Lonen en loonkosten, een overzicht van de verschillende CBS-cijfers

2. Wat is loon?

2.1 Algemeen

Begrippen als ‘loon’ en ‘loonkosten’ zijn niet gemakkelijk te definiëren. De vraag wat ‘loon’ is, wordt in woordenboeken kort beantwoord met ‘vergoeding voor werk’ en loonkosten zijn ‘alle kosten die voor de werkgever voortvloeien uit het betalen van loon’. Maar hoewel deze omschrijvingen aansluiten bij het intuïtieve begrip ervan, zijn zij niet volledig correct. Er is immers alleen sprake van loon, als ook sprake is van een dienstbetrekking met een werknemer. Het inkomen van zelfstandigen wordt niet gezien als loon, maar als gemengd inkomen uit arbeid, waartoe ook de winst uit bedrijfsvoering behoort. Ook de (beperkte) vergoeding voor vrijwilligerswerk is geen loon. Samengevat is loon de beloning voor geleverde arbeid in het kader van een dienstbetrekking van een werknemer bij een werkgever.

Het Nederlands kent een groot aantal begrippen waarmee zoiets als loon wordt aangeduid. Denk aan salaris, beloning, bezoldiging, arbeidsloon, (arbeids)inkomen, traktement, wedde, gage, honorarium, verdienste, vergoeding, remuneratie, soldij, werkgeld, verdiend loon, brutoloon, nettoloon, minimumloon, cao-loon, contractloon, personele kosten, loonkosten en arbeidskosten. En dan zijn er ook nog begrippen zoals vakantiegeld, incidentele beloning, provisie, commissie, tantième, winstuitkering, gratificatie of uurloon, maandloon, basisloon en jaarloon.

Met sommige begrippen wordt hetzelfde bedoeld, maar in andere gevallen beschrijven ze een compleet andere betekenis. Zo is het nettoloon in Nederland ongeveer de helft van het bedrag aan loonkosten. Het is dus wel belangrijk om in publicaties precies te omschrijven wat onder ‘loon’ wordt verstaan. Elke lezer kan het woordje ‘loon’ immers naar zijn eigen beleving invullen. Een werknemer kijkt waarschijnlijk in eerste instantie vanuit de inkomenshoek, terwijl een werkgever meer denkt aan loonkosten. Bovendien worden aan verschillende begrippen meerdere betekenissen toegekend. Zo kan bij ‘beloning van werknemers’ gedacht worden aan nettoloon of brutoloon, maar in de Nationale rekeningen van het CBS staat dit begrip voor de brutolonen plus de sociale premies ten laste van werkgevers, hetgeen bijna gelijk is aan loonkosten. Dus als in een nieuwsbericht staat dat de lonen met 2 procent zijn gestegen, wat betekent dat dan?

In Wikipedia staat een duidelijker omschrijving voor arbeidsloon: ‘Arbeidsloon (ook vaak loon, salaris, maandgeld of traktement) is de (meestal financiële) tegenprestatie voor arbeid. Loon wordt betaald door de werkgever aan de werknemer, die loonarbeid verricht voor de werkgever.’ Een algemene omschrijving van loonkosten is: alle kosten die direct samenhangen met het inschakelen van de productiefactor arbeid: loon, toeslagen en het werkgeversdeel in de sociale lasten.

Ook wordt door de verschillende instanties vaak net weer een andere definitie voor ‘loon’ gehanteerd. Zo is het loon in arbeidsrechtelijke zin niet hetzelfde als het loon volgens de Belastingdienst (bijvoorbeeld voor wat betreft onkostenvergoedingen en fooien). En het loon waarover premies worden berekend of pensioen wordt opgebouwd, verschilt hier ook weer van. Daarnaast stelt het CBS diverse statistieken samen over lonen, waarin verschillende definities worden gehanteerd, mede gebaseerd op voorschriften van Eurostat, het Europees bureau voor de statistiek.

Dat ‘loon’ op zoveel verschillende manieren wordt ingevuld, betekent niet dat loon niet belangrijk zou zijn. Integendeel, de beloning van werknemers (brutolonen plus de sociale premies ten laste van werkgevers) bedroeg in 2019 ruim 388 miljard euro, dat is 48 procent van het totale bruto binnenlands product van Nederland. De helft van de totale Nederlandse bevolking (alle leeftijden) had inkomen uit loon. En voor de helft van de ruim 13,5 miljoen personen met inkomen, wonend in particuliere huishoudens, was het loon de voornaamste inkomensbron.

De koppeling tussen de begrippen ‘loon’ en ‘werknemers’ betekent niet dat er alleen sprake is van loon als een werknemer werkt. Ook het doorbetaalde loon tijdens vakantie- en feestdagen behoort immers tot het loon. Anderzijds geldt dat de meeste werknemers tijdens hun dienstverband ook rechten opbouwen op een WW-uitkering, die pas tot uitbetaling kan komen als de werknemer werkloos is geworden. WW-uitkeringen tellen niet mee in de lonen. Ook bouwen de meeste werknemers pensioenrechten op. Het werknemersdeel van de pensioenpremie behoort tot het brutoloon, het werkgeversdeel van de pensioenpremie telt mee in de loonkosten. De pensioenuitkeringen gelden als loon uit een vroeger dienstverband (evenals uitkeringen die nog via de werkgever worden uitbetaald, inclusief opgenomen tegoeden uit de levensloopvoorziening), hetgeen in de loonstatistieken niet als loon telt. Ontslag- en transitievergoedingen en overlijdensuitkeringen tellen wel mee in de loonkosten.

2.2 Nettoloon, brutoloon, loonkosten

Voor een goed begrip van ‘loon’ is het handig om onderscheid te maken tussen een aantal loonbegrippen. In deze paragraaf worden de belangrijkste begrippen die het CBS hanteert kort op een rijtje gezet.

Voor iedere euro die werknemers netto verdienen, moet de werkgever ongeveer het dubbele betalen. Een groot deel van wat de werkgever betaalt, gaat naar sociale zekerheid. Daarnaast worden loonbelasting en de premie volksverzekeringen ingehouden. Er geldt:

Nettoloon = brutoloon -/- loonbelasting/premie volksverzekeringen -/- werknemerspremie pensioen -/- ingehouden bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw)

Boven op de brutolonen komen de sociale premies ten laste van werkgevers. Tezamen is dit de beloning van werknemers.

Beloning van werknemers = brutoloon + sociale premies ten laste van werkgevers

Verder hebben werkgevers te maken met eindheffingen. Werkgevers betalen bijvoorbeeld belastingen over vergoedingen aan de werknemers in het kader van de werkkostenregeling, zodra die een vastgestelde limiet overschrijden. Anderzijds ontvangen bedrijven en instellingen ook loonkostensubsidies, zoals tegenwoordig onder meer het lage-inkomensvoordeel (LIV) en in 2020 de betalingen op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW). In 2019 bedroeg de totale beloning van werknemers ruim 388 miljard euro, zodat na bijtelling van de eindheffingen en aftrek van loonkostensubsidies een bedrag van bijna 387 miljard euro resulteert aan loonkosten.

Loonkosten = beloning van werknemers + eindheffingen -/- loonkostensubsidies

Naast loonkosten maken bedrijven en instellingen ook kosten die niet direct aan de individuele werknemers kunnen worden toegerekend, zoals kosten voor scholing, de exploitatie van kantines en de werving en selectie van personeel. Deze kosten maken 3 procent uit van de totale arbeidskosten.

Arbeidskosten = loonkosten + overige arbeidskosten

Tot de arbeidskosten behoren niet de algemene bedrijfskosten, zoals de kosten van de werkplek (gebouw, bureau, computer).

