoorziening, waterbedrijven en afvalbeheer, bouwnijverheid, handel, horeca, vervoer en opslag, zakelijke en persoonlijke dienstverlening, milieudienstverlening en de gezondheids- en welzijnszorg. De oudste PS-en zijn die van een aantal industriebranches, ze dateren van begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw. In de loop van de tijd is voor steeds meer branches en bedrijfstakken een PS ontwikkeld.
Het is een jaarlijks onderzoek en de gegevens zijn afkomstig van enquêtes onder bedrijven met tien of meer werkzame personen. Daarnaast worden informatie vanuit registraties van de Belastingdienst gebruikt voor de ophoging en voor de bijschatting van de bedrijven met minder dan tien werkzame personen.