020201

Bron: Nationale rekeningen en Polisadministratie.

Voor de Nationale rekeningen berekent het CBS de beloning van werknemers, onderverdeeld in lonen (D11) en sociale premies ten laste van werkgevers (D12). Daarnaast publiceert het CBS ook de loonkosten: de beloning van werknemers plus de loonkostensubsidies, verminderd met de eindheffingen (D1 + D5 – D4). In 2019 kwamen de totale loonkosten uit op 387 miljard euro. Een verdere onderverdeling van de loonkosten wordt gegeven in staat 2.2.2.

2.2.2 Loonkosten in 2019
mln euro
Lonen van werknemersTotaal304 715
Sociale premies ten laste van werkgeversTotaal83 688
Sociale premies ten laste van werkgeversPensioenpremies ten laste van werkgevers24 331
Sociale premies ten laste van werkgeversVPL-premies1)1 494
Sociale premies ten laste van werkgeversArbeidsongeschiktheidsfonds (Aof)15 267
Sociale premies ten laste van werkgeversWerkhervattingskas (Whk)1 658
Sociale premies ten laste van werkgeversAlgemeen Werkloosheidsfonds (Awf)6 908
Sociale premies ten laste van werkgeversSectorfondsen1 475
Sociale premies ten laste van werkgeversUitvoeringsfonds voor de Overheid (Ufo)646
Sociale premies ten laste van werkgeversWet Kinderopvang (Wko)1 262
Sociale premies ten laste van werkgeversZorgverzekeringswet (ZVW)16 474
Sociale premies ten laste van werkgeversToegerekende sociale premies ten laste van werkgevers14 173
Beloning van werknemersTotaal388 403
EindheffingenTotaal532
Loonkostensubsidies (-)Totaal2 306
LoonkostenTotaal386 629
1) VPL staat voor Wet aanpassing fiscale behandeling vut- en prepensioenregeling en introductie levensloopregeling.
Bron: Nationale rekeningen 2019.

2.3 Wetgeving

In de Nederlandse wetgeving zijn allerlei bepalingen opgenomen over loon. Zo handelt het Burgerlijk Wetboek Boek 7:10 over de arbeidsovereenkomst. Hierin is vastgelegd: ‘De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.’ (artikel 610, lid 1). Daarbij geldt (artikel 617, lid 1):
De vastgestelde vorm van loon mag niet anders zijn dan:

a. geld;
b. indien die vorm van loon gewoonte is of wenselijk is wegens de aard van de onderneming van de werkgever: zaken, geschikt voor het persoonlijk gebruik van de werknemer en zijn huisgenoten, met uitzondering van alcoholhoudende drank en andere voor de gezondheid schadelijke genotmiddelen;
c. het gebruik van een woning, alsmede verlichting en verwarming daarvan;
d. diensten, voorzieningen en werkzaamheden door of voor rekening van de werkgever te verrichten, onderricht, kost en inwoning daaronder begrepen;
e. effecten, vorderingen, andere aanspraken en bewijsstukken daarvan en bonnen.

Hiermee is echter nog niet gezegd dat andere vormen van beloning voor geleverde arbeid geen loon zouden zijn. Denk bijvoorbeeld aan fooien (betaald door derden) en onkostenvergoedingen.

Werkgevers zijn verder wettelijk verplicht om de werknemer een loonstrook (of salarisstrook of loonspecificatie) te verstrekken (artikel 626 van het Burgerlijk Wetboek). De loonstrook moet een specificatie bevatten van de bedragen waaruit het loonbedrag is samengesteld, alsmede van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden. Indien de gegevens ten opzichte van de vorige betaalperiode niet veranderd zijn, kan verstrekking van de loonstrook achterwege worden gelaten.

Een andere bekende wet waarin iets is vastgelegd over lonen, is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Op grond van deze wet hadden werknemers met een volledige baan in de eerste helft van 2020 recht op een brutoloon van minstens 1 653,60 euro per maand (behoudens enkele uitzonderingen). Voor werknemers jonger dan 21 jaar gelden lagere minimumjeugdlonen. Het minimumloon wordt in beginsel elk halfjaar verhoogd, overeenkomstig de ontwikkeling van de cao-lonen. Daarnaast hebben alle werknemers recht op een vakantiebijslag van minstens 8 procent over het loon. Dit laatste punt geldt echter niet voor het deel van het loon dat hoger is dan driemaal het minimumloon.

Ook in het wetsvoorstel Wet minimumbeloning zelfstandigen uit 2019 werd gesproken over ‘arbeidsbeloning’, maar ging het om een minimumtarief van 16 euro per uur. Dit bedrag is samengesteld als de vergoeding voor een opdracht, exclusief omzetbelasting, verminderd met direct aan de opdracht toe te rekenen kosten, gedeeld door het aantal direct aan de opdracht toe te rekenen uren. In de media werd al snel gesproken over een minimumloon voor zzp’ers, terwijl het hier niet gaat om loon. Later werd de naam van het wetsvoorstel veranderd in Wet minimumtarief zelfstandigen. In juni 2020 werd het wetsvoorstel ingetrokken.

Naast minimumlonen zijn voor een aantal groepen werknemers ook maxima gesteld. Op grond van de Wet normering topinkomens geldt een ‘bezoldigingsmaximum’ voor topfunctionarissen in de (semi)publieke sector. Dat maximum is ongeveer gelijk aan het ministerssalaris. Tot de bezoldiging worden hierbij niet alleen het brutoloon, de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering gerekend, maar ook de werkgeverspremies voor pensioen en sociale verzekeringen. In 2020 gold een ‘bezoldigingsmaximum’ van 201 duizend euro per jaar. In de wet is verder bepaald dat de bezoldiging van de topfunctionarissen openbaar gemaakt moet worden.

2.4 Belastingdienst

Indien sprake is van een arbeidsovereenkomst, gelden er allerlei verplichtingen voor de werkgever. Zo is deze verplicht om loonheffingen in te houden en te betalen aan de Belastingdienst. Loonheffingen omvatten de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (werkgeversheffing Zvw en bijdrage Zvw). Dit geldt voor zowel echte als fictieve dienstbetrekkingen (zoals veelal geldt voor thuiswerkers, aannemers van werk en stagiairs). In de Wet op de loonbelasting is vastgelegd wat precies tot het loon gerekend moet worden. Dat is in het kort: ‘loon is alles wat een werknemer krijgt op grond van zijn dienstbetrekking’.

Hierbij maakt het niet uit of de werknemer recht heeft op het loon. Een vrijwillig gegeven gratificatie is net zo goed loon. Ook hoeft de werknemer niet daadwerkelijk te werken voor het loon: loon over verzuimde uren telt ook mee. Verder maakt het niet uit of de werknemer het loon in geld of in een andere vorm krijgt. Beloningen in natura en aanspraken zijn ook loon. Evenmin maakt uit van wie de werknemer het loon krijgt: uitkeringen uit een fonds dat aan de dienstbetrekking is verbonden (bijvoorbeeld een scholingsfonds), zijn ook loon, evenals fooien en ander loon van derden. In het jaarlijkse Handboek loonheffingen van de Belastingdienst wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende regels en situaties.

Werkgevers zijn ook verplicht om in een zogenoemde loonstaat de gegevens van de werknemer en zijn loon bij te houden. De loonstaat bevat per inkomstenverhouding voor elk loontijdvak ten minste de gegevens die in staat 2.4.1 staan. Vanwege veranderingen in de loop van de tijd zijn een aantal rubrieken vervallen, waardoor de kolommen nu geen doorlopende nummering meer hebben.

2.4.1 Loonstaat
Kolom 1Loontijdvak
Kolom 2Nummer inkomstenverhouding
Kolom 3Loon in geld
Kolom 4Loon anders dan in geld (bijvoorbeeld bijtelling voor privégebruik auto van de zaak)
Kolom 5Fooien en uitkeringen uit fondsen
Kolom 7 Aftrekposten voor alle heffingen (zoals werknemersdeel pensioenpremie)
Kolom 8 Loon voor de werknemersverzekeringen (meestal kolom 3+4+5-7)
Kolom 12 Loon voor de Zorgverzekeringswet (Zvw)
Kolom 14 Loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen
Kolom 15 Ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen
Kolom 16 Ingehouden bijdrage Zvw
Kolom 17 Uitbetaald bedrag (kolom 3-7-15-16)
Kolom 18 Verrekende arbeidskorting
Kolom 19 Levensloopverlofkorting


Een groot deel van deze gegevens moeten bedrijven ook elk loontijdvak verstrekken aan de Belastingdienst in de Aangifte loonheffingen. Op basis van deze gegevens stelt het UWV de Polisadministratie samen, waarmee het CBS onder meer de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL) maakt. Bij deze statistiek gaat het alleen om banen van werknemers in tegenwoordige dienst (dus niet om vroegere dienstbetrekkingen of uitkeringen). Marginale banen (minder dan vier verloonde uren per maand) en de banen in de bedrijfstakken huishoudens en extraterritoriale organisaties worden bij de SWL buiten beschouwing gelaten (dit zijn de bedrijfstakken T en U; zie ook de uitleg over bedrijfstakken in paragraaf 4.2).

Uit de SWL-gegevens blijkt dat het totale fiscaal loon (kolom 14 van de loonstaat) voor de werknemers waarover bij deze statistiek gepubliceerd wordt in 2019 uitkwam op 293 miljard euro (op dit loon zijn de werknemerspremies voor pensioen al in mindering gebracht). Het loon voor de werknemersverzekeringen (ook wel sv-loon) was wat lager (273 miljard euro), omdat niet alle werknemers voor de werknemersverzekeringen zijn verzekerd. Het verschil betreft vooral de niet-verzekerde directeuren-grootaandeelhouders. Na aftrek van de ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen en de ingehouden bijdrage Zvw kregen de werknemers netto 203 miljard euro uitbetaald.

2.4.2 Loonstaat 2019 voor werknemers in de SWL
mln euro
Kolom 3Loon in geld300 638
Kolom 4Loon anders dan in geld5 384
Kolom 7Aftrekposten voor alle heffingen (afgeleid)13 294
Kolom 8Loon voor de werknemersverzekeringen273 198
Kolom 14Loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen292 742
Kolom 15Ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen84 152
Kolom 16Ingehouden bijdrage Zvw669
Kolom 17Uitbetaald bedrag (3-7-15-16)202 524

2.5 Loonbegrippen bij het CBS

Het CBS publiceert verschillende statistieken met uitkomsten over lonen en loonkosten (zie hoofdstuk 3). In deze paragraaf worden de desbetreffende omschrijvingen weergegeven die staan in de StatLine-tabellen van deze statistieken. Hierbij is de tekst soms iets aangepast.

A. Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL)

Het maandloon is hier het overeengekomen brutoloon, exclusief bijzondere beloning, maar inclusief de fiscale waarde van niet in geld uitgekeerde belaste vergoedingen plus overwerkloon. Het belaste privévoordeel van de auto van de zaak wordt niet tot het maandloon gerekend. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het maandloon inclusief overwerkloon en exclusief overwerkloon.

Het jaarloon is het overeengekomen brutoloon inclusief de fiscale waarde van niet in geld uitgekeerde belaste vergoedingen plus overwerkloon. Het belaste privévoordeel van de auto van de zaak wordt niet tot het jaarloon gerekend. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het jaarloon inclusief bijzondere beloningen en exclusief bijzondere beloningen.

De bijzondere beloningen betreffen de niet regelmatig betaalde beloningen die tot het brutoloon behoren, zoals vakantiegeld, eindejaarsuitkeringen, prestatiebeloningen, gratificaties en winstuitkeringen. Tot de bijzondere beloningen worden niet gerekend: bijdragen spaarregelingen, ontslagvergoedingen, tegemoetkomingen in de ziektekosten en loon voor overwerk.

2.5.1 Kerncijfers Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL), 2019
Banen x 1 000 8 501
Uurloon euro 23,14
Maandloon inclusief overwerk euro 2 575
Maandloon exclusief overwerk euro 2 543
Jaarloon inclusief bijzondere beloning euro 35 630
Jaarloon exclusief bijzondere beloning euro 30 900
Bron: Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL).

Over het belaste privévoordeel van de auto van de zaak wordt bij de SWL afzonderlijk gepubliceerd (zie ook paragraaf 4.2).

B. Arbeidsrekeningen

Bij de Arbeidsrekeningen, die deel uitmaken van de Nationale rekeningen, wordt gepubliceerd over vier loon(kosten)concepten:

Beloning van werknemers: De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.

Lonen: De vergoedingen voor de werknemer, die in een bepaalde periode arbeid verricht, en die ten laste komen van de werkgever. Dit is inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en de sociale premies die ten laste komen van de werknemer.
Naast het periodieke, direct aan werknemers betaalde loon bevatten de lonen en salarissen ook aanvullingen hierop (zoals gratificaties, overwerkvergoeding, fooien en provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel en voordelig reizen) en het vakantiegeld. Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers zijn gemaakt in verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de kosten van het woon-werkverkeer, worden tot de lonen gerekend. De loonbetaling over uren die een werknemer wegens ziekteverzuim niet werkt wordt overgeheveld naar de 'sociale premies ten laste van werkgevers'.

Sociale premies ten laste van werkgevers: De ten laste van werkgevers komende premies voor wettelijke sociale verzekering, particuliere sociale premies (waaronder pensioenpremies) en toegerekende sociale premies (zoals doorbetaling van loon bij ziekte).

Loonkosten: Het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers, plus eindheffingen minus loonkostensubsidies. Eindheffingen betreffen belastingen die werkgevers verschuldigd zijn op lonen, zoals die in het kader van de werkkostenregeling. Ook de crisisheffing, ten laste van werkgevers die werknemers in dienst hadden met lonen boven de 150 duizend euro, werd hiertoe gerekend. Loonkostensubsidies betreffen subsidies op de totale loonsom of het aantal werknemers, dan wel op het in dienst hebben van bepaalde categorieën personen, zoals lichamelijk gehandicapten of langdurig werklozen. Ook subsidies op de kosten van opleidingsprogramma's die door ondernemingen worden georganiseerd behoren hiertoe.

2.5.2 Kerncijfers Arbeidsrekeningen, 2019
Bedrag (mln euro) Bedrag per gewerkt uur (euro)
Beloning van werknemers388 403 35,4
Lonen304 715 27,8
Sociale premies ten laste van werkgevers83 6887,6
Loonkosten386 629 35,3
Bron: Arbeidsrekeningen.

C. Arbeidskostenonderzoek

De arbeidskosten zijn: alle kosten die samenhangen met het in dienst hebben van personeel. Deze kosten omvatten de beloning van werknemers, de opleidingskosten en een aantal overige kosten. De beloning van werknemers heeft twee onderdelen, te weten: lonen en ten laste van de werkgevers komende sociale premies. Op de arbeidskosten zijn subsidies in mindering gebracht.

Het totale bedrag aan arbeidskosten wordt onderverdeeld in veertien componenten, waarvan de eerste het grootst is (zie staat 2.5.3):

  1. Direct loon: De regelmatig verrichte betalingen in geld die tot het brutoloon sociale verzekeringen behoren, vermeerderd met de waarde van niet-belastbare vakantiebonnen, de werkgeversbijdrage in de levensloopregeling, gespaard bedrag levensloopregeling, de werknemersbijdrage pensioen en vut en de vergoedingen voor woon-werkverkeer.
    Bijzondere beloningen, loon voor niet-gewerkte tijd, loon bij ziekte en tegemoetkomingen in de ziektekosten worden niet tot het directe loon gerekend.
  2. Bijzondere beloningen: De niet-regelmatig verrichte betalingen in geld die tot het brutoloon sociale verzekeringen behoren, zoals vakantiegeld, dertiende maand, eindejaarsuitkeringen, gratificaties, tantièmes en winstuitkeringen. Ook de onbelaste winstuitkeringen zijn in de bijzondere beloningen begrepen. Ontslagvergoedingen worden niet tot de bijzondere beloningen gerekend.
  3. Loon voor niet-gewerkte tijd: Loon dat voor verlofuren, uren van feestdagen, partnerverlof bij bevalling en kort verzuim wordt betaald.
  4. Loon in natura: Tot het loon in natura behoren onder meer maaltijdverstrekkingen met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter, kortingen op producten van werkgevers, optieregelingen en waarde privégebruik auto van de zaak.
  5. Premie WIA: De premie die werkgevers verschuldigd zijn op grond van de wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
    Deze premie omvat:
    (1) een verplichte basispremie voor de WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering), IVA (Inkomensvoorziening volledig Arbeidsongeschikten) en WGA (Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten);
    (2) een uniforme premie WAO die niet verplicht is;
    (3) een gedifferentieerde premie WGA die niet verplicht is en die per bedrijf kan verschillen. De kosten van eigenrisicodragers voor de WAO en/of WGA, behoren niet tot de premie WIA, maar zijn bij het loon bij ziekte inbegrepen.
  6. Premie Zvw: De inkomensafhankelijke bijdrage die werkgevers verschuldigd zijn op grond van de Zorgverzekeringswet.
  7. Premie WW: De premie die werkgevers verschuldigd zijn op grond van de Werkloosheidswet. Deze premie bestond tot 2020 uit een Awf-deel voor het Algemeen werkloosheidsfonds en een sectorpremie waarvan de hoogte per sector verschilt. Vanaf 2020 is de premie afhankelijk van het type contract (vast contract of flexibel contract). Ook de premies die overheidswerkgevers betalen aan het Uitvoeringsfonds overheid (UFO) worden tot de premie WW gerekend. De kosten voor de Ziektewet (ZW) en kinderopvang zijn in de vorm van een opslag bij de sectorpremie en UFO-premie inbegrepen.
  8. Pensioenpremies (werkgeversdeel): Werkgeversbijdragen die betaald zijn in het kader van een pensioenverzekering voor werknemers. Stortingen die bedoeld zijn om de dekkingsgraad van pensioenfondsen te verhogen zijn ook meegerekend.
  9. Overige premies: De premies van werkgevers met betrekking tot aanvullende invaliditeits- en werkloosheidsverzekeringen, ziekteverzuimverzekeringen en sociale fondsen (exclusief opleidingsfondsen). Restituties zijn in mindering gebracht. Ook tegemoetkomingen in de ziektekostenverzekering en werkgeverspremies voor de ziektekostenverzekering van militairen worden tot de overige premies gerekend.
  10. Loon bij ziekte: Loon dat bij ziekte en bij zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt doorbetaald. De kosten van eigenrisicodragers voor de WAO en/of WGA zijn bij het loon bij ziekte inbegrepen.
  11. Ontslagvergoedingen: Bijzondere betalingen (inclusief wachtgelden) aan werknemers bij beëindiging van hun werkkring. Betalingen aan ex-werknemers vanwege functioneel leeftijdsontslag worden ook tot de ontslagvergoedingen gerekend.
  12. Opleidingskosten: Betalingen aan opleidingsinstituten, vergoedingen aan werknemers van studiekosten, premies opleidingsfondsen en materiële opleidingsuitgaven.
  13. Overige uitgaven: Werkgeversbijdragen in de exploitatiekosten van kantines en van sociale, culturele en medische voorzieningen (exclusief loonkosten van eigen werknemers), kosten van werving en selectie van personeel, eindheffingen van de Belastingdienst op bepaalde loonbestanddelen.
  14. Subsidies: Loonkostensubsidies en afdrachtverminderingen. Afdrachtverminderingen zijn kortingen op de door de werkgever aan de Belastingdienst af te dragen loonheffingen die op het salaris van werknemers zijn ingehouden. De subsidies zijn in mindering gebracht op de arbeidskosten.

Op basis van het Arbeidskostenonderzoek 2016 bedroegen de totale arbeidskosten in dat jaar 349 miljard euro. De lonen hebben hierin een aandeel van 77 procent.

2.5.3 Samenstelling arbeidskosten, 2016
Arbeidskosten %
Totaal100,0
Direct loon55,9
Bijzondere beloningen10,8
Loon voor niet-gewerkte tijd8,4
Loon in natura1,5
Premie WIA3,6
Premie ZVW4,1
Premie WW2,5
Pensioenpremies (werkgeversdeel)6,8
Overige premies0,4
Loon bij ziekte3,2
Ontslagvergoedingen0,2
Opleidingskosten1,1
Overige uitgaven2,1
Subsidies-0,6
Bron: Arbeidskostenonderzoek; uitkomsten over de bedrijfstakken A t/m S.

D. Productiestatistieken

Bij de Productiestatistieken wordt onder meer gevraagd naar de personele kosten, als deel van de bedrijfskosten. De personele kosten zijn brutolonen en -salarissen van werknemers, de ten laste van de werkgever komende sociale en pensioenpremies en overige sociale lasten. Ook de overige personeelskosten tellen mee, namelijk betalingen in verband met uitzendkrachten en ingeleend personeel, opleidingskosten, kosten van werving en selectie van personeel, kosten van kantine, arbodiensten, bedrijfskleding, jubilea en dergelijke. Ontvangen loon(kosten)subsidies zijn in mindering gebracht op de personele kosten.

De personele kosten worden onderverdeeld in de vier delen:

  1. Brutolonen: Het loon voor aftrek van de loonheffing, de werknemerspremies voor pensioen en vut, het spaarloon en de premies voor werknemersverzekeringen.
  2. Sociale premies ten laste van werkgevers: De ten laste van werkgevers komende premies voor wettelijke sociale verzekering, particuliere sociale premies (waaronder pensioenpremies) en toegerekende sociale premies.
    Dit bedrag wordt onderverdeeld in twee posten:
    - Sociale verzekeringspremies werkgever: Werkgeversdeel sociale verzekeringspremies: dit zijn de werkgeverspremies op grond van onder meer de ziektewet, WW (AWF en wachtgeldfonds) en de WIA (inclusief de uitkeringen die bedrijven hebben gedaan als ‘eigen risicodrager’).
    - Premies pensioen, vut/inkoopsommen: De werkgeversbijdragen voor onder meer pensioen, vut en dergelijke regelingen en spaarregelingen voor de oudedagsvoorziening; in deze post zijn begrepen de premies, inkoopsommen, dotaties aan pensioenvoorzieningen of directe betaling (indien het bedrijf eigen risico draagt).
  3. Overige sociale lasten: Het werkgeversaandeel in de kosten van de aanvulling WAO-gat, bijdragen aan ziektekostenregelingen, kosten van verhuizing, huisvesting, kinderopvang en dergelijke.
  4. Overige personele kosten: De betalingen voor uitzendkrachten, gedetacheerd en ingeleend personeel, opleidingskosten, kosten van werving en selectie van personeel, kosten van kantine, Arbodiensten, bedrijfskleding, jubilea, personeelsfeestjes en dergelijke.

2.5.4 Kerncijfers personele kosten in een aantal bedrijfstakken, productiestatistieken 2018
Totaal personele kosten (mln euro)brutolonen (%)sociale premies ten laste van werkgevers: de sociale verzekeringspremies werkgever (%)sociale premies ten laste van werkgevers: premies pensioen, vut/ inkoopsommen (%)overige sociale lasten (%)overige personele kosten (%)
B Delfstoffenwinning1 1846088025
C Industrie52 9236597118
D Energievoorziening2 8705879125
E Waterbedrijven en afvalbeheer2 0876397121
F Bouwnijverheid22 50163106120
G Handel52 89271116112
H Vervoer en opslag23 89665107119
I Horeca7 86372123112
J Informatie en communicatie20 5056994117
N Verhuur en overige zakelijke diensten27 14471123013
Bron: Productiestatistieken.

E. Inkomensstatistiek

Bij de Inkomensstatistiek wordt onder meer gepubliceerd over het ‘inkomen als werknemer’ (dit is de eerste regel met uitkomsten in staat 2.5.5). Dit omvat drie onderdelen:

  • Loon uit dienstverband: Betreft loon, salaris, tantième, spaarloon en loon dat vanuit het buitenland is ontvangen. Het bedrag is inclusief de werknemersbijdrage, maar exclusief de werkgeversbijdrage in de premies voor de sociale verzekeringen.
  • Loon in natura: Het betreft hier voorlopig alleen de toegerekende inkomsten die samenhangen met het gebruik voor privédoeleinden van een personenauto die door de werkgever beschikbaar is gesteld.
  • Sociale lasten van werkgever: De werkgeversbijdrage in de premies voor de sociale verzekeringen over het inkomen uit arbeid. Hieronder zijn mede begrepen de premies in het kader van de Werkloosheidwet (WW), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), en de verplichte pensioenverzekering. Deze premies zijn niet beschikbaar uit een gegevensbron, maar zijn berekend. Ook de werkgeversheffing voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) is hierin begrepen. Deze premie is wel beschikbaar uit een gegevensbron.

Het inkomen als werknemer omvat inkomen uit dienstverband en loon in natura. Het weergegeven bedrag is inclusief de premies voor de sociale verzekeringen ten laste van werknemers en werkgevers. Doordat het inkomen als werknemer ook de sociale lasten van de werkgever omvat, komt het begripsmatig dichter in de buurt van loonkosten dan brutoloon.

Daarnaast wordt op basis van de Inkomensstatistiek ook gepubliceerd over het persoonlijk inkomen. Het persoonlijk inkomen omvat het totaal van inkomen werknemer, inkomen zelfstandige, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag en kindgebonden budget). Premies inkomensverzekeringen (met uitzondering van premies voor volksverzekeringen) zijn hierop in mindering gebracht.

In 2019 bedroeg het gemiddelde loon uit dienstverband 33 duizend euro. Als daar het loon in natura en de sociale lasten van werkgever bijgeteld worden, resulteert een gemiddeld inkomen als werknemer van 42 duizend euro. Na aftrek van de premie inkomensverzekering blijft een persoonlijk inkomen van 33 duizend euro over.

De uitkomsten van deze statistiek worden onder meer uitgesplitst naar de voornaamste sociaaleconomische activiteit (sec) van een persoon. Deze wordt vastgesteld op basis van inkomensbronnen en het al dan niet volgen van onderwijs. Bij het bepalen van de sociaaleconomische categorie wordt groter gewicht toegekend aan inkomen uit eigen onderneming, omdat het resultaat uit onderneming laag of zelfs negatief kan zijn, ofschoon de persoon hiervoor vele uren per week actief is. Ook aan inschrijving in voltijdonderwijs is bij de vaststelling van de sociaaleconomische categorie prioriteit toegekend. Personen zijn in deze gevallen alleen getypeerd als zelfstandig ondernemer respectievelijk scholier/student, indien geen substantiële inkomsten uit andere bronnen bij de persoon aanwezig waren.

Voor de personen die tot de sociaaleconomische categorie werknemers worden gerekend, geldt dat het gemiddelde loon uit dienstverband hoger is dan voor het totaal van alle personen met inkomen, namelijk 41 duizend euro. In tegenstelling tot de andere loonstatistieken worden directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) bij deze statistiek gezien als zelfstandigen. In de reguliere uitkomsten van de Inkomensstatistiek telt het inkomen als dga dus niet mee in het inkomen als werknemer.

 
2.5.5 Kerncijfers inkomensstatistiek, 2019
Personen met inkomen Personen met inkomen Personen met inkomen Totaal inkomen Totaal inkomen Totaal inkomen Gemiddeld inkomen Gemiddeld inkomen Gemiddeld inkomen
totaal personen (x 1.000) sec werknemer (x 1.000) sec dga (x 1.000) totaal personen (mln euro) sec werknemer (mln euro) sec dga (mln euro) totaal personen (1.000 euro) sec werknemer (1.000 euro) sec dga (1.000 euro)
Inkomensbestanddelen1 Inkomen als werknemer 8 444 6 618 14 351 387 340 499 233 41,6 51,5 17,2
Inkomensbestanddelen1.1 Loon uit dienstverband 8 436 6 617 14 279 161 269 992 201 33,1 40,8 14,9
Inkomensbestanddelen1.2 Loon in natura 574 554 0 3 195 3 120 . 5,6 5,6 .
Inkomensbestanddelen1.3 Sociale lasten van werkgever 8 348 6 580 11 69 032 67 387 33 8,3 10,2 3,0
Inkomensbestanddelen2 Inkomen als zelfstandige 1 928 394 219 61 238 2 150 15 234 31,8 5,5 69,7
Inkomensbestanddelen2.1 Inkomen zelfstandig ondernemer 1 259 182 13 42 749 1 330 128 34,0 7,3 9,8
Inkomensbestanddelen2,2 Inkomen directeur-grootaandeelhouder 265 14 219 15 847 224 14 997 59,9 16,6 68,6
Inkomensbestanddelen2,3 Inkomen overige zelfstandige 485 206 9 2 642 596 109 5,5 2,9 12,0
Inkomensbestanddelen4 PERSOONLIJK PRIMAIR INKOMEN 9 770 6 618 219 412 626 342 649 15 468 42,2 51,8 70,8
Inkomensbestanddelen5 Uitkering inkomensverzekering 4 969 835 31 102 121 6 191 463 20,6 7,4 15,0
Inkomensbestanddelen6 Uitkering sociale voorziening 1 387 190 0 9 817 468 1 7,1 2,5 2,3
Inkomensbestanddelen8 Overdracht ontvangen van huishouden 48 23 0 540 175 2 11,2 7,5 5,7
Inkomensbestanddelen9 PERSOONLIJK BRUTO-INKOMEN 13 689 6 618 219 525 104 349 483 15 932 38,4 52,8 72,9
Inkomensbestanddelen11 Premie inkomensverzekering (min-post) 9 063 6 553 93 68 977 64 343 498 7,6 9,8 5,3
Inkomensbestanddelen14 PERSOONLIJK INKOMEN 13 689 6 618 219 456 127 285 140 15 435 33,3 43,1 70,6
Bron: Inkomensstatistiek.

F. Indexcijfers van cao-lonen

Bij de cao-lonenstatistiek worden alleen indexcijfers gepubliceerd (dus geen bedragen), waaruit de ontwikkeling van de cao-lonen en de contractuele loonkosten blijkt.

Het cao-loon kan gezien worden als het minimale brutoloon dat een voltijdwerknemer volgens de collectieve arbeidsovereenkomst krijgt betaald. Het cao-loon inclusief bijzondere beloningen omvat de volgende elementen:
- het brutoloon voor normale arbeidstijd van voltijdwerknemers
- alle bindend voorgeschreven (verplicht), regelmatig betaalde toeslagen
- alle bindend voorgeschreven bijzondere (niet maandelijkse) beloningen, zoals de vakantietoeslag of de eindejaarsuitkering.
Uitgesloten zijn toeslagen die in de cao's voorwaardelijk zijn gesteld, zoals een leeftijdstoeslag of een toeslag voor ploegendienst, en individuele loonstijgingen.
Bijzondere beloningen zijn alle bindend (verplicht) voorgeschreven bijzondere (niet maandelijkse) beloningen die tot het brutoloon behoren, zoals vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, eenmalige beloningen en de tegemoetkoming in de ziektekosten en de werkgeversbijdrage aan de levensloopregeling.

De indexcijfers van de contractuele loonkosten geven een indicatie van de ontwikkeling van de loonkosten voor werkgevers. Hiertoe wordt het cao-loon inclusief bijzondere beloningen vermeerderd met de wettelijke en contractuele werkgeverspremies voor pensioen, vut, werkloosheid, ziektekosten, arbeidsongeschiktheid en sociale fondsen. Zowel wijzigingen in het cao-loon als wijzigingen in de werkgeverspremies komen in deze contractuele loonkostencijfers tot uiting.

2.6 Eurostat

Het CBS maakt ten behoeve van Eurostat verschillende statistieken met gegevens over lonen of loonkosten. In deze paragraaf beperken we ons tot de teksten die ten grondslag liggen aan de twee statistieken waarover het CBS zelf ook publiceert: (A) Nationale rekeningen en (B) het Arbeidskostenonderzoek. In hoofdstuk 6 van dit artikel worden de uitkomsten van de andere Eurostat-statistieken over lonen en loonkosten gepresenteerd.

A. Nationale rekeningen

In de Verordening (EU) Nr. 549/2013 van het Europees parlement en de raad van 21 mei 2013 staat nauwkeurig voorgeschreven hoe de Nationale rekeningen moeten worden samengesteld. Hierin gaat hoofdstuk 4 over ‘verdelingstransacties’; dat zijn transacties waarbij de door het productieproces gegenereerde toegevoegde waarde wordt verdeeld over arbeid, kapitaal en overheid, en transacties waarbij herverdeling van inkomen en vermogen plaatsvindt.

Hieronder volgen ingekorte teksten uit de officiële verordening. Bij de tekst worden de coderingen genoemd die Eurostat gebruikt. Deze nummering wordt ook gehanteerd op de website van Eurostat.

Beloning van werknemer

De beloning van werknemers (D.1) omvat de totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht.
De beloning van werknemers bestaat uit de volgende componenten:

a) lonen (D.11):
- lonen in geld;
- lonen in natura. 

b) sociale premies ten laste van werkgevers (D.12):
- werkelijke sociale premies ten laste van werkgevers (D.121)
- werkelijke pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1211);
- werkelijke niet-pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1212);
- toegerekende sociale premies ten laste van werkgevers (D.122):
- toegerekende pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1221);
- toegerekende niet-pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1222).

Lonen in geld

De lonen in geld omvatten de ten laste van de werknemer komende sociale premies, belastingen op inkomen en overige betalingen, ook indien deze door de werkgever worden ingehouden en ten behoeve van de werknemer rechtstreeks aan socialeverzekeringsregelingen, de Belastingdienst enz. worden betaald.
De lonen in geld bestaan uit:
a) periodiek verschuldigde basislonen;
b) toeslagen, bijvoorbeeld voor overwerk, nachtdienst, werk in het weekend, werk onder onaangename of gevaarlijke omstandigheden;
c) toeslagen voor kosten van levensonderhoud en ontheemdingstoeslagen;
d) premies of andere uitzonderlijke uitkeringen die samenhangen met het algemene resultaat van de onderneming in het kader van stimuleringsprogramma's; productiviteitspremies, winstuitkeringen, kerst- en nieuwjaarsgratificaties met uitzondering van sociale uitkeringen aan werknemers; dertiende en veertiende maand (ook ‘jaarlijkse extra uitkering’ genoemd);
e) vergoedingen voor het woon-werkverkeer, met uitzondering van toeslagen voor of vergoedingen van reis-, verblijf-, verhuis- en representatiekosten die werknemers in het kader van de uitoefening van hun werkzaamheden maken;
f) beloning voor niet-gewerkte officiële feestdagen en betaalde vakantie;
g) aan werknemers betaalde commissies, fooien, presentiegelden en tantièmes;
h) uitkeringen van werkgevers aan hun werknemers in het kader van spaarregelingen;
i) bijzondere uitkeringen aan werknemers die de onderneming verlaten, die niet zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst;
j) huisvestingstoelagen die door werkgevers aan hun werknemers worden uitbetaald.

Lonen in natura

De lonen in natura omvatten goederen en diensten of andere voordelen in natura die gratis of tegen gereduceerde prijzen door werkgevers worden verstrekt en waarvan de werknemers in hun eigen tijd en naar eigen goeddunken gebruik kunnen maken ter bevrediging van hun behoeften of die van de andere leden van hun huishouden. Goederen en diensten die aan werknemers als loon in natura worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen de basisprijs indien zij worden geproduceerd door de werkgever, en tegen de aankoopprijs indien de werkgever ze heeft aangeschaft. Op deze waarde wordt, wanneer de goederen en diensten niet gratis maar tegen lagere prijzen zijn verstrekt, het door de werknemer betaalde bedrag in mindering gebracht.

Voorbeelden van lonen in natura:
a) maaltijden en dranken, inclusief die tijdens zakenreizen, met uitzondering van speciale maaltijden of dranken in verband met uitzonderlijke werkomstandigheden. Prijsreducties in gratis of gesubsidieerde kantines worden opgenomen bij lonen in natura;
b) woon- of accommodatiediensten, in eigen beheer verzorgd of van derden gekocht, ten behoeve van alle leden van het huishouden waartoe de werknemer behoort;
c) uniformen of andere speciale kleding die werknemers niet alleen op het werk, maar ook regelmatig buiten de werkplek dragen;
d) diensten met betrekking tot vervoermiddelen of andere duurzame consumptiegoederen die voor privégebruik beschikbaar worden gesteld aan de werknemers;
e) goederen en diensten die in het eigen productieproces van de werkgever worden geproduceerd, zoals vrij reizen voor werknemers bij spoorweg- of luchtvaartmaatschappijen, gratis steenkool voor mijnwerkers of gratis voedsel voor werknemers in de landbouw;
f) sport-, vrijetijds- of vakantiefaciliteiten voor werknemers en hun gezinnen;
g) vervoer naar en van het werk, behalve wanneer dit tijdens werktijd plaatsvindt; het ter beschikking stellen van parkeerplaatsen terwijl hiervoor anders zou moeten worden betaald;
h) kinderopvang voor de kinderen van werknemers;
i) betalingen aan ondernemingsraden of soortgelijke organen;
j) gratis aan werknemers verstrekte aandelen;
k) leningen aan werknemers tegen een gereduceerd rentetarief. De waarde van dit voordeel wordt geraamd op het bedrag dat de werknemer zou moeten betalen indien een rente tegen marktvoorwaarden in rekening was gebracht, verminderd met het bedrag van de werkelijk betaalde rente;
l) aandelenopties, waarbij een werkgever een werknemer de optie biedt om op een latere datum aandelen tegen een bepaalde prijs te kopen;
m) inkomsten uit niet-waargenomen economische activiteiten in het bedrijfsleven die worden doorgegeven aan de werknemers die aan dergelijke activiteiten deelnemen voor privégebruik.

De lonen omvatten niet:
a) uitgaven van werkgevers die noodzakelijk zijn voor hun productieproces. Het betreft bijvoorbeeld: toelagen voor of vergoeding van reis-, verblijf-, verhuis- en representatiekosten die werknemers in het kader van de uitoefening van hun werkzaamheden maken; uitgaven ter veraangenaming van de werkomgeving, voor medisch onderzoek dat nodig is wegens de aard van het werk en voor verstrekking van werkkleding die in verband met het werk wordt gedragen; uitgaven voor accommodatie op de werkplek die niet kan worden benut door de huishoudens waartoe de werknemers behoren, bijvoorbeeld barakken, slaapzalen, arbeiderspensions en kleine provisorische woningen; speciale maaltijden of dranken die wegens uitzonderlijke werkomstandigheden nodig zijn; toelagen aan werknemers voor de aankoop van gereedschap, materialen of speciale kleding die noodzakelijk zijn voor het werk, of het gedeelte van hun loon dat werknemers krachtens hun arbeidsovereenkomst verplicht zijn aan dergelijke aankopen te besteden. Uitgaven voor goederen en diensten die werkgevers aan hun werknemers moeten verstrekken om hen in staat te stellen hun werk uit te voeren, worden beschouwd als intermediair verbruik van de werkgever;
b) lonen die werkgevers tijdelijk aan hun werknemers betalen bij ziekte, zwangerschap, arbeidsongeval, invaliditeit enz. Dergelijke betalingen worden geregistreerd onder de toegerekende niet-pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1222);
c) overige werkgerelateerde uitkeringen sociale verzekering, in de vorm van kinder-, partner- en gezinstoelagen, vergoedingen voor onderwijs of andere vergoedingen met betrekking tot van de werknemer afhankelijke personen en in de vorm van gratis medische diensten (met uitzondering van medisch onderzoek dat nodig is wegens de aard van het werk) aan werknemers en hun gezinnen;
d) belastingen ten laste van de werkgever over de salarissen, bijvoorbeeld een belasting over de loonsom. Dergelijke belastingen worden geheven in de vorm van hetzij een deel van het betaalde loon, hetzij een vast bedrag per werknemer. Zij worden beschouwd als niet-productgebonden belastingen op productie;
e) stukloon betaald aan thuiswerkers. Wanneer het door de thuiswerker ontvangen inkomen ongeacht de hoeveelheid verricht werk afhankelijk is van de waarde van de output van enig productieproces waarvoor hij verantwoordelijk is, impliceert een dergelijke beloning dat de werker zelfstandige is.

Sociale premies ten laste van werkgevers

Sociale premies ten laste van werkgevers zijn sociale premies die werkgevers aan socialezekerheidsregelingen of andere werkgerelateerde socialeverzekeringsregelingen moeten betalen om sociale uitkeringen ten behoeve van hun werknemers te waarborgen. Bij de sociale premies ten laste van werkgevers kan het om werkelijke of toegerekende premies gaan.

De werkelijke sociale premies ten laste van werkgevers (D.121) bestaan uit de bedragen die werkgevers ten behoeve van hun werknemers betalen aan de verzekeraars. Dergelijke betalingen betreffen de wettelijke, de op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende, de contractuele en de vrijwillige premies voor verzekering tegen sociale risico's en behoeften.
Hoewel dergelijke werkgeverspremies rechtstreeks door de werkgevers aan de verzekeraars worden betaald, worden zij beschouwd als bestanddeel van de beloning van de werknemers. Vervolgens worden de premies geregistreerd als zijnde door de werknemers aan de verzekeraars betaald.

Er zijn twee categorieën van werkelijke sociale premies ten laste van werkgevers:
a) werkelijke pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1211);
b) werkelijke niet-pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1212).
De werkelijke niet-pensioenpremies ten laste van werkgevers komen overeen met premies in verband met andere sociale risico's en behoeften dan pensioenen, zoals ziekte, zwangerschap, arbeidsongeval, invaliditeit, ontslag enz. van hun werknemers.

De toegerekende sociale premies ten laste van werkgevers (D.122) staan voor de tegenwaarde van de uitkeringen overige sociale verzekering (minus eventuele sociale premies ten laste van werknemers) die rechtstreeks door werkgevers aan hun werknemers of voormalige werknemers en andere rechthebbenden worden verstrekt, zonder tussenkomst van enige verzekeringsmaatschappij of zelfstandig pensioenfonds, en zonder de oprichting van een speciaal fonds of een afzonderlijke voorziening voor dit doel.

De toegerekende sociale premies ten laste van werkgevers zijn onderverdeeld in twee categorieën:
a) toegerekende pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1221) (in geval van
toegezegde-uitkeringsregelingen);
b) toegerekende niet-pensioenpremies ten laste van werkgevers (D.1222)
Hoewel sommige sociale uitkeringen rechtstreeks door de werkgevers worden verstrekt en niet via een socialezekerheidsfonds of een andere verzekeraar, worden zij toch als sociale uitkeringen geregistreerd. Omdat de kosten van dergelijke uitkeringen voor de werkgever een deel van de loonkosten vormen, worden zij bij de beloning van werknemers opgenomen. Voor de betrokken werknemers wordt er derhalve een toegerekende beloning berekend die overeenkomt met het bedrag aan sociale premies dat nodig is om de rechten op de sociale uitkeringen die zij opbouwen, veilig te stellen.

B. Arbeidskostenonderzoek

Bij het vierjaarlijkse Arbeidskostenonderzoek worden de arbeidskosten (in de vertaling aangeduid als loonkosten) als volgt gedefinieerd: de totale uitgaven van werkgevers voor het in dienst hebben van personeel, een begrip dat binnen de Gemeenschap is goedgekeurd en dat in grote trekken overeenkomt met de internationale definitie van de Internationale Conferentie van arbeidsstatistici (Genève, 1966). De loonkosten omvatten de beloning van werknemers (D.1) met lonen in geld of in natura, de sociale premies ten laste van werkgevers, de kosten van beroepsopleidingen (D.2), de overige uitgaven van de werkgever (D.3) en de als loonkosten beschouwde belastingen in verband met de personeelsomvang (D.4), minus de door de werkgever ontvangen subsidies (D.5). Tot de lonen behoren ook premies, stukloon, toeslagen voor ploegendienst, toelagen, honoraria, fooien, provisies en beloningen in natura. In de volgende figuren wordt de uitsplitsing van de loonkosten bij het Arbeidskostenonderzoek schematisch weergegeven. De nummering van de looncomponenten wijkt daarbij soms af van die bij de Nationale rekeningen.

De voornaamste loonkostencomponenten

Stroomschema van bronnen waar het CBS loon- en loonkostenstatistieken maakt

Stroomschema met uitsplitsing van de samenstellende delen van sociale premies die ten laste komen van de werkgevers

Bron: Verordening (EG) Nr. 1737/2005 van de commissie van 21 oktober 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1726/1999 wat de definitie en de indiening van gegevens over de loonkosten betreft.

2.7 Waar en wanneer

Bij het beantwoorden van de vraag wat loon is, spelen nog twee aspecten een rol: waar is iets loon en wanneer is het loon?

In de loonstatistieken die het CBS publiceert gaat het over de lonen die betaald worden door de bedrijven, instellingen en particuliere huishoudens (met personeel in loondienst) die gevestigd zijn in Nederland. De werknemers hoeven dus niet per definitie in Nederland te wonen. Van internationale bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, telt alleen het deel mee dat in Nederland werkt. Het werk dat door Nederlandse bedrijven wordt uitgevoerd kan overigens ook weleens buiten de Nederlandse grenzen plaatsvinden, bijvoorbeeld als een bouwbedrijf een klus in België uitvoert. Ook het werk op de olieplatforms telt mee, evenals dat van zeevarenden. Werknemers die langer dan één jaar uitgezonden worden voor werk naar het buitenland tellen niet meer mee in Nederland. Voor de ambassades geldt dat de buitenlandse ambassades in Nederland niet tot het Nederlandse territorium behoren, terwijl omgekeerd de Nederlandse ambassades in het buitenland wél meetellen voor Nederland.

In Nederland zijn ook een aantal internationale organisaties gevestigd, zoals het Europees Octrooibureau, het Europees Geneesmiddelenbureau, het European Space Research and Technology Centre (ESTEC) en diverse hoven en tribunalen. Voor de werknemers van aangewezen volkenrechtelijke organisaties geldt dat zij niet verzekerd zijn voor de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen. Daarom ontbreken dergelijke organisaties bij de Polisadministratie. Omdat het wel bedrijven zijn die in Nederland gevestigd zijn, zou voor de banen en lonen hiervan bij de Arbeidsrekeningen een bijtelling gemaakt moeten worden. Dat is tot op heden echter niet het geval.

De Nederlandse eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba worden in de statistieken van het CBS over Nederland niet meegerekend, wel stelt het CBS over Caribisch Nederland afzonderlijke statistieken samen. De eilanden Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn zelfstandige landen, maar behoren tot het Koninkrijk der Nederlanden. Deze eilanden hebben hun eigen statistiekbureaus.
In tegenstelling tot de loonstatistieken wordt bij de Inkomensstatistiek voor de populatieafbakening niet uitgegaan van de vestigingslocatie van de bedrijven en instellingen, maar de plaats waar men woont. De aantallen personen waarover wordt gepubliceerd bij de Inkomensstatistiek komen overeen met de uitkomsten van de bevolkingsstatistieken per 1 januari, met uitzondering van de personen die wonen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (de institutionele bevolking) én de personen in huishoudens zonder waargenomen inkomensgegevens.

Wat in de loonstatistieken over een bepaalde periode als loon telt, betreft primair het loon dat in die periode is uitbetaald. Dat betekent bijvoorbeeld dat de vakantietoeslag die voor veel werknemers in mei wordt uitbetaald, in de lonen meetelt als loon in mei, ofschoon dat bedrag in twaalf maanden is opgebouwd. Niet voor alle werknemers geldt overigens dat de vakantietoeslag in mei wordt uitbetaald; in steeds meer cao’s krijgen werknemers de mogelijkheid om de omgebouwde rechten aan bijvoorbeeld vakantietoeslag op een tijdstip naar keuze uitbetaald te krijgen.

Ook voor het overwerkloon geldt dat wordt uitgegaan van het moment van uitbetaling. Doordat de administratie van overwerk binnen bedrijven pas opgemaakt kan worden na afloop van de desbetreffende maand of betaalperiode, hebben de cijfers over het uitbetaalde overwerk vaak betrekking op het werk dat in de voorgaande maand heeft plaatsgevonden.

In de loongegevens die het CBS op basis van de Polisadministratie publiceert, worden de lonen van de werknemers die per vier weken worden betaald, voor de periode rond de jaarovergang deels toegerekend aan het oude jaar, deels aan het nieuwe jaar (naar rato van het aantal kalenderdagen). Uit de gepubliceerde Arbeidsrekeningencijfers blijkt dat het totaal aan loon in het tweede kwartaal het hoogst is; in de periode 1995-2019 lag het bedrag gemiddeld 14 procent hoger dan de voor seizoensinvloeden gecorrigeerde uitkomst over het tweede kwartaal. Dit komt niet alleen door de uitbetaalde vakantietoeslag, maar ook doordat er in het tweede en derde kwartaal meer banen zijn dan gemiddeld.

2.7.1 Loon per kwartaal
JaarKwartaalLonen (mld euro)Lonen, seizoengecorrigeerd (mld euro)
'951e kwartaal31,933,8
'952e kwartaal39,434,6
'953e kwartaal32,835,1
'954e kwartaal35,135,7
'961e kwartaal33,335,3
'962e kwartaal40,935,9
'963e kwartaal34,036,4
'964e kwartaal36,237,0
'971e kwartaal35,637,6
'972e kwartaal43,538,1
'973e kwartaal36,138,7
'974e kwartaal38,639,5
'981e kwartaal36,238,1
'982e kwartaal43,938,5
'983e kwartaal36,439,2
'984e kwartaal38,839,8
'991e kwartaal38,940,7
'992e kwartaal47,441,5
'993e kwartaal39,042,1
'994e kwartaal41,742,9
'001e kwartaal42,144,0
'002e kwartaal50,944,5
'003e kwartaal41,845,0
'004e kwartaal44,345,6
'011e kwartaal45,047,1
'012e kwartaal54,547,6
'013e kwartaal45,048,5
'014e kwartaal47,348,6
'021e kwartaal46,949,3
'022e kwartaal56,849,5
'023e kwartaal46,350,0
'024e kwartaal49,350,4
'031e kwartaal47,750,4
'032e kwartaal58,550,8
'033e kwartaal47,050,9
'034e kwartaal50,351,3
'041e kwartaal48,151,1
'042e kwartaal59,451,3
'043e kwartaal47,251,4
'044e kwartaal50,851,6
'051e kwartaal48,651,7
'052e kwartaal60,652,3
'053e kwartaal48,352,8
'054e kwartaal52,052,7
'061e kwartaal50,153,4
'062e kwartaal63,254,5
'063e kwartaal50,255,1
'064e kwartaal55,656,0
'071e kwartaal53,256,7
'072e kwartaal66,457,4
'073e kwartaal53,158,4
'074e kwartaal59,759,8
'081e kwartaal56,460,2
'082e kwartaal70,060,6
'083e kwartaal55,461,0
'084e kwartaal61,561,3
'091e kwartaal57,661,6
'092e kwartaal71,462,0
'093e kwartaal55,761,4
'094e kwartaal61,961,3
'101e kwartaal56,961,0
'102e kwartaal70,861,6
'103e kwartaal56,262,1
'104e kwartaal63,662,7
'111e kwartaal58,462,7
'112e kwartaal72,363,0
'113e kwartaal57,463,3
'114e kwartaal64,863,7
'121e kwartaal59,063,4
'122e kwartaal72,763,5
'123e kwartaal57,863,7
'124e kwartaal64,963,6
'131e kwartaal59,363,8
'132e kwartaal72,863,7
'133e kwartaal57,863,6
'134e kwartaal65,464,0
'141e kwartaal59,063,4
'142e kwartaal72,363,5
'143e kwartaal58,063,8
'144e kwartaal65,764,3
'151e kwartaal60,264,7
'152e kwartaal73,965,0
'153e kwartaal59,565,4
'154e kwartaal67,065,7
'161e kwartaal61,966,5
'162e kwartaal76,167,0
'163e kwartaal61,767,6
'164e kwartaal69,267,8
'171e kwartaal63,968,4
'172e kwartaal78,669,3
'173e kwartaal63,969,9
'174e kwartaal72,270,7
'181e kwartaal66,571,2
'182e kwartaal81,572,1
'183e kwartaal67,173,3
'184e kwartaal75,574,0
'191e kwartaal70,375,2
'192e kwartaal85,475,6
'193e kwartaal70,076,5
'194e kwartaal79,077,4
'201e kwartaal73,378,3
'202e kwartaal86,576,6

Bron: Arbeidsrekeningen.